1838

 

Blz. 1

Den 1 Januarij. Het vorige jaar is weder verdwenen, en heb dat voluit mogen sluiten in sterkte gezondheid en welvaren, met alle de mijnen. De bijzonderheden min of meer der aanteekening waardig gedurende dat jaar voorgevallen, hebben wij eenigzins vermeld. Wij zullen indien ons de noodige sterkte gezondheid en welvaren verleend worden dit jaar, daarmede weder aanvangen en der aanteekening waardig voortgaan te vermelden.

In de eerste plaats wenschen wij dat het ons, mij en de mijnen en allen daarmede in betrekking staan gedurende dit jaar moge welgaan, dat wij alle onze betrekkingen mogen gezegend worden, en in de gunst en liefde door het geloof in Christus van den Allerhoogste mogen deelen om voortaan een gelukkig en zalig leven te leiden, opdat wij in het genot van een ware zielenrust, dit jaar weder voleindigen.

Dat ons land wijders moge gezegend worden, dat de Koning en alle hooge en lage regeringen, wel mogen regeren, regt en geregtigheid een ieder, zelf ook in het godsdienstige doe genieten, dat de vervolging tegen de afgescheidene een einde neme, en hunne godsdienstige vrijheid, evenals alle de andere, in de bescherming des Konings, opgenomen worde, ten einde allen een stil en gerust leven mogen leiden.

Blz. 2

Den voorleden nacht, ben ik bij mijne dogter en zwager geweest, en deelde in den morgenstond, de menigte kinderen als nieuwjaarsloopers aan de deur een ieder die daarom vroegen een kleine gifte.

Woonde de morgengodsdienst vervolgens bij, en vertrok daarna, zonder de Diaconierekening welke ‘s nademiddags volgens gebruik door den afgaanden diaken zoude gedaan worden, na alvorens den nieuwen ouderling en diaken na het eindigen van den godsdienst bevestigt te hebben bij te woonen naar huis.

Het weder is een geruimen tijd, bij opvolging schoon en zagt, zonder eenige vorst; het water is zeer hoog, door de menigvuldige regen onlangs gevallen.

Men heeft sedert eenige weeken begonnen de Vrouwe of Stienser poort, te Leeuwarden af te breeken, de dwinger en het bolwerk aldaar af te graven, en daarmede de gragt aldaar te vernaauwen, om evenals bij de Wirdumer en Hoekster poorten een aangenaam ruim bij het inkomen der stad te bewerken, en te vormen, een nieuw brug even ten zuiden van de oude brug, welke afgebroken zal worden, wordt in eenen anderen gerijflijken vorm ongeveer een paar voeden van de oude weder gemaakt, na alvoorens de gragt aldaar zeer te vernaauwen, zoodat de nieuwe brug veel meer dan de helfte korter in de lengte zal bestaan.

Een menigte arbeiders uit de stad werken daar steeds, vreemden mogen daar niet toegelaten worden, zij moeten ingezetenen dezer stad zijn, de gemene man verdiend zijn brood en men komt de alimentatie dezer wijs aldaar zeer tegemoet.

Blz. 3

Mijn zoon doet heden verantwoording van ‘s Rijks ontvangsten; gister heeft hij een gedeelte daarvan medegebragt naar de stad, alwaar hij eene provinciale vergadering van ouderlingen der afgescheidene moeste bijwoonen. Hij is in deze kwaliteit praeses van de Leeuwarder klasse der afgescheidene namelijk.

Den 5 Jan. steeds open water, met afwisselende stofregen. 6 Jan. koud N.O. wind, het huis droogt op. De boter houdt prijs, gister marktdag, er bevinden zich nog altoos beesten ter markt om te verkoopen, koeijen schapen en varkens, en veroorzaakt aldaar eenige levendigheid.

Mijne dogter Klaaske is gister van Hallumer mieden weder in welstand te huis gekomen.

Ik heb de Kerkerekening over 1837 weder opgemaakt gedurende mijne administratie over dit jaar heb ik behalven de gewone en buiten gewone uitgaven nog 850 gulden schuld afgelost en blijft nog een profijtelijk slot van ruim 300 gulden.

Sedert mijne Administratie van meer dan 10 jaren heb ik verscheidene duizenden gulden schuld ten laste dezer administratie afgelost, over 1836 en 1837 tezamen 1500 gulden – zoodat wij de kerkelijke administratie uit de gewone inkomsten, zonder buitengewone toevallen ruim kunnen gaande houden.

Ik ben altoos administratrerende van den aanvang mijner administratie.

Blz. 4

Den 8 Jan. sedert dat de vorige vorst, thans sterke vorst, en zeer koud, hedenmorgen viel er eenigzins sneeuw.

Ten gevolge van de onlangs in de Schrans godsdienstige bijeenkomst der afgescheidene door het Bestuur toen uit elkanderen gedreven, is D van Velzen op den 8sten dezer door de Regtbank weder 100 gulden en de eigenaar van het huis alwaar de bijeenkomst gehouden wierd, in de boete geslagen van 7 gulden, maar hebben beide zich weder op eene andere regtbank beroepen. Voormaals en sedert opvolgende worden deze godsdienstige bijeenkomsten nog altoos zonder eenige stoornis voortgezet.

Het schijnt dat de Besturen zich getroosten eenmaal dezelve gestoort te hebben, en daarna door de vingeren zien; althans zoo is op vele plaatsen in Friesland het geval geweest. Men schijnt over het gehele Rijk met deze zaak in tweestrijd te zijn, althans schijnt het dat men schoorvoetende de wet dezen aangaande om namentlijk boven de 20 personen geen godsdienstige bijeenkomst toe te laten, te handhavenenen.

Men heeft nieuwjaarsdag, de provinciale vergadering in de stad tot onderlinge genoegen, zonder eenige hindernis gehouden, en toen vele zaken tot een geregeld uit en inwendig bestuur vastgesteld en beraamd.

Het is uit zonderlings, dat niettegenstaande de gedurige vervolgingen, de staat van de afgescheidenen opvolgende eene meerdere vastigheid bekomt.

Blz. 5

Den 11 Jan. sedert vorige sterke vorst, waardoor het bij waarneming minder dan een etmaal drie duim vroor; de vorst is zoodanig in de huizen opgedrongen dat het tot aan de haard vriest, gister sneeuw, waardoor de oppervlakte des aardrijks bedekt is; het is evenwel door den wind oost en west langs de slooten en vaarwaters ontbloot, maar dwars over met sneeuw bedekt.

Heden gematigder, maar heldere lucht, sterke vorst, maar stil, zoodat een ieder op schaatsrijden belust, zich van wal begeeft.

Op de Sneeker vaart waren hedenmorgen de sneeuwvegers druk bezig. Toen ik jong ware wist men daar niet van; maar sedert eenige jaren heeft men begonnen te doen, en dit geeft voor de schaatsrijders een groot gemak gemaakt, maar het kost ook vele centen en oponthoud, dewijl op eenigen afstand t’elkens door de baanvegers daarom aangevraagd worden, en die dan eenigzins bescheiden is, omdat  het gemene lieden zijn, die zich met vegen ophouden reikt men zoo opvolgende van eenige weinige afstanden, van Sneek tot Leeuwarden, tot Dokkum tot Harlingen enz. zijn centen uit. De gemene man verdient hiermede vaak zijn brood op een gedeelte daarvan, bij zulke winterijs.

Blz. 6

Den 13 Jan. sedert de vorige sterke vorst. Heden een week geleden, dat is den 6 dezer, schreven wij, het huis droogt op, ‘s nadenmiddags was ik even naar de stond, en merkte toen eenig vorst, ‘s zondagsmorgens was de grond hard, maar open water dog sedert heeft het zoo sterk gevroren, dat men gister op den 6den dag daarna, het ijs rede met paard en slede gebruikte; het was gister een mooije dag en marktdag, de vaarten zijn mooi en effen te schaatsrijden, de stad was daarom zoo ontzettend vol van menschen uit alle oorden om te schaatsrijden daar na toegevloeid, dat men op de voorstraten bezwaarlijk door de menigte heen drong, ik reed op schaatsen langs de Sneeker vaart ook derwaarts maar ik reed ‘s morgens tijdig en even na den middag te rug, om de menigte welke ook de Sneeker vaart langs reden, te mijden.

De stad heeft gister zeker een goeden dag gehad; de ijzerkramershuizen, alwaar schaatsen te koop waren, waren zoo vol koopers, dat men er niet konde doordringen, zoo mede de herbergen, en andere openbare huizen. Heden is het ook stil en heldere lucht; een ieder die lust heeft en kan zal misschien zich van honk begeven, waardoor de openbare vaarten misschien heden na den middag van volk zal wemelen, omdat het zaturdag is; men bood gister voor de boter 33 gulden. Tot hier toe heeft het zoo weinig gevroren, thans in zulk een korten tijd zoo ontzettend, dat er

Blz. 7

misschien maar weinige voorbeelden zijn dat het van open water tot paardeijs, zoo weinig tijd verliep, voor maar eenige dagen voer men schepen door de stad, en gister reed men met sleden met goederen onder alle pijpen zelf onder de lange pijp door.

Den 16 Jan. opvolgende zonder eenige afwisseling sterke vorst, met stilte en vaak heldere lucht vergezeld.

Het is thans de orde van den dag, om te verhardrijden. Gisteren hield men zoodanig een liefhebberij te Leeuwarden, met Musiek vergezeld op de stadsgragt er waren 48 hardrijders ingeschreven, wie de prijs van een gouden horologie en de premie van een zilveren dito gewonnen hebben, heb ik tot nu toe nog niet gehoord.

Heden wordt een aanzienlijke prijs met paard en sleed te Tietjerk verharddraaft.

Morgen te Sneek om te verhardrijden een gouden en een zilveren horologie. Dit is der Frieszen grootste vermakelijkheden. Misschien dat er op veel meer andere plaatzen, staande deze dagen zoodanige bedrijven plaats hebben. Ook zal men heden te Wijtgaard zoogenaamd ringrijden.

Gister kwamen hier op schaatsen Pier Lettinga, Doeke en zijne vrouw van Wanswerd. Na alhier den dag met elkanderen doorgebragt te hebben vertrokken ‘s avonds 4 uur langs de Sneeker vaart.

Blz. 8

Den 20 Januarij. Heden is de wind zuid vergezeld van eenig sneeuw en schijnt eenigzins veranderlijk.

Het is heden 14 dagen dat het begonnen is te vriezen, zonder eenige afwisseling, sterke vorst behalven verleden woensdag, het is thans zaturdag scheen het eenigzins veranderlijk, maar herhaalde zich in koude en vorst spoedig zoo sterk als immer tevoren.

De koude en vorst zijn zoodanig in de huizen opgedrongen, dat ‘s nachts alwaar men tegen de deekens ademt stijf bevriest.

Nooit heb ik zoo over de koude klagen gehoord, een ieder bijkans, welke zich naar buiten het zij uit noodzakelijkheid of vrijwillig op reis begaf, is of met bevrorene voeten, handen, vingers, ooren enz. weder te huis gekomen. Ook of ware men om bezigheden te doen buiten de deur, kwam men er vaak niet ongeschonden af, zooals het mij op een avond gebeurde toen de schapen dreigden over den tuingragt te loopen, dat ik de sneeuw aldaar maar even opveegde het uitere lid van een mijner vingers bevroor niettegenstaande gedurende dien tijd, mij wel van handschoenen voorzien had. – Gister is Domeni van Achlum hier op schaatzen geweest en tijdig weder vertrokken.

Blz. 9

Den 23 Januarij, het scheen dat er bevorens eenige verandering bestond, maar de vorst bleef aanhouden, en gedurende stilte dat een bijzonder voorregt in de koude is; heden is het zoo koud als het immer geweest is vergezeld van harden wind en sneeuwjagt, want er is gedurende dezen vorst veel sneeuw gevallen, en daardoor in de noodzakelijkheid gebragt, de schapen in het land met hooi te ondersteunen, wij hebben maar 21 en deze nemen veel hooi, maar daar houden wij dezelve ook bij honk, andere boeren laten ze loopen, waardoor zij vaak in langen tijd niet waar zij zijn, een zeker boer Sjoerd Palma te Wijtgaard, vond de zijne na lang zoeken te Grouw.

Hardrijden en harddraven met paard en sleed wordt dagelijks om aanzienlijke prijzen en premien voortgezet.

De stad deelt een grootsch berigt in de Courant van het aldaar jongstleden plaats gehad hebbende door 48 perzonen hardrijden en daarmede vergezeld gaande staatsje, goede order, en door wien de prijs en premie behaald zijn n.l. van iemand van Terzool en Balk – Deze eerste persoon een jongeling van 22 jaren wierd te Sneek om zijn hardrijden niet toegelaten, waardoor de persoon die de premie te Leeuwarden behaalde de prijs van een gouden horloge te Sneek gewonnen heeft.

Blz. 10

Den 25 Jan. sedert de vorige vinnige vorst, heden eenige verandering betrokken lucht, dreigt om te sneeuwen.

Zoo even de Diakens alhier geweest om een extra collect te doen. De hoogste inschrijvingen waren 30 Guld. 20, 8, enz.

Overal vooral in de stad, worden zoodanige collecten aangekondigd en voortgezet, wegens de strenge aanhoudende winter.

Den 29 Januarij vorst niettegenstaande eenige verandering waargenomen wierd, heeft de vorst zich hervat zoodat het opvolgende sedert de vorige vriest.

Hardrijden en harddraven met paard en sleed is dagelijks werk onder anderen is in de Leeuwarder Courant van den 26 dezer geadverteerd.

“Schaats partij te Harlingen

Met permissie van het Edel Achtbaar Bestuur der stad Harlingen, gedenken eenige ingezetenen op maandag den 29 Jan. 1838 des morgens ten 10 ure door manspersonen te laten verhardrijden, indien ijs en weder zulks toelaten:

honderd vijf en twintig gulden tot prijs

en vijftig gulden tot premie.

De personen welke verkiezen mede te rijden worden geinformeerd dat de inschrijving zal plaats

Blz. 11

hebben op zondag den 28 Jan. 1838 van 1 ‘s middags 12 tot ‘s avonds 4 ure enz.”

Doch zeer aanmerkelijk vinden wij de volgende advertentie in die zelfde courant:

“Harlingen den 24 Januarij. Na een zeer gestrenge koude, welke gedurende veertien dagen de zagte weersgesteldheid, die de afgeloopene maand opleverde heeft vervangen en op gepasseerde vrijdag 15 graden bedroeg is de Zuiderzee grootendeels met ijs bezet, en biedt de gelegenheid om buiten de haven dezer stad, zoo te voet als op schaatsen gebruik te maken van een ijsvermaak, hetwelk sedert 1829 op de Zuiderzee geen plaats konde hebben.

Groot is het getal personen welke daarvan gebruik maken, nog menigvuldiger zal het zeker zijn, wanneer de ingezetenen van Friesland daarvan kennis zullen dragen, terwijl het plaatsen van tenten en kramen in de nabijheid der haven, de gelegenheid aanbiedt ter bekoming van ververschingen of ter aankoop van artikelen van handel, welke als een aandenken dat dezelve op het ijs der Zuiderzee gekocht zijn, nog langen tijd eene aangename herinnering zullen achterlaten.”

Uit Scheveningen meldt men: dat de zee zoo ver men zien kan met ijs bedekt is.

Folkert Idzerda van de 3 Romers een zwager van mijn zoon, welke zijn outste zoon voor eenige weken wegens krankzinnigheid te scheep op Ameland in de kost bezorgde bij eenen man aldaar, welke sedert jaren met een goed gevolg denzulken opneemt,

Blz. 12

is te voet over ijs van Holwert zonder eenige verhindering naar het Ameland gereisd, en na aldaar een nacht zijn zoon bezogt hebben ‘s anderen daags te voet over de zee te Holwerd zonder ongemak en van daar weder te huis gekomen.

Wij verwachten onzen zoon Lijkle benevens een zoons zoon welke sedert een paar nachten naar Hallumer mieden uit van huis zijn, heden weder te huis.

Omdat de inkt door de vorst zoo bedorven is, konnen wij niet zwart schrijven, hetgeen ons zeer spijt; het vermelden der bijzonderheden is ons aangenamer dan wel in het voorvorige jaar, dewijl mijn gezigt zoo veel in sterkte toegenomen heeft, dat ik zelf de courant kan lezen.

Den 1 Febr. sedert de vorige vorst, betrokken lucht O. wind .

Bij voortduring hebben de ijsvermaken overal in en buiten ons gewest plaats, ingevolge de advertentien in de couranten niet alleen, maar de milde giften en aanzienlijke collecten ten behoeve der noodlijdenden in alle steden en vele dorpen bij opvolging gedaan, worden steeds daarin vermeldt.

De aanzienlijke prijzen en premien welke men laat verhardrijden en verharddraven teekend het ijsvermaak welke de Friezen daaraan hegten; en de vlugheid welke sommigen onzer natie boven an-

Blz. 13

deren in het buitengewoon snel schaatsrijden bij zoodanige gelegenheden bewijzen wordt tevens daarbij vermeldt.

De aanzienlijke prijzen welke soms uitgeloofd worden, lokken velen vaak uit, om met inspanning van alle kragten, ten koste hunner gezondheid, daar na te dingen. Zoo loofde Harlingen op den 29 Jan. eene prijs uit van 125 Gulden, 90 personen dongen naar dien prijs, hetwelk op dien dag niet afgedaan konde worden, op den 30 afgedaan wierd; niet alleen dit ijsvermaak, maar voornamentlijk omdat men als het ware kermis aldaar op zee houdt, verzamelden zich uit alle oorden van Friesland vele nieuwsgierigen dagelijks aldaar, om een bevroren zee, met eene menigte kramen van allerlei artikelen, gedekt te aanschouwen.

Twee mijner kinderen IJtje en Lijkle, benevens een dogters zoon Pieter, verlangden op schaatsen derwaarts te reizen, om dit wonder mede te aanschouwen, met genoegen gaf ik daartoe mijne toestemming, bij zacht weder op den 30 reden zij dan derwaarts, en na aldaar op den middag aangekomen te zijn en op zee langs de kramen gewandeld en tot een aandenken iets gekogt te hebben vertrokken om 3 uur weder van daar en kwamen om 4 uur te Achlum, aldaar zij vernachten.

Blz. 14

Na aldaar den nacht tot den middag den 31 met genoegen doorgebracht te hebben, kwamen te onze blijdschap behouden en wel te huis.

Op heden zijn Akke en Lijkle naar Birdaard gereden, om een nacht bij mijn broeder te blijven.

De kohieren van de grondbelastingen in het begin der voorige maand ontvangen hebbende, zijn de aanslagbilletten in de felle koude in het midden der maand daaruit opgemaakt en toen rondgebragt zoodat wij ons gedurende de 3 laatste dagen dier maand, de grondbelasting voor het grootste gedeelte der 1/12 over 1838, onledig hielden, te ontvangen.

Men meldt uit alle gedeelten van Europa zelf van Konstantinopel van de gestrenge koude en vorst van het omkomen der menschen door den vorst, waarvan wij in ons gewest nog niet gehoord hebben, maar wel van het bevriezen van handen en voeten.

Den 2 Febr. vorst, ons zoontje Lijkle ongeveer 15 jaren oud is hedenavond alleen van Birdaard te huis gekomen, Akke was naar Hallumermieden gereden om aldaar een nacht te blijven.

Er wordt gedurende den vorst, veel boter ter markt gebragt, zoowel te Sneek als te Leeuwarden en voor 2 a 33 gulden verkogt, en met sleden door paarden bespannen naar Harlingen vervoerd, want men gebruikt het ijs met paarden en hooiwagens, waardoor granen en alle benodigdheden over ijs gemakkelijk vervoerd worden.

Blz. 15

Den 6 Febr. Vorst, bestendig, goed weder niet koud. Gister kwamen Domeni van Achlum en zijne vrouw op schaatsen alhier, den middag in de buren bij mijne kinderen doorgebragt te hebben, dronken hier koffij op den avond en reden van hier om 6 uur naar Achlum het was lichte maan en aangenaam weder, een man zoude hen op Ritzemazijl opwachten, om met elkanderen naar Achlum te rijden.

Mijn zoon is tot Schriba van de Klassis van Harlingen benoemd hetwelk hem veel drukte veroorzaakt. Hij hadde in den verleden week 1300 Gulden  weduwengelden uitgedeeld.

Gedurende dezen winter heeft men zooveel mogelijk gestroomd; maar door de gestrenge vorst is het ijs desniettegenstaande zeer dik geworden, schoon het ijs door het waterverlies zakt en bij het trekken der meeste stroom in naauwten zooals te Warga en Huizum de kragt van het ijs zeer verliest ja aldaar open is zoo ook onder vele naauwe bruggen.

Overal op de openbare vaarten is het goed te schaatsrijden door het vegen der banen, hoewel door de proppen van de paardehoeven niet overal gelijke slecht; het moest niet geoorlofd zijn, met paarden op de schaatsrijdersbanen te draven.

Mijne kinderen zijn heden naar de stad om de courant te halen, mijne beide outste dogters zijn naar de buren, om het onderwijs in den godsdienst bij te woonen.

Blz. 16

Den 8 Febr. heden dooi en onweder, ten gevolge daarvan is het land rede van sneeuw ontbloot.

Gisteren was het schoon helder weder, waardoor ik op schaatzen naar Zije en van daar naar Warga reed om koeken voor het vee te bestellen van daar te Wirdum gekomen, kwam aldaar van Sneek M. Gilhuis oud grofsmid, weleer te Wirdum thans te Sneek, om zijne goede kennissen alhier te bezoeken, en dewijl hij altoos een zeer goed vriend van mij geweest is, stelde ik hem met mij te trekken om een nacht bij ons te blijven, waartoe hij terstond zijne toestemming gaf, hedennacht bij ons gebleven is, en tijdig hedenmorgen naar het gebuurte trok, ik verliet hem op de straatweg omdat ik mede op reis ging om op schaatzen Douwe Pieters te Hempens te bezoeken alwaar ik verzogt ware; maar aan het oud diep mij op schaatzen  gebonden hebbende, rede door den regen overvallen wordende, zag ik van die reis af, en keerde weder te rug .

Volgens de courant zouden op vele plaatzen hardrijden en harddraven plaats hebben, maar misschien zullen deze liefhebberijen om het onstuimige weder geen voortgang hebben.

Blz. 17

Men meldt uit Harlingen den 31 Januarij.

“Mogt het de ingezetenen dezer stad in vele jaren niet gebeuren een hardrijderij op schaatsen te houden, zij werden op eergisteren en gisteren daarvoor schadeloos gesteld. Negentig der meest geoefende rijders uit deze provincie, dongen naar den prijs, welke prijs van ƒ 125 behaald werd door Harmen Roels Cnobbe van Coldenwolde, en de premie van ƒ 50 door Bote H. van der Kolk, van Wartena, terwijl aan Freerk Uiltjes Huizenstra van Terzool eene buitengewone belooning van ƒ 15 is uitgereikt en ook nog andere rijders door particulieren zijn begunstigd geworden. Zijnde door een deskundig waarnemer naauwkeurig waargenomen, dat door F.U. Huizenstra, een reed tegen Sake H. Apotijns van Terhorne, en door gemelde Huizenstra tegen Durk Jisles van Workum de baan van 160 el, binnen den tijd van veertien seconden is afgereden.

Nimmer heeft men een fraaijer wedloop op schaatsen kunnen bijwoonen; het heerlijkste weder, de fraaije ijsbaan en bijbanen, versierd met tenten en vlaggen, hebben duizenden van aanschouwing uit de provincie herwaarts gelokt, die ter gelijker tijd zich konden vermaken door eene wandeling op zee, alwaar een aanzienlijk getal kramen geplaatst waren, met allerlei koopwaren en ververschingen.

Schoon en grootsch was het gezigt op duizenden van aanschouwers, die op de baan wandelden of op schaatsen reden en den grond van het land en bolwerk geheel vervulden.

Aan dit nationaal volksvermaak, werd luister bijgezet door de musijk der schutterij, terwijl deze en de politie op eene voortreffelijke wijze de orde wisten te handhaven zoodat men aan deze als aan de goede inrigtingen der directie allen dank verschuldigd is.

De veelvuldige hardrijderijen op schaatsen gedurende dezen winter in Friesland plaats gehad hebbende, geven aan-

Blz. 18

leiding om bij den schitterende wedloop op schaatsen te Harlingen den 30 Januarij l.l. de volgende vergelijkingen te maken.

Daar F.U. Huizenstra van Terzool tot 2 malen de lange baan van 160 Ned. el, binnen den korten tijd van 14 seconden heeft afgereden zoo zoude men (indien het mogelijk ware met dezelfden snelheid voort te rijden) de kortste afstand der navolgende plaatsen, volgens geographische opgaven kunnen afleggen.

 

die van Harlingen naar Leeuwarden  0 uur 32 min 15 sec
Groningen  1     51     45
Amsterdam  2     32     00
Parijs 12     47     30
Londen 10      6     15
Kaap Vaarwel en groente 73     37     30

 

Om ook den zeeman een duidelijk denkbeeld van deze buitengewone snelle vaart op schaatsen te geven, zij gezegd dat de vliegende vaart van den gewezen kotter De Snelheid gevoerd door wijlen Kapitein Dooizen Hinxt, hierdoor verreweg in snelheid is overtroffen, daar dit vaartuig (volgens getuigenis van bekwame zeelieden) 15 mijlen in een wacht heeft afgelegd, terwijl Huizenstra op schaatsen meer dan 22 mijlen in de wacht zoude gemaakt hebben.

Zoo dat door deze vergelijking de snelheid van het rijden op schaatsen, de snelheid van het zeilen met schepen verreweg zoude overtreffen.”

Wij hebben ons verledigd gemelde advertentie uit de courant van den 6 dezer over te nemen, ten voorbeelde van uit andere plaatsen als Leeuwarden, Sneek, Franeker, Heerenveen, Groningen en uit een menigte Dorpen voor als na plaats gehad hebbende hardrijden welke meer in min met zoodanigen lof in de couranten zijn vermeld.

Blz. 19

Den 10 Febr. sedert de vorige verbaasde onstuimig, vooral gister vergezeld van regen, hedennacht een voorbijgaande storm met hagel en eenig sneeuw vergezeld, hedenmorgen stil N.W. vorst.

Dewijl het gister zoo onstuimig was, en sterke Z.W. zag ik van de reis naar Leeuwarden, marktdag af. Trouwens ik had er ook niet vele bezigheden, als alleen om het botergeld van den verleden week te ontvangen maar kan ook voorbij tot den volgenden week.

Dit is de gewone manier om het botergeld de volgende week te ontvangen, waardoor de boterkoopers op 8 dagen rente van het kapitaal dat zij voor de gekogte boter schuldig zijn, ten hunnen voordeele konnen genieten. Dit gebruik is zoodanig gevestigd, dat er niemand over klaagt, maar wel tevreden is tot den volgenden week te wachten om zijn geld te ontvangen.

Voormaals, dat is voor ongeveer 50 jaren was dit gebruik, de markt was toen altoos voor den middag afgeloopen, en dan gingen de boeren op den middag naar de koopers en ontvingen hun geld; dog sedert de markt thans niet tot ‘s nademiddags en vaak tegen den avond afloopt, al nadat het in het belang der boterkoopers is, wordt de betaling tot den volgenden week uitgerekt, omdat er een menigte boeren, welke om den afstand, veel eerder moeten vertrekken met schepen, of anderzins voordat de boter nog verkogt is.

Blz. 20

Wij hebben groot 60 eenden en moeten dezelve voeden, waartoe ik in den aanvang een zak boonen voor 55 Stuivers kogt, eenigen tijd daarna een zak voor 3 Gld. 15 Stuivers, deze vervoerd zijnde een zak voor 3 Gld. 5 Stuivers waarvan wij thans nog voederen. Wij legden ons in den aanvang erop toe om de overtollige erken te vangen, maar omdat zij zeer wild waren, lieten zij zich maar niet vangen, en de eersten welke wij vongen, waren schoon en vet, dog opvolgende, wierdenze magerder hoewel nog zeer goed in staat; van de 15 a 16 en deze waren overtollig welke wij van tijd tot tijd gedurende den vorst vingen, hebben wij tot ons eigene huishouding geconsumeerd welke met gekookte appels een aangename spijs verschaft.

De aardappels welke wij in een kelder in het buithuis volgens gewoonte tegen den winter aldaar opslaan, waren zeer smakelijk, maar deze geconsumeerd zijnde, moesten wij gebruiken maken van de aardappels uit het hooi volgens gebruik in een gat in de golle gemaakt, maar deze hebben van de vorst geleden. Dezer wijs en op het land en in kelders zijn er duizenden korven vervroren, niemand voorzag zulk eenen fellen vorst.

Blz. 21

Den 13 Febr. sedert de vorige vorst, wij melden dat het buitengewoon onstuimig ware, het water stroomde in dien korten tijd langs het ijs in grote mate, zonder laarzen was het ijs niet te gebruiken – Sedert is alles weder bevroren en het ijs weder met schaatsen te gebruiken beter dan tevoren, in zooverre het broos ijs geen beletsel aanbrengt, daardoor ontstaan, dat het water daaronder weggeloopen is.

Hedenmorgen was de Controleur aan het Kantoor. De registers en het gehele Kantoor naauwkeurig opgenomen en alles wel bevonden hebbende, dronken na de opneming tezamen Koffij bij mijn zoon, waarna de Controleur afscheid nam en vertrok.

Den 17 Febr. sedert de vorige aanhoudene vorst heldere lucht, goed weder, het ijs wordt overal met schaatsen gebruikt en men zegt dat de openbare vaarten de Dokkumer Ee enz. uitmuntend te rijden zijn. Het hardrijden wordt overal nog voortgezet. Gister was er een aankondiging in de courant dat men de Bilkant op de zee, voornemens was, te laten verhardrijden. Men heeft de zee tusschen Holwert en het Ameland als een vast baan met paarden en wagens gebruikt, ook de Zuiderzee van Enkhuizen naar de Overijsselsche kusten naar Deventer enz. met paarden en sleden gebruikt. Het is ons bestek niet alle de bijzonderheden daarvan te vermelden; maar de jaarboeken zullen

Blz. 22

dezen winter als een der bijzonderste opnemen vooral ten aanzien van het gebruik van het ijs op de zee, tusschen de eilanden, Hollandsche, Friessche en Overijsselsche kusten.

In kwaliteit als Administrerende Kerkvoogd heb ik den 15 bevorens rekenschap gedaan; de kommissie door de Floreenpligtigen speciaal daartoe benoemd ten overstaan van de Commissaris uit het Grietenij bestuur, de rekening met de daartoe behorend bescheiden, naauwkeurig overgezien hebbende, heeft de rekening welbevonden en goedgekeurd, gesloten en geteekend, waarvan een afschrift aan het Grietenij Bestuur is gezonden.

Den 20 Febr. sedert de vorige tot op heden felle vorst en koud, steeds Oosten sterke wind.

Daar men opvolgende de Eenden moet voederen en daardoor van tijd tot tijd de aangekogte boonen ontbreeken, en in hoop dat de winter ons zal verlaten en daardoor t’elkens op marktdagen maar een zak aankogt, zijn wij thans in de noodzakelijkheid om weder aan te schaffen, dewijl de voorraad nagenoeg verteerd is, en midden in de week, en dus geen marktdag zijnde, heb ik de knegt met de sleede uitgezonden, om aan de Marssumer kant of elders waar de boonen te bekomen zijn, een zak te koopen ten einde de Eenden geen gebrek mogen lijden.

Blz. 23

Mijne kinderen tot de kleinste toe maken steeds gebruik van het schaatsrijden, gisteren hebben de outste Akke en IJtje naar de buren geweest te theedrinken, heden zijnze voornemens naar Zije benevens de outste dogter van mijn zoon te theedrinken volgens verzoek en uitnoodiging.

Ten gevolge van de sterke vorst maken de belsleden weder gebruik van het ijs, hetwelk onlangs door den dooi op tijd gemeld en door het sterke stroomen eenigzins verzwakt was, maar door den sterken vorst, de vereischte sterkte weder bekomen heeft.

Het hardrijden zelf onder de kinderen wordt opvolgende voortgezet, zoo was er gisteren onder de kinderen beneden 14 jaren jongens en meisjes tezamen een zoodanige hardrijden te IJdaard gehouden, waarvan de prijs voor de jonge een verlakte doos met een pijp, en voor het meisje een beugeltje bestond, welke prijzen, door Wirdumer kinderen gewonnen zijn, de jonge een zoon van Hendrik v.d. Wal slagter, en het meisje eene dogter van Take Bloemhof, een boer.

Mijn dogter in de buren de huisvrouw van P. Hiemstra is gedurende de winter van een zukkelachtigen aard, ik hoop dat eerlang van gehoopte weersverandering haar toestand ook aan de beterhand zal geraken, anders ben ik voor haar bevreesd.

Blz. 24

Den 24 Febr. sedert de vorige vorst, gematigd en schoon weder, hedennacht sneeuw veranderlijk nieuwe maan, het weerglas staat zeer laag.

Het is heden zeeven weeken, dat het onafgebroken (behalven een paar dagen dat het dooide) gevroren heeft. Er is misschien geen voorbeeld van dat er zoo veel gebruik van het ijs gemaakt is vooral na de dooi, was het overal zeer schoon, vlak en effen te schaatsrijden, dewijl de sneeuw verdwenen was. – Nimmer is er misschien ook een voorbeeld van, dat er zoo veel prijzen en premien wegens hardrijden en harddraven uitgedeeld zijn, dat er zoo veel weelde en dartelheid op het ijs zijn gepleegd van den kleinen tot de grooten, rijk en arm oud en jong. Bij zulk een langdurige vorst, heeft men misschien zoo weinig voorbeelden van verdrinken gehoord, ik herinner mij thans maar van een kind te Wartena, maar nimmer zijn misschien er ook zoo vele voor beelden van kwetsuren breeken van armen en beenen of andere zware kwetsuren, te Warga verpletterde eene vrouw zoodanig haar hoofd door een val, dat zij weinig tijd daarna overleed en zulke voorbeelden zijn er meer of aan vallen zoodanig zukkelen of verminkt zijn, datze gedurende hun leven daaraan zukkelen; – men zeide mij gister: dat van Gorkum, een voornaam beenzetter in de stad, gedurende dezen vorst alleen 40 zoodanige patienten behandeld hadde; daarna te rekenen wat zullen er dan overal verspreid een verbazend aantal ongelukken door vallen gebeurd zijn.

Blz. 25

Ten gevolge van het mooije weder reed ik met mijne outste dogters Akke en IJtje en twee outste kinderen van mijn zoon, Doeke en Tjitske naar Grouw, alwaar ik sedert den dood van mijn oom niet geweest was, en wel begeerig was, om deze plaats nog eens te bezoeken, en mijne kinderen ook nooit geweest waren, ik wandelde met hen deze plaats, het verblijf mijner jeugd, door, en maakte hen op de veranderingen sedert mijn leertijd aldaar bestaande opmerkzaam, waarbij ik mij herinnerde zooveel zuur en zoet gedurende 3 jaren aldaar genooten, in mijne levensgeschiedenis meer en min vermeldt, bij de graven van mijn oom en moei, de eerste 1814 en de laatste 1811 genooten zegende ik hunne aandenken in mijn onderwijs in het goede aan mij bewezen.

Na eenige ververschingen aldaar genomen hebbende reden wij door Warga naar Hempens en herinnerde mijne kinderen, dat ik menigmaal met schepen over deze Hempenser meer gevaren was, en dat het thans een uitgestrekt weide ware; van daar reden wij weder naar huis. Bij het omrijden van de groote Wargaster meer, dat dit voor 1631 een groote waterplas ware, maar toen droog gemaakt wierd.

Hoe klein deze reis ook ware, hadde ik nog veel aangenaamheid mijne kinderen het opmerkzaamste te herinneren, ook reden wij te Grouw, de meer een eindwegs op en toonde hen de plaatsen alwaar wij pleegden te angelvisschen, ook het eiland in de Ee, dat wij Gilhuis genoemd hadden

Blz. 26

naar de naam van onzen vriend de smid, terwijl wij in den jare 1826 bij zoodanige gelegenheid Rinzma, Mr. de Haan, Gilhuis en ik onzen maaltijd op gemelden eiland of Ried polle hielden.

Mijne dogter IJtje toonde veel verlangen om tezamen Sneek te bezoeken op noodiging van onzen vriend Gilhuis, welke hier onlangs een nacht geweest was, en omdat de Grouwster reis ons wel bevallen ware en ‘s anderendaags den 22 mooi weder was reisden wij mijne dogter IJtje, Lijkle en Klaas een jongetje ongeveer 11 jaren en ik op de schaatsen tezamen naar Sneek, alwaar wij om half 12 uur aankwamen, onzen vriend de smid en zijne vrouw ontvingen ons met blijdschap, na aldaar met genoegen geweest te zijn vertrokken ‘s nademiddags half 4, het was toen zeer slecht te schaatsrijden dewijl door het schoone weder het ijs insneed en veroorzaakte een moeilijke te rug  reis, wij kwamen eenigzins vermoeid goed en wel te huis.

Gedurende ons verblijf te Sneek, had men aldaar in navolging van Leeuwarden en Harlingen op de stadsgragt een maskerade hardrijden van 16 perzonen, welke in kleeding vermond, en potzen maken, een figuur van slechte menschen maakten, zoodanig dat ieder bezadigde ervan moeste gruwelen, terwijl aan den anderen kant onder ontzettende menigte aanschouwers, een buitensporig gelach t’elkens en opvolgende aangeheven wierd. De stad gezien en deze uitspatting in voorbijgaan gezien te hebben, gingen wij naar huis, terwijl de kin-

Blz. 27

deren, die veel vreemdigheid aan de maskeraderijders zagen, eerlang bij ons kwamen, en zooals gezegd is om half 4 uur van daar vertrokken.

Op de Dille op de terugreis, was zooeven het hardrijden gedaan van de bovengeblevene der beide vorige dagen hardrijders, hetwelk aldaar 3 dagen geduurd hadde.

Zoo dat op vele plaatzen tegelijk deze liefhebberijen voortgezet wierd, en dezer wijs aan deze ijdelheid en daarmede gepaard gaande ongebondenheid voedzel wierd verschaft. Een onbestendig leven ging hiermede vergezeld, vrienden en bekenden elders te bezoeken en te ontvangen was de orde van den dag. Een ieder verlangt daarvan vooral de te huis zittenden, maar bovenal de arbeiders klasse, dat de winter mag ophouden.

Heden zoude er op de Frossche Polle maskerade de gereden worden, maar omdat er vrij wat sneeuw gevallen en thans dooi weder is, zal deze gekkerij misschien geen voortgang nemen.

Gister morgen 3 uur den 23 mijn zoons vrouw voorspoedig verlost van een zoontje, zijnde haar 10de kind, allen in leven, en in huis, waarvan 6 jongens en 4 meisjes, kraamvrouw en kind bevinden zich zeer wel.

De boter wierd gister graag opgenomen, niettegenstaande de zee nog met ijs gesloten is. Men heeft per as, dezer dagen veel boter van Harlingen langs de straatweg naar Amsterdam gevoerd om van daar te Rotterdam in te schepen naar Engeland, de prijs 32 gld. op de markt.

Blz. 28

Het is verwonderlijk hoe kleine kinderen gedurende dezen winter het schaatsrijden leerden, ons kleinst zoontje Sijtze 7 jaren oud, bevorens nooit op schaatzen geweest en gedurende het begin van dezen vorst daartoe onwillig, is met mooi praten eindelijk bewogen het schaatsrijden te proberen en andermaal weder te doen hij smeet vervolgens het stoeltje aan den kant en vorderde dagelijks in deze kunst, gister reed hij met de oudere kinders langs de sloten naar het gebuurte dat het lust ware, een ieder verwonderd zich over de bekwame houding en vordering van zulk een kleine jonge – Hij is tevens een groot liefhebber van visschen en om zijnen wille, daar het dooiweder is, heb ik een kleine foeke in het eendenbit gezet, om te beproeven of er ook aal gevangen kan worden.

Gedurende onze afwezigheid naar Sneek kwamen mijne broeders kinderen hier van Birdaard om ons te bezoeken, een zoon welke door het Gouvernement op de lijst van Surnumerair opgenomen is Sijbren genaamd en twee zijner zusters Grietje en Wijtske, waarvan de eerste eerlang in het huwelijk treed, met eenen grutter; het speet ons zeer toen wij bij onze terugkomst hoorden, dat gemelde kinderen bij ons waren geweest, en dat het juist trof: dat wij afwezig waren, daar wij dagelijks naar hunne komst uitgezien hadden; maar omdat mijne vrouw te huis ware, was hunne komst niet geheel te leur gesteld.

Blz. 29

Den 27 Febr. niettegenstaande het sterk begon te dooijen, is de vorst weder ingevallen, zoodat het ijs met schaatsen thans gebruikt wordt. Een man van Grouw, betaalde hedenmorgen de verponding, en was geheel gereden, evenwel begonnen hier en daar gaten in het ijs te komen, door den sterken stroom; schoon de vorst weder bestaat, is het gedurende ‘s middags dooiweder, ook heden, terwijl er in den verleden nacht eenig sneeuw gevallen is.

Den 1 Maart, droog schoon weder vergezeld van nachtvorst; zoodat wij op dezelfde hoogte blijven van een bevroren grond, en de wateren met ijs bedekt; door het sterk stroomen de Oosten wind daartoe zeer bevorderlijk, verliest de kragt van het ijs, zoodat bij het ophouden van den vorst, de scheepvaart mogelijk spoedig aan den gang zal geraken.

De zee blijft tot nog toe door het ijs gesloten waardoor de koophandel zeer belemmerd wordt vooral ook der vette koeijen; men drijft dezelve van hier naar Hollandsche markten Amsterdam en elders te voet; ook passeren hier dagelijks veel vette koeijen voorbij naar Grouw om in tonnen geslacht te worden; het getal tot dat einde daarnatoe gedreven zal thans wel honderd bedragen, gisteren was hier voorbij nog een transport van 20, welke van Dronrijp kwamen, maar er waren er onder die zoo moede waren, datze gedurig nederzaten.

Blz. 30

Men meldt in Courant van den 27 Febr. dat er op een afstand van een half uur in zee van tijd tot tijd groote ijsklompen zich aldaar zetteden en het aanzien van de havens van Hindelopen en Workum het aanzien van een bergketen vormde, op den 13 en 14 hadde men gewaagd dezelve te bezoeken waarvan de hoogste 7 Ned. Ellen bevonden wierd. Tusschen deze keten van ijsschotsen op een kwartier van de haven had men een vlakke effen baan aangetroffen, geschikt om te hardrijden, hetwelk dan ook plaats hadde gehad op den 18 Febr. met alle gebruikelijke plechtigheden van een groote menigte vlaggen, zoo van de schepen in de havens liggende als van de opgeslagene kramen en tenten tot voorbij de ijsbaan van af tot ja op de ijsbergen. Men konde zich daar van allerlei ververschingen bedienen en aankoopen van noodwendigheden doen. – Een menigte belsleden waren gedurende dit feest met om en afrijden tegenwoordig geweest; zoo dat men zich geen voorbeeld van zoodanig een ijsvermaak op zee konde herinneren, en had misschien ook nimmer plaats gehad.

Het getal menschen in een lengte tot de ijsbergen uitgestrekt gedurende dit feest wordt op 6000 begroot, en dat bij inkoop van beide dagen, de som van 3000 gulden heeft bedragen. Dagelijks wierden de ijsbergen nog bezogt, deze bijzonderheden, worden uit Workum vermeld den 21 Febr. 1838.

Blz. 31

Den 6 Maart, sedert de vorige dooi weder, met afwisselende regen.

Men zegt dat de zee te Harlingen open is, en dat de Engelschen, gedurende den winter met boter bevragt rede vertrokken zijn, de prijs der boter is gedurende 2 a 33 Gulden, zeker een goeden prijs voor winterboter.

Mijn zoon in de buren heeft door zijn outsten zoon in compagnie met een ander, de kaasnegotie in den verleden jare aangevangen, na alvorens zijn stal tot een pakhuis hebbende laten verbouwen; van tijd tot tijd gedurende de uitzetters met gewin verkoopende, hebben op den 2 dezer ongeveer 100 schip lb verkogt voor 24½ Gulden; en houden ongeveer nog 50 schip lb over waaronder het grootst gedeelte nagelkaazen. Indien men nu rekent dat de middelprijs der inkoop 18½ Gulden bedraagd, dan geeft deze aangevangen handel, na aftrek der onkosten goed gewin. De nagelkaazen zullen hen bij inkoop wel tot 20½ te staan komen, mogelijk worden die wel tot 28 Gulden verkogt.

In den aanvang dezer onderneming zag ik niet veel voordeel in deze koophandel, te meer wijl hen dit vreemd ware, en de aanzienlijke kosten door het verbouwen zijner stalling; maar de voorzienigheid heeft hen gezegend. Zoo overdenkt de mensch zijnen weg maar de Heere stiert zijn gang.

Blz. 32

Den 12 Maart, vorst, heldere lucht O. wind indien het vroeger ware, dan herhaalde de winter zich zeer sterk, maar door de gevorderde lente, ontdooit het zich op den middag eenigzins.

Wij melden onlangs dat de zee bevaarbaar was dit is ook zoo geweest, nadat in den verleden week twee Engelsche schepen met boter bij een open zee vertrokken en een kof binnengekomen ware, heeft de zee zich te Harlingen door het ijs weder gesloten, en zat op den 9 bev. nog digt, erger is het met de andere zeehavens dezer provincie, alwaar nog in langen tijd gene uitzigten zijn tot open water. De trekschepen van Sneek Harlingen Dokkum en Hallum met enkelde landschepen waren op de marktdag den 9 dezer te Leeuwarden maar over het geheel is alles nog gesloten door het ijs waarvan de ontdooijing door den thans weder invallende vorst, zeer vertraagt.

De arbeiders begonnen weder op het land te werken; maar geraken door dezen vorst zeer belemmerd om de grond af aarde te bewerken.

Opvolgende trekken hier nog transporten vette koeijen voorbij naar Grouw, om geslacht te worden in tonnen, misschien voor de Handelmaatschappij. – Die naar Holland en elders zegt men trekken door de Wouden langs de straatweg. De handel is dus door den langdurende voorst zeer belemmerd.

Blz. 33

Den 17 Maart, niettegenstaande dooiweder gaat hetzelve vergezeld met sterke nachtvorsten. Heden onstuimig vergezeld met sneeuwbuijen.

Wij schreven bevorens dat de zee open ware, en dat de schepen te Harlingen uit en invoeren, althans dat de Engelschen met boter vertrokken waren sedert zijn er weder drie Engelsche schepen binnengekomen, zoodat er ruimte van open water tot de Noordzee bestaat; maar de Zuiderzee berigte men mij gister, was wegens het ijs nog onbevaarbaar, en dus alle de havens naar Holland en elders, nog gesloten waren, dat aldus de uitvoer van vette waar, naar gezigd gewest enz. steeds belemmerd bleven, en de handel in vette koeijen, nog bezwaarlijk voortgang nam, evenwel worden nog opvolgende zooals heden ook aanzienlijke partijen vette koeijen naar Grouw gedreven.

Den 26 Maart, hoewel eenig nachtvorst en steeds koud, vergezeld van sneeuwbuijen, is het evenwel thans open water, waardoor de scheepvaart in en buiten de provincie onbelemmerd van het ijs, aanvang neemt.

De tuinman kan tot nog toe wegens de koude en koude grond niet werkzaam zijn, om te zaaijen planten en pooten. Alles blijft steeds agterlijk, het zal er evenwel van afhangen van het aanstaande gunstige of ongunstige saisoen.

Blz. 34

Den 2 April, sedert de vorige koud buijig hagel en sneeuw, vergezeld van vorst N.W. wind .

Gister predikte Dos van Velzen bij mijn zoon aan huis in de buren, bij welke gelegenheid het kind hun onlangs geboren, gedoopt werd en Andle genaamd.

Heden vergadering van het Friesch genoodschap, ik ben voornemens dezelve bij te woonen ‘s nademiddags.

De vergadering was heden meer dan 30 leden onder voorzitting van den Heer Amersfoordt tezamengesteld. Vele bijzonderheden zijn er niet voorgevallen. De Heer Amersfoordt heeft eene voorlezing gedaan over de uitgestrektheid van het bij ouds bestaande Friesland en wel bijzonder de stadingers in derzelver bevolking, uit Hollanders vooral bestaande uitgenoodigd om de meerdere kennis tot het droogmaken der moerassen. Wijders het aannemen van den Heer van der Haer tot gewoon lid van het genootschap.

Den 7 April, het weder is thans zeer gunstig en groeizaam, na alvorens gisternacht veel regen gevallen te zijn.

Wij hebben een zeug met 9 biggen thans 3 weeken oud en hedenmorgen door onzen gewoonen zeugsnijder gesneden, zijnde eenen man uit Noordbraband, welke

Blz. 35
hier alle jaren tot dat einde in Friesland komt, eerst met zijn vader, welke dat bedrijf hier uitoefende, maar oud en overleden zijnde, neemt zijnen zoon in het voorjaar dit bedrijf waar, thans ook al een bejaard man zijnde vergezeld van een zijner zoons, welke mede al volwassen is; deze menschen verdienen zeer veel geld alhier, gelijk af te nemen is, dat  hij bij ons hedenmorgen deze werkzaamheden om een oude zeug en 8 biggen, (een jong zeugje tot het volgende jaar ongesneden gelaten) ongeveer in een halfuur verrigte, toen 18 stuivers verdiend hadde.

Te Wijtgaard een inwoonder Lieuwe Tietes Palstra heeft dit bedrijf van jongs af met zijn vader ook uitgeoefend heeft rede ook al een volwassen zoon, welke tot deze werkzaamheden opgeleid met zijn vader welke ook al bejaard is deze werkzaamheden uitoefend. Sommigen houden meer van den uitlander, maar anderen meer van de Wijtgaarder, en hebben beide overvloedig werk.

Den 12 April, het weder helder en droog, nadat het den 8 zeer geregend en wijders vogtig is geweest.

De boeren werken thans weder op het land, de oppervlakte groent. Ik heb voor eenige dagen groote boonen op de Sneeker slatwal gezet, en ben voornemens eerstdaags dezelve op ons land met zomergarst te bezaaijen, in de hoop dat deze slataarde vruchtbaar zal zijn, om in zoodanig bij een toekomende zomer of najaar, het land daarmede te bemodderen; heden zijn wij bezig van de beste modder over het land te aardrijden.

Blz. 36

Men is thans weder druk bezig, om de Vrouwenpoort te Leeuwarden af te breeken en het bolwerk af te graven, dit werk is door den langdurigen en harden winter zeer vertraagd. Den 10 was ik daar tegenwoordig. Het was een lust alle deze werklieden in hunne bezigheden, krooden, graven en afbreeken te aanzien. De nieuwe brug aldaar is rede gangbaar terwijl de ouwe bij afbreuk in de aanstaande week, volgens de courant zal verkogt worden. De aanleg wordt misschien aldaar uitgebreider en prachtiger dan bij de Wirdumer poort; maar omdat het werk nog zoo onvolkomen is, met aan te vullen en af te nemen, kan men tot nog toe, de juiste strekking niet inzien, vooral als men met het plan van aanleg niet bekend.

Zondag den 8 verleden ben ik op de kraamvisite van onzen meester de Haan tegenwoordig geweest aldaar waren Palsma en vrouw Juffrouwen Beekhuis en zoons, de Chirurgijn en kandidaat tegenwoordig.

Gisteren waren eenige meisjes bij mijne kinders hier op de visite, als de outste dogter van mijn zoon, van Mr. de Haan en Markus de Vries, gedurende den dag in aangename genoegens en opgeruimdheid, zich opgehouden te hebben, vertrokken ‘s avonds om 10 uur, onder geleide van den ondermeester Posthumus, welke mijne kleine kinderen les geeft, en op verzoek der meisjes, alhier zoo lang vertoefden.

Blz. 37

Den 17 April, sedert eenige dagen zeer onstuimig, harden wind, sneeuw, hagel en regen.

Het weert thans zeer nadeelig voor de bouw en greide; de bouwman kan niet voortwerken met ploegen, eiden en zaaijen, ook de tuinman in het zaaijen en planten.

Den 14den hebben wij den slatwal van de Sneeker trekvaart met garst bezaaid, ook heb ik wat wortels en raapen benevens groote boonen daarop gezaaid, onze naaste buren en zoo langs de vaart hebben de eigenaars of gebruikers der landen daaraan grenzende insgelijks de slatwal bezaaid.

De greidboer verlangt tevens naar mooi en groeizaam weder, om de jongbeesten in het land te brengen, maar wegens de onstuimigheid en omdat de weidlanden nog met geen gras voorzien zijn, is het niet raadzaam zulks te doen schoon hier en elders al jongbeesten uitloopen.

Men klaagt over het algemeen over de schaarsheid van het hooi, schoon wij er in dezen omtrek er wel van voorzien zijn.

Den 26 April, het weder is thans zeer goed. De oppervlakte des aardrijks wordt groen.

Voor een paar dagen Leeuwarder paardemarkt op welke ik ons outste paard verkogt en een 7 jarig bruin paard weder gekogt hebbe voor 135 Gld. het is zeer zedig en bevalt ons tot hier toe uitmuntend, de paarden waren niet duur.

Blz. 38

De beide dogters van mijn broeder kwamen hier den 22sten een paar nachten hier verbleven te zijn vertrokken toen, intusschen kwam mijn zoon de Domeni van Achlum, ging ‘s avonds naar de buren kwam ‘s anderen daags met mijn zoon en zijne vrouw hier. Gister is hij naar Zwaagwesteinde vertrokken om Dos v.d. Zwaag te bezoeken, om heden van daar weder te vertrekken om Dos v.d. Zwaag van Foudgum en Raard te bezoeken ten einde morgen vrijdag van daar naar huis te reizen.

Den 9 Mei, sedert de vorige tot den 3 dezer onstuimig en koud, dog van den 3den tot heden geheel veranderd in helder droog en groeizaam weder, zoodat de weidlanden, vooral de hoogstlanden rede in dien toestand zijn, om het vee van voeder te voorzien; uit schaarsheid van hooi is hier en elders rede eenig melkvee en sommige geheel het beslag in het land.

Op den derden dezer hebben wij onze jongbeesten naar de Pollen of zoogenaamde Noorderleeg gebragt; het hadden een paar dagen tevoren sterk geregend, waardoor de dijken zeer modderig waren en het drijven der beesten derwaards zeer moeilijk ware, mijn zoon en de arbeider, gingen hier ‘s nachts 2 uur vandaan en kwamen met de beesten om 12 uur ter plaatse, en ‘s avonds 10 uur te huis en waren zeer afgemat en vermoeid. Ik heb de schar thans voor 25 Gld. gehuurd verleden jaar voor 30 Gld.

Blz. 39

Wij hebben nog overvloedig hooi, en konnen de beesten nog wel eenigen tijd in huis houden, schoon het melk en alle soorten van beesten duur zijn, wijl (men zegt) er veel sterfte onder het rundvee in Zuid-Holland plaats heeft aan longziekten waren de beesten echter gister in het boelgoed van Pier Steensma op Marwird niet duur, mogelijk daardoor omdat het allen roodbonte waren, ik heb er twee gekogt, voor 70 Gulden met onkosten door elkanderen ‘t stuk. Op den 2den dezer heb ik een op Stienser mark gekogt voor 81 Gulden daar van waren de beesten ook niet duur. 3 heb ik op stal verkogt voor 275 Gulden.

De Harlinger vaart is besteed om te slatten zooals men zegt voor 96000 Gulden, bij Ritzuma Zijl is een dam, om van het verlaat tot daar eerst te slatten, om zoo spoedig mogelijk de scheepvaart van Sneek en uit Menaldumadeel aan den gang te helpen; deze slatterij van Leeuwarden tot Harlingen is een verbazend stuk werk, de uitvoering van al dat vreemd werkvolk, is voor de ingezetenen in de nabijheid van die vaart zeer ongemakkelijk. Wij hebben dat bij ondervinding in den verleden jare, bij het slatten van de Sneeker vaart, dagelijks was men met dit vreemde volk tot schade gemoeid, zooals wij toen breedvoerig toen melden.

Blz. 40

Den 18 Mei. Sedert de vorige, zeer koud en schrok N.W.W. waardoor de landbouw vooral de weidboer, geen gunstige toestand aanbrengt, dewijl over het algemeen het hooi verslonden is, en de weide schraal, inzonderheid daar het vee voor eenigen tijd reden ingebragt is, of opvolgende in de weide gedaan zijn; wij hebben nog voor een paar weeken hooi, maar men zoude niet hoopen dat het vee nog zoo lang op stal zal moeten blijven, schoon diegene niet ongelukkig zijn, welke de beesten zoo lang op stal konnen houden. Het hooi wordt tot 20 Gulden verkogt; dog het vee is tot hier toe duur verkogt, strijdig tegen alle denkbeelden; maar men zegt dat de oorzaak in de sterfte en schaarsheid van vee in andere gewesten moet gezogt worden, evenwel was het heden marktdag te Leeuwarden met deze handel slap, misschien door het koude en schrokke weder veroorzaakt, de grootste menigte is misschien onverkogt gebleven; er was heden veel vee op de markt.

Heden voor 8 dagen, hadden wij vergadering van gecommitteerden der Brandsocieteit en den 15 daaraanvolgende tezamen met de deelnemers, in welke vergadering ik met algemene stemmen als gecommitteerde weder gecontinueerd  ben, zoo ook G. Jelles van Grouw, wegens Idaarderadeel, wij vielen thans beide uit.

Blz. 41

Den 22 Mei, heden en gister warm en schoon weder; ten gevolge daarvan hebben wij hedenmorgen de beesten van den stal in het land gebragt; thans nadenmiddag, het weder schijnt veranderlijk en de lucht broeijig.

Gisteren was ik naar de stad, om 2 koeijen te betalen welke ik onlangs in het boelgoed van Pier Alberts Stiensma afgaande boer op Gerritsma State op Marwird gekogt hadde, 2 beste 5de kalf koeijen, en kwamen mij ruim op 70 Guld. ‘t stuk te staan.

Zij zijn thans bezig de Harlinger vaart te slatten, ik zag dit werk bij het verlaat te Leeuwarden begonnen, alwaar rede 2 ploegen van volk bezig waren, ongeveer een stek splitten zij uit den boden of vasten grond, welker gedaanten met de slataarde in de Sneeker vaart alhier overeenkwam, misschien was de Harlinger vaart aldaar dieper althans namen zij zoo veel niet uit den boden als de Sneeker vaart; mogelijk dat de Harlinger vaart op dezelfde diepte als de Sneeker geslat worden. Er liep nog veel volk om, welke om te slatten daar gekomen waren, maar omdat zij te weinig verdienen konden, waren zij tot nog toe, zonder werk, en klaagden zij tegen de aannemers, dat zij pas 14 a 15 St. konden verdienen.

Blz. 42

Den 30 Mei, goed weer sterke wind, maar droog en hoewel het gister met sterke donder vergezeld in den omtrek van Wirdum voor een korten stond buitengewoon regende en in een oogenblik zeer veel water viel kan men daarvan thans, maar zeer weinig merken, om de droogte van het aardrijk, men verlangt dus zeer naar regen; de miedlanden vorderen weinig in aanwas, men vreest voor een schaarse hooioogst.

Zommige boeren van hooi voorzien hebben de beesten, maar pas in het land, omdat dier weidelanden zeer slecht van gras voorzien zijn, raauw en over het geheel niet begroeid, zoo ijn ook die landen welke onder het water stonden, ter diepte van het ijs, deze zijn zwart en geheel uitgesmet; een boer op Tjaard Klaas Pel, heeft zijn vee gisteren eerst in het land gelaten.

Heden en gister was ik aan Kantoor om de maandelijksche Rijks belastingen te ontvangen.

Onlangs heb ik als Administrateur, vier nieuwe kerkebijbels voor de  Kerkeraad aangeschaft, en de oude die versleten waren verkogt, bij de verhuring van de zitplaatsen in de kerk, welke verhuring thans 40 a 50 Gulden meer rendeert dan der vorige jaren, doende laatst 168 Gld. 40 Cents thans over de 200 Gulden.

Zije van Wijngaarden en zijne vrouw hebben onlangs op Hemelvaartsdag den 24 dezer bij het omstorten van de chais, terwijl zij van Hempens van hunne zuster en zwager

Blz. 43

kwamen een groot ongeluk gehad, dewijl de vrouw tot nog toe sedert het bed houdt en geen voet gaan kan hoewel er volgens het zeggen van den Chirurgijn niets gebroken is, maar veroorzaakt bij het uitstorten, dat de zenuwen gerekt zijn.

Mijne dogter IJtje is thans niet wel, misschien door koude veroorzaakt bij het huishemelen te ijverig en warm zijnde, daarna mogelijk zich niet wel in acht genomen heeft.

Den 5 Junij, uitmuntend weder, gister een verkwikkende regen, thans zeer groeizaam, waardoor alles weder te regte kan komen, hoewel later dan wel vorige jaren.

Op den eersten dezer heb ik mijn ontslag verzogt bij Request aan Z.M. den Koning; ik heb den post als Ontvanger der Direkte Belastingen en Accijnsen alhier te Wirdum waargenomen waartoe mijn zoon Wijger mij vooral in deze laatste jaren behulpzaam geweest was, zoodanig dat ik zonder hem voor eenige jaren al moeste bedankt hebben, hij bestuurde geheel het Kantoor, met orde en getrouwheid. Hij heeft dientengevolge Z.M. bij Request verzogt, in mijne plaats als ontvanger te mogen worden benoemd, en daartoe den voorspraak van den Heer Gouverneur verzogt, en schoon wij overtuigd zijn, dat het hem niet baten zal, konnen wij ons evenwel naderhand niet beklagen, alle geoorlofde middelen ter zijner bevordering aangewend te hebben.

Blz. 44

Gisteren pinkstermaandag, hadden wij afrekening van ons leesgezelschap op de 3 Romers onder Roordahuizum, er waren ongeveer 20 leden tegenwoordig, en bestaat thans uit 7 a 28 leden. Het onderwerp van lezen in dit genootschap, zijn de nieuw uitgekomen Godsdienstige geschriften, door schrijvers die de leer der Dordsche Sijnode op grond van Gods woord zijn toegedaan. Oude regtzinnige schrijvers thans herdrukt wordende en bij stukken uitgegeven, worden bij ons ook opgenomen.

Den 13 Junij allerschoonst weder en indien de grond vogtig genoeg ware, zeer groeizaam.

Geen boer in dezen omtrek maait nog, wijl de miedlanden zoo agterlijk zijn, velen hebben om de schrale weiden der fennen sommigen vee anderen, minder voorgeweid, ook wij hebben een stuk van 5 pondem. aangelegd, ten einde ons melkvee geen schaarsheid zouden lijden.

Ik was bevorens den 7 een nacht naar Wanswerd, om mijne zuster en mijn broeder van de streek; mijn zoon de Domeni en zijne vrouw, Draaisma en zijne vrouw, waren tezamen van Achlum met de overdekte wagen, aldaar en gedurende dien dag aangenaam bij mijn broeder bij elkanderen geweest te zijn, vertrokken deze vrienden ‘s avonds half 6 en ik bleef ‘s nachts, het was gedurende zoo koud, verzeld van hagelbuijen, dat de paarden toenze ingespannen wierden stonden te trillen en te beven, sedert is het weder gunstiger.

Blz. 45

Het gemaak is bij vele boeren veel minder dan verleden jaar, zoo is het bij ons, niettegenstaande wij overvloed van hooi hadden en bovendien nog 15½ honderd lijnkoeken gedurende den winter gevoederd hadden, dog omdat wij een aantal kalfverleggers hebben, en deze pas de halve melk geven, komt het dat wij thans daags 4 emmers minder melken dan verleden jaar, hoewel het toen zoo overvloedig groeizaam ware, dat de beesten in de fenne veel afleiden, en thans dezelfde fenne en bovendien nog 5 pondematen alles slegt en kaal afweiden, wij hebben het evenwel nog ruimer, dan velen anderen.

Het vee van allerlei zoort, wordt tegen aller verwachting, graag gekogt en naar andere gewesten vervoerd, een ieder die om de schaarsheid van weide en hooi te veel vee hadde, zooals over het algemeen het geval is, wegens de overvloed der voorgaande jaren, kan dezelve voor een goeden prijs slijten.

De boter wordt voor een verminderden prijs 23, 24 a 25 Gulden  verkogt, de kaas in even duur als verleden jaar van 17 tot 20 Gulden het schip lb.

Gister en eergister was het Oosterwierumer merk, zeer vele rijtuigen en paarden zijn hier doorgetrokken. Oosterwierum is een der voornaamste paardemarkten in Friesland; van ouds tot heden bestaat dit nog alzoo, schoon er vele plaatsen zijn, die men vermoeden zoude, geschikter waren.

 

Blz. 46

Den 18 Junij. Sedert de vorige allerschoonst groeizaam weder en dit zoo veel te meer, doordat er zoo veel regen gevallen is: dat men zeggen kan dat het aan de wortel gekomen is.

Wij zijn hedenmorgen begonnen te maaijen, het is vroeg genoeg, omdat de miedlanden thans buitengemeen zullen aanhalen; maar omdat onze mieden juist niet van de minsten zijn, zoo oordeelde ik: dat wij maar moesten beginnen: wijl de mieden die het laatste gemaaid worden, 2 a 3 weeken tijd hebben, wij hebben maar 47 pondem. en twee maaijers.

Met mijne kleine jongens Klaas en Sijtse ben ik de Sneeker trekweg verleden Saturdag den 16 dezer langs gewandeld naar de Boxumer dam, waar aan zware reparatie gedaan wierd, en de voorweg aldaar uit het vaste land verwijdt; van daar wandelden wij naar Schenkeschans, gingen daar over den aarden dam welke daar geslagen is om de slatting der Harlinger vaart, wij bezagen de houtmolen, waarover de kinders zich zeer verwonderden, van daar gingen wij langs de Harlinger vaart, tot aan het verlaat alwaar de vaart rede geslat ware, en men zeide, dat de dammen bij Schenkeschans en het verlaat heden zouden uitgeslat worden, zoodat de Sneeker vaart open zal zijn.

Wij wandelden wijders langs het nieuwe plantsoen naar de Oude Hoof, alwaar het kerkhof geslecht

Blz. 47

en met klein plantsoen beplant en met paden doorgesneden is. Deze gehele aanleg, staat in verband met de gehele uitgestrektheid langs de Stienser poort, deze aanleg gaat in fraaiheid alle verbeelding te boven; wij dronken wijders thee in het gasthuis, alwaar ik ons Hanna bij een nicht van mij besteed hebbe om het naaijen in de Stad te leeren, en gingen eindelijk naar huis alwaar ik al wat vermoeid aankwam, de kinders waren over deze wandeling zeer opgeruimd, en vertelden veel wat zij gezien hadden.

Den 26 Junij, sedert de vorige hebben wij zeer onstuimig weder nu en dan gehad, harden wind vergezeld van regen, dog sedert 2 a 3 dagen allerschoonst. Gister buitengemeen helder en warm, heden treurig.

Wij hebben 14 pondem. gemaaid en zouden heden gekeert hebben, maar omdat de lucht betrokken is, zal het misschien wel agterblijven.

Gedurende de vorige drooge dagen, hebben wij ons 8 bij de rolpaal genoegzaam bedongt, na alvoorens dit land met de slataarde uit de trekvaart bereden te hebben, en thans de dammen daarmede ophogen; het koorn op de slatwallen van mijne beide andere stukken aan de trekweg gezaaid, wast zeer welig, vooral sedert den regen de airen beginnen te schieten.

Verleden vrijdag voeren de schepen, en was dat gedeelte van Ritzemazijl van de Harlinger vaart open.

Blz. 48

Overal klagen de boeren, enkelden uitgezonderd, dat het gemaak van boter en kaas, zoo overvloedig niet is als de voorgaande jaren, althans met ons, verleden jaar hadden wij omtrent dezen tijd, opvolgende weeks 3 fandels boter en thans 2 fandels; trouwens de weidlanden, zijn schrok gedurende het voorjaar.

Den 5 Julij sedert 3 dagen uitmuntend onleegtijdsweder, wij zijn den 3 begonnen te zweelen, wij hebben meer dan 14 pondem. gezweeld, 9 pondem. hebben wij in huis.

Het gemaak is in lang niet zoo overvloedig als voorgaande jaren, althans niet bij ons, en zo is het over het algemeen.

Onze beesten hebben het omtrent dezen tijd voormaals met gras wel veel schaarser gehad, en nogtans melken wij van 26 maar 9 a 10 emmers melk, niettegenstaande ons vee op stal met best hooi overvloedig gevoederd zijn, en bovendien met 15½ honderd lijnkoeken gemalen toegediend hebbe.

Den 11  Julij, schoon weder sedert de vorige. De onleegtijd gaat spoedig voorwaarts, wij hebben 4 onleegtijders, 2 uit de buren 1 van Suameer en een zusters zoon, rede hebben wij bijna 36 pondem. gezweeld, en krijgen bij welzijn en goed weder 100 rooken ongeveer in huis, wij hebben om te zweelen groot 9 pondem. behouden behalven 8 pondem. namaaijen. Het kooren op de slatwal staat uitmuntend.

Blz. 49

Den 16 Julij, sedert een paar dagen veranderlijk met regen, dog tusschen de buijen regen sterke droogte zoodat er heden gezweeld en gehaaid wordt.

Wij hebben den 14 gedaan gekregen, dus in 10 dagen en gewonnen 152 reden schoon hooi, van 47 pondematen, nimmer wij zoo spoedig de onleegtijd gedaan uitgezonderd het namaaijen dat nog ten agteren is de verdienst van de vier onleegtijders bedraagt tezamen 61 Gulden de maaijers 48 dus tezamen 109 Gulden, buiten den kost.

Het koorn op de slatwal is nog niet klaar en moet nog wel paar weeken staan eer het gezigt kan worden.

Den 21 Julij, heden regen bevorens koud N.W. wind, wij hebben gister de ruigscherne uit gekregen.

Leeuwarden Kermis lokt nog veel volk naar de stad, gister marktdag althans was de stad rijkelijk van boeren, burgers en markgangers uit alle oorden van ons gewest voorzien, er is niet veel bijzonders, behalven 2 olifanten te zien; het keddespul (zoogenaamd) trekt vele nieuwsgierigen, het is in de Schrans opgerigt en neemt ‘s avonds half 9 aanvang, op aanstaan, gaf ik vier mijner outste kinderen Akke, IJtje, Klaaske en Lijkle, benevens ons knegt en Lijkle onzes zusters zoon, welke bij ons in de onleegtijd is geweest verlof, om derwaarts te rijden en dit bij te woonen,

Blz. 50

het kost de man 12 Stuivers en zijn hedennacht om 3 uur te huis gekomen; de tent was vol aanschouwers geweest en kan wel 2 a 3000 menschen bevatten (volgens zeggen) omdat deze tent in de Schrans is, is het onder jurisdictie van Leeuwarderadeel, ten gevolge daarvan is mijn dogters man Hiemstra als Policiedienaar, alle nachten daar tegenwoordig tegen genot van een extra belooning.

Het provinciaal Friesch genootschap, heeft heden vergadering, ik ben voornemens deze vergadering bij te woonen; maar omdat het regent zal ik misschien wel te huis blijven, of het moest tegen 11 uren opklaren.

Ik kwam heden middag 11½ uur nog tijdig in de vergadering, het weder eenigzins gunstiger zijnde. Behalve de gewoone werkzaamheden hield den Heer Mr. Eversz lid van den Regtbank van ‘s Heerenveen eene voorlezing over de oude Friessche wetten, en wel bepaald over het strafregt enz. waarna ballotages over het aannemen van nieuwe leden; waarna de vergadering gescheiden wierd. Er waren wegens het onstuimige weder pas 20 leden tegenwoordig; het is thans wel droog weder, maar koude N.W. harden wind. Het ziet er niet groeizaam uit, hoewel er veel regen in den morgenstond gevallen is, waarna men zeer verlangde.

Den 26 Julij, heden regen, sedert de vorige nog altoos onstuimig, koude N.W. zoodat diegene, wel-

Blz. 51

ke de onleegtijd nog niet gedaan hebben, zoo als er vele zijn niets konnen vorderen, vooral niet in deze week, het is thans al donderdag; wij hebben in den verleden week de ruigscherne al uitgekregen en geslegt. Die thans met de ruigscherne bezig zijn uit te brengen, zooals onze buurlieden, hebben dit werk hedenmorgen om den regen gestaakt.

In den verleden week openbaarde bij ons de varkensziekte, waarvan wij een slachteden en ‘s anderen morgens was er een ander gestorven, de overigen die door de ziekte aangetast waren, herstellen, zoodat wij er zoo het schijnt gelukkig zullen afkomen, 7 biggen en de oude barg, hebben wij in leven.

De boter rijst en stond verleden vrijdag de beste 33 Gld. 25 Cents, de kaas op dezelve hoogte.

Op verre na, wordt er over het algemeen zooveel boter en kaas niet gemaakt als verleden jaar. Wij hadden omtrent dezen tijd, toen gedurig 3 fandels ‘s weeks en thans konnen wij opvolgende ‘s weeks geen 2 houden, zoo hadden wij de voorgaande vrijdag maar een fandel. Over het algemeen is er geen voorraad van gras, zoo is het ook met ons; wij hoopen nog 8 en 5 Pondemate te maaijen, daar te boven hebben wij nog

Blz. 52

agtien pondemate nieuwgras, hetwelk wij nog niet konnen gebruiken, omdat derzelver slatwallen van de Sneeker vaart, met koorn zijn bezaaid, het begint thans te rijpen, en denken het in de volgende week af te maaijen, het staat uitmuntend; zoodat het schijnt dat de schade welke wij daardoor aan hooi en gras lijden, indien wij het goed mogen oosten, zal vergoed zijn.

Mijn zwager is nog alle nachten naar de Schrans om waakzaam te zijn voor ongeregeldheden bij het zoogenaamde keddespul; schoon de Kermis rede geëindigd is, zal in den volgenden nacht nader een representatie gegeven worden, dog heeft geen voortgang gehad.

Den 2 Augustus, sedert de vorige, behalven gister altoos regenachtig, waardoor de boeren niets in de hooijing hebben konnen vorderen, gisteren evenwel heeft men veel zoo goed of kwaad het zelve ook ware, in het hooi gedaan, bij elkanderen geraapt of te huis gehaald; wij hebben ook ten gevolge van het droog weder, afgeslagen en ten deele in stuiken gezet; waarvan wij van 9 pondematen hebben overgebragt in den naastgelegen 9 Pondem. wijl wij aan het nieuw gras behoefte hadden voor ons melkvee, het graan op de slatwal valt in hoeveelheid toe, wij zullen tezamen ongeveer 90 stuiken oosten, en is van een goede kwaliteit; deze wallen zijn ongeveer een pondem. groot, ook heb ik daarvan een goed portie hoogorten gewonnen.

 

Blz. 53

In den laatsten der vorige maand, hebben wij ons onledig gehouden om ‘s Rijks belastingen te ontvangen, mogelijk zal dit wel de laatste keer geweest zijn, waarvan het sedert 1806 aangevangen hadde, en dus een tijdkring van ruim 32 jaren, de Rijks ontvangsten, in kwaliteit als rijks ontvanger in deze gemeente en gedurende onafgebroken heb waargenomen; ik heb sedert een paar maanden mijn ontslag aan Z.M. gevraagd, en men zegt, dat ik in een nieuwspapier het handelsblad genaamd, mijn ontslag gekregen hadde: maar tot hier toe heb ik geen officioneel berigt ontvangen, maar verwacht het dus eerstdaags.

Den 7 Aug. sedert de vorige nog altoos regenachtig, vooral sedert een paar dagen en hedennacht opvolgende sterke regenbuijen. Vele boeren hebben de onleegtijd nog niet gedaan, het hooi, dat sedert 2, 3 a 4 weeken nog op het land ligt, begint te bederven. Het begint zeer nat en het land weekachtig te worden. De boter is duur tot 38 Gulden en meer, de kaas wordt ook duurder, de aardappels 9 Gulden de korf.

Mijn dogter IJtje, sukkelt nog aan hare vorige ongesteldheid, zij ligt nu altoos te bed, de chirurgijn komt hier dagelijks, en doet haar opvolgende medicijnen gebruiken, wij hoopen dat zij eerlang moge hersteld worden; wij missen in haar een stijve steun in de werkzaamheden tot de boerderij.

Blz. 54

De Harlinger is van hier tot de Bolswarder brug open en bevaarbaar, volgens advertentie in de Courant, het zal nog wel eenige tijd aanloopen eer deze slatting tot aan Harlingen gedaan is.

De Wirdumer vaart is besteed te slatten, te dammen en droog te maken tezamen ongeveer voor 1800 Gulden, dat is van Tjernehoek tot de Wargaster meer; de dammen zijn geslagen, en de vaart bijna droog gemaald door een  aannemer van Wijtgaard Johs. Rondema genaamd, welke zich tot zulke werken 2 watermolens heeft aangeschaft en bij eene aanneming van droogmaken zich van dezelve bediend, plaatsende waar het gevoegelijk is, een van dezelve heeft hij bij zoogenaamde 8te sloot en de andere bij de Roordahuister vaart. Het gelukt hem thans uitnemend, bij den harden wind en het onstuimige weder: daar hij in een paar etmaal, bijkans dat gedeelte der vaart bijna droog heeft gemaken, en 200 Gulden zal hij daaraan verdienen, waarvoor de dammen besteed zijn, heb ik niet gehoord.

Den 11 Aug. sedert de vorige nog altoos afwisselende regen, en valt opvolgende dezer wijs zeer veel water, de wegen zijn bijkans onrijdbaar, de beesten trappen, de ijsters zijn onbruikbaar, met een woord, het ziet er overal als de herfst uit!

De boeren hebben intusschen bij afwisselende droog weder, zooveel mogelijk gezweeld, of gehooid; maar het hooi is op verre na niet zooals het behoord te zijn, het moet broeijen of schimmelen omdat het niet droog en fris binnengebragt wordt. Er is nog veel na te maaijen maar niemand laat dit thans doen, wachtende hiermee tot droog weder, wij moeten ook nog 13 pondem. maaijen.

Blz. 55

Onze dogter Dieuwke, Hiemstra`s vrouw in de buren na langdurige ongesteldheid gisteren den 10 ‘s middags 2 uren bevallen van twee welgeschapene zoonen, waarvan d’eene Wijger en de andere Gerben genoemd wordt, kraamvrouw benevens de kindertjes, waren hedenmorgen toen ik haar bezogte naar tijdsomstandigheden tamelijk wel.

Donderdag den 9 verl. hadden wij gecommitteerden van de Brandsocieteit gedurende dien dag vergadering in de herberg te Wirdum ten einde het tarif van vee, hooi en granen op te maken; alle deze voorwerpen zijn bijkans op dezelfde hoogte gebleven, behalven het hooi, dat aanmerkelijk verhoogt en thans gebragt is op 60 gulden het koeseeten.

Klagten ingekomen zijnde over de te laat in te komen tauxaties, zijn D.W. Hellema en G. Jelles adjunct vrederegter te Grouw, als leden deze vergadering gecommitteerd, om de tauxateurs daarover te hooren in eene bijeenkomst te houden den 18 Aug. in ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden, ten overstaan van den boekhouder en den zelven gelast, per missive de tauxateurs daarvan kennis te geven, om zich op tijd en plaats daar te laten vinden om de meening deze vergadering te verstaan.

Terwijl ik hedenmorgen aan het Kantoor was, kwam er een man te paarde, om mijn zoon als boekhouder kennis te geven: dat er in den verleden nacht te Jelzum brand in een vuurhutte ontstaan ware en een prooi der vlammen met al het brandbare dat zich daarin bevond geworden was; maar dan men overigens den brand hadde geweerd; mijn zoon gaf staande door den bode den Heer

Blz. 56

Wageningen te Jellum als president kennis van dezen brand, ten einde de opneming daarvan te bevelen, hetzij zelf of der gecommitteerden en wel bepaald Nanne Hovinga omdat die daar woonde, benevens de tauxateur en boekhouder, te doen of te laten doen op maandag den 13 dezer, verzoekende; dog zoo zijn Ed.gestr. het anders mogte goedvinden, hem boekhouder daar kennis van te geven.

Het is heden droog zonneschijnweder, zoo kan zich alles weder schikken, indien zulk weder op volgende ons deel mogte zijn.
Den 18 Aug. droog, waardoor de oogst in hooi en granen voortgang kan nemen; wij hebben ons koorn welke op de slatwal van de Sneeker vaart gebout hebben 86 stoeken rede binnen, ook de haagortjes aldaar gebout; deze aarde schijnt nogal vruchtbaar te zijn, wij zijn thans aan het aardrijden over de greide aldaar.

In de verleden week dat is op den 13 dezer was het Wirdumer Kermis, bij die gelegenheid, wierd een prijs verdraafd van 3jarige paarden en ‘s anderen daags een prijs door mansperzoonen verloopen.

Gisteren is de comparitie met de tauxateurs in ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden gehouden, en zullen bij de eerstvolgende vergadering van Gecommitteerden rapport uitbrengen.

Onlangs stond in het handelsblad, dat Z.M. mij een eervol ontslag, had verleend; op den 14 volgde

Blz. 57

het besluit van Z.M. waarvan een extract mij geworden is, gisteren stond het in de Leeuwarder Courant; het besluit van Z.M. hield in: dat op mijn verzoek een eervol onslag verleend is, behoudens aanspraak op pensioen. Dog wanneer ik het Kantoor zal moeten overdragen en aan wien is mij onbekend; van den Heer Gouverneur zal mij het berigt daarvan moeten geworden.

Mijne dogter IJtje betert langzaam, mijn dogtertje Hanna welke sedert Mei bij een naaivrouw in de Stad besteed hebbe is nu en dan intusschen te huis geweest is, neemt goeden voortgang, haare vrouw is wel over haar tevreden, er zijn 9 a 10 meisjes op die school, zij is thans de 4de in rang.

Den 23 Aug. sedert de vorige onstuimig, vooral hedennacht is zeer veel regen gevallen; het ziet er thans herfstachtig uit.

In de dingsdaagsche Courant van den 21 stond onder anderen, dat S. Witteveen tot ontvanger der Dir. Bel en Accijnsen benoemd is door Z.M. den Koning; ik heb tot nog toe geen berigt wanneer ik het Kantoor zal moeten overdragen; men zeide gister, dat men besloten hadde, mij tot de overneming van het Kantoor van den nieuwen ontvanger te doen continueren, en dat dit wel tot midden den volgenden maand zal aanloopen; ik zal dan de Rijks ontvangsten tot dien tijd waarnemen, dit duurt nog boven verwachting, omtrent Mei voorleden hadde ik mijn ontslag al verzogt, en meende toen, dat ik met een maand er zoude van ontslagen zijn.

Blz. 58

Den 30 Aug. Gister en heden heb ik mij aan het Kantoor beziggehouden, met de Rijks Belastingen te ontvangen.

Het is sedert een paar dagen weder even onstuimig als voren; evenwel meende men: dat het voortaan mooi weder zoude worden, dewijl verleden zondag hetzelve veranderde en des maandags maar vooral des dingsdags den 28 dezer buitengewoon warm zonneschijn weder was, maar den 29 was het veranderlijk met donder en sterke regen vergezeld en dit duurt nog voort.

Ik heb onze Hanna den 27 bij mooi weder in het 9 uur uit van huis naar Birdaard bij mijn broeder gebragt, ik bezogte de familie en bleef ‘s nachts aldaar, vertrok ‘s anderendaags met het half 2 uur schip van daar en kwam gezond en wel bij de mijnen ‘s avonds 5 uur.

Mijne dogter IJtje betert zeer langzaam, ook mijne dogter Dieuwke in de buren, de huisvrouw van P. Hiemstra onlangs van 2 zoontjes bevallen, wil maar geheel niet voorwaarts wij hoopten dat zij spoedig na de bevalling zoude herstellen maar zoo is het geval nog niet, daar te boven was zij begerig dat Doctor Simons uit de Stad haar eens bezogte, deze is er gister geweest, en heeft met ons Chirurgijn, welke steeds over haar gaat, medicijnen voorgeschreven, wat effect die doen zal moet de tijd leeren.

Het slatten van de Wirdumervaart, gaat spoedig voorwaarts.

Ook is men rede bezig aan het steenen voetpad van Wirdum naar Wijtgaard te vloeren, hetwelk onlangs besteed is met de brugjes enz. voor ongeveer 1800 Gulden, en dientengevolge, wegens de klagte der ingezetenen van Wijtgaard

Blz. 59

Noodend enz. dat de kinders ‘s winters om de modderige paden niet naar school konden gaan, en daarom een onderwijzer te Wijtgaard begeerden, welke school met 60 a 70 kinders konden vervuld worden uit dezen omtrek. Om de onderwijzer te Wirdum daardoor niet te benadeelen heeft het Bestuur bij authorisatie van den Gouverneur verstaan, om gezegde voetpad te leggen; waarvan echter de helft van onze bevolking geen het minste belang heeft.

Den 6 September, sedert de vorige goed, groeizaam weder, dog heden staat het om te regenen.

Ten gevolge van het mooije weder vooral gedurende de laatste 3 dagen van het begin dezer week, is het graan en hooi oogst, spoedig voorwaarts gegaan; wij hebben in het laatst der voorgaande week 2 zware weiden koolzaadstroo van Pier Lettinga van Stiens gehaald, en 8 pondem. nagras mooi in huis gekregen, tezamen 16 weiden; en heden zouden wij de 5 pondem. bij de buren voor een gedeelte gezweeld hebben; maar het natte weder althans het staat om te regenen, zal dit geen voortgang nemen.

Den 15 Sept. sedert de vorige zomerweer, de landbouw neemt een spoedigen voortgang en hooi en graanoogst. Wij hebben thans 13 pondem. 26 weiden uitmuntend gewonnen, een ieder heeft meer en min 5, 10, 20 ja meer pondem. namaaijen; waardoor de zomer te min gewonnen, thans vergoed wordt zoo zorgt de voorzienigheid voor al het schepsel.

Blz. 60

Mijn zoon en zijne vrouw en ik benevens de familie van Zije van Wijngaarden, waren gedurende den dag van de 9 ten huize van Zije voors. te gasten en vertrokken ‘s avonds tijdig.

Mijn dogter in de buren zoo zeer zukkelende, hersteld na de onlangs vermelde verlossing langzamerhand zeer goed dog de kleinen zijn lastig vooral het eene; ook schijnt mijne dogter IJtje eenigzins te beteren, hoewel zij nog altoos te bedde ligt.

Op den 11 l.l. hadden wij comparitie in de herberg te Wirdum van gecommitteerden der Brandsocieteit na alvorens de Heeren Wageningen en Sierdsma zich met het teekenen der polissen onledig gehouden te hebben, ook bragt de Commissie der gecommitteerden haar rapport uit over de onlangs gehoudene conferentie met de tauxateurs deze societeit wegens hunne ontijdige tauxatie waarop aanstaande vrijdag vergadering is bepaald om nader over deze zaak te besluiten.

Het steenen voetpad van Wijtgaard naar Wirdum neemt een goeden voortgang. Ook is de Wirdumer vaart open en vaarbaar, zoo mede de Harlinger vaart was op gister den 14 geheel open en bevaarbaar.

Tot nog toe is mijn Kantoor nog niet aan den nieuwen ontvanger overgegaan; de Gouverneur schreef den verleden week, dat het eerlang zoude geschieden.

Den 17 September, sedert de vorige mattig en damp, waardoor de boeren, welke de onleegtijd nog niet gedaan hebben, verhinderd worden in het zweelen – Heden is het Bergumer Kermis, vele rijtuigen zijn hier voorbij gepasseerd, om volgens oud gebruik naar de Bergumer Kermis te rijden.

Blz. 61

Den 19 September. Sedert een paar dagen, dat is heden ingesloten, is het allerschoonst zomerweder, waardoor de hooiwinningen een spoedigen voortgang nemen. Er is overal overvloed van gras, als een gevolg van het groeizaam weder.

Gister betaalde ik de arbeiders, welke de slatmodder uit de haven en bij Domeni`s hof in de haven agter de school gekruid hebben om die te dammen en daaraan verdiend tusschen de 20 en 30 gulden.

De ringsloot om de Wargaster meer zal ten gevolge van het slatten der Wirdumer zoogenaamde nieuw vaart na vele delaien ook geslat worden, deze ringsloot is thans droog en zullen thans met de slatting aanvangen.

Den 29 Sept. Sedert de vorige zomerweer, waardoor de boeren het herfsthooi, uitmuntend winnen.

De ingezetenen van Wirdum, hebben een request aan het Grietenij Bestuur gepresenteerd, om toe te zien: dat de Ringsloot goed tot de scheepvaart benoodigd mogte geslat worden, wijl het zich laat aanzien dat dezelve niet diep en wijd genoeg gezuiverd en uitgegraven wordt, althans niet tot contentement der Ingezetenen alhier, waartoe de participanten van de Wargaster meer, bij het droogmaken van gezegde meer zich verpligt hebben, ingevolge kontrakt van den Jare 1631 daarvan voor de gedeputeerde staten indertijd wederzijdsch gepasseerd, en waarvan kopij bij het request overgelegd.

Gedurende het laatst der maand heb ik mij onledig gehouden aan het Kantoor ‘s Rijks Belastingen te ontvangen, de benoemde ontvanger heeft het Kantoor nog niet overgenomen.

Blz. 62

Den 9 October, sedert de vorige uitmuntend weder schoon afwisselende eenigzins mattig.

Wij hebben groot 20 korven aardappelen van Britzum gehaald voor 11 St. de korf en 26 korven kleine voor 4½ St. wij moeten nog een wagenvol halen, de kwaliteit is uitmuntend, over het geheel zijn de aardappels van een goede kwaliteit, maar prijzig, de algemene prijs thans 12 St. of 60 Cents.

Er zijn over het algemeen weinig appels, wij hebben in jaren zoo weinig niet gehad, gewoon jaarlijks 20 a 30 korven en thans maar ongeveer 2 korven.

In den verleden week zijn mijn zoon en ik benevens andere goede vrienden, gedurende dien dag bij Pieter Sandra te Teerns geweest, namenlijk op den 2den dezer.

Mijne dogter IJtje blijft nog in denzelfden ziekelijke toestand, niettegenstaande Dr. Simons en den Chirurgijn Beekhuis, haar opvolgende bezoeken en medicijnen toedienen.

Gister hadden wij vergadering van het Friesch Genootschap bij v.d. Wielen in de Sacramentstraat. Er waren ongeveer 20 leden tegenwoordig, vele bijzonderheden zijn er niet verhandeld, de Heer Eekhof hield eene voorlezing over het leven en sterven van Professor Regenbogen in den jare 1814 overleden, meer betrekkelijk de kerkelijke dan de vaderlandsche geschiedenis, over het algemeen heeft mij deze voorlezing niet behaagd, dewijl deze man gedurende zijnen dienst, wegens zijne godsdienstige gevoelens en de verbreiding daarvan, zeer veel onrust en onaangenaamheden heeft

Blz. 63

verwerkt; mijns inzien waren er wel waardiger voorwerpen in de vaderlandsche geschiedenissen vooral van den ouden tijd, om daarover eene voorlezing te houden, vooral omdat onze bijeenkomsten en genootschapstezamenstelling de vaderlandsche als de kerkelijke geschiedenis te beoefenen, ten doel hebben. Dat de leden onzes genootschaps godsdienstige gevoelens bezitten is mij aangenaam, dog niet om te twisten of om zoodanige denkbeelden te loven welke van een twistzieken aard zijn, zoals die van Regenbogen. Neen ieder heeft zijne wijze van zien. Dit regt ken ik een iegelijk van harten toe, maar niet om anderen daarmede lastig te zijn, of om op te dringen.

Den 12 October, sedert de vorige schoon weder dog heden zeer onstuimig en herfstachtig.

Bevorens den 10 was ik, benevens Zije en vrouw, Douwe Pieters en vrouw en Pieter Zandra, gedurende den dag bij mijn zoon in de buren te gasten, alwaar mijne dogter Dieuwke die thans weer hersteld is met haar man Pieter Hiemstra ook tegenwoordig waren.

Nog 24 korven aardappels gehaald a 12 St. de korf. Het is heden marktdag, maar omdat het zoo onstuimig is blijf ik te huis.

Den 20 Oct. sedert de vorige altoos onstuimig maar vooral op den 17 tot den 19 zijnde eenigszins afgewisseld met goed weder.

Den 16 was ik gedurende den dag te Wirdum, tot het opmaken en vaststellen der Kerkelijke begrooting over 1839 ingevolge convocatie van het Grietenij Bestuur daartoe op dien dag, volgens de Courant huiskondiging en klokklepping geconvoceerd. Bij welke gelegenheid wij

Blz. 64

de floreenpligtigen namenlijk eene Commissie van 3 persoonen uit de floreenpligtigen als Jan Valkema, Eize Renema en R. Rinzma benoemden om de aanstaande Rekening over 1838 volgens gebruik, op te nemen en te sluiten en mij te detacheren, wegens mijn gehouden Administratie over dit dienstjaar. Sedert den aanvang van mijne aanstelling tot kerkvoogd ik meen in den jare 1825 tot nu, ben ik altoos Administrerende en continueer opnieuw. De gewoone jaarlijksche inkomsten, bedragen S.C. 2000 Gld. welke de gewoone uitgaven jaarlijks 2, 3 a 400 Gld. overschreden.

In het laatst der voorgaande zijn er twee aanzienlijke boerderijen waarschijnlijk door hooibroeijen verbrand waar van ‘s morgens een te Akkerwoude en op dien zelfden avond een te Oudkerk. Gisteravond zagen wij weder van hier een aanzienlijke brand in de wouden in de rigting van Rijperkerk waarschijnlijk weder een boeregelegenheid. Zoodra dit ter onzer kennis komt zullen wij het melden.

Een zeer onrustend berigt is gister van Harlingen gekomen dat de veerman van Harlingen op Amsterdam met 30 passagiers, op den 18 tot den 19 zouden vergaan zijn, eenige passagiers zouden gered zijn dog het merendeel verdronken, waarvan verscheidene uit Leeuwarden; wij zullen daarop bij welzijn weder terugkomen, als wij zekerder berigten daarvan ontvangen hebben.

Blz. 65

Den 22 October, zacht en schoon weder, sedert de vorige, de natuur schijnt na het woeden van de storm en harden wind tot rust gekomen te zijn.

De brand waarvan wij onlangs melden is te Kleine Geest, een der boereplaatzen aldaar geweest, ontstaan door hooibroeijen, alles is afgebrand.

De Ringsloot om de Wargaster meer, is thans herbesteed om te slatten, dewijl bij gedaan onderzoek van een Commissie uit de Wirdumer ingezetenen de voorgaande slatting volstrekt niet aan het oogmerk en doel voor de Wirdumer scheepvaart beantwoordde. Waarvan bij request met overlegging van een kopij van het oorspronkelijk Accoort bij het droogmaken der meer, door welks accoort zich verbonden de participanten van gedachte meer, om de Ringsloot ten eeuwigen dage, tot de scheepvaart geschikt op te slatten en te zuiveren, aan het Grietenij Bestuur van Leeuwarderadeel werd kennis gegeven, waarop dadelijk door het Bestuur, het Grietenij Bestuur van Idaarderadeel aangeschreven en dringend verzogt wierd, om aan de klagten der Wirdumer ingezetenen op grond van het voors. alvoort gehoor te geven. De Grietman Sijtzema, heeft dadelijk over de eerste slatting een opneming gedaan, en de klagte bij hem ingediend in waarheid te bestaan, waarom hij gelastte, de slatting te hervatten en terstond opnieuw te besteden, zooals dan ook geschied waardoor thans anderhalf voet dieper gegraven wordt en de bodem 12 voeten en alzoo nog 3 voeten aan weerskanten uitgegraven wordt, alles ten koste van de participanten van gezegde Wargaster meer.

Blz. 66

Nadien bij den harden wind van den 18 de pollen overliepen, zoo zijn op heden mijn zoon en de knegt derwaarts getogen om onze jongbeesten te huis te halen.

Den 26 November heden stofregen dog sedert de vorige helder zomerweder.

Wijl ik van tijd tot tijd beletselen ontmoette, om mijne kinderen te Achlum te bezoeken, zoo nam ik mij verleden maandag voor, om op dingsdagmorgen den 23 derwaarts met de schuit te reizen. In welstand bevond ik mij werkelijk ‘s nademiddag om 2 uur aan te Pastorij te Achlum tot blijdschap van Domeni zijne vrouw en kindertjes. Zij bevonden zich wel, de 3 jongetjes waren rede hersteld van de mazelen, en het meisje aan de beterhand. Ik was daar tot donderdag met wederzijdsche genoegens; Domeni bragt mij te voet naar Franeker en kwam van daar ‘s avonds 4 a 5 tot blijdschap van de mijnen te huis.

De algemeene openbare gesprekken zoo hier als elders loopen over het ongeluk den 18 l.l. met den veerman van Harlingen op Amsterdam, waarvan wij onlangs melden. Des middags (zoo luidt het algemeen gerucht, ook volgens de Courant) half 2 uur liep de veerman in zee op sterken aandrang van den Heer Sijpkens, benoemd tot Regter van den Arrondissementsregtbank. Na eenigen tijd op zee geweest te zijn, verloor dat vaartuig een zwaard en wende toen dadelijk te rug om weder binnen te vallen met een vliegenden voor den wind, en kwam alzoo ‘s avonds half 7 voor de Haven, dog in plaats van binnen te vallen, trok het buitengewoone sterk tij het schip de Haven voorbij verloor het roer op de balsteenen tegen het Hoofd, en bekwam tevens een zeer zwaar lek, waardoor het onder het uit-

Blz. 67

werpen van het anker weldra zonk, de angst het gehuil en jammeren der schepelingen (volgens de Courant 24 passagiers behalven den schipper stuurman en de kok) vervulden de op thans aan wal toegevloeide menigte met diepe droefheid te meer daar de des bevoegden weigerden op de aanzienlijkste beloften hulp toe te brengen, en diegenen welke zich aanboden om te redden, wierden de gevraagde booten geweigerd, totdat eindelijk 3 Engelsche Kapiteins 2 booten van hunne matrozen bemanden, en weldra het gezonken schip naderden, dog om den duisteren nacht, en de onstuimigheid van de zee, durfden zij het schip niet naderen, uit vrees, dat hunne boot te zeer met de schepelingen zoude overladen worden, riepen hun gedurende den nacht toe, dat zij maar moed moesten houden dat men hen bij het aanbreken van den dageraad terstond zoude redden. De andere sloep redde intusschen 3 perzoonen; en toen het eenigzins begon te schemeren, ging er weder onder aanvoering van 2 Harlingers een sloep uit en deze was gelukkig genoeg om nog 6 levende perzoonen en 2 lijken aan wal te brengen. Zoodat er in alles 9 perzoonen gered, 6 lijken aan wal gebragt, en de overige vermist worden. Onder de vermisten is de Heer Sijpkens #, algemeen wordende betreurd. Dit is zooveel men tot nog toe weet een kort verslag van deze zoo treurenswaardige gebeurtenis.

Onder de passagiers bevonden zich een gezelschap van Tirolsche zangers, welke zich te Leeuwarden eenigen tijd hebben laten hooren, waarvan 3 gered, een aangespoeld en een ander vermist wordt. De lijken te Harlingen aangevoerd zijn gelijktijdig aldaar begraven, onder een groote toevloeijing van menschen.

Volgens geruchte is het lijk een geruimen tijd daarna aan een der eilanden gespoeld gevonden, hij was ongehuwd en bezat een aanzienlijke inboedel, enz. welke bij boelgoed verkogt; ons ontvanger heeft zijn rijdpaart gekogt voor een groote som Geld; hij woonde te Leeuwarden en zoude na den Haag en Amsterdam alwaar zijne ouders woonden.

Blz. 68

De treurige plegtigheid werd nog verhoogd, dewijl de 3 geredde Tirolsche zangers, een toepasselijk lied gedurende de begravenis zongen:

Een Heer heeft de goedheid wel willen hebben, mij een kopij van den inhoud in het Hollandsch vertaald af te schrijven, zijnde van dezen inhoud.

Het afscheidslied door de Thirolsche Zangers bij het graf hunner scheepskameraden ‘s middags ten vier uren van den 22 October 1838 te Harlingen

Leeft wel en laat ons scheiden
Want, gelijk ons ‘t harte breekt, 
En groot is onze vreugde

Daar ‘t afscheid treurig spreekt.

Wij zijnen nog te redden,
Komt broeders laat ons gaan,
Want braken d’ankers en touwen
Konden wij niet verder gaan.

Zoo als de Roozen bloeijen
Zoo bloeit steeds hun geluk.
En waar wij de Roozen zien
Denken wij aan hen te rug.

Blz. 69

Behalven het rede gemelde van den storm van den 18 October, is er ook nevens Kimswerd een aanzienlijk stuk van den zeedijk van binnen door het overslaan der zee uitgespoeld; men heeft tijdig genoeg dit uitgebroken gat 20 weiden stroo, met balsteenen gemengd aangevuld en met zeilen gedekt en vasgesjord om in het voorjaar te herstellen.

Een dergelijk gevaar zoude er bij Roptazijl mede ontstaan zijn, dog gelukkig van geene doorbraak gevolgd.

Over het algemeen heeft men op den 18 nog hier nog elders te lande een zoo hevigen storm waargenomen, maar wel zeer harden wind, zooals wij toen melden dog men zegt dat de zee buitengewoon onstuimig en zeer hoog water ware, dewijl het nieuwe maan was, en gedurende de springtijen, de wind het hevigste woei.

Den 3 November thans goed weder, maar afwisselende sedert der vorige regen en wind, onder anderen woei het den 29 l.l. ‘s voordemiddags een hevige orkaan evenwel zonder veel schade te veroorzaken.

Gedurende de 3 laatste dagen ben ik aan het Kantoor werkzaam geweest om ‘s Rijks belastingen voor het laatst te ontvangen. Pag. 53 meldde ik dat ik mijn onslag van den Koning verwachte. In de maand Aug. ontving ik werkelijk van den Minister van Finantien get. den 4 Aug. een kopij van het Besluit des Konings den 22 Julij genomen mij verleenende een eervol ontslag, behoudens pensioen. Den 6 Sept. ontving ik van den Gouverneur het

Blz. 70

berigt dat de Koning mij behoudens aanspraak op pensioen eervol hadde ontslagen, en dat ik eerlang in de gelegenheid zoude gesteld worden, om aan den opvolger S. Witteveen het Kantoor over te dragen.

Sedert ging alles den ouden gang, de nieuwe ontvanger kwam een en ander keer te Wirdum, om naar inwooning om te zien. Eindelijk kwam hij en besteedde zich ter inwooning en halve kost bij de wed. Vlaskamp, en huurde elders een kamerke tot een Kantoor, en berigte ons dat hij den 1 November het Kantoor zoude overnemen, waar van wij den 25 Oct. het brigt van den Gouverneur ook ontvingen dat op den gemelden tijd het Kantoor zoude overgaan waarvan ons de Controleur den 29 meldde dat wij op den 1 Nov. het Kantoor zoude moeten overdragen, nadat hij bevorens een model van den inventaris had gezonden verzoekende en kwadriplo daarvan gereed te maken, mijn zoon hadde daarmede veel werk om een vierdubbeld te vervaardigen, te meer wijl wij gedurende de maand October ‘s Rijks belastingen ontvingen. Met een en ander was hij op den laatsten den 31 Oct. tot laat in den nacht bezig, maar had toen alles ook volmaakt in order. Op den 1 begaf ik mij dan weder aan het Kantoor, alwaar de kontroleur benevens de nieuwe ontvanger en zijne klerk (zijnde ‘s daags tevoren gekomen) zich ook vinden lieten. De inventaris alles in order zijnde, in het proces verbaal opgemaakt, en vanwegen de overdragt en

Blz. 71

de overneming wederzijdsch geteekend te hebben waren deze werkzaamheden binnen een uur afgeloopen.

Het was een regenachtigen dag en somber, ook daarbij was ik zeer verkouden en dus niet zeer opgeruimd eenen post te verlaten en daarvan ontslagen te zijn, welke ik gedurende 32 jaren 9 maanden in het belang van dan Schatkist, maar tevens ook in het belang van de belastingschuldigen hadde waargenomen; met de grootste belangstelling tot een welingerigte en goede Administratie ons altoos op toegelegd te hebben, waarvan ik mijn zoon de grootste eer moet toekennen, niet alleen wegens zijne bekwaamheid maar ook wegens de order in alle de werkzaamheden aan deze Administratie verbonden, waardoor hij bij het viseren van het Kantoor door de opvolgende hoofd en arrondissementsinspecteurs en controleurs nimmer eenige aanmerkingen hoorde maar alles altoos in de beste order bevonden wierd, zooals de controleur hem laatst bij het overgaan van het Kantoor zeer vriendelijk bedankte wegens zijne goede Administratie – Ik bedroefde mij intusschen daar ik dog somber gesteld was, zijnentwege dat de Regering maar vooral de administratie de getrouwe diensten in deze Administratie niet hadde beloond en gewaardeerd, maar in plaats van hem daar hij dringend aan den Koning en den Gouverneur hadde verzogt om geplaatst te worden, een vreemde, een zeeofficier, en dezer wijs geheel onkundig, aangesteld te hebben.

Blz. 72

Den 10 Nov. Sedert de vorige afwisselende goed weder en regen.
Douwe Pieters te Hempens hadde ons op den 5 l.l. verzogt benevens onze kinderen uit de buren, om te gasten, wij waren allen gedurende dien dag aangenaam bij elkander, ik begaf mij echter ‘s avonds vroegtijdig ‘s avonds naar huis omdat ik mijn zoon de Domeni van Achlum verwachte; hij was zooeven aangekomen toen ik te huis kwam, hij bleef dien nacht bij ons des andere morgens vergezelde ik hem naar de stad, omdat hij als questor of scriba van de klassis van Harlingen benevens van alle de klassen aldaar moesten zijn om de rekening van de questor generaal te sluiten en de weduwen en weezengelden der predikanten uit te deelen; hij kwam ‘s avonds hier te rug, en ging terstond naar de buren, om de familie aldaar te bezoeken hij kwam ‘s anderendaags weder te rug, en vertrok na alhier des nachts geweest te zijn vroegtijdig in het 9 uur schip naar huis.

Gister was het weekmarkt, en dat er in het algemeen naar de grootheid van het beslag der boeren, geen genoegzaam hooi gewonnen is, en daardoor de middelbare stand der veehouders, een ieder 5 a 6 beesten over heeft, was er zulk een overvloed ter markt gebragt dat de geheele markt dezelve niet konde bevatten, maar overal waar een opene plaats in den omtrek gevonden wierd gehouden wierden, dier wijze dat er misschien nimmer tevooren, zoovele beesten ineens ter markt gebragt zijn om te verkoopen! niettegenstaande de menigte van vee, was de prijs echter niet ongunstig dewijl er vele vreemde opkoopers waren in allerlei soort

Blz. 73

van vee; evenwel is al het vee op verre na niet verkogt en wachten een toekomenden markt.

Over het algemeen merken wij aan: dat de groote overvloed van vee ontstaan is door de verledene vruchtbare jaren, waardoor de aanvoeding van tijd tot tijd sterk toenam en hierdoor de overvloed is ontstaan.

Boven alle verwachting is het vee in eenen goeden prijs. Een ieder vermoedde dat het zeer goedkoop dat is voor een geringe prijs, zoude moeten verkogt worden, en de boeren groote schade lijden, waarvan het tegendeel thans weder ondervonden wordt. Zoo weinig is de toekomst, voor den kortzigtigen sterveling te berekenen!

De Ringsloot blijft tot groot nadeel der belanghebbenden dit jaar ongedaan, dewijl de dam voor de oude Joksen doorgebroken zijnde, niet mogelijk is wegens het hooge water aldaar weder een dam te slaan.

Den 12 Nov. Sedert vorige afwisselende regen thans mooi weder, waardoor het vee alwaar nog wat te eeten is, in tevredenheid graast, ik zeg tevredenheid, want als het gras verslonden is, dan openbaart het vee een groote onrust. Zooals bij mijn buurman welke te weinig hooi gewonnen heeft, het vee zoo lang buiten houd, als mogelijk is, schoon de weide rede zeer schaars en het vee zich niet verzadigen kan, zich verstrooit, door de sloten gaat, gistermorgen was er een in onze tuin, welke daar een groote verwoesting heeft aangerigt, er liepen op de straatweg

Blz. 74

en elders, dog door het zelve in de finne te houden schijnt het wat geruster; wij hebben het geluk dat ons vee zich nog verzadigt en gerust weidt. Wij melken thans ongeveer 10 emmers melk daags van 27 koeijen, waaronder die goed maar ook die zeer weinig melk geven.

De aardappels blijven prijs houden tot 15 a 16 St. de korf, op de markt tot 18 St.

Wij hebben het koorn van de slatwal gedorscht en gezuiverd, maar niet geheel schoon, evenwel kan het dezer wijs 54 St. de zak gelden verleden vrijdag op de markt.

De nieuwe ontvanger bepaalt Kantoorsuren, waardoor de ingezetenen omgewend worden, wij bedienden het Kantoor van den vroegen morgen tot den laten avond, tot gerief der belastingenschuldigen.

Hij is gister afgekondigd als ledemaat met attestatie tot ons overgekomen te zijn. Na 4 uur ‘s nademiddags gaat hij uit ook om te wildschieten; hij is ongetrouwd en een man tusschen de 30 en 40 jaren oud.

Door de menigvuldige regen, zijn de dijken en wegen, dammen en paden zeer slecht. Ik ging daarom gistermorgen naar de kerk, over Wijtgaard langs de straatweg tot en van daar langs het gevloerde steenen padtje naar Wirdum, ik was geheel schoon; maar deze omweg voldeed mij dog niet.

Blz. 75

Den 17 Nov. Sedert de vorige schoon weder, waardoor het vee indien het zich verzadigen kan, zooals er hier en elders bij sommige landbouwers gevonden wordt, uitmuntend weidt. Onze buurman hoe schaars de weide ook mag zijn, geen beest nog op stal heeft. Ook niemand in den gehelen omtrek. Er wordt dezer wijs zeer veel hooi uitgewonnen.

Gister was de mark nog vol vee, schoon op verre na niet zoo veel als de vorige week. De prijs was in allerlei zoort zeer goed en boven verwachting, daardoor zijn er echter nog zeer veel onverkogt gebleven omdat het zich laat aanzien, indien wij gunstig weder houden, dat de prijs eerder toe dan afnemen zal.

Wij hadden gister ook een jong kalfbeesje ter markt maar omdat mijn volk stijf op 40 gulden stonden dog maar 38 gulden geboden werd, hebben zij het weder te huis gebragt.

Den 22 November, sedert den 20 vorst O.W. ten gevolge daarvan rijdt men op de slooten met schaatzen; ons Chirurgijn Beekhuis, was hier hedenmorgen, om onze dochter IJtje welke nog niet volkomen genezen is te bezoeken op schaatzen naar en van Huizum en Goutum overal langs de slooten tot hier gereden te hebben, van hier reedt hij naar Wijtgaard en wijders naar Roordahuizum, waaruit op te merken is, dat het in dezen korten tijd sterk gevroren heeft. Deze vroeg invallende

Blz. 76

vorst, veroorzaakt bij velen een bang vooruitzigt, wijl alle winterprovisie niet ingeslagen is, zoo is onder anderen, een paar honderd ton turf vanwegen het besprek alhier, nog niet aangevoerd, behalven andere behoeften, veroorzaakt door het gesloten blijven van de Ringsloot, hoewel thans wel bevaarbaar, maar om de vorst thans ook gesloten, hoewel de schepen om de turf te halen voor de ingezetenen alhier van huis zijn.

Ik kreeg zoo op heden lust om te schaatsrijden, door mijne kinderen welke daarmede bezig zijn, opgewekt, naar eenige keeren op en neder gereden te zijn, keer ik tot het schrijven weder.

Gister en heden hebben wij al ons melkvee op stal gezet benevens de kalvers tezamen 35, de jongbeesten loopen nog uit. Ik hadde gaarn nog een week geweid, maar om de koude en vorst waren wij en alle boeren in dezen omtrek in de noodzakelijkheid; omdat wij, daar de beesten zoo onverwacht op stal geraken, niet genoegzaam van hooi zijn voorzien, zullen er morgen nog vier naar de markt; in den verleden markt verwachte men het vee duurder, maar met den invallenden vorst, zijnze morgen misschien wel goedkooper, maar te veel is ook schadelijk.

Blz. 77

Den 26 November, sedert de vorige aanhoudene vorst; indien de zeesluisen niet gestroomd hadden, dan was het overal sterk genoeg, het is steeds heldere lucht en schoon winterweder.

Niettegenstaande de winter, was het vee verleden marktdag even graag, de koopers verlangden jongvee, vooral hoklingen of vieren, deze werden tot 30 Gulden en meer verkogt al na dat de kwaliteit was, wij hadden er twee waarvoor men 36 Gulden het stuk bood, ook hadden wij er een jarige koe en een kalf, welke alle verkogt zijn, zoodat wij thans alle de stallen konnen bezetten tot 39 stuks hoornvee en twee paarden. In de schuur plaatzen wij thans geen vee, zooals andere jaren, en vertrouwen dat wij nu hooi genoeg hebben.

Wij hebben 2 a 3 magere varkens opvolgende geslagt en ten deele geconsumeerd. Er was gene groei in deze dieren, ten gevolge der bevorens geledene varkensziekte, in den verleden week hebben wij een oud varken geslagt, welke 20 oude ponden minder dan 500 lb. woog. Twee goede spallingen hebben wij nog op het hok, welke wij voornemen eerlang ook te slagten, waardoor wij wel van spek zullen voorzien worden. Twee magere varkens hebben wij uit het land verkogt, voor ruim 30 Guldens de beide. De zeug loopt in het land.

Blz. 78

Den 3 December goed weder. De winter heeft zich veranderd in dooi, sedert den 29 l.l. paard en sleed gebruikten toen het ijs, en den 1 Dec. voeren de schepen, harden wind en regen braken het ijs, en versmold spoedig, zoodat er thans hoegenaamd geen ijs meer aanwezig is.

Onze jongbeesten loopen nog uit en zijn welgemoed, zoodra het onstuimig wordt zetten wij ze op stal.

De markt was op den 1 l.l. nog zeer levendig, de prijs was wel niet zoo hoog, maar men kogt graag allerlei zoort.

Opvolgende worden hier en elders boereplaatsen duur verkogt benevens losse landen; de rijken besteeden thans hun geld om landerijen in plaats van effecten te koopen. De Belgische geschillen zijn nog niet vereffend en de effecten ten laste van dit Rijk houden daarom geen prijs. Men besteed daarom zijn geld liever aan vaste goederen dan aan een wisselvallige toestand van ‘s lands papieren.

Te Wijtgaard zal op den 19 e.k. weder een vruchtbare plaats No  [Nummer niet ingevuld] groot 80 pondemate geveild worden. Men schat dezelve een waarde te hebben van ongeveer 40000 Gulden.

Omdat de landbouw sedert eenige jaren zoo zeer bloeit, worden de plaatzen duur verhuurd, tot boven de 20 Gulden per pondemate, en dit is de reden dat de landerijen thans zoo duur verkogt worden, maar er konnen ook andere tijden komen.
Blz. 79
Den 12 December. Sedert de vorige allerschoonst weder, het is even gedurende zonder eenige afwisseling zacht als het schoonste lenteweder.

Omdat het den 4 onstuimig scheen te worden zetteden wij onze jongbeesten op stal, maar eigenlijk omdat het land door de weekheid begon te trappen. Vele loopen hier en elders nog uit, zelf melkvee.

Gister hebben wij twee spallingen geslagt, waarvan de eene 76 en de andere 90 oud lb. en 3 wogen meer dan 1000 lb. spek hebben wij in dezen herfst voor eigen consumptie geslagt.

Den 15 Dec. Sedert de vorige uitmuntend schoon en droog weder, waardoor de landen droog en de paden effen en betrapt zijn, zoodat men zonder voetschrobben naar Wirdum en overal kan reizen.

De beesten welke bevorens in het land liepen loopen nog uit, velen beklagen zich, dat zij het jongvee op stal zetten, omdat het opvolgende zulk schoon weder, maar de landen ook groen en het gras voedzaam is, maar behalven dit wordt er een groote kwantiteit hooi bespaart hetwelk voor de veehouders een goed vooruitzigt geeft. Het vee blijft zeer prijs houden gister was er nog veel vee ter markt, als schapen

Blz. 80

varkens en rundvee, de schapen houden geen prijs, de varkens zijn niet duur 15 Cents het oude lb.

Heden nademiddag is de verkooping van een zathe en landen, gelegen te Wijtgaard, ik heb het voornemen deze verkooping bij te woonen, hetwelk in een der herbergen te Wijtgaard zal plaats hebben.

Den 22 December, sedert eenige dagen matige vorst zoodat de trekschepen gister marktdag nog voeren dog de landschepen misten; het is opvolgende stil heldere lucht, heden is vorst scherper, en vroor hedennacht sterker dan bevorens, en indien de vorst zoo aanhoud, dan kan het ijs overal met schaatsen gebruikt worden te meer wijl het water laag is, en dus waarschijnlijk niet gestroomd wordt.

Bevorens den 20 hadden wij rekendag der kerkelijke administratie wegens huur te ontvangen en de rekening van timmerlieden verwers, enz. te voldoen, gedurende dien dag waren wij daarmede bezig, en omdat het des avonds vrij duister ware, bragten de jongens van mijn zoon mij naar huis; wij gingen om 8 uur uit de buren, het was mistig met vorst, op de straatweg voorbij Barhuis gekomen zijnde, zagen wij over de terp een zoogenaamde wilde lanteern; ik hadde altoos verlangd zoodanig een dwaallicht eens te zien, ik zeide tegen de jongens: dat wij de terp eens over moesten om dit verschijnsel van nabij te zien, maar toen wij bij de hek kwamen, was het verdwenen, niettegenstaande het zich eenigen tijd nevens ons heen en weder opgehouden hadde, eens scheen het naar ons toe te komen.

Blz. 81

Ik zeide tegen de jongens, stil stil! nu zullen wij het van nabij zien, en scheen digterbij helderder, dan op een meerder afstand; het hield zich ongeveer een manshoogte in het heen en weder zweven min en meer van de grond.

Toen de jongens mij verlieten, hadden zij het omtrent de Werp weder opgemerkt, en was hun op een meer en minderen afstand genoegzaam in verscheidene rigtingen gevolgd, tot midden op het naaste stukland van de buren, en verdween toen uit hun gezigt.

Het heeft mij dus niet mogen gelukken om te onderscheiden, wat het eigenlijk was, het was een gesloten licht even als het licht op een afstand te zien, ter groote van ongeveer een mans hoofd, en hoe digterbij, hoe helderder; in het heen en weder zweven, hadde het meer en min, zoowel voor, tegen en zijd wind, een spoed als een goede draf van een paard; de wind  was zuidoost, en dit hinderde niet, om tegen wind met evenveel spoed de buren te bereiken.

Dat het geen verheveling uit moeras of sloten opstegen nog uit den grond zijn oorsprong nam, blijkt daaruit dat de grond hard bevroren en het water met ijs overdekt was; dat het geen tezamen gehoopte kleine vliegjes of iets dergelijks ware kan ook niet zijn, dewijl het vorstig was en deze diertjes, daarvoor niet bestaan konden nog zoo spoedig aan een klomp zoo snel tegen den wind tot op een afstand van een half uur voort-

Blz. 82

zweven; het allerwaarschijnlijkste, dat wij dagten te zijn, uit derzelver beweging afteleiden een vogel bij duister en mistig weder een lichtent schijnsel van zich te geven, hoewel ik gene vleugels in het naderen en in het vliegen konde opmerken, want het behield altoos dezelfde grootte, des niettegenstaande houde ik het daarvoor, zoolang mij het tegendeel niet bewezen is: dat het een nachtvogel is.

De boter is zeer duur, gister 42 Gulden de fandel.

De plaats welke wij onlangs melden verkogt te zullen worden te Wijtgaard is bij de beschrijving en daar na verhoging zeer duur geworden, de percelen zijn op 3, 4, 5 tot 70 Gulden per pondematen geklommen.

Den 31 December, sedert de vorige vorst matige vorst, het ijs was evenwel zeer sterk en er wierd bijzonder veel gebruik van gemaakt, de stad was vrijdag den 28 dezer vol volk uit alle oorden van ons gewest, hoewel het des nachts gesneeuwd en het aardrijk met sneeuw overdekt maar dit let niet, omdat de banen overal van het eene uiterste van Friesland tot het andere geveegd zijn.

Heden dooi, zoodat het land thans van sneeuw ontbloot en er ruimte voor de schapen is.

Blz. 83
Douwe Pieters van Hempens Pieter Zandra van Teerns, Zije van Wijngaarden met hunne vrouwen benevens mijne kinderen uit de buren, waren hier donderdag den 27 gedurende dien dag te gasten, allen op schaatsen, en vertrokken ‘s avonds 10 uur bij zeer schoon maneschijnweder.

De plaats te Wijtgaard is op vrijdag l.l. ‘s avonds in de Posthoorn finaal verkogt, een gedeelte is van Pieter Simmes Andringa gekogt, verscheidene perchelen zijn aan partikulieren als hoogste bieders verbleven waaronder de Terp naast de Roomsche Kerk of aan de buren van Wijtgaard gelegen, welke percheel voor 710 Gulden per pondemate is verkogt, een percheel in de Noordeind gelegen per pondemate tusschen de 5 en 600 Gulden, ook ben ik tezamen met Zije van Wijngaarden en den Heer Bolman aan een percheel groot 12 pondemate voor 395 gulden verbleven; zoodat de gehele plaats zoo ik meen 82 pondemate groot voor ruim 35000 Gulden verkogt is, waarboven de onkosten nog loopen, en dus tezamen tot aan de 40000 Gulden  zal bedragen.

Ieder verwonderd zich over den hoogen prijs der landen, maar zal voornamelijk daaraan moeten toegeschreven worden dat de landbouw sedert eenige jaren zoo zeer bloeit, en de produkten waaronder boter en kaas zoo duur zijn thans boven de 40 Gld.

Blz. 84

Heden nademiddag 12 uur is er godsdienstoefening door onzen leeraar gister afgekondigd om het jaar Godsdienstig te sluiten, in voorgaande jaren, bestemde onzen predikant daarvoor altoos een avonduur, maar de gemeente konde algemeen daarvan geen gebruik maken daar thans beter gelegenheid gegeven wordt.

Men heeft onlangs aan de straatweg eene menigte Eikenboomen, welke naar het oordeel van den opziender ongeschikt waren uitgeworpen, ik heb van deze eenige aangekogt en op de ijster en elders geplaatst, als zij groeijen zullen moet de tijd leeren.

Voormaals hield ik mij onledig in het laatst der maand om ´s Rijks Belastingen te ontvangen, maar daarvan ontslagen zijnde ben ik veel vrijer, ten aanzien van den tijd, en ontlast van veel hoofdbreken.

Tot nog toe heb ik de Akte van mijn pensioen nog niet ontvangen; trouwens de pensioenen worden ook nog niet betaald; misschien dat mij dezelve in de volgende maand wel uitgereikt wordt, met aanzuivering tot den 1 Januari 1839, ik verwacht althans, dat er ten aanzien van mij alzoo gehandeld zal worden. Misschien bij het bekomen van het een en ander daarvan zal melden.

Blz. 85

Niet tegenstaande de landen zoo duur zijn, is het gemaak van boter en kaas over het algemeen veel minder, schoon er enkelden mogen zijn die hierop een uitzondering mogen maken, maar wij althans deelen omtrent den opbreng dezer producten in het algemeen want:

Sedert den 12 Mei tot den 1 Jan. dezes jaars hebben wij twaalf fandels boter minder gemaakt dan in gelijken tijd van 1837 en negen fandels in denzelfden tijd van 1836. Waaraan dit minder gemaak moet toegeschreven worden, weet ik niet; want gedurende den verleden voederden wij overvloedig best gewonnen hooi en bovendien daags 14 gemalen lijnkoeken, zoodat ons vee uitmuntend in staat in de weide kwamen daarbij, waren wij boven anderen bevoorregt dat ons vee gedurende het voorjaar, den zomer en den herfst gene schaarsheid in de weide leden maar gedurende tamelijk wel van genoegzaam gras zijn voorzien geweest; wijder molken wij over gemelde jaren 1836, 1837 en 1838 evenveel dat is ongeveer 30 koeijen, en evenwel gaven de meeste koeijen zooveel melk niet als over 1837 en 1836. Misschien was het voedsel gedurende 1838 zoo kragtig en melkgevende niet als over 36 en 37

Blz. 86

althans zoo overvloedig niet als in die jaren.

Maar het eenigste dat vooral het meest in aanmerking komt: in den verleden winter en gedurende de meitijd kregen wij opvolgende kalfverleggers ik meen 9 a 10, waaronder beste melkgevers, waarvan altoos het geval is, dat dezelve op den duur, lang zooveel melk niet geven als die op tijd kalven. Schoon wij des vorigen jaars ook een aantal kalfverleggers hadden, scheen het toen zooveel invloed niet op mindere melk gemaakt te hebben.

Zulke en dergelijke toevallen zijn welgestelde en bestvoorziene boerderijen onderworpen; tothiertoe is er nog geen oorzaak uitgevonden, waaraan dit kwaad moet toegeschreven worden, nog geen middel om zulks voor te komen.

Niettegenstaande de stallen bij het afgaan der koeijen in de weide, oplettend geschoond en gezuiverd worden, schijnen dezelve een zeker besmetting over zich te behouden, waarvan de beesten als zij weder op stal komen aangedaan te worden en de kalvers vroeger of later verleggen, en dat niet alleen dezelfde koeijen maar afwisselende weder anderen, zoodat dezulke welke in het vorige jaar goed afkalfden in het volgende verleggen en bij afwisseling die in het vorige jaar het kalf verlegden in het volgende tijdig kalven.

 

Blz. 87

Over dit kwaad moet men zich te meer verwonderen als men aanmerkt: dat er boerderijen zijn, die er nimmer last van hebben, en weder anderen die daaraan altoos laboreren, en nog zooveel te meer, wanneer eenmaal, het ontijdig kalven ontstaat, selden bij een zal blijven, maar meer daaraan zullen aangetast worden, en niet alleen voor dat jaar, maar ook de volgende jaren meer en min. – Het resultaat van dit voorgeschreven is alleen de zegen des Heeren maakt rijk.

Het schijnt dat de toestand van ons vaderland gunstiger staat dan bij den aanvang van dit jaar, toen waren onze geschillen met Belgien over de afscheiding van dat land van ons nog altoos slepende en voortdurende; maar in het laatst van dit jaar, hebben de 5 groote mogentheden weder aangevangen een einde aan dit geschil te maken; toen onzen Koning aan dezelve verklaarde: de 24 artikelen, welke bij de conferentie in 1830 en 1831 als de voorwaarden stelden, waarop de scheiding konde tot stand gebragt worden, aan te nemen waarom dit niet eerder geschiede, is voor de Natie een geheim en te diep om door te gronden, sedert heeft de conferentie der mogentheden zich weder belast met deze zaak, en schijnt na

Blz. 88

eene herziening der 24 artikelen op de vertoogen der Belgen tot eenige wijzingen onherroepelijk tot de uitvoering te leggen besloten te hebben, hetwelk in deze maand gewagt wordt, om daarop de wederzijdsche parthijen te ratificeeren en te doen uitwisselen.

De Belgen schijnen te vermoeden, dat de eindelijk uitslag niet in hun belang zal zijn althans hebben zij zich sedert een geruimen tijd zeer gewapend en hebben een oorlogzugtige houding aangenomen.

Waartegen de Hollanders zich alleen vergenoegen om hunne grenzen met een strek garnisoen te dekken.

Wat van dit alles zal worden, zal misschien het volgende jaar leeren.

Ook de zaak der afgescheidene schijnt gunstiger dan in den aanvang van dit jaar, de vervolgingen hebben wel niet geheel opgehouden, maar  hunne godsdienstige vergaderingen worden meest al ongestoord uitgeoefend. Onlangs heeft echter de Grietman van Baarderadeel Domeni van Velzen en hunne godsdienstoefening op de Fleeren nabij Sneek gestoord en de vergadering zeer onheus uiteengedreven en van Velzen en de huisheer alwaar de godsdienst geoefend wierd, aan de wereldlijke regter aangeklaagd zonder dit, hebben zij meest al in alle oorden van Friesland gedurende den loop des jaars, onbekommerd het geloof onze vaderen, standvastig beleden en godsdienstig naar Gods woord uitgeoefend.

Blz. 89

Er bevinden zich thans onder Wirdum zes en dertig Phaetons vier en veertig Chaisen negen en negentigaardkarren, honderd agt en dertig hooiwagens, zeven bolderwagens honderd en elf paarden vijftien honderd drie en negentig koeijen twaalf honderd vier en vijftig schapen een en tagtig varkens tezamen met Swigchum, 37 Phaetons 50 Chaisen 110 aardkarren 153 hooiwagens 8 bolderwagens 122 paarden 1737 koeijen 1365 schapen 90 varkens. Te Wirdum wordt gebruikt 5239½ greidland 7 pondemate bouwland, tezamen met Swigchum 5746 pondem. greidland, 7 pondem. bouwland; te Wirdum 7 geheele en gedeeltelijk overdekte vaartuigen, tezamen inhoudende 26 lasten Swichum 1 honderd 21/3 lasten.

Het getal hoklingen is mij niet opgegeven zoodra datzelve bekome zal mede aanteekenen alsmede het getal zielen het welk Wirdum thans bevat.

Over 1823 schreef ik een statistiek van geheel Wirdum, dit diende thans weder te geschieden, maar de veelvuldige nasporingen en moeite welke daaraan verbonden zijn, durf ik dit thans niet ondernemen.

Ontslagen van alle ambtsbezigheden, behalven die der Kerkvoogdij, sluit ik thans dit jaar in een geheel andere betrekking als der vorige jaren, met deze aanmerking; het vorige keert nimmer te rug, zoo treden wij gedurende ons leven altoos voor, maar nooit agterwaarts. De 80 jarige worden van de 70 opgevolgt, daarna van de 60, 50, 40, 30, 20, 10 en 1 zoodat het gantsche menschdom door tijdsopvolging elkanderen na de eeuwigheid nawendeld zonder eenig vertoeven, en de naastvolgende van onderen aan de plaats des anderen vervangt, en dus daar een begin is en een einde en mogt dat vrede zijn!!

 

Belastingen

Grondlasten 15685-91
Personeel 2832-58½
Patenten 403-69½

Accijnsen

Geslacht 1467-78½
Gemaal 698-58½
Coll. zegel en quit. 217-14½
Cons. verv. en gel. billetten 7-84
Gemeente opc. 1570-92½
3½ prC. k. 47-13

 

Geslacht vee

 28 Stieren waarvan de waarde 664-:
 „  Ossen -:
 52 Koeijen 2320-:
  8 Vaarsen 221-:
  2 Pinken 40-:
 16 Kalveren 78-:
138 Nugteren dito 172-50
343 Schapen 2075-:
 37 Lammeren 96-:
 42 Oude varkens 1811-:
233 Spallingvarkens 4397-:

 

Wirdum den 31 December 1838
D.W. Hellema
Gepensioneerd Rijks Ontvanger