1836
Blz. 1
In het genot van zegen en voorspoed, gezondheid en welvaren snelde het voorgaande jaar in zorgeloosheid voor mij en de mijnen spoedig voort, tot aan de beide laatste maanden, toen onze harten verscheurd wierden, door het overlijden van een zuigeling van mijne dogter in de buren; maar in de laatste maand wierd deze wond nog veel dieper geslagen, door het overlijden van mijne outste dogter op Hallumer mieden, de huisvrouw van Hette Pieters Hettema, aan zoo iets hadden wij nimmer gedagt? waardoor dat jaar voor mij en de mijnen treurig eindigde!!! en een gevoel van smart, nalaat, dat wel door den tijd geleenigd, maar nimmer vergeten zal worden!
Wij vangen dit jaar weder aan: wat ons daar in ontmoeten zal, is ons even onbekend als de gebeurtenissen bij den aanvang der voorgaande jaren, of ik, of de mijnen en wijdere betrekkingen, zegen en voorspoed, gezondheid en welvaren in den loop daarvan zullen ontmoeten of onspoeden, ziekten, rampen en ongemakken of de dood ook iemand der onzen of meer, de familie in diepe treurigheid zal dompelen, moet de tijd leeren. Bij het aandenken van het voorgaande blijft ons over: om sterven te leeren eer wij sterven.
Blz. 2
Overigens hebben wij grote redenen van dankzeggingen over het genot der weldaden ons in den loop van het voorgaande jaar zoo onverdiend toegedeeld!
Wij wenschen en bidden dan: dat de Heere gedurende dit jaar ons van rampen en ellenden ziekten en ongemakken ja van den dood mag verschoonen; maar dat Zijne Hand in den loop daarvan ons ten goede zij, zegen, welvaren en gezondheid doe genieten, maar vooral: dat wij in Ootmoed en eerbied, met een vernieuwd hart en volkomen gemoed in alle afhanglijkheid voor zijn aangezigt mogen wandelen, alle de wijdere dagen onzes levens!
De toestand van de kerk, heeft een geheel ander aanzien dan bij den aanvang van het voorgaande jaar, en voorspellen groote gebeurtenissen. Wij wenschen: dat Christus de Koning van zijne Kerk, alle de ondernemingen en de bemoeijingen van de Regering daarmede, zoo het schijnt ter verdrukking zoo moge bestieren dat zijne ware Kerk op aarde meer zigtbaar worde en er velen toegedaan wierden tot de Gemeente die zal zalig worden.
Dat onzen geliefden Koning in zijne regering zoo voorspoedig moge, dat land en Kerk onder zijn wijs bestuur mogen bloeijen, en wij daardoor een gerust en stil leven mogen leiden.
Blz. 3
Den 1 Januarij, vorst en aangenaam weder, even als der vorige jaren wierden wij bij het inkomen in de buren van de kinderen met nieuwjaarwenschen opgehouden, dog niet zoo erg als in voorgaande jaren; de reden daarvan weet ik niet, mogelijk dat de ouders de kinderen daarvan meer te rug hadden gehouden.
Na de godsdienstoefening begaven wij kerkvoogden ons in de herberg, om de briefjes te openen welke ingekomen waren tot de besteding bij de minstaanneminge van het digten met een beschuttinge van de kosterij in de kerk tevens met een glasraam voorzien, waarvan Bienze Vogel bleek de laagste schrijver te zijn, waarna een pijp bij mijn zoon rookte en koffij dronk.
De Diakonij rekening ‘s nademiddags gedaan zullende worden, had ik geen voornemen die bij te woonen, maar in plaats mijner kinderen uit de buren, bij ons te verzoeken benevens Zije Wijngaarden en vrouw, welke des avonds bij lichte maan bij ons kwamen op schaatsen tot onze grote verwondering.
Na aangenaam den avond uit bij elkanderen geweest te zijn, vertrokken mijne kinderen te voet, dog Zije en zijn vrouw op schaatszen.
Blz. 4
Den 10 Januarij, heden alleronstuimigst, dog sedert de vorige vorst, waardoor het ijs een tamelijke sterkte bekwam, hoewel de trekschepen op marktdag den 7 nog voeren, maar sedert begon men het ijs overal te gebruiken, hoewel de Sneeker vaart maar vooral de Harlinger niet zoo sterk waren als de wateren in Oostergoo, omdat men wegens het lage water, zoo als gerugte zegt, zeewater heeft laten invloeijen, ter bevordering van de scheepvaart.
Het plantsoen aan de straatweg heeft een spoedigen voortgang genomen, volgens advertentie in de couranten zullen de Els en Willigen langs de gehele weg bij percheelen worden verkogt, om te worden gekapt, men heeft er een hoogen Nummer op, maar mogelijk zal dit niet in de hand vallen, zoo wierd onder anderen de opbreng daarvan, van de Schrans tot Goutum op vierhonderd gulden geschat.
Als de opbreng ter onzer kennis komt, zullen wij misschien daarop te rugge gekomen.
De straatweg zal dezer wijs, een voordeelig produkt voor de Provincie worden, zoo vroeg ik onlangs aan de Agent der Domeinen in wiens gezelschap ik mij bevond: of de straatweg zich uit de opkomsten der tollen zich konde onderhouden? en hij zeide mij: veel meer dan tot onderhoud benoodigd ware, maar daar te boven veel bijdroeg tot aflossing der schulden, bij de bestrating wegens de kosten, daarop gelegd en dezer wijs, de jaarlijksche renten niet alleen op tijd betaald, maar de schulden verminderden.
Blz. 5
Den 11 Januarij zeer onstuimig, de winter gaat zoo spoedig als hij opvolgende tot ten minsten viermalen gekomen is en weder verdweenen, nimmer heugt het mij: dat wij zulk een afwisselende zoo kort op elkander volgende winter gehad hebben – Het zal thans rede in de vijfde week zijn dat de meeste landschepen liggen en evenwel kan men zeggen, geen ijs van belang gehad te hebben; want t’elkens zoo dra het ijs eenigzins bruikbaar wordt, begint het weder te dooijen; dan men heeft geen reden tot nog toe over een strenge winter te klagen, schoon men bij vorst wel eens een zeer kouden dag hadde.
Ons weidekoe, welke wij op stal gezet hadden is voor een paar dagen geslacht en goed uitgevallen met vet en smeer; wij hebben ons dus weder van versch en vet vleesch voorzien, na alvoorens de bulle welke wij onlangs in den herfst geslacht genoegzaam geconsumeert te hebben.
Wegens het overlijden van mijne dogter op Hallumer, was de tauxatie op heden en morgen bepaald ik hadde het voornemen met Zije derwaarts te
Blz. 6
reizen, dog alleen maar tot gezelschap van Zije, mij bij zoodanig misweer, deze reis hoewel ik er zeer tegen opzag mede zullende doen; maar tot mijne blijdschap kwam Zije heden morgen te paard, en verschoonde mij van de reis met hem te doen, omdat hij te paard spoediger de reis konde volbrengen dan te voet; hetgeen allermoeijelijkst zoude zijn – Misschien dat ik morgen derwaarts reize met de Notarissen Albarda en Kutsch benevens mijn zoon, en hoop dat de schepen als dan zullen varen.
Den 16 Jan. sedert de vorige dooi weder, dog hedennacht sneeuw, en het ziet er thans weder uit om te winteren.
Bevorens den 12 reisde ik naar de stad, maar de schepen voeren niet, het was toen eenigzins vorst en tamelijk te gaan, ik hadde de schaatsen bij mij ging te voet de trekweg, met voornemen om naar Hallumer mieden te reizen, ik was even buiten de stad, toen mijn zoon en zwager benevens de benevens de klerk van Albarda mij te voet van agteren inhaalden, en verstond dat de Heeren Notarissen met een overdekten wagen op reis getrokken waren, men was gelijktijdig uit de stad vertrokken, en kwamen gelijktijdig op Hallumer mieden, zij met den wagen en wij te voet. – De tauxateurs hadden des vorigen daags rede aangevangen met tauxeeren
Blz. 7
en voeren thans ijvrig daar mede voort, zoo dat zij aanmerkelijk daarmede gevorderd worden en de Notarissen dadelijk in staat gesteld waren om hunne bezigheden aan te vangen, onafgebroken wierden de werkzaamheden gedurende den dag tot laat in den avond voorgezet, tot dat ongeveer 10 uur de acte van inventarisatie gesloten en geteekend wierd; de Heeren vertrokken ongeveer 11 uur te voet met de lantaarn naar Hallum, alwaar het rijtuig hen wachte; wij bleven ‘s nachts bij mijn zwager, van Wijngaarden vertrok ‘s morgens tijdig te paard, mijn zoon en zwager te voet; ik bleef nog eenigen tijd en vertrok naar Wanswerd om mijne zuster te bezoeken en ongeveer 12 uur bij mijn broeder op de streek met voornemen om in het schip te gaan, dewijl de trekweg wegens de dooi bijkans te voet onreisbaar was; maar het schip voer niet, de Ee was over en over met ijs bedekt, en zoo sterk, dat men zonder schroom daarover konde gaan; ik nam toen het voornemens om ‘s nachts daar te blijven. Ongeveer een kwartier uurs bij mijn broeder geweest te zijn, zag men de Dokkumer schippers komen doorbreken met drie paarden, wij dagten dat dit zeer traag voortgang zoude nemen, maar in het voorbijvaren ging het spoediger dan men verwachte, het schip lag aan, en vernamen dat zij met een half uur
Blz. 8
weder zouden vertrekken, ik vroeg toestemming om mede te reizen, men verleende de verlangde toestemming, men zette mij op het spoedigste eenig verkwikking voor, en dit genoten hebbende, nam van mijn broeder zijne vrouw en kinderen afscheid en voorzagen mij van een koperen stoof in het schip, omdat de reis misschien lang zoude de duuren; een uur braken wij van de wal voorwaarts, onder het ontzettend geraas even als het donderde, en na met 3 sterke paarden met meer en minderen tegenstand, door te breken tevens van een zeer sterke treklijne aangeslagen en doorgetrokken, kwamen wij zonder ongemak of op onthoud geleden te hebben om 3 uur te Leeuwarden, en dus na een paar uur was de reis tot onze grote verwondering volbragt. De Dokkumers dragen altoos de roem als het mogelijk is van te konnen doorbreken, daar de Leeuwarder schippers zich het meest daarvan onthouden, misschien dat minder belang hen te rug houden om schip en paarden te wagen.
Tot verwondering van de mijnen kwam ik ‘s nademiddags groot 4 uur te huis; want mijn zoon en zwager na een allermoeijelijkste reis en zeer afgemat, hadden mijn vrouw zoo even berigt: dat ik waarschijnlijk niet te huis kwam omdat het bijkans niet te reizen ware en de schepen niet voeren; althans toen zij reisden.
Blz. 9
Den 21 Januarij, sedert de vorige dooi weder dog afwisselde eenig nachtvorst, thans zuidenwind met vorst.
De Diakonij was ruim 80 Gulden over 1835 tekort, men heeft ten gevolge daarvan eene collecte bij de huizen gedaan, waarmede de diakens Tijmen Jelgersma en Aize Renema zijn belast geweest welke mij zeiden; dat het deficit daardoor wel gedekt zoude worden, althans zoo het hen voorkwam bij het collecteren.
Ons Domeni Harders veroorzaakt door het overdreven voorstaan der gezangen opvolgende veel bewegingen in de Gemeente.
Den 25 Jan. het weder is opvolgende afwisselende bevorens den 23 was het gedurende den dag en een gedeelte van den nacht een zeer harden wind. Thans is het zeer gunstig weder, heldere lucht, evenwel toen ik heden morgen naar de stad ging, ontstond er in het noordwesten een betrokken lucht, verzeld van wind en regen, het had een aanzien even als of het zeer onstuimig zoude worden, maar zoodra de bui overgedreven was, klaarde de lucht en het is het aangenaamste weder, met een weinig nachtvorst verzeld.
De ruimte welke de stad door het afgraven van het Bolwerk bekomt is zeer uitgestrekt.
Wij zeiden bevorens dat de geruchte melde om de gehele gragt langs het gehele Ruiterskwartier tot aan het Schavenek te vullen, maar dit schijnt thans
Blz. 10
het oogmerk dier Regering niet te zijn; want alleen dempt men de gragt langs de koemarkt. En hierdoor bekomt men eene ruimte tot het aanleggen van een nieuwe koemarkt, welke in alles aan het oogmerk zal voldoen.
Den 28 Januarij. Sedert de vorige goed weder, echter tusschen beiden mist.
Bevorens den 26 waren mijne kinderen uit de buren, benevens Zije en vrouw, hier gedurende den dag tot laat in den avond.
De afgescheidene houden in alle oorden van dit gewest, opvolgende godsdienstige vergaderingen, het getal van 20 bij de wet bepaald, somtijds verre te boven gaande, waardoor in sommige plaatsen, door de tegenstanders het gemeen opgeruid, ongeregeldheden bedreven worden; zoo hadde het gemeen onder anderen verleden zondag over een week, te Sneek de afgescheidenen na het eindigen van hunne vergadering, met steenen de stad uitgedreven, waarvoor de Regering dier stad verleden zondag hadde gezorgd, door de dienaars der politie en de afgescheidene, na het uitgaan van hunne godsdienstoefening veilig de stad uitgeleid; en hoewel het gemeen allerlei vloeken en bedreigingen deedde, durfde echter niemand, iets tegen deze menschen ondernemen, uit vrees voor de politie. Verleden maandag zijn er ook te Hallum bij zoodanige gelegenheid, ongeregeldheden gepleegd maar omdat de bijzonderheden ons niet regt bekend
Blz. 11
zijn, zullen wij misschien hierna, dit breedvoerig vermelden.
Heden morgen ben ik aan het Kantoor geweest om de rijksbelastingen te ontvangen; de verponding is in de vorige maand aangezuiverd geworden, maar de jaarlijksche personele belasting, eindigd eerst den laatsten April.
Den 30 Jan. hedennacht en afwisselende den dag veel sneeuw, het weerglas staat op storm, de lucht stond heden morgen ontzettend toen ik naar Wirdum ging om de belasting van deze maand te ontvangen, bij het ontstaan van vreeslijke luchten, hoorde ik eenmaal een donderslag, ook zeide men aan het Kantoor dat het in den vroegen morgen ook gedonderd hadde evenwel een groot uur aan het Kantoor geweest te zijn klaarde de lucht en het wierd doodstil, evenwel ‘s avonds op de terugreis betrok de lucht en het sneeuwde eerst met kleine daarna met groote vlokken geweldig; omdat het dooiweder is, is het op het open veld zeer waterig, schoon het aardrijk geheel met sneeuw overdekt.
Na den afloop van het Kantoor, hebben wij Kerkvoogden het snoeisel van de boomen onder kerke behoor bij boelgoed verkogt, waarvan de opbreng juist de onkosten konden hoeden, het kappen en snoeijen uitgezonderd.
Blz. 12
Den 2 Februarij, de onstuimigheid van sneeuw regen en wind is sedert de vorige van geen gevolg geweest het is thans goed weder; maar het is zeer morsig te reizen, wegens het dooijen van de sneeuw, ik ondervond dit heden morgen naar Wirdum alwaar ik met mijne mede Kerkvoogden in de kerk eenige bepalingen moesten maken, omtrent het digten en sluiten van kostorie, waartoe onlangs de besteding was. Sedert jaren was daarvan al gesproken, omdat dit een ruim en ledig vak in de Kerk ware, en waaruit veel togt met een noordenwind ontstond.
Bevorens waren wij, maar omdat mijne vrouw in dit jaargetijde niet kan reizen, in plaats van haar een mijner dogters, op zondag den laatsten der voorgaande maand, bij mijne dogter en zwager in de buren verzogt te thee drinken, benevens mijn zoon en zijne vrouw, en Zije en zijne vrouw, alwaar wij gedurende den avond laat aangenaam bij elkanderen geweest, den avondgodsdienst tusschen beiden bijwoonende, om 11 uur kwamen mijne dogter Akke en ik bij schoon ligte maan te huis, het was gedurende dien dag en avondstond harden wind regen en sneeuw, dog toen wij ‘s avonds reisden, schoon weder en heldere lucht; maar zoo ontzettend nat te gaan, als het gedurende dezen winter nog niet geweest is, het weerglas stond toen op storm, thans een weinigje hooger. Ik kan mij zulk onvast en afwisselende weder, nimmer herinneren.
Blz. 13
Den 6 Februarij, sedert de vorige, onstuimig koud weder, evenwel droog.
Mijn zwager van Hallumer mieden, moet aanstaande woensdag, voor de Regtbank, omdat er onlangs aan zijn huis, door de afgescheidene predikant van Drogeham voor een talrijke vergadering een predikatie gedaan is, welke predikant opvolgende zich in alle oorden van Vriesland daarmede belast, vooral in de afgescheidene gemeenten.
De Regering te Sneek waakt bestendig dat er geen onlusten van het gemeen gepleegd worden, bij het houden der godsdienstige vergaderingen van de afgescheidene, daar in tegendeel te Hallum bij zoodanige gelegenheden, de grootste baldadigheden van het gemeen gepleegd worden. Marrum, Ferwerd, Blija en de overige plaatsen in Friesland is het tot hiertoe nog altoos rustig.
Heden morgen was ik om noodige boodschap naar de stad. Zij waren nog ijvrig bezig, om de platte grond van het afgegraven Bolwerk bij de Wirdumer poort effen en geregeld te maken, vooral de harddraversbaan, van het zaailand tot aan de voormalige poort, regt uit in te rigten; overigens was het plantsoen, dat men daar ter plaatsen voornam te planten afgebakend, alles verkrijgt daar een zeer grootsch aanleg.
Mijn zoon en zwager uit de buren reizen naar Achlum, om de domeni hun broeder te bezoeken.
Blz. 14
Den 9 Febr. sedert de vorige goed weder behalven heden nacht onstuimig en harden wind.
Ik hadde heden morgen voorgenomen naar het gebuurte te reizen, om te vernemen of mijn zoon en zwager een goeden reis naar en van Achlum gehad hebben; want zij zouden gister weder te huis komen maar het is mij te onstuimig, en daarom laat ik mijn knegt gaan met een briefje ten einde mij te berigten hoe Domeni, zijn vrouw en kindertjes varen.
Sedert een paar jaren is mijn gezigt flaauwer geworden, het welk sedert korten tijd zooveel toegenomen is, dat ik naauwelijks in staat ben met mijne beste brillen te lezen of te schrijven; ik heb daarom den Heer van Dam voornaam Chirurgijn te Leeuwarden hierover geraadpleegd, en deze berigte mij, dat het niet zoo zeer een gevolg ware van het toenemen der jaren, zoo als ik vermoedde, maar katrakt, en ten gevolge daarvan heeft hij mij medicijnen toegediend om te gebruiken, en dan aanstaanden vrijdag weder te berigten.
Ik ben hierover aangedaan; want mijne geliefkoosde bezigheden zijn lezen en schrijven, onverhoopt daartoe niet meer in staat zijnde, weet ik niet hoe het gaan zal. Eerlang zal mijne verantwoording doen over mijne Kerke Administratie, en waarvan ik jaarlijks gewoon ben de Rekening zelf te stellen, dog het geeft mij thans moeite het cijffer te kennen.
Blz. 15
Den 13 Febr. gister tot laat in den nacht en eergister hevige storm en orkanen, waardoor misschien wel vele ongelukken zullen gebeurd zijn vooral op zee; zoo vertelde men gister marktdag dat de Harlinger veerman te Makkum op strand geraakt was met 60 passagiers, dog welke gered waren; wijders vreesde men zeer voor schade van vette koeijen, omdat er in den verleden week verscheidene ladingen gescheept waren, dog als ze op zee waren konde men niet zeggen, dog men vreesde en dan waren zij verloren.
Heden is het zeer bedaard met vorst en N.W. gelukkig misschien voor de zeedijken dat hetgeen nieuwe of volle maan geweest is tijdens de langdurige harden wind en storm zijnde de wind gedurende westnoordwest.
Eergister was ik benevens Zije en vrouw en mijne dogter en zwager gedurende den dag bij mijne zoon en vrouw in de buren bij elkanderen met veel genoegen. Onze gesprekken waren meest over den godsdienst de afscheiding en ver uitziende tijden, de groote vijandschap bij het algemeen tegen de afgescheidene, welkers woede kragtig te Sneek door de Politie in toom wordt gehouden, maar elders en vooral te Hallum, in alerleije baldadigheden den ruimen teugel viert, door bekooping zegt men van kwaadaardige rijkelingen.
Blz. 16
Mijn zwager te Hallum de predikant van Velzen en anderen stonden op bepaalden tijd voor de Regtbank alwaar de van Velzen eenigen tijd met alle vrijmoedigheid en mijn zwager met korte dog doelmatige woorden zich over het Godsregt verdedigden; en uit dien hoofd zich onschuldig kenden, de getuigen gehoord heeft de Regtbank het vonnis tot aanstaande woensdag gesteld uit te spreeken. – Men zegt dat de President van Viersen en opvolgende den Heer Tromp voor het presideren dezer teregtzittingen aangaande voornoemde regtsplegingen hebben bedankt. Heden moeten er weder anderen uit de wouden om den godsdienst te regt staan.
Het een en ander hield onze gesprekken tot laat in den avond levendig, het weder toen eenigzins gunsterger vertrokken Zije en vrouw, dog omdat het duister maan was, bleef ik ‘s nachts bij mijn zoon en vrouw in de buren, en ging ‘s morgens al weder bij zeer harden wind of storm naar huis en van daar naar de stad.
Gister tusschen 1 en 2 uur, zaten wij in ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden een pijp rooken, zoo als ik gemeenlijk met mijne bekenden op marktdagen doen, toen en verbazende bui van sneeuw ontstond, onverwacht een sterke bliksem de aanwezigen verschrikte verzeld van donder. Men zag en hoorde dit maar eenmaal.
Blz. 17
Den 16 Febr. sedert de vorige fraai weder. Mijn zoon de Domeni van Achlum, kwam hier zondagavond, hij hadde te Dronrijp gepredikt. ‘s Anderen morgens reisden wij tezamen met mijn zoon en zwager uit de buren naar Leeuwarden, alwaar Hette onzen zwager van Hallumermieden ook bij ons kwam, ten einde een comparitie met de Heeren Kutsch en Alberda over den boedel bij te woonen; ‘s nademiddags aten zij hier, en gingen ‘s avonds Hette en Domeni ook met elkander naar het gebuurte, alwaar ik met hen heden morgen een kop koffij dronk, vanavond verwachten wij hen hier.
Ten gevolge van het voormelde onweder, zou de kerk en tooren volgens geruchte te Arum afgebrand zijn en ook in de tooren van Tzum ingeslagen zijn. De waarheid hiervan heeft Domeni bevestigd hij was zelf bij den brand tegenwoordig geweest aanstonds hadde men niet ontdekt, dat de bliksem in den tooren brand hadde veroorzaakt, maar eerst om 5 uur, van boven af, een spits 150 voeten hoog, redding was onmogelijk bij gebrek van een Brandspuit en van wegen den harden, wind vlogen de brandende brokken over de kerk, pastori en gebuurte de wind was N.West; men
Blz. 18
poogde de kerkpastorij en huizen voor brand te behoeden; maar op de kerk begon het van tijd gevaarlijker te worden, door het afstorten van brandend hout van den tooren, totdat eindelijk de spits verteerd en hout en balken van den binnensten inhoud des toorens, ook het houtwerk van de kerk ontstak om 10 uur ‘s avonds in brand vloog eerst de zuid daarna de noordzijde van het dak daarna instorte en een ijzingwekkende brand in het binnenste der kerk ontstak en geheel uitbrande, waarvan het muurwerk is staande gebleven, de zware klokken waarvan de een ten deele en de andere geheel, zijn gesmolten. De orgelpijpen, stoelen en tilbare banken enz. heeft men buitengebragt, ook is de pastorij behouden gebleven, na alvorens al het huisraad van Dos Dijkstra predikant te Arum, hetwelk kostbaar en menigvuldig was, in schepen en elders gebragt te hebben, alsmede zijn de huizen en dus het gehele dorp Arum voor verdere brand bewaard, zoo dat alleen de kerk en tooren uitgebrand en in asch zijn gelegd. Nimmer hadde Domeni zulk een verschrikkelijken brand bijgewoond, een paar menschen waren gekwetst geworden. Voor 10.000 Gld. was de kerk enz. verassurandeerd.
De tooren te Tzum hadde men gebluscht ook te Groningen zoude de bliksem ingeslagen zijn geweest in een der toorens; van het stranden van de veerman, waarvan wij onlangs melden, heeft zich niet bevestigd, alleen is een schip voor de haven van Harlingen vergaan; hier is geen schade, alleen te Friens is een dak afgeslagen.
Blz. 19
Den 18 Febr. Gister zeer onstuimig, heden N.W. en koud verzeld van vorst, ook is er sneeuw gevallen het ziet er tegenwoordig zeer winterig uit.
Domeni is gister morgen half 8 uur vertrokken om in het 9 uur schip van Leeuwarden naar Franeker en van daar te voet naar Achlum te reizen, wat reis hij gehad heeft weeten wij niet; maar sedert 12 tot 3 uur was het tusschen de buijen goed te reizen.
Onze dogter Akke is omdat het toen reisbaar ware tusschen 1 en 2 uur van hier naar Leeuwarden gegaan om met het Hallumer schip naar Hettes eenige dagen uit van huis te gaan.
Thans is het onreisbaar en daarom hebben Domeni en Zij het gister nog goed getroffen.
Den 20 Febr. schoon weder met vorst. Nadere berigten in de courant van het onweder onlangs gemeld, worden niet alleen bevestigd maar de menigte van gebouwen Molens enz. niet alleen hier maar in alle provincien door den harden wind of den bliksem aangetast zijn ontzettend. Met moeite is men de brand in de tooren van Tzum de St. Martens tooren te Groningen meester geworden, te Arnhem is de bliksem in den tooren ingeslagen, maar geen brand veroorzaakt, maar in dien omstrek de tooren te … [Niet ingevuld] ingeslagen en in assche gelegd te Hijlaard is de bliksem in een boere huizinge
Blz. 20
ingeslagen, door het buithuis langs een stijl en boven bij het uilenbord weder uitgegaan, een koe naast de stijl scheen verstikt dog kwam weder bij zonder wijdere schade van aanzien aangebragt te hebben, de menigte gebouwen en molens in Groningerland welke de daken afgerukt en omvergerukt zijn worden ieder in het bijzonder gemeld. Het is te denken dat er behalven die, ook een menigte anderen zijn over geheel ons vaderland, van kerkentoorens huizen en gebouwen, welke door den bliksem of harden wind getroffen zijn, waarvan geen melding gemaakt wordt.
Dezen dag van den 12 Febr. zegge den 12 Febr. zal als een gedenkwaardigen dag in de jaarboeken van ons vaderland, wegens de rampen in onheilen door wind en onweders veroorzaakt, vermeld worden.
Wij konnen echter niet zeggen, dat ons weder en wind toen zoo bedenkelijk voorgekomen is, dat wij voor de gevolgen bevreesd waren. Wij zagen wel opvolgende zware luchten opvolgende verzeld van sneeuw en hagel onder het geloei van een harden wind elkanderen afwisselen; maar onzer herinnering heeft het veel harder gewaaid en zwarer buijen elkanderen opvolgende, opgemerkt dog het schijnt dat de lucht buitengewoon electries geweest is, waaruit die onheilen ontstonden.
Blz. 21
Den 22 Februarij zuidenwind nachtvorst, evenwel was het gister dooiweer, zoo dat het thans naar geen winter gelijkt.
Gister zijn hier een menigte scheepsvolk doorgepasseerd alle zeevarende lieden op wagens en te voeten, meest Groningerlanders, hunne schepen lagen te Amsterdam, waar naar hunne bestemming was, maar omdat de zee op de Lemmer vol ijs ware, moesten zij te Grouw blijven, en gingen van daar thans over Leeuwarden naar Harlingen, van waar zij naar Amsterdam voornamen te reizen. Ik kwam 9 uur ‘s avonds van Wirdum en kwam aldus op de straatweg toevallig in het gezelschap dezer lieden welke op mijne vraag, wat voor lieden zij waren? mij het voorgemelde berigten, ik was te kort bij hen om meer bijzonderheden te vernemen.
Het verwonderde mij intusschen, dat het ijs de scheepvaart op de Lemmer belemmerde, daar het zoo weinig gevroren hadde, zooveel niet, dat de jongens er gebruik van konden maken.
Mijne dogter uit de buren, gaat heden met haar kleine jonge naar Achlum uit van huis, haar plan was in het 9 uur schip, Pieter haar man zoude ze naar de stad geleiden.
Tot hier toe worden de ongeregeldheden te Sneek door de politie strikt voorgekomen, de afgescheidenen, welke daar en in den omtrek een groot getal uitmaken, houden in de stad in twee huizen zondags drie maal godsdienstoefeningen, onder bestuur in godsdienstige redevoeringen van Borneman en Andriesen, burger menschen.
Blz. 22
Den 1 maart sedert de vorige goed en kwaad weer elkanderen afwisselende, het weerglas stond gedurende bijkans op storm, zoo was het Zaturdag den 27 bevoorens zeer onstuimig, den 28 en vooral gister den 29 was het zeer schoon. Ik was deze laatst dagen het Kantoor om de verponding en wijdere Rijks lasten te ontvangen; de verponding is in deze gemeente over 1836 hooger in de kohieren ter somma van 500 Gld. dan over 1835.
Er zijn wel jaren geweest, dat wij in maart of april de kohieren eerst ontvingen, maar thans zijn dezelve ons en het begin van Februarij ter invordering toegezonden; wij ontvingen dus voor twee maanden verponding, waarvan mijn zoon heden verantwoording doet.
Ongeveer (op het oog n.l.) marcheeren hier 200 soldaten door met slaande trom; hunne bestemming konnen wij wel gissen maar niet met zekerheid melden, in den verleden week, heeft men de afgescheidene met inkwartiering bedreigd indien zij de oefeningen boven de 20 personen niet nalieten. Alle teregtstellingen en de boeten, hebben deze godsdienstvrienden van hunne onderlinge bijeenkomsten tot hier toe niet te rug gehouden. De bedreigde inkwartiering ten uitvoer te leggen zoude zeer geweldig zijn, zoo als men te Ulrum in de voorgaande jaren gedaan heeft. Te Sneek en
Blz. 23
in derzelver omtrek, zijn een menigte afgescheidenen en vermeerderen dagelijks. Alhier is maar een boerenknecht, welke zich aan de afscheidenen aangesloten heeft, dezelfde welke ons Domeni voor eenige weeken wilde dwingen openbaar in de kerk, om niet uit te gaan bij het zingen der gezangen tot groote ergernis der gemeente. Er zijn hier verscheidene die de afges…dene [Hier zijn enige letters weggevallen, mogelijk doordat Hellema steeds minder goed ziet] toegedaan zijn, maar zich nog niet hebben afgescheiden.
De afgevaardigden Domeni van Velzen en een ouderling Pieter Sijmens van der Woude van Wanswerd uit Friesland gaan heden naar Amsterdam, om morgen den 2 maart, de algemeene vergadering der afgevaardigden uit alle de Provincien aldaar bij te woonen, en alzoo een algemeen Synode der afgescheidene te houden, ten einde de belangen van de afgescheidene kerk, daar te stellen en den Koning voor te dragen.
Den 2 maart, gisteravond en hedennacht buitengewoon harden wind verzeld van regen, thans buijig en koud.
De Heer Middagten heeft mij opvolgende laten verzoeken, om op een agtermiddag bij hem door te brengen, van jaar tot jaar bleef dit uitgesteld, schoon de afstand van hier tot zijn welg. geen half uur bedraagd, thans heb ik voorgenomen indien het weder zulks toelaat heden agtermiddag hem te bezoeken wijl hij mij door zijn timmerman heeft laten weeten
Blz. 24
dat hij de gehele week tehuis was, om mij te ontvangen, en daar ik mij heden onbelet bevind zal ik bij welzijn agtermiddag aan het verzoek voldoen.
Daar de bevolking opvolgende toeneemt en daardoor het getal der kinderen grooter wordt heeft men begrepen dat het noodig ware onzen onderwijzer een ondermeester toe te voegen, en is daartoe verkozen een jongeling van den 3 rang, een zoon van wijl. Postumus in leven onderwijzer der jeugd te Warga, op een traktament van 150 Gulden. Dog in de jaren der loting tot de militie vallende is thans aangelot, en zonder vermogen zijnde zal zijn dienst hier van korten duur zijn, nadien hij voor den maand mei als soldaat zal moeten optreden.
De boter is thans 5 a 36 Gulden, die boeren welke vele melkekoeijen hebben of opvolgende krijgen, en wekelijks een fandel boter ter markt brengen, hebben thans een goed gemaak.
De boeren veranderen in de wijze van melken zij leggen er zich op toe, om zooveel mogelijk vroeg melkekoeijen te hebben, omdat de boter winters veel duurder is dan des zomers.
Gedurende dit jaar is er veel meer boter over het algemeen gemaakt, als in vorige jaren, een ieder is van een overvloedig beslag voorzien door den overvloed van gewonnen hooi.
Blz. 25
Den 5 maart, heden alleronstuimigst, regen en wind, sedert de vorige afwisselende.
Wij melden pag. 21 dat mijne dogter naar Achlum reisde, na aldaar een week vertroeft te hebben, is zij den 29 te rug gekomen, met Domeni zijne vrouw, om de familie te bezoeken, welke tezamen van hier naar het gebuurte gingen, den 3 maart kwam zij hier, om een nacht te blijven, en is gister naar de stad vertrokken, om aldaar een nacht bij haar broeder te blijven en heden naar Achlum te reizen.
Men zeide gister in de stad: dat er heden een officier met 30 soldaten naar Sneek zouden trekken om de godsdienstoefeningen der afgescheidenen te weeren.
De maatregelen door de regering dezer wijs ten uitvoer te leggen, om den voortgang der afscheiding te beletten, dunkt ons zeer geweldig te zijn, en zal waarschijnlijk de opgewektheid tot onderlinge godsdienstoefeningen meer bevorderen dan verflaauwen, dog wij herinneren ons dat wij over gene godsdienstige gevoelen schrijven; maar alleen een eenvoudig kronijk.
De soldaten waarvan wij pag. 22 melden, welke hier doortrokken, zijn op Braband bestemd, te marcheerden tot het veld bataillon.
Agtermiddag hadden wij een comparitie te Wirdum in de herberg bepaald, ten einde de noodige reparatien aan de Kerk op te nemen; maar als het zoo onstuimig blijft, zal ik van deze comparitie wel moeten afzien, wordende mijne medekerkvoogden teleurgesteld, indien ik niet tegenwoordig ben.
Blz. 26
Den 9 maart, heden morgen zeer onstuimig, thans nademiddag, droog met zonneschijn, gedurende deze maand, tot heden, is en bijkans geen dag zonder regen gepasseerd.
Bevorens den 5 was het des nademiddags droog waardoor ik onze comparitie bijwoonde, en namen de noodige reparatie aan en in de Kerk op waarvan het voornaamste was het besteeden van twee nieuwe glasramen en lekkagie in de kerkegooten, het verwen van de nieuwe afschutting en het verwen van de zouder onder het orgel, het een en ander hield ons gedurende die bijeenkomst bezig.
Mijn zoon en zwager waren verleden zondag te Sneek en woonden de godsdienstoefening van de afgescheidene bij, ten huize van Borneman maar voorde eindelijke uitoefening daarvan kwam de Burgermeester, en beval uit naam van Z.M. de vergadering uiteen te gaan, in welke geval, voor de veiligheid der aanwezigen gezorgd ware, aan dit bescheiden bevel wierd beantwoord en de spreker na alvorens eene toespraak aan de burgermeester gedaan te hebben, ontbond de vergadering, waarna een ieder ging waar hij wilde; velen keerden te rug ten huize van den spreker: geheel door de gehele stad was rust en kalmte, een ieder der ingezetenen schenen met verwondering aangedaan te zijn over deze zoo gunstige afloop dier gebeurtenis. Niemand der 30 soldaten bij vriend en vijand ingekwartierd
Blz. 27
was in de wapens, de straten ledig, geen hond om zoo te zeggen verroerde zijne tong, en men scheen de afgescheidene eerder met achting dan met haat te beschouwen – En hetgeen verwonderlijk was, drie personen lieten zich in de tegenwoordigheid van den Burgermeester op de Rolle der afgescheidene inschrijven, zoo dat getal der leden dagelijks toeneemt en thans te Sneek en omtrek over de 300 bedraagd.
‘s Nademiddags wierd deze oefening zeer stichtelijk te Scharnegoutum ten huize van de smid, door wel 100 personen gehouden – De predikant hadde door een brief gezorgd, dat de Grietman hiervan kennis kreeg, althans er kwamen na den afloop der godsdienstoefening twee veldwachters, maar te laat; want de vergadering was gescheiden.
Pag. 23 melde ik, voornemens een bezoek bij den Heer Middachten te doen, hetwelk ik toen ook gedaan hebbe, gedurende den nademiddag tot ‘s avonds 9 uur heb ik bij zijn Hwgeb. doorgebragt, de Pastoor van Wijtgaard kwam ‘s avonds ook bij hem, wij spraken gedurende over onverschillige dingen, vooral over oudheden, familien oude betrekkingen, koopen en verkoopen van landerijen en plaatsen, over zijne reizen van hier tot Vollenhove en elders naar zijne landhoeven en van daar tot hier, over zijne aan te vaardene boerderij enz.; hij is een man van 82 jaren hij leest nog zonder bril en is vlug.
Blz. 28
Den 14 maart, sedert de vorige afwisselende regen en wind thans storm verzeld van sterke regen.
Gister zondag woonde ik twee maal de godsdienstoefening bij, ‘s avonds was het mij te laat.
Mijn kinderen in de buren, konnen zich niet meer met de gevestigde kerk vereenigen, en spreken steeds zich af te scheiden.
Mijn dogter en zwager uit de buren zijn naar Hallumer mieden, heden verwachten wij hen te rug; maar omdat het zoo onstuimig is, zal de reis hen wel bezwaarlijk zijn.
Ik heb de kerkerekening over 1835 in order gesteld en naar den onderwijzer gezonden, om die in het kerkeboek te boeken, om zoo dra hij hier mede klaar is de rekening volgens jaarlijks gebruik te doen, voor de kommissie speciaal bij het vaststellen der begrooting over 1836, benoemd.
Sedert mijne administratie der Kerkvoogdij heb ik het gebruik gehad, om de jaarlijksche Rekening in mijn kontra boek de rekening ingevolge mijne administratie, geheel uit te werken, om woordelijk in het kerkeboek overgeboekt te worden, zoo als ik thans weder gedaan hebbe, de ontvang der rekening bedraagd over 1835 over de 3800 Gulden en de uitgaaf over de 3300 Gulden, zoodat er thans 488 Gulden bij kas is, en de Kerk in staat, om in het gewoon onderhoud te voorzien.
Blz. 29
Den 15 maart, regen, de harden wind is gister bedaard, in zoo verre dat het reisbaar weer geworden is; want mijne dogter en zwager zijn gister van Hallumer mieden te rug gekomen. Zij waren toen voornemens geweest in het Dokkumer schip te gaan: maar omdat zij te vroeg waren gingen zij vooruit en hadden geen schip gezien, zoo dat zij de reis te voet afleid en een uur ‘s middags waren zij op reis gegaan en kwamen hier ongeveer vijf uur, nadat zij alvoorens een boodschap in de stad gedaan hadden.
Wij hebben den 6 dezer ons eerste eendenei gekregen, en sedert opvolgende dagelijksch een, zoo dat er nog maar een aan de leg is.
Sedert verscheidene dagen zien wij doorgaans ‘s morgens ontzettende zwermen zeevogels, hetgeen steeds onstuimig weder aankondigd het weerglas staat bijkans ook op storm.
Den 16 Maart, harden wind, en onstuimig. Ik ben hedenmorgen naar de stad geweest, om het proces verbal te teekenen bij den controleur welke gister te Wirdum geweest is, om ons Kantoor op te nemen.
De eenden beginnen opvolgende aan de leg te komen, heden hebben wij vier eijers gekregen, – De ooievaars zijn weg, althans wordt het nest tot nog toe niet bezogt.
Blz. 30
Den 19 maart het weder is thans bedaard den 17 was het gedurende den dag storm, tot laat in den avond toen het begon te regenen bedaarde het, gister marktdag; woei het nog harden wind, maar fraai weer.
De boter is steeds 2 a 33 Gulden, de eenden eijers hebben wij uit en uit verkogt, voor 35 Cents het snees gister hadden wij een snees.
Een groot partij vette koeijen zijn hier gister doorgedreven waarschijnlijk met voornemen naar de Lemmer en van daar naar Amsterdam omdat men waarschijnlijk de onstuimigheid van de zee vreesde, en dezer wijs korter zee hadde te bevaren.
Den 22 maart, sedert de vorige zomerweer, zonneschijn en zagt, waardoor de oppervlakte van het aardrijk zeer veranderd, en de schapen thans van overvloedig voedsel voorzien worden waarvan de boeren een aanzienlijk aantal bezitten. Voor eenige jaren, waren er in de gehele uitgestrektheid van een eenige voorhanden, men zie daarover onze aanteekening, thans zijn er bij honderden, alleen wij 5 boeren op Barrahuis bezitten ten minsten wel 150, mogelijk zijn daaronder wel nagenoeg de helft voole, waardoor het aantal boven berekening vermeerderen; zoo hier is het elders – De wol is over het algemeen voor het 26 stuivers het Nederlandsch lb verkogt.
Blz. 31
Met het mooije weder heb ik de voeken uitgezet in het ouddiep agter de terp, dewijl hier anders geen gelegenheid met deze netten te vissehen is; ik heb in deze drie nachten 9 aalen gekregen waarvan een in dezen nacht ongeveer 2½ oude lb. Zij zullen elders bij duizenden van lb gevangen zijn.
Morgen zal ik bij welzijn kerkerekening doen voor de kommissie daartoe benoemd.
Onze zeug was geld en krijgen thans geen biggen, wij hebben 8 lammen 4 schapen moeten nog lammeren, 14 melkekoeijen, en konnen ruim een fandel boter weeks.
Gister hadden wij 16 eendeneijers, ook worden er al kievietseijers gevonden.
Den 24 Maart heden goed weer, het weerglas zakt zeer sterk; de regen van gisternacht heeft het land zeer waterig gemaakt, het begon anders vrij wat op te droogen; de boeren begonnen al uitzicht te krijgen om de jongbeesten uit te jagen, waarvan sommige boeren de gewoonte te hebben om ze des voorjaars vroeg in het land te brengen; maar om den regen zooals wij melden, is dit vrij wat agteruit gezet.
Blz. 32
Den 28 maart, heden koud krimpende oostenwind, nachtvorst, sedert de vorige buitengewoon onstuimig, gister sneeuw en hagel, alles ten gevolge waarschijnlijk van het voor acht dagen buitengewoon mooi weer.
Gister zondag waren wij ‘s nademiddag bij Domeni: verzogt op de kraamvisite, dog wijl mijne vrouw gedurende den winter niet naar het gebuurte en dus ook niet op den zondag geweest is, om de onbruikbaarheid der wegen en haar zwakken gang, zoo ben ik daar alleen geweest benevens Palsma en vrouw, de onderwijzer en vrouw de wed. Beekhuis, haar beide zoons waarvan de een alhier geacht Chirurgijn en de andere kandidaat in de godgeleerdheid en hare dogter de wed. Vlaskamp.
Thans is er nog een student van Wirdum de zoon van Bienze Vogel aan het Atheneum te Franeker en studeert in de chirurgij, de vorige studenten van Wirdum, waarvan wij opvolgende melding van maakten, zijn sedert eenige jaren al geplaatst als de beide v.d. Zwaags, Beekhuis enz. als predikanten.
Heden hebben wij vergadering van het Friesch genootschap, bij welzijn, ben ik voornemens derwaarts te gaan.
Mijne jongetjes hebben gister 10 kievietseijers gevonden, hoewel hier weinig kievieten zijn.
Blz. 33
Den 29 maart, heden alleronstuimigst, gister ben ik bij de vergadering van het Friesch genootschap tegenwoordig geweest. De vergadering was tamelijk talrijk, er zijn verscheidene leden tegenwoordig bij ballatagie aangenomen, de onderscheidene kommissien doen verslag van hunne werkzaamheden gedurende den verleden winter in de oud geschiedenis en Friessche taalkunde onder anderen in het t’zamenstellen van een Friessche grammatika en het vereenigen der spelling, waardoor deze taal een aanmerkelijke bevordering heeft ondergaan. Eene voorlezing, namens den Heer Beijma door den Heer Felting over den zeeheld Tjerk Hiddes de Vries een Fries en deszelfs familie, besloot de vergadering. Verscheidene zeldzame boeken waren het genootschap ten geschenke gegeven. Het Friesche jierboekje, is om de zwarigheid in het t’zamenstellen, afgeschaft met de 5de jaargang, en daarvoor in plaats gesteld een mengelwerk, en de leden verzogt opvolgende aan de kommissie
Blz. 34
welke daartoe gesteld is, in te zenden en de redactie onderworpen, om al of niet in de Friessche taal daar in opgenomen te worden.
Ik moest heden aan het Kantoor zijn maar omdat het zoo onstuimig is ben ik te huis gebleven.
Den 30 maart, heden in het weder wat gunstiger dan gister; ik ben hedenmorgen aan het Kantoor geweest, maar er was niet veel drukte, morgen de laatste dag der maand, moet er zeer veel drukte zijn, omdat de meeste belastingschuldigen nog ten agteren zijn.
Den 31 maart heden storm gedurende den dag, ik was aan het Kantoor, maar in de terugreis hadde ik veel moeite tegen de harden wind op te komen; morgen volle maan, men is wegens den harden wind, over de zeeweeringen bezorgd, vooral als de wind verder naar het N.W. uitschiet en niet bedaard.
Onze kinders hebben 16 kievietseijers gedurende gevonden, waarvan 10 in het begin dezer week naar Leeuwarden zijn gezonden, wat zij daarvoor ontvangen zullen weet ik niet, maar de overige 6, hebben zij heden aan een opkooper verkogt voor 6½ Cent het stuk; door het opvolgende onstuimige weer gedurende den maand maart behalven de onlangs 3 a 4 mooije dagen, zijn
Blz. 35
er niet veel kievietseijers gevonden, wat zij morgen marktdag gelden zullen, zal de tijd leeren.
Wij krijgen dagelijks 27 eendeneijers eenmaal 31, trouwens wij hebben thans ook niet veel eenden.
Mijn zuster zoon Pieter is hier thans uit van huis, dezelfde welke voorleden jaar den 20 maart hier een bloedspuwing gehad heeft, hij woont thans bij zijn zwager Pier Lettinga te Stiens en is thans gezond.
Over het geheel komen er zeer weinige biggen misschien zullen dezelve wel duurder dan in het verleden jaar zijn.
Den 2 April heden morgen en den verleden nacht regen, thans dikke sneeuw met groote vlokken noordenwind; de oppervlakte des aartrijks is geheel met sneeuw bedekt, gister scheen het weder te bedaren, maar het is het oude weer, tot hier toe, is het niet best met om de schapen met de lammen morgen en avonds om de modder uit te brengen en in te halen, veel minder nogtans met die jongbeesten, welke rede in het land loopen, zoo als er hier en daar zijn, en dienden wel weder opgezet te worden; want het land is buitengewoon week, en wordt zeer getrapt, wij hebben alles in huis; trouwens wij zijn overvloedig van hooi voorzien, ons voorst golle waarin 80 weiden zijn, hebben wij nog niet van gevoerd.
Blz. 36
Den 5 April, sedert de vorige droog koud en noordenwind, het is zeer schrok en door den menigvuldigen regen het water hoog, dagelijks zijn de watermolens aan den gang.
Eergister den 3 April ben ik zeventig jaren geworden, ik kan mij niet begrijpen, dat ik zoo vele jaren geleeft heb, ik herinnere mij zoo levendig de dagen mijner jeugd, de dagen mijner kindsheid, jongelings en mannelijke jaren, het is mij als een gedachte als een wolk die haastig overdreef, het is mij even, indien mijn gezigt mij niet belemmerde, als of ik mij in dien lijftijd bevinde, zoo fris en gezond is mijn gestel.
Als ik te rugge zien, dan is het mij even als of ik niets in de wereld gedaan heb; want mijne behoeften in kennis in wetenschappen zoo van tot voorbereiding tot de Eeuwigheid noodzakelijk als tot andere nuttige wetenschappen wel ingezien, dat het mij is even als of ik nog niets gedaan hebbe, en wel zoude wenschen van mijn kindsheid af aan, weder deze jaren te mogen leven, om mij te hoeden voor alle dingen, welke ik thans inzien nadeelig en schadelijk voor mij geweest te zijn naar ziel en ligchaam beide, dan zoude ik thans, wijzer beter en gelukkiger zijn – ijdele Hersenschimmen!! alleen staat mij nu nog heden te doen dat ik niet mag uitstellen tot den dag van morgen hetgeen mij volstrekt onmogelijk is, zoo
Blz. 37
veel onafgedaan werk, zien ik rondom en in mij dat ik nog wel 70 jaren noodig zoude hebben om dat af te doen, vooral om voor eene zalige eeuwigheid geschikt te zijn.
Als ik op mijn afgelegden leeftijd te rug zien, dan moet ik hartelijk met den wijzen Prediker betuigen: IJdelheid der IJdelheden het is al IJdelheid.
Evenwel als ik mij in mijne huislijke en andere betrekkingen zoowel voormaals als tegenwoordige en daar in rond ware, beschouwe, nadenke en herinnere, dan heb ik mijn leeftijd niet ledig doorgebragt, en wat voor en tegenheden, genoegen en ongenoegen ik gedurende ondervond, zal mijne levensgeschiedenis en lotgevallen welke ik daarvan geschreven hebbe, getuigen. Er blijft mij dan voor mij over, den Heerevolmoedig te danken, dat ik nog ben die ik ben en te bidden dat hij mij mijn overigen leeftijd voor Hem te leven gewillig en bereid maakt.
Gister de tweede paaschdag, heb ik bij mijnen goeden en Godzaligen vriend O. Idzerda, welke op de 3 Roomers bij zijne kinderen inwoont doorgebragt hij is van zijn ambtsbezigheden als Rijks Ontvanger eervol ontslagen, onder het genot van een jaarlijks pensioen, van een duizend en negen en tachtig Gulden. Hij is 72 jaren oud: wij zijn altoos met genoegen bij elkanderen (zie voormalige aanteekening).
Blz. 38
Den 8 April sedert de vorige nog altoos koud verzeld van onstuimigheid.
Ik kreeg berigt dat mijne zuster te Wanswerd niet best in order ware, reisde ik dan 6 l.l. met het 9 uur schip naar mijn broeder op de Streek te Birdaard en van daar gingen wij te zamen, naar Wanswerd, bevond haar beter dan ik verwachte, evenwel laboreerd zij aan eene ongesteldheid uit koude ontstaan hoewel zwak, was zij nogthans op de been.
Thans marktdag zijn mijn zoon en de knegt naar de stad met boter op de aardkarre en eijers welke mijn knegt in emmers elf snees draagt waar boven 15 kieviets en 1 schrierseijers, in het eerst van de week hebben mijne kinders 10 kievietseijers naar de stad gezonden.
Boven vergat ik te melden, dat ik met het laatste schip weder naar de stad te rug voer, en ‘s avonds negen uur te huis kwam.
Ik ben wegens het onstuimige weder 3 opvolgende marktdagen niet naar de stad geweest. Ik heb het dan beter te huis.
Wegens de behoefte aan mijn gezigt, kan ik mijn dagelijks schrijven voortzetten, maar ik lees met moeite, schoon ik geen ongemak aan de oogen hebbe zien ik nogthans donker en moet daarom mijn aangenaamste bezigheden namenlijk het lezen nalaten.
Blz. 39
Den 13 April, sedert de vorige goed weder en groeizaam, waardoor in omtrek sommige boeren hun jongvee in het land gedaan hebben, er is wel gras, maar het land is zeer nat, door den gedurigen de regen, welke gedurende de vorige maanden met afwisselende stormen en onweders opvolgende gevallen is –
Op den 4 April, l.l. is te Leeuwarden overleden in den ouderdom van 71 jaren den HoogWelGeb. Heer Jonkheer Gerrijt Ferdinand baron van Asbeck thoe Bergen en Munsterhausen Ridder van de orde der Ned. Leeuw. lid der Ridderschap van Friesland en lid der Staten Generaal Eerste Kamer – en is te Wirdum op het Kerkhof in de familie graven bijgezet. Er waren tot de begravenis 20 arbeiders persoonen genomen, waarvan tien R.K. van Wijtgaard en tien gereformeerden uit het gebuurte te Wirdum, een ieder kreeg 3 gulden tot belooning. Een bode van Leeuwarden bestuurde de lijkstatie; het lijk was met een trekschuit te Wirdum gebragt, mijn zwager Hiemstra, zorgde voor de goede orde alhier bij de begravenis en genoot daarvoor 3 gulden en tevens wierd hem twee gouden tienguldenstukken ter handen gesteld om aan der gemeente gereformeerde armen uit te reiken. Eenige van des overledenen naastbestaanden volgden het lijk en keerden daarna, naar Oenema State, ten huize van den ouden heer Middachten, welke een zwager van de overledene ware, dog het lijk niet volgde, welke oude Heer, zich door het aanschaffen eener boerderij zich met werkzaamheden overlaad … [Onleesbaar].
Blz. 40
Den 14 April den verleden nacht sterke regen, thans koud N.W. harden wind, een schrokke lucht het is even als er onweer geweest zij.
De Willigen en Els zijn thans gekapt voor de eerste maal van de stad tot aan Akkrum, verscheidene baazen tezamen vereenigd, hebben dit houtgewas onlangs toen alle de percheelen bij de verkooping tezamen genomen wierden voor bijna 500 Gulden gekogt, een hunner zeide tegen mijn knegt, dat zij den zuiveren opbreng daarvan voor geen duizend gulden wilden geven, zij hebben ongeveer 40 lieden en deskundig om in houtgewas te werken, agter het Heerenveen in de Knijpe of elders, dit werk aanbesteed om takken te maken voor de 1000, vier Gulden, en verkoopen de 1000 voor tien Gulden; de boeren halenze met wagens voor dien prijs langs de straatweg, zoo dat zij daar ook weinig moeite en kosten van hebben; ik heb er ook 1000 gekogt en rede te huis gehaald; de menigte duizenden takkebossen, welke de straatweg opleverd kan ik onmogelijk bepalen; alleen van Donia pijpje, tot half de nieuwe dijk onder Goutum weet ik dat er over de 5000 gehaald zijn, de stammen van de gekapte Els zal talhout van gemaakt worden, om dezelve ook te verkoopen, na alvoorens aan geschikte plaatsen voor de schepen, opgereden te hebben.
Blz. 41
Den 20 April, sedert de vorige scherpe N. wind, thans veranderlijk, hedenmorgen regen.
Verleden Zaturdag den 16 bezogte ik mijne kinderen te Achlum; ging ‘s morgens in het 9 uur schip naar Franeker en van daar te voet naar Achlum alwaar ‘s middags half 2 uur, tot ons aller blijdschap aankwamen. Mijn zoon predikte des zondags tweemaal te Achlum; vertoefde aldaar tot gister den 19 mijn zoon en hun outste zoontje verzelden mij te voet naar Franeker, onder aangename gesprekken nam bij het aankomen van het Harlingen half 3 uur, afscheid, voer daarmede naar Leeuwarden en kwam in welstand ‘s avonds groot 7 uur te huis.
Ik heb dan gedurende dien tijd in mijner kinderen tegenwoordigheid in een aangenaam bijzijn weder mogen doorbrengen.
De afgescheidene gereformeerde Kerk, heeft op heden een algemeene dank vast en bededag uitgeschreven, waaraan mijn zoon en dogter uit de buren, ook deelnemen, welke zich mede afgescheiden hebben, met hen zijn thans 7 afgescheidene te Wirdum; zij zijn heden naar de Schrans gegaan alwaar hun predikant van Velzen woont, om de godsdienstoefening aan zijn huis mede bij te woonen.
Algemeen worden de afgescheidene in hunne godsdienstige oefeningen beneden het getal van 20 ongestoord gelaten.
Eene menigte boeten zijnde afgescheidene omdat zij boven het getal van 20 tezamen vergaderden zelf bij executie afgedwongen, vooral te Sneek.
Blz. 42
Den 26 April, sedert de vorige goed weder ook heden, ten gevolge daarvan hebben wij heden morgen de jongbeesten uit gebragt.
Ik was heden en gister morgen naar het gebuurte om mijne dogter Dieuwke te bezoeken, welke krank is sedert eergistermorgen, ten gevolge van zware koude, althans zoo oordeelt de Chirurgijn, met gedurige koortzigheid verzeld gaande, heden hadde zij den nacht stiller doorgebragt dan de voorige door alle hare leden gevoelde zij pijnlijkheid, met ongesteldheid vergezeld gaande, gisteravond was zij even op geweest, om het bed te vermaken.
Vele paarden passeren hier steeds voorbij naar Leeuwarden, omdat het heden paardenmarkt is; omdat ik geen kenner noch het hebben van paarden ben, heb ik geen nieuwsgierigheid derwaarts te gaan, schoon het goed weder is.
Den 30 April, sedert de vorige en vooral gister buitengewoon koud buijig en harden wind.
Ons arbeider Evert Kleiterp is heden met een aantal van wel over de 39 jongbeesten met anderen naar de pollen, op welken onlangs de scharren over 1836 verhuurd zijn van 28-36 Gulden, ik heb aldaar geen scharren thans gehuurd.
Blz. 43
Ten gevolge van het onweder hebben wij gisteravond onze jongbeesten in de schuur gebragt en heden morgen weder uitgejaagd omdat het heden goed weder is.
Ik was hedenmorgen om de maandelijksche verponding te ontvangen, men vertelde aan het Kantoor: dat er sommige boeren hun geheel beslag rede uit hadden, zijnde anders wel van genoegzaam hooi voorzien.
Den 4 Mei, heden tot op ‘s avonds 5 uur droog en helder weder, dog thans buijig, sedert de vorige buitengewoon koud; maar gisteravond met een koude lucht en N.O. wind, zware donder in de verte van het Zuidoosten, hedennacht zware regen zonder onweder.
Heden Stienser markt, mijn zoon zijne vrouw en dogtertie zijn heden morgen met ons wagentje derwaarts gereden om de familie aldaar te bezoeken, de Chirurgijn van Stiens in hunne zwager met eene zuster van mijne zoons vrouw getrouwd; zij zijn nog niet te rug, misschien is het heden morgen derwaarts wel zeer modderig geweest, om den zwaren regen welke hedennacht gevallen is – De landen in dezen omtrek staan goed, maar om de nattigheid, en opvolgende onstuimige weder, staan de beesten nog op stal, men verlangt anders zeer omze uit te laten.
Blz. 44
Den 7 Mei, sedert de vorige zonneschijn droog en helder weder Noorden Wind.
Heden hebben wij onze koeijen in het land gebragt twee vare hebben wij nog op stal, welke gister naar de markt geweest zijn om te verkoopen, maar niet na zin gelden konden.
Gister heeft Zije van Wijngaarden 2 oude varkens voor mij gekogt voor 28½ gulden ‘t stuk benevens 5 biggen 8-9 weeken oud voor 8 Gulden ‘t stuk en een biggezeug van hem ook 8 Gulden, welke hij ons gister avond zoo dat ik hem voor 6 biggen en 2 oude varkens 105 Gulden betaalde hebbe. – Een verbazend onderscheid bij voorleden jaar, toen hadden de varkens volstrekt geen waarde; wij verkogten toen midden zomer goede biggen voor 6 Guld. de minste waren onverkoopbaar, en het was toen niet zonder voorbeeld, dat men z om niet op de markt aanbood – eenige weeken naderhand heb ik voor 11 Gulden een verkogt die S.C. 150 lb woog.
Onze zeug was geld, en in den zeer vroegen mei tijd heb ik denzelven verkogt voor 23 Guld. de boter is van 31 a 32 gezakt op 28 a 29 Gulden. Er was gister nog een aantal vee ter markt – Mijn zoon en zijne vrouw hebben een goeden reis van Stiens gehad, alwaar men zooveel vee ware als wel anders.
Blz. 45
Den 18 Mei steeds droog N.W. verleden zondag den 15 hadden wij een groote zonsverduistering, maar het weder is staande gebleven.
Gister en eergister, hebben wij de beschrijvingsbilletten Wirdum en Swichum rondgebragt, ten einde de ingezetenen aangifte te doen van hun personeel.
Het vee is zeer goedkoop, verleden vrijdag was de markt vol, als ook te Bergum, waarschijnlijk zijn de helft onverkogt gebleven, de week tevoren waren wij er met vare, maar zijn ook onverkogt.
Den 27 Mei, sedert de vorig nog altoos even droog dog bijzonder vruchtbaar.
Pinkster den 22 l.l. nam ik voor, om in het 4 uur schip naar Birdaard te reizen, om mijn broeder en wijder familie te bezoeken, 3 uur was ik na het eindigen van den nademiddags godsdienstoefening met mijne vrouw en kinderen nog in de buren; wij reden toen en direct van daar, en na nog te huis aangeweest te zijn, bragt mijn knegt mij tot aan het tolhuis van daar ging te voet naar de stad, en was te 4 uur aldaar, en bekwam het schip, te half 6 was ik te Birdaard, bevond aldaar alles wel, behalven mijn broeder aan de koorts; ik bleef aldaar 2 nachten en kwam met eerste schip dingsdag den 24 ‘s morgens 10 uur te huis, bevond alles wel.
Wij mijne vrouw en ik, maakten ons dadelijk
Blz. 46
gereed om Zije van Wijngaarden en vrouw, welke ons dien dag verzogt hadden te bezoeken, wij reden met de wagen derwaarts; onze kinderen uit de buren waren er ook, gedurende dien dag aangenaam bij elkanderen geweest te zijn, behalven mijne vrouw, was aan de pijn in de mond ‘s nademiddags niet wel vertrokken des avonds 8 a 9 uur.
Wij verloren den 25 een van onze beste melkkoeijen aan de gevolgen van het kalven, en datze dog sterven moeste naar ons inzien lietze slachten, maar omdat slachters mij de waarde mijns inzien niet geven wilden; want het was even rein en zuiver als een goed slachtbeest, besloten wij het buikvleesch aan de armen in de buren om te deelen, zoo als wij dan ook gedaan hebben en maakten de onkosten van impost en slachtloon uit den huid. Zij had bij de 40 lb smeer en het vleesch was voor een melkkoe vet.
Den 28 het weder als voren met helder weder en Noordenwind.
Ik bezag zoo even onze miedstukken en verwonderde mij zeer, hoe schoon dezelve beloofden van overvloedig hooi, niet tegenstaande de zeer aanhoudende droogte verzeld van Noordenwind en heldere lucht, ook onze weidlanden staan overvloedig met gras niet tegenstaande wij het land zwaar beslagen hebben; de markt was gister nog vol vee, en wierd goedkoop verkogt, vooral de schapen, de boter 24 Gld. de varkens duur.
Blz. 47
Den 6 Junij, even droog als bevorens, dog sedert de vorige heeft het nu en dan eenigzins geregend dog zoo veel niet, dat het plantsoen daardoor van belang wegens de te groote droogte is verkwikt geworden.
Evenwel zijn de miedlanden wel voorzien van gras, wij zijn den 4den begonnen te maaijen, met vreemde maaijers, dewijl een onzer oude maaijers nadat hij in den verleden jare ziek van hier vertrok in zijn land nadat hij 3 a 4 weeken te huis geweest ware overleden is. – Het bedroefde ons, toen de maaijers ons thans dit berigt bragten want het was een goed man, schoon Roomsch, hij werkte bij ons nadat de onleegtijd gedaan was hij ging met ons aan de tafel, hij zoude langer gebleven zijn, maar gevoelde zich niet langer wel en betrouwde zich niet, omdat hij zoo ver van huis ware, en verzogte daarom te vertrekken, waarin ik toestemde, zijne klompen en pet liet hij hier, om thans als hij weder kwam, daarvan gebruik te maken, hetwelk hij voor zijn dood aan zijne naaste verwanten had gezegd, en waarvan een naastbestaande maaijer aldaar, thans hier, de klompen en pet opvraagde, welke wij hem ook ter hand stelden, van die zelfde plaats opnemende waar hij het verleden jaar geborgen had, dit was eenigzins aandoenlijk; maar wat zullen wij zeggen! in de hand des Heeren is ons leven besloten en ons einde bepaald, niemand zal dat tijdstip overschreden!!
Hoe vroeg het ook is, zijn alle boeren in dezen omtrek, behalven een onzer buurlieden, reeds aan het maaijen.
Blz. 48
Den 11 Junij, heden schoon zomerweder, ook sedert de vorige. Den 7, een overvloedigen regen.
Den 8 waren wij benevens onze kinders uit de buren Zije van Wijngaarden en vrouw, gedurende den dag bij Dooitze Eekma en vrouw te gasten, op den avond van dien dag kwam aldaar berigt dat de Hoofd Inspecteur mij en mijn zoon aan het Kantoor wachte; wij spoedden ons op het spoedigste derwaarts, de afstand van Wirdum tot de plaats even agter Wijtgaard alwaar wij ons bevonden, vereischte nog al eenigen tijd eer wij aan het Kantoor waren, mijn zoon liep te voet, en ik kwam met de Chais, de Hoofd Inspecteur, was tamelijk te vreden dog het Kantoor tot alle kleinigheden toe geinspecteerd te hebben, verklaarde, dat hij alles in de beste orde hadde bevonden, nam afscheid en vertrok, en wij met de Chais ook weder te rug, en kwamen groot 8 uur weder bij ons gezelschap, en waren nog eenigen tijd met genoegen bij elkander. ‘s Avonds 11 vertrokken mijne vrouw en ik met het wagentje naar huis.
Den 9 waren mijne vrouw en ik benevens onze twee kleinste zoontjes naar Stiens om de vrouw van Pier Lettinga te bezoeken, welke in de kraam was.
Blz. 49
Den 21 Junij, koud en onstuimig N.W. wind, ten gevolge van gister donder met een koude lucht en een harden westen wind.
In den verleden week, buitengewoon warm weder, wij hebben toen het eerste hooi van 2 vijf pondem. wel gewonnen en te huis gebragt tezamen 25 weiden, dog sedert hebben wij niets konnen vorderen, wijl het hooi opvolgende door buijen doornat regent, evenwel zoodanig niet, dat de oppervlakte van het aardrijk inweekt en de vruchtbaarheid bevorderd, schoon het in dezen omtrek aan hooi en weide nog zeer vruchtbaar is, hetwelk alleen daaraan is toe te schrijven, dat de vruchtbare sappen des aardrijks nog niet geheel zijn uitgedroogd.
Heden voor 8 dagen is mijns zoons vrouw van Achlum met een zoontje hier uit van huis bij de familie gekomen, en mijn zoon met hun outste zoontje op zondagavond den 19 l.l. na alvoorens in zijne gecombineerde gemeente te Hitzum gepredikt te hebben, zij zouden heden weder vertrekken, maar het weder zal hen terughouden.
Blz. 50
Den 30 Junij, sedert den 25 altoos schoon weder waardoor de boeren een zeer voorspoedigen voortgang maken met het hooiwerk; wij hebben in 3 dagen bij de 80 a 90 rooken gezweeld, en hebben met het voorgaande zeer veel hooi buiten staan, 9 pondem. moeten wij nog zweelen, de voorlijkste boeren konnen met een paar dagen gedaan krijgen, daar het met ons en de meeste wel een week min of meer zal aanhouden.
Daar er thans voorbeelden zijn: dat kerken en toorens van den bliksem getroffen worden, is dezer dagen een afvraging aan ons als kerkvoogden vanwegen het bestuur gedaan, of wij ook een afleider op de Kerk verlangden, dit hebben wij ontkennend beantwoord, daartoe niet genegen te zijn.
Den 8 Julij, steeds droog en schoon weer, sedert 14 dagen na het bevoorens gedurende een week onstuimige weder is het alle dagen van den morgen tot den avond geen half uur uitgezonderd hooiweer geweest waardoor wij met 5 onleegtijders, waarvan 2 de laatste 14 dagen gewonnen hadde, juist in 4 weeken nadat wij begonnen waren, gister den 8 dezer gedaan gekregen, van 52 pondemate hebben wij 206 weiden gewonnen; wij konden dit hooi alles in
Blz. 51
huis niet bergen, omdat wij 40 oud nog in huis hadden, hebben wij een blokje van ongeveer 30 weiden buiten de deur moeten zetten.
Den 12 Julij tot hier toe hetzelfde weder, dog dreigt heden tot onweder, het weerglas is zeer gezakt.
Ingevolge oproeping van de Floreenpligtigen tot het slatten van de Wirdumervaart welke voor 30 jaren ook geslatten is, hebben wij gister 3 gecommitteerden gestemd als Anne Pieters Hiemstra, Rinze Melles Rinsma en mijn zwager Pieter Eelzes Hiemstra en daarbij gevoegt tot opziender of architekt over het werk, de Wirdumer schipper Tjipke Sjoerds Steegstra.
Sedert eenige dagen ontdekten wij eenige bijen in een dikken boom, dog gistermorgen een gehelen zwerm, ik verzogte een deskundigen, om dezen zwerm welke in de boom gekropen was, in een korf op te vangen; na veel moeite een gat in den boom gekapt te hebben, ge-
Blz. 52
lukte het hem de zwerm in een korf op te nemen, een staltje gemaakt hebbende plaatsten wij den korf daar in – Het schijnt volkomen gelukt te zijn, want heden zijnze al werkzaam en vliegen af en aan.
Wij zijn tegenwoordig met de ruigscherne bezig om die uit te brengen, wij konnen geen schoft missen als het ons gelukken zal hem deze week uit te brengen het is thans dingsdag.
Wij zullen in het eerst gewonnen hooi vrees ik moeten splitten; want het wordt van dag tot dag heeter. – Overal werkt men in het eerstgewonnen hooi, het schijnt een eigenschap om te broeijen te hebben: tot hier toe bespeuren wij nog geen broeijen in het later gewonnen hooi; trouwens als dit het geval eens wierd, dan zoude het zeer bezwaarlijk zijn, omdat de gollen tot aan de hanebalken hoog zijn.
Blz. 53
Den 24 Julij het weder wordt thans bedaarder; want sedert gedurende een week hebben wij verbaasde veel harden wind storm en onweders gehad, ‘s nachts van den 22-23 gedurende afwisselende donder en bliksem, elders hevig vooral ten noorden verzeld van zwaren regen zoo hier als elders.
Wij hebben ten gevolge van het hooibroeijen, ons kleine golle gedeeltelijk uitgedold, ik hoop dat het nu bedaren zal, ons beide groote gollen zijn zooveel wij weten nog goed. – Overal broeit het eerst gewonnen hooi ontzettend, sommige boeren, verwerken gehele gollen.
Wij hebben de ruigscherne heden uit en gedeeltelijk geslegt, het hooi dollen heeft ons belet.
Van den 22-23 ‘s nachts is een boereschuur onder Rauwerd, waarvan de bruiker Lolke van Gorkum is, in brand geslagen en verbrand, sommige zeggen van het onweder, dog anderen dat het meeste geloof verdiend door hooibroeijen, hij is in onze Societeit verwaarborgd.
Blz. 54
Den 26 Julij, het weder is thans zeer gunstig, sommige boeren hebben met het ingevallen onstuimige weder de onleegtijd nog niet gedaan – Wij hebben de ruigscherne al uit en geslecht.
Gister hebben wij gecommitteerden en boekhouder een opnemend bij den onlangs gemelden brand gedaan. De schuur, voor 50 jaren nieuw gebouwd is geheel uit en afgebrand, de huizinge is staande geheeld, daar doordat dezelve van den schuur binnen met een muur of gevel geheel opgehaald is, evenwel met behulp der brandspuiten, waardoor dan ook het mobilia behouden gebleven is en een gedeelte van de boere gereedschappen benevens ongeveer voor 5 koeeeten hooi – voor 4000 Gulden is deze huizinge en schuur in de Societeit opgenomen, 40 koeeeten hooi, schoon de man verklaarde dat hij wel 55 koeeeten hadde, hij krijgt dus maar 35 vergoed. Men heeft alle moeite en kosten aldaar aangewend om den brand te blussen.
Heden zullen de gecommitteerden het tarif
Blz. 55
maken van vee, hooi en granen en de comparitie is bepaald op heden nadenmiddag 1 uur in de herberg te Wirdum.
Deze brand is wel zeer schadelijk voor onze Societeit, maar men is zeer tevreden over de moeite welke men aangewend heeft om te redden – In tegenstelling van den brand in den voorleden jare bij Pleekers alwaar men toen maar alles heeft laten verbranden er is geen de minste moeite aangewend zelf niet om hooi te redden. Een ieder daarbij tegenwoordig geweest spreekt thans met verfoeijing daarvan.
Mijn zwager Hiemstra moet alle nachten zijn dienst bij het paardenspel, dat gedurende de Leeuwarder kermis in de Schrans opgerigt is, als veldwachter waarnemen, men heeft hem een goede belooning toegezegd.
Morgen zullen de gezamentlijke gecommitteerden, het slatten van de Wirdumervaart besteden.
Blz. 56
Den 4 Augustus, sedert een paar dagen schoonweder, dog bevorens tot de vorige aanteekening buitengewoon onstuimig verzeld van afwisselende regen harden wind en onweders.
Gister waren alhier gedurende den dag onze kinders uit de buren benevens Zije van Wijngaarden en vrouw Dooitze Eekma en vrouw, na aangenaam bij elkanderen geweest te zijn, vertrokken ‘s avonds groot 10 uur.
Morgen komen de gezamentlijke gecommitteerden benevens den boekhouder ‘s morgens 10 uur in ‘s Land Welvaren bij elkanderen, om het rapport en de opgave van het overgeblevene van den onlangs gemelden brand van de tauxateurs te hooren en te zien ten einde het montant van den omslag tot den brandschade te ramen.
Volgens de besteeding moet de Wirdumervaart morgen droog zijn, ten einde een aanvang met de slatting te maken, men vreest dat het werk geen voorspoedig voortgang zal nemen, omdat het te goedkoop aangenomen is.
Blz. 57
Den 6 Augustus, sedert de vorige helder zonneschijn weder.
Gister bij de vergadering der gecommitteerden in ‘s Lands Welvaren, stond een der tauxateurs binnen, en bleek volgens rapport en overgelegde tauxatie: dat de brandschade, bij Lolke van Gorkum geleden eene somma bedroeg van drie duizend een honderd en veertien Guld. en is daarop eenparig besloten: dat de omslag tot gemelde schade zoude renderen 50 Cents van de 1000 Gulden, hetwelke eene somma zoude bijeenbrengen van ongeveer 2400 Gulden, dat het resterende uit de kas zoude genomen worden, en de boekhouder er bij dezen gemagtigd, zich overeenkomstig dit besluit te gedragen. – Overigens is besloten, de bode dezer Societeit voor het ombrengen der kennisgevingen en tevens de omslaggelden te ontvangen en aan den boekhouder te bezorgen uit den kas te beloonen en dus van ieder kennisgeving vijf Cent, hetwelk eene belooning zoude bedragen van ongeveer 50 Guld.
Gister is de gouden Koningszweep volgens jaarlijks gebruik verreden; er waren bij die gelegenheid onzettende vele rijtuigen hier voorbij passerende, om deze fraaijigheid bij te woonen.
Blz. 58
De boter was gister 30 Gld. en de kaas gedurende 14 tot 16 Gld. de aardappels 26 St. de korf.
Den 8 Aug. het weder sedert de vorige altoos schoon en droog.
De aannemers van het droogmaken der Wirdumervaart, hebben geen voorspoedig voorgang gemaakt, dewijl zij verkeerde maatregels genomen hebben, schoon er gedurende de beste gelegenheid sedert de besteding geweest is; zij dachten dat een kleine molen onder Goutum, daarvoor berekend zoude geweest zijn, maar de ondervinding leerde hen het tegendeel, toen hebben zij nog twee watermolens voor een zekere som besteed uit te malen, waarvan de eene tot de kerkeplaats te Wirdum behoort en de andere te Swichum.
Het water moest volgens de besteding al uitgemalen zijn; maar ik sprak heden de Wirdumer schippers, welke mij zeiden dat er op vele plaatsen nog wel een voet water stond, dat men geen vlijt aanwende om met hekkels de vuiligheid te zuiveren tot meerdere doorvloeijing van het water; de slatters verlangen aan het werk te gaan.
Blz. 59
Morgen is het Wirdumer Kermis, mijne vrouw en ik zijn bij mijn zoon gedurende dien dag verzogt, en mijne kinderen bij mijne dogter en zwager; het is met deze kermis nog altoos, zoo als wij bevorens gemeld hebben namentlijk om de gasten; een ieder der buurlieden ontvangt ten dien einde zijne naaste betrekkingen of ook wel goede vrienden en bekenden.
Den 18 Aug. sedert de vorige schoon weder. Den 13 bezogte mijne kinderen te Achlum, zij waren over mijne komst zeer verblijd, na aldaar tot den 17 verbleven te zijn, vertrok van daar ‘s morgens en ging in het half 11 uur schip te Franeker, en kwam 2 uur te Leeuwarden en 3 uur tot blijdschap van mij en de mijnen weder te huis.
Zoo even na mijne te huis komst kwamen mijn broeder en zijne vrouw uit het Sneeker schip alhier weder sedert den 12. bij Dos van Berkum te Oosthem uit van huis geweest waren.
Blz. 60
Den 19 Aug. heden zeer onstuimig, ten gevolge daarvan bestelde mijne boodschappen ter markt en bleef teuis.
Mijn broeder en zijne vrouw alhier een paar nachten geweest te zijn, vertrokken hedenmorgen, reden met mijn knegt naar Leeuwarden, om verder te scheep naar huis te trekken.
Den 13 bevorens, haalden ons volk een paar weiden koolzaadstroo; als eene bijzonderheid merken wij aan, dat gedurende dien dag ‘s nademiddags niet minder dan 24 weiden zoodanig stroo hier voorbij gereden zijn – De prijs van het koolzaad is tot 14 Gulden de mudden; onbegrijpelijk veel voordeel brengt dit de landbouwers van Friesland aan wijl er veel gedurende dit jaar gebouwd is – gemeenlijk brengt de pondemate meer dan 100 Gulden thans op, waardoor de landbouw zeer bloeit, in voorgaande jaren met het vlas tevens, de overige granen zijn in een gematigden prijs.
Blz. 61
Den 23 Aug. heden onstuimig verzeld van een gestadigen regen.
Gister hadden wij comparitie in de herberg te Wirdum, den Heer Wageningen, Sierdsma, mijn zoon en ik om de resterende polissen welke bij de vorige comparitie ongeteekend gebleven waren te teekenen. De Societeit is gedurende den loop van dit dienstjaar met de inschrijvingen van ongeveer een paar honderd duizend Gulden, vergroot geworden.
In den verleden week is een boeregelegenheid te Marsum, misschien door eigen vuur afgebrand; maar behoorde tot de Societeit van het kanton Franeker.
Heden zijn mijne vrouw en ik naar het gebuurte te reizen, om bij mijne dogter en zwager te gasten, alwaar ook genoodigd zijn mijn zoon en vrouw, Zije van Wijngaarden en vrouw, en Dooitze Eekma en zijne vrouw.
Er is in dezen omtrek een overvloed van gras vele boeren maaijen thans, ook wij maaijen een gedeelte van 8 pondemate, waaruit wij indien het er goed op weert, nog wel eenige weiden konnen inzamelen.
Blz. 62
Den 27 Aug. heden goed weer, verzeld van sterke wind, maar zoel en groeizaam.
Onlangs te Achlum las mijn zoon mij een stukje voor van Wijl Dom. P. Brouwer en uitgegeven van Eekhof met eene voorreden van Beijma over de aanslijking der middelzee. Mijn denkbeelden daarover, stemden volkomen, daarmede overeen; dog omdat er nog het een en ander in dezen omtrek door mij opgemerkt was, en in dat werkje niet opgenomen, heb ik dit aangeteekend, en gister aan Eekhof bezorgd, welke zijn genoegen daarover aan mij betuigde. Vriendelijk ons over het een en ander elkander onderhoudende, vroeg hij mij, waarom ik op de jongste vergadering van het Friesch genootschap niet tegenwoordig geweest ware? en zeide hem dat ik den brief van aanschrijving ontvangen hadde, nadat de vergadering rede gehouden was.
Ik was hedenmorgen bij mijne kinderen in de buren, na aldaar koffij bij mijn zoon gedronken te hebben, bezag onderwegs mijne weidkoeijen en kwam daar na eetenstijd te huis.
De boter en kaas rijzen, wij hadden gister 3 fandels, dit was de 3de maal, sedert mei.
Blz. 63
De aardappels een Gulden de korf, overigens zijn de levensmiddelen niet duur; de granen in een matigen prijs, dog het koolzaad duur, waaruit de bouwlieden buitengewoon geld maken, zoo was onder anderen een boer te Achlum, welke uit 3 pondemate 630 zegge zeshonderd en dertig gulden gemaakt hadde, meer dan het land waardig was.
Zoo is het ook met boter en kaas, gister ontving ik voor 2 fandels met overwigt 65 Gld voor ruim 2 schip lb kaas 35 Gld tezamen 100 Gulden.
Den 1 September, heden allerschoonste weder ook sedert de vorige.
Gister was het buitengewoon plechtig te Wijtgaard, tot het ontvangen van den Bisschop Wickersloot, met vlaggen en eereboogen, was de plaats vercierd. Deze bisschop is thans in Friesland om het Sacrament het vormsel aan de roomschgezindten te bedienen; om alle verwarringen voor te komen had het gemeentebestuur, den executeur en twee veldwachters belast, om de order te bewaren, eene groote menigte menschen en rijtuigen waren hier verzameld, de Roomschen om het Sacrament te ontvangen, en anderen uit nieuwsgierigheid.
Blz. 64
Om 11 uur ‘s voordemiddags hadde de plechtigheid een einde genomen, een ieder keerde toen huiswaarts.
Niet om de belangrijkheid, maar om de denkbeelden der Roomschen te kennen, hebben wij de moeite gedaan, om de inschrijving te melden welke aan de grootste eereboog gehegt was en behelsde in het Latijn.
Delecto Cornelio Ludovico Episcopo Curo Censi pastores en oves gratulantur.
Wijders
Neem deze kleine eer en dank.
Die wij u geven zonder dwank
Om ons te sterken in den Heer
En daarom dan in deugden weer.
Overigens was de Eereboog met eenige sinnebeelden van des Bisschops bediening opgeschikt.
Misschien zijn dit vindingen van het vernuft van den tegenwoordigen pastoor te Wijtgaard, ten Brake genaamd.
Heden zijn wij bij Zije van Wijngaarden en vrouw verzogt te gasten, alwaar onze kinderen uit de buren ook verzogt zijn.
Gister waren Pier Lettinga en vrouw hier van Stiens, welke onze zuster Trijntje hier uit van huis bragten.
Blz. 65
Den 3 Sept. heden goed weder ook sedert de vorige dog gister regen, het is zoo groeizaam dat er overvloed van gras is, waardoor vele boeren gebruik maken van maaijen, en hooi winnen.
Welk eene waarde de Roomsch Catolyken in de bediening van den Bisschop hegten, kan blijken uit een advertentie van den Leeuwarder Courant van den 2 dezer № 71 van den navolgenden inhoud: Leeuwarden den 1 Sept. de dagen van den 29 en 30 der vorige maand, waren voorde Catolyke Ingezetenen van deze stad, dagen van waare vreugde. Nadat de Hoogwaardige Heer Cornelius Ludovicus Bisschop van Curium Baron van Wijkerslooth en Heer van Calkwijk, sedert den 21 in het zuidelijk gedeelte deze Provincie den Catolyken, het H. Sacrament des Vormsels had toegediend arriveerde zijn Hoogwaardige in den avond van den 28 binnen onze muren en nam zijnen intrek bij den WelEerw. Heer C.J. Janson Pastoor op de Vleeschmark. Op den 29 werden in de Kerk op de Vleeschmark, die gemeente en die van de Bonuspaterssteeg en op den 30 die van de Korenmarkt in de Kerkstraat met de daarbij vereischte plegtigheden gevormd.
De geest welke in de beide aanspraken doorstraalde, en welke hoofdzakelijk het doel van zijn Hoogwaardigen komst betrekking hadden, kenschetste den waren herder, die in eenen zoo verheven geestelijken stand geplaatst, zonder gezagverstoring, door zijne minzaamheid de harten van
Blz. 66
zijne hoorderen aan zich wist te boeijen en de volste overtuiging te geven: dat het doel van zijne komst alleen hun geestelijk welzijn betrof.
Den 31 verliet zijne Hoogwaardige ons wederom om in het overige gedeelte van Friesland en ook op het eiland Ameland den gelovigen het H. Sacrament des Vormsels toe te dienen.
Voorzeker zal het aandenken aan zijn Hoogwaardigen persoon nog lang in de harten der gelovigen blijven, te meer daar hij als Nederlander na Cuneris Petri, de tweede Bisschop van Leeuwarden, de eerste was, die aldaar de Bisschoppelijke bediening uitoefende.
Den 13 September, heden alleronstuimigst N.O. wind, schoon droog, dog gister zeer veel regen.
Den 10 zijn mijne vrouw en drie onzer jongste en ik met het wagentje naar Hallum, om onzen zwager H. Hettema te bezoeken, hij bevond tamelijk in order dog overigens was het huisgezin zeer wel, het regende gedurende den nadenmiddag, dog toen wij weder 4 uur vertrokken, was het droog, en na nog een regenbui alvoorens overgekomen te zijn kwamen wij om 7 uur in zoo verre droog te huis.
Den 11 was het zondag en onstuimig den 12 goed weder; met den Heer Wageningen alvorens gesteld te hebben, op dezen dag te schakelvisschen, zoude gen. Heer zorgen dat ‘s morgens 9 uur
Blz. 67
een scheepje in de Zwette zoude voorhanden zijn, wij met de schakels over te halen, begaf ik mij met mijn beide zoontjes derwaarts en voeren toen naar de Jellumer vaart alwaar den Heer Wageningen bij ons kwam, wij vischten toen tot 3 uur ‘s nademiddag en vingen een goede hoeveelheid visch snoek, baars en witvisch, zooveel, als wij tot genoegen begeerden, en een ander nog ook konden voorzien; na het middag mal bij gem. Heer genooten hebben, bragt men met het vischtuig met het scheepje weder in de Zwette nevens ons land, alwaar paard en karre stond, en opgepakt hebbende kwam ik 7 uur nat en morsig met een best zood visch te huis.
Den 16 Sept. Sedert de vorige droog weder ook heden den 17 Sept; dog het dreigt om te regenen.
Ik heb de gragt aan de Noordkant van het hornleger van de hoek van hof en tot aan het bargehok en tot den IJsters dam besteed om te slatten, aan Hendrik v.d. Veen en Andries Zandstra, voor 28 Gulden, sedert, zij hebben een 3de man, bij
Blz. 68
zich genomen, en slatten sedert 4 dagen. In de wijde hoek, ontbreken een paar man, en daarom moeten zij de modder uit de wijdte naar den wal werpen, om het daarna op het land te brengen.
Dit is de tweede maal dat ik de gragt slat voor de eerst maal 1819 en thans 1836; het is verwonderlijk, dat in 16 jaar, de gragt weder vol modder is, maar deze verwondering zal ophouden, als men aanmerkt: dat de IJster door het vee van tijd tot tijd aftrapt en dit in de gragt brokkelt.
Den 14 bezogte ik mijn broeder op de Streek een paar nachten, en kwam den 16 weder te huis bevond alles wel, mijne vrouw en zuster waren gedurende den dag bij mijne zoon en zijne vrouw in het gebuurte, ik reed ‘s nademiddags derwaarts en kwamen ‘s avonds met elkanderen te huis.
Den 19 Sept. gister droog zonneschijn dog heden regenachtig, de slatting van de gragt veroorzaakt dus, een morsig spel, en gaat niet zoo spoedig voorwaarts als bij droog weder.
Heden Bergumer kermis; ten gevolge daarvan, zijn heden morgen, hier vele rijtui-
Blz. 69
gen voorbij gepasseert; maar door de afwisselende regen, zullen velen een nat pakje krijgen, waardoor het plaisier zeer gelenigd zal zijn.
De boter is tot 41 Gulden geklommen en de kaas tot 22 Gulden, waardoor de greidboeren tot een beter bestaan geraken. Het vlas en koolzaad, bevorderd den bloei der landbouw thans buitengewoon, de granen zijn overigens in een matigen prijs.
Den 24 Sept. heden droog weder, gister den gehelen dag regen; wij hebben thans een geruimen tijd, zeer veel onstuimigheid gehad, met regen verzeld.
De slatters hebben heden morgen gedaan gekregen, het werk ging om den gedurigen regen met moeite voorwaarts, en veroorzaakte alle voorzorg, om voor te komen, dat de borstweeringen niet doorbraken, en omdat zij zooveel mogelijk goed werk gemaakt hadden heb ik hen 2 Gulden boven hun bedongen loon betaald, waardoor zij zeer voldaan waren.
Bij het wegnemen der dam in de gragt en het overige gedeelte der gragt ten oosten en zuiden, tamelijk genoeg van water voorzien was, storte het water met zeer veel ge-
Blz. 70
raas, in dat gedeelte dat geslat was, alle mijne kinderen, waren daarbij aanwezig, dog om de stroom beter waar te nemen, en vooral als ik ook vis mede afvloeide, stonden zij op het gragtshout, leunden te sterk op de leuning, deze brak en stortten IJtje en Klaas, Klaaske kon zich niet tegenhouden en gleed van het ganghout, allen in de gragt, met behulp kwamen zij er onbezeerd, dog van het hooft tot de voeten nat en modderig er uit; zij verschoonden zich, en hiermede was dit onaangenaam geval voorbij, en gaf toen stof om den een en ander te beschuldigen en te waarschouwen, zich nooit te veel op leuningen te betrouwen, overigens lachten den eenen den ander uit; dog gaf mij stof tot erkentenis, dat zij zoo bewaard gebleven waren van geen ongemak door den val geleden te hebben.
Ik zoude hedenmorgen naar het gebuurte geweest zijn, maar omdat de slatters bijna gedaan hadden, moest ik mij met toezicht tot het en ander, om daarover te beschikken, belasten, ook om hen geld te geven, bleef ik te huis.
Blz. 71
Den 3 October, sedert de vorige onstuimig en vooral heden; de dijken en wegen zijn onbruikbaar, om te rijden.
Wij zijn gewoon omtrent dezen tijd, onze winteraardappels op te slaan, maar omdat de wegen zoo slecht zijn, weet ik niet, hoe en wanneer wij daarvan voorzien zullen worden, ook zijn de aardappels over het algemeen, van geen goede hoedanigheid.
De uitschrijving, tot de vergadering van ons Friesch genootschap, is op heden bepaald te half 12 uur, bij van der Wielen in de Sacramentstraat te Leeuwarden; maar omdat het weder zoo slecht is, ben ik nog niet beraden om deze vergadering bij te woonen.
Den 11 October, sedert de vorige afwisselende onstuimig zoo ook heden.
Ik ben de vorige gemelde vergadering geweest, er is niet veel bijzonders voorgevallen, er waren groot 20 leden tegenwoordig, de Heer Eekhof hield een voorlezing over het leven en karakter
Blz. 72
van den Friesschen historijschrijver Gabbema en na het aannemen van eenige Heeren tot leden van dit Genootschap scheide deze vergadering.
Des nademiddags hadde ik te Leeuwarden bij den Notaris Albarda met mijnen zoon Wijger en zwager Pieter comparitie over de erfscheiding van hunne moeder; Wijger en Domeni mijn zoon kwamen tot een onderling verdrag, Domeni hadde Wijger volmagt gegeven, Pieter wilde niet toestemmen, en tot hier ben ik met hem nog niet eens geworden.
Bevorens den 6 vischten Rinze Rinsma en ik met de zeine, en vingen behalven ander visch 22 snoeken, ‘s nadenmiddag ging ik naar Zije van Wijngaarden te thee drinken, alwaar mijn zoon Wijger en zijne vrouw, als ook de familie van Zije tegenwoordig waren, ‘s avonds reed ik met deze vrienden te rug, want deze hoorden te Hempens en Teerns te huis.
Gedurig passeren hier soldaten voorbij om ‘s zondags de vergaderingen der afgescheidenen uiteen te drijven, tot hier toe heb ik niet gehoord dat er bij zoodanige gelegenheden, geweld en overlast geschied, de afgescheidenen gehoorzamen dan, op bevel van de Militaire magt en gaan vreedzaam uit elkanderen.
Blz. 73
Den 15 October, hedenmorgen een gestadigen regen, thans op den middag heldere zonneschijn.
Gister weekmarkt, en verkogten toen twee magere biggen uit het land voor 31 Gulden deze met de oude barg onlangs voor 47 Guld. verkogt, hebben wij thans 78 Gulden gemaakt, thans hebben wij nog 3 biggen en een ouden barg het hok en een zeug in het land, en als deze 105 Gulden waardig zijn, dan hebben wij 78 Gulden vrij geld, voor de wei en zuip welke onze varkens gedurende genooten hebben alle deze nl. 2 oude varkens en 6 biggen, kost mij j.l. mei bij inkoop 105 gulden, zoo als ik toen gemeld hebbe, twee vare een vette en een melke benevens 2 kalvers moeten wij nog verkoopen; de weidschapen welke wij 13 in het getal hadden heb ik voor 13½ Gulden het stuk, verkogt.
De boter was tot 34 gulden gezakt gister was zij weder duurder, voor eene maand ontving ik 79 Gld. en 65 Cents, gister ontving ik voor 2 fandels 70 Gld. en 10 Cents, dus bijna 20 gulden minder, op dezelfde kwantiteit dan voor eene maand; de kaas van 16 tot 19 Gulden, het schip lb.
Blz. 74
Den 20 October, sedert de vorige afwisselend regen, thans droog frissche Noord Weste wind.
Bevoorens den 17 waren wij gedurende den dag bij mijn zoon in de buren te gasten n.l. ik, mijn dogter en zwager uit de buren, Zije van Wijngaarden en vrouw, benevens twee paar boeren en vrouwen familie van Zije van Hempens en Teerns, ‘s avonds 10 uur kwam ik te huis na alvoorens den dag aangenaam met elkanderen doorgebragt te hebben, ook waren Dooitze Eekma en vrouw daar tegenwoordig.
Onze zuster Trijntje welke hier eenigen tijd uit van huis geweest is, is voornemens morgen weder naar Wanswerd te huis te trekken.
Wij veranderen tegenwoordig ons klein buithuis, twee timmerlieden zijn sedert gister daarmede bezig.
Den 25 Oct. sedert eenige dagen droog schoon weder.
Gister was er oproeping van de floreenpligtigen om van de staten der begrooting onze Kerkvoogdij vasttestellen en een commissie te benoemen om de rekening over 1836 op te nemen.
Dagelijks wordt er gebruik gemaakt om winteraardappelen van de bouwkant te halen.
Blz. 75
Schoon den dijk aan den noordzijde der stad bijkans onbruikbaar is, heeft mijn knegt echter dezer dagen met de hooiwagen met twee paarden bespannen van onder het behoor van Jelsum 70 korven in drie reizen gehaald, waarvan 50 groote a 12 St. de korf en 20½ korf kleine a 3 St. De hoedanigheid der aardappelen is in dit jaar niet best, evenwel zijn de onze zeer goed, waarom wij over het algemeen ook 1 St. voor de korf meer betalen, dan wel anderen.
Gister was ik mede verzogt bij de vrienden van Zije te Hempens, maar omdat wij comparitie hadden van floreenpligtigen, moesten wij voor die uitnoodiging bedanken, mijn zoon en zijne vrouw hebben van die uitnoodiging gebruik gemaakt.
Ongeveer 20 korven appels hebben wij ingezameld, over het geheel zijn de appels zeer schaars, ook onze buurlieden hebben met een woord niets, ook onder het behoor van Wirdum, hoor ik niet, dat er iemand is, welke zooveel als wij gewonnen hebben.
Blz. 76
Den 31 Oct. hedennacht is de oppervlakte des aardrijks met sneeuw bedekt, thans heldere lucht verzeld van vorst; den 27 gedurende den dag vooral des avonds hevigen storm, sedert buijig, hagel en sneeuw tot heden.
De beesten loeijen over het veld, dewijl hetzelve wegens den sneeuw geen voeder kunnen bekomen; indien de winter zoo vroeg invalt dan zijn de vooruitzichten bekrompen dewijl men nog zeer schaars van winterprovisie van allerleijen aart, is voorzien; schoon wij van alle winterbehoeften reeds voorzien zijn; ook zijn wij van overvloedig hooi, indien de beesten vroeg gestald moeten worden, echter moeten wij nog 3 melkekoeijen en 2 kalvers verkoopen, verleden den 28 marktdag heb ik een weider verkogt voor 90 Gulden, welke op ongeveer 800 lb geschat werd, ik had dezelve op mei l.l. ook op de markt geveild, en men bood toen 68 Guld. dog ik wilde toen 70 gulden voor het beest hebben, thans heb ik 22 gulden beweid dat niet te veel is, maar om den overvloed van gras gedurende den zomer, heeft het ons ook niet gehinderd, een eigen weide dat is om voor ons te slachten, loopt nog in het land.
Blz. 77
De Gouverneur heeft op mijn verzoek wegens de voortdurende zwakheid van mijn gezigt voor eene maand mijn zoon gemagtigd om het Kantoor te administreren, Billetten uit te geven en te teekenen, en mij alzoo verlof gegeven om gedurende dien tijd van de Kantoorsbezigheden te onthouden, en na dien tijd een dergelijk verzoek doende aan zijne Exc. een attest van den medicus met wien ik medicijneer daarbij over te leggen.
Mijn zoon, Palsma, en eenige andere burgers hebben onlangs een opneming gedaan, om van de straatweg regt toe regt aan, tot voorbij het halfwegs huisje langs den Wijtgaarder dijk tot in het gebuurte een bepuinden weg aan te leggen, en hebben de kosten daarvan, ook het land, daartoe moetende afgestaan worden, daarmede in begrepen, berekend op 6000 Gulden; of dit ook tot stand zal kunnen gebragt worden; zal de tijd leeren, men sprak de kosten bij een jaarlijkschen omslag op het personeel als anders te vinden en weder af te lossen.
Blz. 78
Den 1 November, heden vorstig, wij hebben nog veel bosschen in het land; en daarom hebben onze koeijen nog wel gras en melken daarom zeer goed, heden nog 7 dat is 14 emmers daags, schoon door het ongure weder ‘s daags wel twee emmers verloren hebben.
Ik heb op tijd niet gemeld, dat mijns zoons vrouw te Achlum, op den 26 September bevorens bevallen is van een dogtertje, moeder en kind bevonden zich op den 27 volgens de bekendmaking van een bode per expres zeer wel; maar naderhand kregen wij berigt dat de moeder een zwelmborst gekregen hadde en daaraan laboreerde, dog een opvolgende berigt vermelde, dat zij aan de beter hand ware, sedert hebben wij er niet van gehoord.
Mijn knegt is gisteravond benevens nog vier anderen jongelieden van Wirdum naar de stad geweest, om Domeni van Velsen te hooren prediken, welke opvolgende maandags avonds, dezen dienst waarneemt ten
Blz. 79
huize van een partikulier voor de afgescheidene, ook voor andere welke daarvan gebruik willen, er waren gisteravond ongeveer 30 persoonen, de huisgenooten daaronder begrepen; mijn knegt benevens de andere medegenooten van Wirdum, hadden bijzonder genoegen onder deze Godsdienstoefening gehad en waren zeer gesticht geworden.
Zoo hier als elders, moeten de afgescheidene en alle degene welke daarin belang stellen steelsgewijze gebruik maken om den weg der zaligheid naar de leer van Gods woord en van onze gereformeerde kerk, te hooren verkondigen.
Elders worden ze gekweld met militaire inlage, zoo als in den omtrek van Sneek waar thans inlegering is, om te beletten dat de afgescheidenen aldaar geen Godsdienst naar de overtuiging huns gemoeds oefenen, ook in de wouden was tot dat einde onlangs inkwartiering.
Blz. 80
Den 3 November sedert de vorige dooi weder heden heldere lucht.
Wij melken daags nog 15 emmers melk, elders zegt men zijn alle beesten op stal, de boter was verleden marktdag 36 Gulden, misschien datze morgen nog duurder is, dewijl het gemaak alwaar de boeren schaars van gras voorzien zijn.
Ik was heden voornemen geweest om te wilsteren, ik heb de belasting ruim 4 Gulden daarvan betaald, wijl de regering deze liefhebberij onder de jagt betrekt, maar om de drukte en omdat het gevogelte hier zeer schaars is heb ik daarvan afgezien.
Den 7 Nov. sedert de vorige altoos onstuimig, buijig, altoos verzeld van weerlicht donder en bliksem, geen avond of morgen nacht of dag is sedert voorbijgegaan dat men dit niet opmerkte, dog altoos in de verte het luchtgestel of de dampkring schijnt buitengewoon electric te zijn, bij de jongste volle maan had de men maansverduistering eerstkomende nieuwe maan zonsverduistering.
Blz. 81
Een zoon van Bienze Vogel, Mr. timmerman alhier, heeft gedurende een jaar aan het Ateneum te Franeker, tot Chirurgijn en vroedsmeester opgeleid zijnde bij onzen Chirurgijn; gestudeerd, te onlangs een voldoend examen in deze wetenschappen voor het Collegie medicum afgelegd hebbende, heeft zich thans in die praktijk te Hardegarijp neergezet, na alvorens een kindskind van A. Palsma getrouwd te hebben.
Dit is de laatste student welk opvolgende (zie onze vorige aanteekeningen) onder Wirdumer behoor, tot de studien opgeleid zijn geweest, en voltrokken hebben of de volgende jaren ook zoo rijk zullen zijn in het opleveren van de jongelieden tot de studie, als de vorige zal de tijd leeren.
Den 16 Nov. mistig anders goed weer, wegens het goede weder hebben wij nog geen eenig beest op stal, elders alwaar het gras schaars was, zijn de beesten gestald: het hooi is zeer duur als het bij boelgoed of anders verkogt wordt.
Blz. 82
Tegen alle verwachting was het vee verleden marktdag graag, niettegenstaande den overvloed, men zegt: dat er veertienhonderd vijf en twintig toen op de markt waren; het was een schoon gezigt, zooveel vee en zoo geregeld naar het aanleggen van deze uitmuntende en ruime marktplaats bij elkanderen te zien.
Den boter is 40 Gld. min en meer opvolgende de prijs de kaas van 18 tot 20 Gulden, de vette varkens zijn ook duur.
Gister was de oude meester van Roordahuizum hier, den tijd aangenaam met elkanderen doorgebragt te hebben vertrokken mijn zoon en hij naar het gebuurte alwaar hij uit van huis is, hij geniet een aanzienlijk pensioen als Rijksontvanger, elders meen ik dit reeds gemeld te hebben.
Den 23 November, hedenmorgen alleronstuimigst, ten gevolge daarvan hebben wij de melkerieren opgezet, nadat wij de koeijen den 19 bevorens opgezet hadden, 6 hokkelingen loopen nog uit.
Blz. 83
Den 26 Nov. heden sterke vorst, ten gevolge daarvan hebben wij ook onze jongbeesten op stal gezet, wij hebben thans 40 hoornbeesten op, benevens ons slachtkoe, welke wij voornemens zijn benevens een oud varken, maandag te slachten.
Gister kwam hier M. Gilhuis Mr. Smid te Sneek, bevorens te Wirdum, om hier een nacht bij ons te logeeren; zijn zoon Mr. Smid te Scharnegoutum en Borneman koopman in kruidenierswaren te Sneek welke laatste een Godsdienstoefening boven de 20 personen onlangs ten huize van eerstgemelden hadde gehouden, en daarom door de Regtbank te Sneek in een geldboete waren veroordeeld, en deze zich op de Regtbank van Leeuwarden hadden beroepen, waarvan heden aldaar moesten te regt staan, onder bepleiting van den advocaat Hiemstra en de Waal.
Dit proces wilde M. Gilhuis gaarn bijwoonen uit hoofde der belangstelling nopens zijn zoon en Borneman, hoedanig het vonnis van het Hof van appel aangaande deze zaak wezen zal
Blz. 84
weten wij nog niet – Maar het is in deze zaak van godsdienstige processen zeer vreemd: dat de eene regtbank vrijspreekt, wordt door den anderen veroordeelt en wederkerige vrijspreekt en anderen weder veroordeelen, en dat om dezelfde godsdienstige zaken.
Een R. Catholijk advocaat de Heer Feijens zoude bovenstaande persoonen verdedigen.
Den 1 December, heden en gister uitmuntend schoon weder.
Bevorens den 29 November heeft alhier vooral des avonds een allervreeslijkste orkaan gewoed, ik kan mij niet herinneren ooit zulk een harden wind beleeft te hebben, alles kraakte en beefde, onder het geloei en gebulder der winden, evenals harde donderslagen, nooit ben ik zoo voor den harden wind bevreesd geweest, hetwelk vermeerde door het gekletter der pannen welke van de schuur vlogen, ‘s avonds half 7 begon het onweder te bedaren, het woei tot laat in den avond nog wel hard, maar niet buitengewoon; toen men zich betrouwd buiten den deur te gaan, zag men een hevigen brand over de Zwette, dog om 9 uur niet meer.
Blz. 85
‘s Anderendaags toen het licht was, zag men dat er naar gissing zoo wat 200 pannen van het dak der schuur of naar beneden gevlogen waren, of hier en daar wel van de plaats geligt maar beklemd door anderen, nog op het dak rusten, van het voorhuis was ook een gat in dak met latten en al uitgeslagen, benevens de kop van het hooiblok afgedrongen, behalven gemelde bevond men geen meer schade aan ons huis enz. toegebragt te zijn.
Ik ging ‘s morgens naar het Kantoor, en hoorde aldaar van de lieden welke de belastingen betaalden, dat er bijkans in den gehelen omtrek van Wirdum en elders zooveel men hoorde, geen huis of schuur meer en min onbeschadigd gebleven is, de brand welke wij gezien hadden was de Huinser poldermolen geweest, ook was een watermolen bij Oudeboorn verbrand, een watermolen in de noodend onder Wirdum, is geheel omgeworpen, anderen beschadigd, met een woord de storm heeft in dezen omtrek bijkans geen voorwerp verschoond, hoewel men echter van buitengewoone rampen menschen en dieren getroffen nog
Blz. 86
niet gehoord heeft; zoo even zegt men: dat er in den omtrek van Warga en Wartena ongeveer 13 a 15 watermolens zouden omgeworpen zijn. Een jongeling te Leeuwarden van school komende, zoude in de Bagijnestraat, door het vallen van een stuk muur geheel verpletterd zijn: dog bij nadere bescheiden zullen wij misschien op de gevolgen van dezen allervreeslijkste storm te rug komen.
Gelukkig dat dezelve in de felste woede ongeveer een uur, dat is ‘s avonds van 5 tot 6 uur geduurd heeft.
Wat is de zwakke sterveling? bij het ontstaan van de kragten der natuur, wanneer het den Almachtigen behaagd, om zijne grootheid en alle denkbeelden tebovengaande magt te openbaren?, hoe siddert en beeft dan het magtelooze schepsel!
Den 3 December, thans wel harden wind maar evenwel goed weder.
Overal in ons gewest, ook in Holland volgens schrijven uit Amsterdam en Rotterdam heeft de storm met dezelve hevigheid gewoed en bijkans alle gebouwen en getimmerden, in-
Blz. 87
zonderheid de watermolens, getroffen, waarvan overal een grote menigte omvergeworpen en meer en min beschadigd zijn geworden, zware boomen omvergewaaid, sommige gebouwen geheel omgeworpen, eene menigte schoorsteenen beschadigd en bijkans geen eenig huis welke aan dakpannen niet geleden heeft, met een woord het bevestigd zich waarvan wij bevorens schreven, ook van het omkomen van dien jongeling te Leeuwarden, benevens die van vader en zoon welke met een vaartuig naar Oudkerk waren om hout, de kleinste zoon welke in leven dog bewusteloos gered wierd is aan de gevolgen ook overleden.
Men zeide mij hedenmorgen in de stad dat de houders van dakpannen daarvoor over de 50 Gulden vraagden daar de prijs anders 17 a 18 Gld. bedraagd. Men vreest dat er in de fabrijken en magazijnen zooveel pannen in Friesland niet voorhanden zijn, als men in dit gewest thans benoodigd is.
Blz. 88
Den 6 December, goed weder, maar sedert de vorige nog altoos sterken wind, tot op heden.
De dakpannen ontbreken, om de huizen en schuren digt te leggen, over het algemeen bepaald men de openingen tot een gat, en men legt andere gaten over de daken verspreid digt, teneinde bij den regen, maar een lekkagie te hebben, tot zoolang men van pannen voorzien zal zijn.
De timmerlieden hadden het verbazende druk om het gebrokene te herstellen, ‘s morgens na den storm toen ik bij onzen timmerman kwam waren er al 4 a 5 boeren bij hem geweest om te herstellen, zoo ging het ook de andere timmerlieden in het gebuurte en in den omtrek, maar helaas de materialen ontbraken bij allen om volkom te herstellen, drie meester-timmerlieden in het gebuurte hebben dadelijk na den storm naar Makkum gezonden om een vragt pannen; maar ik heb nog niet gehoord, datze ontvangen zijn, onze schuur lijt ook nog open, dog zooveel mogelijk hebben wij maar een gat open gelaten.
Blz. 89
Het hoornvee is gedurende den herfst in alle soorten, tegen alle verwachtingen, zeer prijzig geweest; er was een groot overvloed en daarom vermoedde men dat de prijzen zeer slap, zouden zijn. Te Grouw worden een menigte vette koeijen in tonnen geslacht voor de handelmaatschappij, ook te Akkrum en dit maakt den handel levendig, verspreidende daardoor den overvloed ook tot andere soorten van vee, vooral de vare.
De vette koeijen waren om Allerheiligen wel 20 Gulden duurder als toen ik mijn vette koe bevorens gemeld verkogte, deze woog 843 lb.
Ons weidkoe hebben wij ook geslacht en hadde 125 lb smeer, het buikvleesch welke zeer vet was hebben wij niet gewogen, ons oud varken welke wij slachten woog 430 lb, alleen gevoed door wei en een weinig zuip, twee beste spallingen hebben wij nog op het hok.
Wij melken daags nog ongeveer 9 emmers melk, sedert den 12 Mei tot hier toe hebben wij 58 fandels boter en 30 schip lb kaas gemaakt.
Blz. 90
Den 9 Dec. alleronstuimigst van regen en wind, ook sedert de vorige; eergister zag men in de buijen gedurende den dag, maar vooral des avonds weerlicht, tevens hadde men ook donder gehoord.
In vergelijking met andere provincien, zelf tot in andere naburige rijken, alwaar die storm zich uitstrekte, is onze provincie, er nog bijzonder verschoond, hoewel er zeer veel schade veroorzaakt geworden is. Volgens de nieuwspapieren was Londen, Hamburg en Altona, zeer geteisterd, van bijzondere zeeschaden is tot nog toe geen melding gemaakt, evenwel waren eenige zeekusten in Engeland als het ware met wrakken bezaaid.
De boter zakt een weinig, de prijs is thans 35 a 36 Gulden.
Den 14 Dec. sedert de vorige altoos onstuimig regen en wind, thans bedaarder N.W. wind, bevorens sedert den meest Z.W.
Gister waren mijn zoon en zijne vrouw, mijn dogter en haar man uit de buren, benevens Zije van Wijngaarden en vrouw, gedurende den dag alhier te gasten, en vertrokken ‘s avonds
Blz. 91
ongeveer 11 uur bij regen en wind naar huis, Zije en zijne vrouw waren met den wagen, mijn zoons vrouw, bleef alhier den nacht en is heden morgen naar de stad, om boodschappen aangaande hunnen winkel te verrichten, met voornemen om tegen den middag hier weder te rug te zijn.
Ik heb voorleden vrijdag 2 mispels 2 hazelnootenboomen en een pruimboom aan Boscha boomkweker te Bergum besteld, om morgen te ontvangen. Deze aanteekening heeft anders geen waarde, behalven om naderhand eens te zien, hoe lang deze boomen gestaan hebben.
Onze buurmans molen is nog niet geheel gerepareerd, welke onlangs door den storm gebroken is, zijn land begint vrij wat onder water te staan, bij gebrek van malen. Zoo is het gedurende den herfst, om het natte weder zeer druk met malen, alleen de menigte molenkrijten, welker molens, ten deele geheel of minder beschadigd zijn, door den geweldigen storm lijden thans meer en min door het water.
Blz. 92
Den 24 December, sedert de vorige zeer zacht lenteweder, verzeld altoos van regenachtig en mat weer, dog heden sedert gisteravond vorstig.
Den 21 hadden wij in kwaliteit als kerkvoogden in onze gewone vergaderplaats rekendag ontvingen de huur en bovendien 300 Gulden agterstallige huur, zoo dat de huurders der Zathe over 1836, 300 Gld. vooruitgegaan zijn; wijders betaalde ik als Administrateur de rekeningen van timmerlieden verwers, arbeiders, klokluiders en aan allen waaraan de Administratie over dit dienstjaar schuldig en boven dien 650 Gld. tot aflossing van eene schuld ten voordeele van A. Palsma, mijn mede kerkvoogd, en bevond ‘s avonds bij het opmaken der kassa van dezen dag nog een voordeelig slot van ruim 4 Gulden, waarna wij na gedurende dezen dag drukke bezigheden ‘s avonds 6 a 7 uur scheiden.
Gister hadden wij gecommitteerden van de brandsocieteit comparitie in ‘s Land Welvaren te Leeuwarden, en waren tegenwoordig Lolke van Gorkum en Steven Nijdam, welke over 1836
Blz. 93
schade aan brand geleden hadden, de eerste te Rauwerd aan de huizinge schuur cum annexis ter somma van 3114 Gld. en de tweede te Irnsum wegens brandschade aan hooi ter somma van 120 Gld. aan welke de boekhouder bij termijnen opvolgende hadde betaald, maar thans in tegenwoordigheid volledige kwitantien passeerden, waarna de vergadering overging, om een omslag te ramen tot vergoeding der brandschade in den herfst onlangs te Jellum bij de wed, Goslinga geleden wegens het afbranden van hare schuur cum annexis, ontstaan door de onvoorzigtigheid van de kleine knegt, om met een test met vuur het bed te droogen, hetwelk door het ontgaan van zijn water ‘s nachts nat geworden was.
Bij het opnemen der tauxatien van gemelde brandschade bedroeg deze schade ruim 5 a 2600 Gld. en wierd daarop bij gecommitteerden bepaald een omslag van 50 Cents van de duizend der ingeschrevene waarde dezer societeit. De boekhouder wordt gemagtigd, om de omslagbilletten op te maken, en deze gelden door den bode te laten ophalen, waarvoor hem door de vele werkzaamheden 25 Gld. boven zijn pensie van deze beide branden tezamen 50 Gld. zijn toegewezen.
Blz. 94
Ook zijn de brandspuiten van Rauwerd en Weidum voor de bewezene diensten in de voors. brand van Lolke van Gorkum onder Rauwerd en de wed. Gosliga onder Jellum toegewezen ieder 50 Gld. waarvan in het bijzonder aan Roel Boorsma brandmeester te Weidum voor zijne betoonde wakkerheid in de laatstgemelde brand 10 Gulden.
De schade en breuken onlangs door den storm veroorzaakt wordt opvolgende dog langzaam bij gebrek van huispannen hersteld; terstond na den storm heeft een koopman uit Holland alle de meest aanwezige pannen te Makkum en elders opgekogt, waardoor alhier een groot gebrek ontstond; wij zijn gered met aangevoerde wrakke pannen, door onze timmerlieden van Makkum nog bekomen, onze schade alleen bedroeg maar 145 pannen, en hebben alles rede hersteld, er zijn schuren en vooral de nieuw gebouwde schuur van Lolke van Gorkum voors. die tot 4000 min en meer afgevlogen en gebroken zijn.
Gister hebben wij een gemeste varken ongeveer 260 a 70 oude lb zwaar voor 41 Gld. te Leeuwarden verkogt.
Blz. 95
De varkens kosten mij bij aankoop | 105-00 | |
een oude weder verkogt voor | 47-00 | |
twee magere | 31-00 | |
een misdijers | 11-50 | |
die van gister | 41-00 | |
tezamen | 130-50 | |
25-50 | ||
de ouwe welke wij voor ons geslagt hebben | 60-00 | |
de spalling welke wij dingsdag zullen slachten | 41-00 | |
nog een zeug daarvan in het land | 16-00 | |
opgebragt aan waarde voor ons | 142-50 | |
aan voeder 3 zakken meel a 3½ Gld. | 10-50 | |
dus zuiver voor wei en zuip | 132-00 |
Bovendien hebben wij gevoed 10 kalvers waarvan een gestorven en twee voor 17 Guld. verkogt en hebben nog 6 kalvers in 1 bul welke ik tezamen op 100 Gulden schat, zoodat ik acht dat wij door het voeden van varkens en kalvers ongeveer 250 Gulden uit het wei en den zuip genooten hebben.
Voor eigen comsumsie of liever huishouding hebben wij geslacht
een lam 50 oude lb
een bulle 500 —
een koe 750 —
een oud varken 430 —
een spalling 270 —
tezamen ongeveer 2000 lb
Blz. 96
Dus over 1836 betaald aan Accijns | 41-74 | ||
om te visschen enz. | 9-:: | verponding | 284-76 |
dorpsomslag | 13-:: | personeel | 47-12 |
vaartslatten Wirdumer .. | 32-:: | bel. op de turf onder bovenst. accijns | ______ |
54-:: | 373-62 | ||
te zamen | 54-:: | ||
aan belastingen betaald | 427-62 |
Den 28 December, sedert de vorige vorst verzeld van storm en zeer harden wind, waardoor het bijkans ondoenlijk was om te reizen; ik heb daarom de godsdienst op de beide Kersdagen den 25 en 26 niet bijgewoond.
De koude of eigenlijk stond niet gelijk met den harden wind, echter wierd het ijs den 26 al met schaatzen gebruikt, hoewel met de uiterste zorgvuldigheid, dewijl de wind overal wakken gevormd hadde, die thans wel digt, maar overdekt met een weinig sneeuw, sedert opvolgende gevallen, en daardoor geheel onzigtbaar zijn; het is daarom dat ik mij op schaatzen te rijden niet betrouw, omdat de vorst niet hevig en mijn gezigt donker is – met dit alles ziet men evenwel hier en daar opvolgende schaatsrijden langs de sloten, hoe het met de vaarten en andere wateren met ijs gesteld is, heb ik niet gehoord.
Blz. 97
Den 31 Dec. vorst het ijs wordt overal gebruikt, het is ook sterk genoeg; maar met den aanvang van den vorst was het op den 25Ë™ storm en daarna harden wind, het grondijs zette zich weldra en werd in in dikker rimpels opgeslagen, zoo dat er maar weinig effen en gladijs overgelaten is, en daardoor het schaatsrijden bijna ondoenlijk geworden is.
De boter werdt gister op speculatie opgekogt, omdat de vervoer thans ondoenlijk ware, de prijs was 33 Gulden; velen hadden de boter te huis gehouden, en sommigen die er hadden wilden om den verminderden prijs niet verkoopen; onze boter wierd verkogt, omdat ik liefst markgang wil schikken.
De storm welker den 25 en den 26 woedde heeft hier en elders vooral wegens schrijven uit Amsterdam, opnieuw vele schade aan boomen, huizen en schepen veroorzaakt, zoo was onder anderen een boer te Goutum welke op den 29 November 1300 pannen van de schuur gebroken en afgeslagen hadde, dog
Blz. 98
daarna de schade geheel herstelde hebbende opnieuw door den kersstorm weder 400 pannen afgeslagen en gebroken wierden, algemeen kan men niet zeggen dat de storm van den 25 l.l. zooveel schade veroorzaakte, als die van den 29 Nov. alleen Amsterdam uitgezonderd, alwaar veel meer schepen in den jongsten dan in den vorigen gebroken zijn.
Men schrijft ook van buitengewoone luchtverschijnselen, welke hier en daar in Europa zijn waargenomen, gevoegd bij de buitengewoone weersgesteldheid, storm harden wind, donder en bliksem aan den onlangs verschenen komeet Halley toegeschreven wordt.
Ook is de vruchtbaarheid in den loop van 1836 buitengewoon geweest vooral ten aanzien van den landbouw hooi, gras en graangewassen; in het voorjaar zeide men dat bij voorbeeld dat de koolzaden geen Cent waardig waren, en zelden heeft dit gewas dien graan 6 stuiver meer voordeelen aangebragt als de tegenwoordige oogst.
Blz. 99
Even zoo is het met de greidplaatsen, er zijn maar zelden voorbeelden van zulke vruchtbare jaren in hooi en grasgewas vooral op de klei, en in dezen omtrek in het voorjaar was er overvloed van vee. Runderen en schapen, en omdat het vee toen goedkoop was, hield een ieder meer als bij gewoone jaren, en men dagte dat in den aanstaanden herfst wegens den overvloed, het vee geen waarde zoude hebben, maar het tegendeel hadde plaats de wol wierd in het voorjaar zoo niet duur maar evenwel voor een goeden prijs en graag gekogt, en leverde een goeden winst op voor de duizenden der schapen welke er aanwezig waren; een zeer vruchtbaar gewas, bragt geen schaarsheid aan voor het overvloedig vee waarvan een ieder meer dan gewoon voorzien was, boter en kaas wierd er in overvloed gemaakt en van een beste hoedanigheid, omdat de weersgesteldheid daartoe bijzonder bevorderlijk ware, eene buitengewoone warmte en
Blz. 100
en zoele lucht ondervond men in den loop van 1836 maar zelden, meest een frissche weersgesteldheid vooral in den zomer, uitgezonderd in den meer gevorderden herfst, zijnde meest regenachtig en met storm harden wind en onweer verzeld.
Men vreesde dat den overvloed van vee welke men tegen den winter moest verkoopen, op een zeer lagen prijs zoude te staan komen; maar het wierd met graagte gekogt in allerlei zoorten, tegen aller verwachting, ook de vette weidbeesten, waarvan een menigte te Grouw in tonnen voor de handelmaatschappij zijn geslacht men heeft het getal wekelijks wel op 40 begroot, welke aldaar geslacht wierden.
De prijs van boter en kaas was gedurende den loop van dit jaar, bestendig, en zoo niet buitengewoon duur, echter door elkanderen boven de 30 Gulden, dit gevoegd bij den overvloed van gemaak, heeft de greidboer een buitengewoon voordeelig jaar gehad.
Blz. 101
Ik was in den voormiddag aan het Kantoor om de belastingen te ontvangen en reed ‘s nademiddags naar Zije Wijngaarden aldaar den dag overigens met genoegen doorbragt in tegenwoordigheid van Zije zuster en zwager van Hempens, welke in schemeravond vertrokken, en van Wijngaarden en zijne vrouw met mij ‘s avonds om de godsdienst bij te woonen, welke op 7 uur bepaald was; na het eindigen van den Godsdienst, ongeveer half 9 gingen mijne dogter Akke welke ook tegenwoordig was, en ik tezamen met ons knegt naar huis; en hiermede sluiten wij dezen jaargang en wenschen maar regt dankbaar te zijn, voorden ruimen zegen gezondheid en welvaren, welke ik met de mijnen gedurende dit jaar mogte genieten.
Eindelijk zullen, wij ten slotte volgens gewoonte bijvoegen de belastingen door de ingezetenen aan het Rijk en de gemeente betaald.
Blz. 102
De donkerheid van mijne gezigt, heeft mij somtijds in deze bezigheid, welke ik anders met genoegen om de meer of mindere belangrijke gevallen of gebeurtenissen aan te teekenen ondervind, belemmerd en mij spelfouten doen begaan welke ik zoude konnen vermijd hebben, en die mij onmogelijk zijn bij gebrek van een goed nazien te verhelpen; maar het is niet anders ik vertrouw dat het nog hoe gebrekkig ook leesbaar zal zijn.
Blz. 103
Belastingen
Direkte Belastingen | |
Grondbelasting | 15.740-60 |
Personeel | 2.842-35 |
Patenten | 321-02 |
Accijnsen | |
Geslacht | 1.142-77½ |
Gemaal | 652-47½ |
Collectief Zegel en quit. | 179-84½ |
Consent vervoer en gel. Bill. | 2-80 |
Gemeente Opcenten | 1.343-87 |
Pers. kost. daarvan 3 pC. | 40-29 |
Geslacht vee | |
35 Stieren waarvan de gesch. waarde | 541-:: |
1 Ossen | 70-:: |
51 Koeijen | 2.389-:: |
4 Vaarsen | 174-:: |
5 Pinken | 82-:: |
26 Kalveren | 114-:: |
80 Nugteren dito | 100-:: |
162 Schapen | 1.029-:: |
37 Lammeren | 96-:: |
43 Oude varkens | 1.645-:: |
175 Spalling varkens | 3.085-:: |
Wirdum den 31 December 1836
D.W. Hellema
Rijks Ontvanger