1839
Blz. 1
Den 1 Januarij. In welstand mogen het nieuwe jaar thans weder aanvangen; onder mijne kinderen is mijne dogter IJtje nog steeds laborerende aan eene ongesteldheid, waaraan de medicijnmeesters, gedurende het grootste gedeelte van het afgeloopen jaar, hunne kunst beproeft hebben om haar te genezen, dog tot hiertoe nog niet gelukt is haar volkomen te herstellen, schoon met haar beter is dan gedurende voormaals, en hoopen daarom, dat met den aanvang van het schoon lenteweder zij volkomen mag herstellen.
Mijn vrouw laboreert meer en meer aan een zoogenaamde jigt en wel bepaald aan het eene been waardoor zij bezwaarlijk het huis door trekt al steunende en leunende, zij is gedurende het verleden jaar, maar eenmaal op de phaeton een omreed naar de stad gedaan en ook maar eenmaal naar de trekweg door onze landen gereden, zonder dat zij bijna twee jaren anders niet van het hornleger af geweest is, en dit is de reden, dat in het bezoeken van vrienden en bekenden in mijne aanteekeningen mij alleen maar konde vermelden; zij is nog geen 50 jaren oud, en als het ware in het best van haar leven. Overigens hebben alle mijne in huis zijnde kinderen een voortdurende gezondheid tot heden genoten. Ook mijne dogter Dieuwke in de buren gehuwd aan P. Hiemstra, geniet thans een
Blz. 2
welstand meer en meer sedert der op tijd gemelde bevalling van tweelingen, toenemende. Schoon het gemaak der boerderij zoo voordeelig niet geweest is; als wel voorgaande jaren, zijn wij in alle onze betrekkingen, ook der getrouwde kinderen in hunne huisgezinnen, echter niet ongezegend dit nieuwe jaar ingetreden; mogten wij maar voor de genotene welstand en zegeningen maar op de regte wijze dankbaar zijn, van nu af aan met een volkomen harte voor den Heere te leven, door het geloof in Jezus, zich met den hemelschen vader vereenigen en verzoenen, en allezins met een kinderlijk toeverzigt en vertrouwen alle onze nooden hem aan te bevelen en voor ons zorgen te laten, in den loop van het nieuwe aangevangen jaar! en alzoo zijnen zegen in alle onze betrekkingen naar ziel en ligchaam mogen ondervinden en genieten.
De toestand van de afgescheidene kerk is niet ongunstig, meer en meer vastigheid bekomende. Zij hebben een tweeden predikant voor Friesland beroepen, eenen Domeni Duin uit Oostvriesland.
Op den 1 Jan. woonde ik volgens gewoonte de openbare godsdienstoefening bij, op schaatzen naar het gebuurte gereden te zijn, en van daar ‘s middags op schaatzen weder naar huis. De diakonierekening welke gedaan wierd volgens ouder gewoonte, niet bijwoonende, wijl het mij ‘s avonds dan te laat wierd. Sedert eenige jaren, heb ik mij daarvan onttrokken en dit is de reden, dat mijne handteekening onder deeze rekeningen niet gevonden wordt.
Blz. 3
Den 21 Jan. vorst, sneeuw regen en dooi, opvolgende, sedert den 1 Jan. afwisselende, maar nu en dan ook onweder, donder en bliksem, stormen orkanen harden wind en afwisselende stilte, meermalen stond het weerglas gedurende dezen tijd bijkans op storm en dan weder op mooi weder, even veranderlijk als het weder zelve. Men las van ongelukken op zee, en het inslaan van den bliksem in eenen tooren in de couranten.
Heden schoon weder, voor een paar dagen woei het kragtig, vergezeld van harden regen gedurende den dag waardoor het land van den dikken sneeuw welke toen bevorens gevallen was, geheel ontblootte.
Dat ik sedert de eerste geen aanteekening gemaakt hebbe, was dat ik naar eenige opgaven wachte om het vorige jaar te sluiten; vooral eene opgave van de gehele grietenij, bevattende het aantal vee en boeregereedschappen.
Den 23 Januarij, hedennacht en gister vorst goed weder; ik was gister gedurende den dag met Zije bij zijne zuster en zwager te Hempens; deze menschen hoewel niet afgescheiden, zijn de afscheiding zeer toegedaan, het zijn welgestelde lieden zij woonen op hun eigen plaats groot 106 pondemate, zij melken 5 a 36 koeijen. De eerste man van deze vrouw, kogte bij het naderen van zijn einde, zijnde al lang zukkelijk geweest deze plaats voor 20000 Gulden, ten einde voor zijne vrouw een vast verblijf te hebben, na zijn dood; hij sterf de vrouw Zije zuster
Blz. 4
wordt weduwe, en houdt de boerderij op met eenen goeden knegt, deze trouwt zij eerlang en hebben thans tezamen 3 kinderen in leven; het gaat hen zeer gezegend, de schulden door aankoop van de plaats opgelegd zijn geheel afgelost, en door het cultiveren en verbeteren der landen, is deze plaats thans tusschen de 30 en 40000 Gulden waardig; en omdat de huizinge en schuur oud en voor hun bedrijf te klein is, zijn ze voornemens in den loop van dit jaar een geheel nieuwe huizinge en schuur te bouwen, waarvan het bestek vervaardigd wordt van eenen zeer kundigen bouwmeester Leerling genaamd en te Stiens woonachtig; deze is daarmede zoo verre gevorderd, dat de besteding daarvan vrijdag in de courant zal geplaatst zijn.
Den 24 Jan. donker, koud weder hoewel hedennacht eenig vorst, zoo is het thans dooi evenwel staat het weerglas sedert een paar dagen hoog op mooi weder.
Men melde in de jongste Couranten, van verschrikkelijke onweders en orkanen, vooral uit Ierland, welke onlangs aldaar zouden gewoed hebben, waardoor vreeslijke ongelukken gebeurd zijn op zee en op het land: duizenden van boomen ontworteld, een menigte partikuliere en openbare huizen verbrand, waaronder een groote Protestandsche kerk, 400 menschen omgekomen, het zeeschuim was van 10 tot 100 mijlen landwaarts ingestoven waardoor overal, zoutige deelen verspreid waren.
Blz. 5
Schoon het onweder en harden wind in die maten hier niet gewoed hebben, is het evenwel hier en elders in ons gewest, donder en bliksem, zooals wij gemeld hebben minder en meerder zeer erg geweest.
Dit schijnt bij gedurige afwisselende vorst en dooiweder des winters eene onbestendige weersgesteldheid veelmalen het gevolg te zijn, daar men bij een bestendigen vorst, zooals in den voorgaanden winter, ook gedurende bestendiger weder te genieten.
Elders heeft men voor eenigen tijd een dollen hond waargenomen, welke veel ongemak aan menschen en dieren zoude toegebragt hebben, zelf zoodanig dat men een mensch welke zoo dol wierd, dat men die zoude moeten dooden, maar omdat de gerugten daarvan zoo uiteenloopen, durven wij niet zekers daarvan melden; maar zooveel is zeker dat de Besturen zoowel in het land als in de stad, aangekondigd hebben, dat de honden voor 6 weeken vastgehouden moesten worden; wij hebben ook een waterhond en hebben zooveel mogelijk dit bevel opgevolgd, maar omdat de termijn van 6 weeken thans verschenen is, beginnen de honden weder los te loopen, zoo ook de onze, en dit geeft ruimte voor die dieren.
Ik kan mij niet herinneren selden des winters van dolle honden gehoord te hebben, maar wel des zomers bij zeer warm weder, is het jaarlijks gemeenlijk het geval.
Blz. 6
Den 26 Januarij, sedert de vorige eenige sneeuw en dooi dog zoodanig dat de sneeuw niet geheel is weggedooid, terwijl het thans vorstig is en sterken Oostenwind.
Gister marktdag er was niet veel levendigheid in de stad, nadien vele landschepen misten, waarschijnlijk door de belemmeringen van het ijs, wegens de opvolgende nachtvorsten. De boter is gedurende de winter van 38 tot 40 Gulden. De kaas is uit de pakhuizen voor 25½ Gulden verkogt. De aardappels kosten een Gulden bij de korf.
Den 29 Januarij, sedert de vorige afwisselende vorst en sneeuw, het vriest evenwel zooveel niet of de trekvaarten blijven steeds vaarbaar.
Tegenover het tolhuis bij Leeuwarden staat eene huizinge en schuur aan de straatweg zoo dicht dat aldaar de passagie alleen door een slagboom gesloten wordt waarom de straat aldaar een kleine bogt neemt; dog bij het repareren en herstellen der pijpen door de straatweg, heeft men toen rede in acht genomen; om de kromte van de straat te eeniger tijd regt te maken ten einde aan weerskanten eene evenwijdige ruimte over gem. pijp voor de passagie der rijtuigen te laten.
Thans is het geval daar de Provincie heeft de plattegrond en eenige daartoe behoorende ruimte, van de eigenaar dezer huizinge en schuur voor elfhonderd Gulden aangekogt, waarvan echter de afbraak ten voordeele van den eigenaar verblijft, men is rede begonnen zwaren boomen aldaar te roeijen om tegen mei de huizinge
Blz. 7
en schuur af te breeken en weg te ruimen.
Hetzelfde geval bestaat thans aan de straatweg onder Goutum bij een aldaar zijnde pijpke waarvan de zijlsloot langs den Goutumer Dijk loopt, deze huizinge en schuur staat ook te digt aan de straatweg waarom de straat ook aldaar een kleine bogt neemt.
Thans is deze huizinge enz. benevens een aanzienlijk plek tuin aan de straatweg gelegen, bij een openbare veiling door de Provincie voor vijftienhonderd en vijftig Guld. aangekogt, om tegen mei af te breeken en de straat te regten in een evenwijdige ruimte aan weerskanten van het pijpke voor de passagie te laten.
Hetzelfde geval bestond in de Schrans, alwaar de straat bij het pijpke een bogt nam, door de aldaar bestaande molenwier, waarop een groote stenderrogmolen stond, deze is verleden voorjaar door de Provincie aangekogt, en toen afgebroken en de afbraak van hout en steen weder verkogt, de molenwier van steen enz. gezuiverd, om aldaar in dit voorjaar een plantsoen aan te leggen, de straat een goede strekking gegeven en de passagie over het pijpke aan weerskanten eene evenwijdige ruimte gelaten.
Deze gebouwen benevens den molen waarvan wij melden stonden aan de oostkant van de straatweg en door te weinige ruimte paalde de straatweg zich ten westen bijna aan de steigers van de pijpkes, en was bij zeer duister aldaar zorgelijk met rijtuigen te passeren.
Blz. 8
Maar door het wegruimen der gemelde gebouwen heeft men ruimte gekregen, om de straat regt over de pijpkes te vervloeren; zoo als rede in de Schrans gedaan is, en een evenwijdige ruimte aan weerskanten van de pijpkes gebragt, evenzoo als alle andere pijpkes door de straatweg bestaan.
Den 31 Januarij, sedert de vorige, buitengewoon sneeuw, het aardrijk is dik met sneeuw overdekt den nacht van den 29 tot den 30 storm, voor menschen om te reizen, en voor het wild en tam gedierte is er niets, tot levensonderhoud te verkrijgen; het weerglas staat bijkans op gedurende op storm.
De liefhebbers van bellesleedjagen, vermaken hen buitensporig vooral in de stad, een ieder aldaar is op het cierlijkste met zijn paard en sleed uitgedost; dit is zooveel te vermakelijker, omdat men thans meer onbezorgd de straat dan het ijs kan gebruiken; ook de straatweg wordt met paard en sleed gebruikt. Men is thans bezig de sneeuw met alle mans magten van de straatweg te ruimen, ten koste van de straatweg.
Dan met dit alles varen de trekschepen althans hedenmorgen. Sneek, Harlingen en Dokkum varen ongetwijfeld ook, wijl het morgen marktdag is; de vorst is steeds afwisselende maar zoo sterk niet, dat het ijs gebruikt kan worden, en al ware het ook sterk genoeg zoo is de menigvuldige sneeuw, ten dezen een beletsel.
Blz. 9
Den 1 Febr. opvolgende sneeuwt het steeds zoo dat het alles met dikke sneeuw overdekt is, indien het niet altoos stil ware, zouden er zware sneeuwbergen opgejaagd worden, en daardoor de passagie hier en daar grootelijks belemmerd zijn.
De sneeuw maakt het voor het gedierte over het veld zeer benaauwd, en dewijl het zoo met sneeuw hoog bedekt is en nog steeds sneeuwt, heb ik de reis naar de stad afgesteld. Ook had ik er niet veel te doen als alleen het botergeld van verleden week te ontvangen, dat ik uitstel tot de volgende marktdag, hetwelk meermalen gebeurd
Ieder der boeren hebben doorgaans hunne vaste kooplieden, aan wien zij de boter opgeven, en daarvoor den prijs ontvangen, waarvoor de zoogenaamde schippers dezelve verkogt hebben. Eenige boeren evenwel verkoopen dezelve ook zonder die aan vaste kooplieden op te geven.
Het Genootschap van proefondervindelijke landbouw in Friesland, heeft zich geassocieerd om de boter der leden voor zoveel zij tot den boerenstand behooren, door eene Commissie speciaal te verkoopen, ten einde de zoo schadelijke gewoonte om de boter zoo maar op te geven, te weeren. Schoon deze onderneming tot nog toe bestaat, heeft dezelve niet veel opgang gemaakt, het algemeen schijnt daaraan niet veel deel te nemen, op zijn hoogst gedurende den zomer, zag men pas 30 fandels dezerwijs tot het
Blz. 10
verkoopen aangeboden. Men heeft bij openbare advertentien in de courant, opvolgende het algemeen uitgenoodigd om deel aan deze onderneming van het genootschap te nemen, echter zonder gevolg.
Het is evenwel zeker, als er meer deel aan deze onderneming genomen wierd, dat de boterkoopers meer bepaald zouden zijn, om een vasten prijs aan de boeren te betalen.
De prijs dezer boter staat altoos gelijk met die der zoogenaamde schippers, en dit is zeer in het belang der kooplieden om het algemeen af te trekken hunne boter niet bij het genootschap te voegen, ook betaald men de boeren, welke hunne boter aan hún op geven wel iets meer; dit is de zekerste slagboom om het algemeen tegen het genootschap voor in te nemen en de bijvoeging te verhinderen.
Den 4 Febr. vorst, indien het ijs met sneeuw niet bedekt ware, dan zoude het overal sterk zijn.
Domeni van Velzen heeft gister zijnde zondag, twee malen te Wirdum aan het huis van mijn zoon gepredikt ‘s nademiddags en ‘s avond, voor een aantal menschen zoowel af als onafgescheidene, ik hoorde hem met zeer veel genoegen.
Domeni Duin heeft zijn dienst met veel genoegen in Friesland aangevaard, en zijne woonplaats bij provisie te Scharnegoutum genomen; van Velzen heeft zich opnieuw aan de Friesche Gemeenten verbonden.
Het plan der beide leeraars en der Gemeenten is zich, als de gelegenheid daartoe aanbiedt, beide te Leeuwarden, als het middenpunt van Friesland, ter
Blz. 11
wooning te begeven, om met wederzijdsch overleg de gemeenten te dienen, en dezer wijs elkanders raad en bijstand te genieten.
De straatweg wordt steeds met bellesleden gebruikt zoo waren er zaturdag 15 belsleden en andere rijtuigen van dien aard, agter elkanderen, waaronder een met 4 paarden bespannen hier voorbij misschien naar de 3 Roomers een plaisiertogt gaan doen; zij keerden op den nademiddag althans naar de stad weder te rug.
De wind is heden Oost en het staat er regt toe om te winteren, als de sneeuw maar verdwenen ware, dan zoude men zich over den vorst getroosten wijl het nog zoo te zeggen vroeg in den tijd is.
Den 11 Febr., sedert den 6 dooi, de winter of het ijs is genoegzaam verdwenen, het bestond merendeels uit kwarstel, de schepen varen thans onverlet.
Men heeft bij den aanvang dezer dooi, nog sledevaarten op de straatweg hier voorbij, zijnde op eenmaal 25 stuk agter elkanderen uit de stad naar de 3 Roomers en van daar weder te rug, hetwelk geen onaardige vertooning gaf. Dezer wijs strekte de straatweg bij ijs een sneeuw even als een ijsbaan; bij de gehele ontdooijing was de straatweg zeer slibberig en voor de voetgangers morsig te reizen, maar thans weder schoon en droog.
Blz. 12
Gister kregen wij het berigt: dat mijns zoons de domeni van Achlums vrouw op den 8 Febr. bevallen ware van eene dogter en die Lysbet genaamd was na mijne eerste vrouw, de moeder van mijn zoon. Kraamvrouw en kind bevonden zich in den besten welstand.
Den 16 Febr., sedert de vorige altoos harden wind; het staat het staat heden zeer tot onweder
Onze kinderen Lijkle en Hanna, gaan bij welzijn heden uit van huis naar Hallumermieden naar Hettes; dog het staat om te regenen, dog als zij maar te Leeuwarden zijn, gaan zij in het schip en dan zijn zij voor den regen bewaart.
Dezer dagen den 10 dezer, is te Wirdum overleden den Heer … Wiarda olde Drossaart van de heerlijkheid Schiermonnikoog en gepensioneerd Commies van Convooijen en Licenten aldaar.
Deze man stond in de familiebetrekking met domeni Bruining in leven predikant te Wirdum, welke hij steeds voormaals bezogte, dog na deszelfs overlijden verkogte hij zijne bezittingen op het Eiland, verkreeg het pensioen, en woonde sedert alhier, eerst bij de zusters van de vrouw wijl. Dos Bruining en naderhand met eene meid.
Hij was een zeer braaf godsdienstig man, en leefde altoos ongehuwd, overleed in den ouderdom van 92 jaren en 8 maanden. Hij hadde zeer uitterlijke naastbestaanden, waarvan 2 te Amsterdam en een gepensioneerd Fransch predikant te Deventer deze heeft hij bij testament tot erfgenamen gemaakt en mijn zoon bij procuratie van dezen laten magtigen
Blz. 13
om de nalatenschap met de executeurs testamentaire E. de Haan en R. Rinsma te liquideren.
De verlofgangers zijn opgeroepen om aanstaande woensdag naar de grenzen getransporteerd te worden alwaar de troepen opvolgende tezamen getrokken tegen de onrustige bewegingen der Belgen; onze Regering heeft de schikking tusschen Belgien en Nederland door de conferentie der mogenheden aangeboden, zich laten welgevallen en geteekend, en indien de Belgien mogte weigerachtig zijn, dezen schikking aan te nemen, van den kant der mogenheden daartoe zal gedwongen worden! Men vreest voor den oorlog, en hoopt dat Belgien zich zal laten verstaan, anders zijn wij bloedige toneelen te wachten.
Den 25 Februarij sedert nu en dan afwisselende vorst.
Eene zeer groote menigte verlofgangers, zijn op bevorens gemelden tijd hier doorgetrokken, ook een deel zijn met veerschepen Harlingen uitgegaan, over het algemeen, waren deze zeer ontevreden, vooral dezulken welke met vrouw en kinders bezwaard waren, en hun tijd uitgedient hadden; en dit gaf in het doormarcheren bij de gemeentebesturen hier en daar ernstige onaangenaamheden.
De regering echter, na de algemene en billijke klagten derzulken verstaan hebbende, heeft dezulken tot den 1 Mei (volgens zeggen) vergunt verlof gegeven naar hunne haardsteden te mogen te rug keeren tot blijdschap van de belanghebbenden.
Blz. 14
Heden wordt het contingent paarden in de stad geleverd, vele paarden zijn hier doorgetrokken.
Den 6 Maart, sedert eenige dagen koude en vorst oostenwind; het water was met de sneeuw en veel regen zeer hoog, maar thans met deze opvolgende harden wind, is er uitmuntende gelegenheid om te stroomen, het water is ook vrij wat gezakt.
Niettegenstaande alles gespannen schijnt om de Belgische kwestie ten afloop zien eindigen en de gevolgen van de wederzijdsche sterke wapening af te wachten, schijnt het zich te zullen schikken althans Belgien hoewel alles een verschrikkelijk oorlogzuchtige houding aangenomen hadde, zal waarschijnlijk daarvan te rugge komen, uit vrees voor de bedreiging der groote mogenheden, bijaldien het zelve geen gehoor aan de schikking der conferentie verleend, dat land inzake van weigering, onder elkanderen te zullen verdeelen, en voorlopig rede verdeeld hebben.
Met de afgescheidene, schijnt het zich ook te zullen schikken, althans heeft de gemeente der afgescheidenen te Utrecht, vrijheid van godsdienst van den Koning bekomen, alles op voorwaarden den Koning aangeboren, en niet strijdig met de regten des Konings en zijner regeering.
Blz. 15
Den 11 Maart, sedert de vorige vorst, waardoor reden op den marktdag den 8 bevorens gene schepen nog trekschepen in de stad waren, zoo zelf dat men met beladene sleden over ijs in de stad kwam, echter wordt het ijs op schaatsen weinig gebruikt, wijl er gedurende veel sneeuw gevallen is en door de afwisselende dooi en t’elkens weder herhaalde vorst onslecht en rimpelig geworden is, vooral de sloten, welke vol sneeuw gejaagd zijn en ten deele weder ontdooit zijn; echter reed mijn knecht gister zondag op schaatsen naar het gebuurte, terwijl mijne kleine jongens hedenmorgen zich met schaatsrijden op de gragt vermaken. Op den middag is het week door de invloed der zon, zijnde meest heldere lucht.
Deze zoo zeer invallende en onverwachte winter belet thans meest al het aardwerken planten en pooten, hetwelk bij sommigen aangevangen hadde op tuinen boonen te zaaijen enz. Wij zijn opvolgende aan het aardrijden van de slatwal bij de Sneeker trekweg, hetwelk met eenige moeite van het losbreeken van de bovenkorst voortgang kan hebben.
Onze koeijen beginnen te kalven, schoon wij tot hiertoe weinig gemaak gehad hebben, staat de boerderij uitmuntend, terwijl het zich laat aanzien, dat wij ook genoeg hooi hebben en dat daarboven van een uitmuntende kwaliteit.
Blz. 16
Den 14 Maart, sedert de vorige even hetzelfde weder, de vorst is ‘s nachts vrij hevig, door de kragt der zon, steeds O.W. en droog merkt men dit zoo niet; maar de Sneeker vaart wordt ‘s morgens met schaatsen gebruikt, de lucht is koud, dog daarom dooit alle sneeuw in de sloten en greppels niet.
Opvolgende sterven hier oude lieden, zoo stierf onlangs alhier een gepensioneerd commies op een zaturdag hielp hij een zijner buurlieden mede begraven, en de volgende zaturdag droeg men hem ten grave en de daaraan volgende zaturdag zijne vrouw.
Ons Akke is in de buren een paar nachten uit van huis, de outste zoon van mijn zoon uit de buren, is hier een paar nachten uit van huis.
De voorwaarden waarop de afgescheidene te Utrecht vrijheid van godsdienst bekomen hebben behaagt niet in het algemeen aan de afscheidene alhier en in andere provincien, als strijdig met hunne beginselen.
Het gaat met onze boerderij best, hoewel wij niet veel gemaakt hebben, maar in deze week hebben wij rede 7 melkekoeijen, onze zeug is rede 4 dagen over den tijd; ons vee teekend welvaren, trouwens wij hebben ook puik best en genoeg hooi, de boter 8 a 39 en de kaas 26 Gulden, mijn zoon heeft nog niet verkogt.
Blz. 17
Den 18 Maart, sedert 3 dagen dooiweder en droog, den 15 bevorens marktdag, reed men ‘s morgens met schuifsleden en 3 a 4 man agter elkander op schaatsen langs de Sneeker vaart, en ‘s anderen daags den 16 voeren de trekschepen. Harlingen en Dokkum waren den 15 doorgebroken, de kanten dezer vaarten op schaatzen gebruikende; thans ziet men bijkans geen schots in het water.
De boter houdt tot 8 a 39 Gulden prijs, de aardappels gelden thans de korf 26 stuivers. De koeijen zijn in alle zoorten buitengewoon duur, de vette 4 St. of 20 Centen het oude lb.
De Belgische zaken zijn thans geheel stil men leest er althans zeer weinig van in de Couranten.
De afgescheidene in deze provincie, zijn in navolginge van Utregt, thans bezig om zich in Gemeenten bij adres aan Z.M. aan te bevelen om vrijheid en bescherming te verkrijgen.
Die van Leeuwarden, hebben rede in de Schrans een gebouw aangekogt tot hunne godsdienstoefening om den Koning voor te dragen.
Wirdum telt misschien geen genoegzaam aantal leden, om aldaar een gemeente te vormen, of moeten zich met Roordahuizum combineren schoon men zich dezer wijs, de zaak der afgescheidenen om tot een goed einde te geraken, niet hadde voorgesteld, schijnt dit met eenig toegeven, alzoo de weg te zijn.
Blz. 18
Tot hier zijn de openbare godsdienstoefeningen van de regering beschouwd als een opstand tegen het erkend gezag, althans zijn de vervolgingen in dien zin uitgeoefend, zoo is onder anderen in de verleden week Dos van Velzen bij vonnis van de Regtbank in de boete geslagen van 200 honderd Gld., omdat hij onlangs onder Hallum ten huize van mijn zwager en ten zelfden tijde ook te Marrum hadde gepredikt; mijn zwager is bij dit zelfde vonnis voor 25 Gulden geboet.
En dewijl van Velzen zich niet ontziet om opvolgende in alle afgescheidene gemeenten in Friesland te prediken, is hij t’elkens blootgesteld aan vervolgingen, indien maar een veldwachter hetzij daartoe belast van het Bestuur, of uit eigen willekeur maar een proces verbaal, van zoodanig eene openbare godsdienstoefening bij deszelfs Bestuur indiend, zoo wordt dadelijk de vervolging bij de daaronder behoorende regtbank ten uitvoer gelegd.
Schoon er nu menigvuldige en opvolgende zoodanige openbare godsdienstige vergaderingen te Leeuwarden, in de Schrans en ook nu en dan te Wirdum gehouden worden, onder voorzitten en prediken van Van Velzen, heeft de regeering van Leeuwarden in de stad en het Bestuur van Leeuwarderadeel in de Schrans sedert den aanvang der afscheiding en wel in het eerst, maar eenmaal zoodanige godsdienstige vergadering ontbonden en uit elkanderen deedde gaan, en sedert nimmer weder; dit zij tot lof van Leeuwardens regering en van het Bestuur van Leeuwarderadeel gezegd.
Blz. 19
Den 20 Maart, sedert de vorige sterke nachtvorst, anders goed weder; morgen neemt de lente een aanvang, wij hoopen dat het vriezend weder een einde mag nemen, om te pooten, te zaaijen en te planten. Het land en aardewerken, hoewel de grond nog niet doorgedooid is, neemt langzaam voortgang.
Wij hebben 10 voole schapen, waar van een hedennacht lammerde; 13 biggen hebben wij bij onze zeug thans 5 a 6 dagen oud.
De nugteren kalvers heb ik voor 36 stuivers en de vellen voor 18 stuivers aan een slagter in de Schrans verkogt, de beest voor 2 St. en een halve, de eendeneijers voor 8 St. schoon wij wel een aantal eenden hebben, leggen zij nog niet.
Ook 12 melkekoeijen hebben wij waarvan een niet wel is, mijn zoontje is naar de stad om een drank van den Apotheker Haverschmidt te halen, welke niet onkundig is in de ongemakken der beesten!, behalven andere boodschappen om de courant mede te nemen, de slagter aan te zeggen dat heden een kalf en een vel aan het tolhuis brengen volgens akkoord. De nugteren kalvers en de vellen zijn thans duur, ik hebbe veel te goedkoop verkogt.
De slagter bovengemeld zijn zoon pas gehuwd, heeft op een zondagnacht de ratelwacht met een mes over den hand gesneden, en is bij vonnis van den Regtbank verwezen: om een kwartier te pronk te staan en 5 jaren in het tuchthuis te zijn opgesloten.
Blz. 20
Den 23 Maart het weder is thans regenachtig, sedert de vorige echter droog.
In de kourant van gisteren, schreef men uit Amsterdam dat men aldaar per expres berigt hadde ontvangen dat de meerderheid der Belgische vertegenwoordigers de 24 artikelen over de Belgische kwestie hadde aangenomen, en de vrede alzoo bewaard gebleven, dat men deze heuglijke tijding overal te Amsterdam had aangeplakt, ten einde de ingezetenen aldaar op het spoedigste van deze gebeurtenis kennis bekomen mogten, zich konden verblijden!
Aldus is gebleken, dat de meerderheid dier natie meer voor den vrede dan voor den oorlog ware, niet tegenstaande men door de tegendeel gezindten dat is door de revolutionairen aangevuurd zich aldaar gedugt tot den oorlog hadde voorbereid.
Ook heerscht alhier, een algemene blijdschap dat deze kwestie eindelijk dat is sedert 1830 tot hier bestaande, is bijgelegd en opgeheven geworden. Men sprak rede in de stad, dat de remplaicenten, tot de tegenwoordige ligting der Militie een paar honderd Gulden minder in prijs waren.
Gister marktdag, de prijs der boter 40 Gulden, vleesch en spek is zeer duur; over het algemeen komen er overvloedige biggen, zoodanig dat er ieder der boeren groote toomen verkrijgen.
Blz. 21
Den 25 Maart, gister mooi weder, dog thans onstuimig en koud.
De Grietenij-ontvanger heeft de aanslag billetten over de vaartslatting (de Wirdumer vaart) van verleden jaren laten ombrengen, dat hij morgen in de herberg te Wirdum zal vaceren tot het ontvangen dier gelden.
Mijn aanslag bedraagt 44 Gulden en 75 Cent, deze slatting zal ons weinig baten, indien dat gedeelte der ringsloot, hetwelk in den verleden jaren door het inbreken van een dam ongeslatten gebleven is, niet opgeruimd en gezuiverd wordt, het zal dus weder noodig zijn hierover bij het Bestuur te klagen!
Den 30 Maart na voorgaande sterke regen van eergister en koude van gisteren, heeft het vrij sterk in den verleden nacht gevroren, heden helderen lucht O.W. het water is door den regen zeer gewassen; maar door den O.W. zal er wel sterk door de zee sluizenkonnen gestroomd worden.
Mijn zoontje Klaas heeft eergister en gistermorgen morgen 4 kievietseijeren gevonden, en daarvoor gisteren op de weekmarkt een Gulden voor gekogt, gister na de middag heeft hij 6 gevonden waarvan een gebroken, en daarvoor heden in de stad 17½ Cent ieder voor gekogt; met het slordige opvolgende weder zijn ze er zeer schaars, ik heb niet gehoord, dat hier en in den omtrek anders gevonden zijn. Zij waren ook schaars op de markt.
Blz. 22
Den derden April, sedert de vorige helder lucht sterke oostenwind, hevige koude van vorst vergezeld; zoodanig dat de jongens hedenmorgen over het ijs in de greppels, liepen.
Ik heb geen geheugenis, dat het omtrent dezen tijd, zoo koud ware, wel voor een dag enz. maar niet zoo aanhoudende, zoodanig dat, indien wij niet zoo ver in de lente gevorderd waren en ons midden winter bevonden, de koude onverdragelijk zoude zijn. Als men reizen moet, dan wordt het aangezigt bij sommigen met doeken ingewonden, vooral tegen den wind welke daarboven steeds bij nacht en dag, zoo hevig waait, dat men moeite heeft daartegenop te komen.
Dit ondervond ik gistermorgen naar het gebuurte, ik konde naauwelijks tegen den wind opkomen; ik ging derwaarts om het boelgoed van de nalatenschap van wijl. den ouden Heer Drossaart onlangs zooals wij gemeld hebben, overleden; te meer om iets tot herinnering aan hem te koopen, wijl wij, toen wij in het gebuurte woonden, als onzen naasten buurman, zoo gul en familiair met elkanderen verkeerden, en nog eenigen tijd daarna, toen wij de plaats betrokken hebben, zooveel zijne kragten door ouderdom toelieten.
Ik kogte zijnen leuningstoel, waar hij dagelijks gewoon was te zitten, en een zijner zakhorologien.
Blz. 23
Er was zeer veel volk, vooral uitdragers of kooplieden uit de stad; de geveilde goederen huisgeraden en lijfdragt, ook die van de tantes of moeijen vroeger overleden, en hem nagelaten, wierden met graagte gekogt; de ingezetenen inzonderheid wilden zich een ieder tot geheugenis iets van den ouden Heer aanschaffen.
Heden ben ik 72 jaren oud geworden.
Den 4 April, sterke vorst; mijne netten had ik gister, uit de taan genomen, en in de schuur opgehangen, welke hedenmorgen stijf gevroren waren.
Zondag l.l. den 30 Maart kregen wij het eerste eendenei, sedert dagelijks 4 a 5 maar ik vrees dat deze winter, het gevogelte zeer schadelijk zal zijn, vooral in de leg; want omtrent dezen tijd wierden de kievietseijeren in menigte gevonden en thans zijnze zeer schaars; mijne kleine kinderen hadden 6 gister in de stad verkogt voor 8 Cents het stuk.
De Belgische Senaat heeft ook in navolging van derzelver Kamer, de 24 Art. der Conferentie aangenomen met 31 stemmen tegen 14. Zoodat deze kwestie eindelijk schijnt bijgelegd te zijn; ten gevolge daarvan schijnt het dat de Inspectie van de mobiele schutterij, welke in deze maand moeste plaats hebben, tot October in uitgesteld; wij hoopen dat alsdan alles in rust en vrede zal zijn, en de gehele schutterij afgeschaft wezen.
Blz. 24
Den 9 April sedert de vorige opvolgende hetzelfde weder, oostenwind, vorst, heldere lucht afwisselende evenwel met onstuimige wolken.
Gisteren hadden wij vergadering van het Friesch Genootschap van ges. oudheid en taalkunde, bij afwezigheid van den voorzitter, presideerde de heer Boelens deze vergadering; de Commissies der afdeelingen, deedden verslag van hunne werkzaamheden, gedurende dit wintersaisoen waarvan onder anderen het belangrijkste was, de ontdekking in de Utregtsze en Koninglijke Bibliotheken van belangrijke Friesche oudheden en geschiedstukken welke daartoe betrekkelijk, door geen Friesche schrijver opgenomen en geheel onbekend waren.
Dit verslag wierd den heer Hettema ter handen gesteld. welke voornemens was, eerlang naar den Haag te reizen, om verdere ontdekking naar opgave van dit verslag in de Koninglijke Bibliotheek te doen.
Wijders hadde Hettema op zich genomen eene voorlezing te doen; en gaf daarin een verslag van de bijzonderheden in zijne reis in den verleden jare 1838 naar Denemarken gedaan, vooral met betrekking tot de Friesche taalkunde; met onderscheiding was hij in dat Rijk behandeld, men had hem tot alles behulpzaam geweest hetwelk zijne nasporingen eenigzins konde bevorderen, men had hem tot den Koning zelf ingeleid en gehoor verleend. In zijne reizen door dat land had hij in verscheidene gedeelten daarvan, onder de inwoonders de Friesche landtaal opgemerkt, het was hem even, als dat hij zich in zijn eigen land in Friesland, onder zijne landgenooten als dan bevond enz.
Blz. 25
Den 13 April, hoewel de vorst heeft opgehouden is het steeds koud, droog N.W. wind, betrokken lucht.
Mijn zwager van Hallum voormaals aan mijne zuster dog thans aan een ander getrouwd, was hier op den 7 April een nacht uit van huis, bij welke gelegenheid hij de moeite wel wilde doen, om de slatwal bij de Sneeker vaart, met koorn welke wij verleden jaar gewonnen hadden weder te bezaaijen – Wij hebben daarvan toen ongeveer 14 zak gewonnen behalven het afgeval, ik laat dit koorn opvolgende malen, en voedere het onze melkebeesten – Schoon er nog weinig gewas in den grond zich openbaart, ben ik evenwel in mijn schik, dat wij dit droog weder thans ingezaaid hebben, en indien wij gunstig weder mogten bekomen, dan kan het vroeg aan het gewas komen om intijds te oogsten, zooals verleden jaar, toen het nieuwgras aankwam, konden wij het zigten en naar elders om te droogen verbrengen, en leeden dus geen nadeel om het land te beweiden – In alle geval zijn de slatwallen niet geschikt om te bezaaijen, dewijl men vaak het nieuwgras om te beweiden, zoo lang niet missen kan of te oud wordt eer de gezaaide vrucht derzelver rijpheid bekomen heeft.
Gister heb ik tot mijne blijdschap, mijn akte van pensioen ontvangen, welke mijne verwachting nog overtrof, bedragende jaarlijks 759-: een aanzienlijke som voorwaar, maar welke nog verre beneden, dat van mijnen ouden vriend Idzerda rendeert, zijnde deze bijkans 300-: meer ingeschreven; hij was trouwens ook hooger in het fonds opgenomen en telde meer jaren van dienst dan ik.
Blz. 26
Den 23 April sedert de vorige goed weder, het gewas begint zich te ontwikkelen, ten gevolge daarvan, hebben wij gisteren onze jongbeesten in het land gebragt, ook te meer, wijl mijn zwager 2 schar jongbeestenweide op de Pollen gehuurd heeft voor 30 en 32 Gulden dus 31 Gulden door elkanderen, verleden jaar voor 26 Gulden dus zijnze 5 Gulden thans duurder; en het is ook niet te verwonderen, dewijl het hooi zoo schaars is, een ieder zooveel mogelijk miedlanden tragt af te zonderen.
Het is noodig dat de jongbeesten eenigen tijd alvoorens naar de pollen gebragt worden, in het land komen, om aan elkanderen te gewennen, zelden mist het of zij houden zich gedurende de zomer, onder alle de menigte op de pollen bij elkanderen althans de onze, bevonden zich altoos tot in den herfst bij elkanderen, waardoor wij zelden veel moeite hadden om ze uit te vinden bij het te huis halen, trouwens het zijn ook altoos roodbonte.
Verleden Zaturdag kalfde er eene koe, alles schikte zich in het kalven best, maar ongeveer 4 uuren daarna, schoof dit beest onverwacht het lijf uit; wij haalden iemand uit de buren die meermalen met goed gevolg, hetzelve inbragt, deze kwam oogenblikkelijk en hadde verbazend veel moeite om hetzelve weder in te brengen, wegens de ongerustheid van het beest, hetwelk niet een oogenblik stil stond, leggen ging en weder opstond, waardoor het lijf dat wij wel in een laken zooveel mogelijk ligten, steeds in gevaar was om gekwetst te worden, eindelijk gelukte het den man hetzelve in te brengen. Het beest scheen toen zeer gezond te zijn maar is thans niet zeer helder, eet en drinkt weinig.
Blz. 27
Den 24 April thans koud, sterke N.W. wind, gisteren was het paardenmarkt te Leeuwarden en gedurende den gehelen middag tot laat in den avond regen, waardoor deze handel misschien zeer belemmerd geworden is; vele paarden reisden gistermorgen derwaarts, waaronder zeer weelderig en dartel en waarvoor de straatweg niet breed genoeg ware.
Mijne dogter en behuwd dogter uit de buren, benevens een dogter van Anne Pieters getrouwd aan eenen Jan … waren hier gisteren gedurende den dag, zeer genoegelijk.
Mijn dogter IJtje laboreert nog aan hare ziekte gedurende een jaar, en sedert medicineert zij nog altoos. Omdat wij totnogtoe, somtijds wel eenige beterschap vermoedende, maar na verloop alsdan weder in denzelfden toestand als bij den aanvang harer ziekte geraakte, hebben wij met toestemming van den chirurgijn een zeer beroemd doktor La Faile uit de stad alhier verzogt, welke in den verleden week alhier geweest is, en naauwkeurig in bijzijn van den chirurgijn de toestand van mijne dogter opnam, en aan Beekhuis een recept voorschreef om haar toe te dienen, sedert is zij beter maar als dat een gevolg is, van de consideratie des doktors, of uit den aard der ziekte, zooals wel voormaals weten wij niet; de ziekte is een zenuwziekte zegt men.
Blz. 28
Den 2 Mei, uitmuntend weder, sedert verscheidene dagen waardoor de boeren opvolgende wegens de schaarsheid van hooi, het vee in het land laten; gisteren hebben wij twee koeijen welke nog kalven moeten en heden nog twee hoklingen in het land gebragt; er is nog niet veel gras, maar dog zooveel datze genoeg konnen krijgen tot voedsel, volgens advertentie moesten de pollen heden beslagen worden:
Ten gevolge daarvan mijn knegt, hedennacht, met Klaas Rinses zoon van Tegchum welke 6 en wij 4 hadden met deze hoklingen hedennacht 1 uur van hier getrokken omze derwaarts te brengen. Men trof thans buitengewoon schoon weder en ligte maan.
Gister en heden zijn de lotelingen miliciens hier doorgetrokken; de zaken met Belgien schijnen bijgelegd en geteekend te zijn.
Het is gisteren Stienser markt geweest, men zegt dat het vee aldaar duur ware.
Wij hebben thans weder een zeine aangeschaft n.l. Rinsma, mr. de Haan, Witteveen de nieuwe ontvanger, Palsma, de chirurgijn Beekhuis en ik -en omdat de visscherij gister den 1 Mei open ware, hebben wij gedurende den dag in den omtrek van Wirdum gevischt, en 37 snoeken behalven andere visch gevangen. De vangst is naar wensch niet uitgevallen, het weder was fraai en schoon; misschien dat deze vaart nog te nieuw is, of dat de visch uit vaarten en sloten niet daarnatoe is gezakt, omdat het water nog aldaar staat.
Blz. 29
Den 11 Mei, sedert de vorige droog N. wind tevens zonnenschijn, waardoor de koude middags gematigd wordt maar het luchtgestel is gedurende zeer koud en scherp hoewel weinig vorst; heden is het buitengewoon koud; ik haalde hedenmorgen mijne voeke, waarmede ik gedurende in het ouddiep visch, uit het water om te droogen maar de handen wierden mij zoo koud, dat ik te huis komende, naauwelijks in staat was om behoorlijke warmte weder te bekomen; ik melde dit alleen om op te merken de koude die er opvolgende bestaat.
Ik melde zoo even van voekvisschen, hiermede houde ik mij meitijds altoos op, schoon er weinig gelegenheid daartoe in dezen omtrek is, is het ouddiep agter de terp nog het meest geschikt; klein visjes vang ik doorgaans genoeg, welke ik meestal in onze gragt weder uitzet en dezelve daarmede voorzien, en dezer wijs een overvloed van baars en voorns bevat, niet alleen kleine maar ook groote, welke sedert jaren in grootte toegenomen zijn, andere visch als snoek en manekarpers benevens bleijen, breng ik daar niet in, hoewel dezelve er wel in zijn; maar de snoek is te schadelijk en de manekarpers vermenigvuldigen te zeer deze eeten wij als ik ze vang, de aalen welke ik vang, somtijds tot 3, 4, 5 a 6 meer en min, hoewel klein, garen wij, totdatze ons gemeenschappelijk een smakelijke proef verschaft.
Verleden woensdag hebben wij weder met de zeine gevischt en 6 a 37 snoeken behalven een menigte witvisch, benevens een schoone karper gevangen, welke ik in mijn deel bekwam, en voornemens zijn te middag van deze vangst te eeten.
De visscherij verschaft aan de deelgenooten een aangename afwisseling van onderscheidene spijzen, waarop sommigen zich zoo aangenaam vergasten.
Blz. 30
Den 14 Mei, sedert gister veranderlijk, hedenmorgen regende het een weinig, en mild; maar dreigt tot onweder thans is het in koude afgewisseld, Z. wind.
Gister hebben wij 10 stuks enter en twinter rieren in het land gelaten, behalven de 2 koeijen welke nog kalven moeten, deze zijn al verscheidene dagen uit geweest. Onze buren, hebben al hun vee reeds uit omdat hun hooi vervoerd was; wij hebben nog ongeveer voor een week, hooi.
Het vee was op den verleden marktdag over het algemeen in alle soorten duur, vooral de vette, alles ten gevolge, van de sterfte van het rundvee in Holland men schreef l.l. in de courant dat deze ziekte zich in Groningerland ook hadde geopenbaard.
Onze dogter IJtje laboreert nog steeds aan de ziekte, onlangs scheen zij wat beter te zijn, maar thans houdt zij meest het bed.
Den 18 Mei, sedert de vorige tot gisteren was het buitengewoon koud, vergezeld van sterke hagel en sneeuwbuijen en in de verte donder; sedert gisteren heldere lucht, dog het luchtgestel koud en sterke nachtvorst, ook hedennacht heeft het sterk gevroren, dog overigens heden stil en helder.
Wij hebben daarom heden ons overig vee in het land gelaten; dewijl wij maar voor een paar dagen hooi hadden.
De marktdag was gisteren zeer levendig, het vee immer zoo duur, als het nog geweest is; niettegenstaande het zoo schrok weert, en vele boeren hun land voorweiden, gedeeltelijk alle hunne miedlanden.
Blz. 31
Den 25 Mei, sedert de vorige 3 dagen schoon weder dog sedert de 21 onstuimig regen, wind koud en N. wind heden buitengewoon koud en regenachtig N.W. wind.
Gedurende het gehele voorjaar, was ik voornemens op sterke begeerte van mijne kinderen te Achlum, derwaarts uit van huis te gaan, maar zag er om het opvolgende koude weer er steeds van af, totdat bij het gemelde invallende goed weder op den 21 met mijn zoontje Klaas ‘s morgens na voorgaande bekendmaking aan hun op reis ging in het 9 uur schip en kwamen tot wederzijdsche blijdschap 2 uur te Achlum; en namen toen voor ‘s anderen morgens vroegtijdig naar Harlingen te reizen, om de stoomboot te zien afvaren. Op den zelfden avond begon het afwisselende te regenen en misschien gedurende den nacht maar zeer zacht en zoel, zoodat het ‘s anderen morgens bij zeer goed weder met Domeni en zijn zoontje Doeke mijn zoontje en ik rede voor 8 uur te Harlingen waren, en 8 uur de stoomboot zagen afvaren, tot mijne groote verwondering, dewijl ik dergelijks nog nooit hadde gezien, dat zulk een groot gevaarte als de boot zelve, alleen door stoom in het bewegen van de schepraderen aan weerskanten, zoo snel voortgestuwd konde worden, dat zoodanig een groot schip in korten tijd buiten het gezigt konde geraken; maar omdat zoo aanstonds de regen inviel, moesten wij ons, terwijl de stoomboot al een eindewegs in zee uitgestoken was, met de snelheid van een goeden draf van een paard, verwijderen, en een goeden heenkomen zoeken, hetwelk wij aldaar bij de haven, bij eenen aldaar wonende, onbekenden neef vonden.
Blz. 32
Na aldaar goed geplaatst te zijn en onder het drinken van koffij, hielden wij ons druk bezig in gesprekken over de familie en wederzijdsche betrekkingen, waarmede ik hem door onbekendheid, vele betrekkingen bekend maakte, dewijl hij van jongs af met zijne ouders wel in den omtrek van Harlingen hadde gewoond, maar dezelve al vroegtijdig hadde verloren, en door aanlotting in dienst geraakt was, gedurende de ontworsteling van de Fransche heerschappij, dezer wijs met de familie niet zeer bekend ware. – Onder deze gesprekken verliep de tijd tot ‘s middags ongeveer 1 uur, terwijl het gedurende dien tijd zoo sterk regende met een N.O. wind, dat men op straat niet konde duren en ons dezer wijs moesten onthouden, van het merkwaardige te Harlingen op te nemen. Wij namen intusschen van onzen neef afscheid, omdat weder hoogtijd naar huis moesten, dewijl wij te Achlum vrienden wachtende waren ieder met een parapluie voorzien, en zoo reisden wij zoo wat tegen wind, onder een sterken regen naar huis, wij waren zeer ontreddert toen wij te Achlum kwamen, het water stond ons in de schoenen, het eerste werk aldaar was om zooveel mogelijk drooge kleeren aan te trekken; het regenen hield ‘s avonds wel op maar afwisselende en bleef zoo koud dat wij geen lust hadden ‘s anderen daags ergens te gaan, totdat wij vrijdags morgens den 24, tusschen 5 en 6 uur van Achlum weder afreisden, om in het 7 uur schip te Franeker te komen, ik wilde de vergadering van de brandsocieteit bijwoonen welke om 11 uur te Leeuwarden bepaald was; ik woonde die bij en kwam om twee uur weder te huis tot blijdschap van mij en de mijnen, na een alleronaamgste reis en verblijf bij mijne kinderen ten opzigte van het weder, gehad te hebben.
Blz. 33
Den 3 Junij, sedert de vorige schoon droog en waren weder ten gevolge daarvan heeft het plantenrijk zich ontwikkeld, vooral het boomgewas, ook de mied en weidlanden, hebben met het groeizaam weder aangewonnen.
Ik heb mij in het verleden najaar een korf met bijen van onzen bakker A. v.d. Zee, voor 5 Gulden aangeschaft. De korf woog 30 oude lb., ik hadde in den zomer een zwerm opgevangen, maar deze hadde geen genoegzamen voorraad om door de winter te komen, deze wierd in de volle korf in de volle korf overgebragt, en dezer wijs in een kleine bijenstal, welke ik hadde laten maken, geplaatst en is alzoo zonder eenige voeding en hindernis de winter doorgekomen.
Met het ontwikkelen van het plantenrijk vooral de paardebloemen, waarmede de miedlanden in onzen omtrek overdekt waren, en tevens met het schoone weder gedurende de verleden week, hebben de bijen een grooten voorraad ingezameld, zoodat de korf de zwaarte bekomen heeft, als in den aanvang van den winter, zoo niet zwaarder, wij zijn genoodzaakt geweest een opzetter eronder te plaatsen; wat er vervolgens van worden zal weet ik niet; want ik heb er geen verstaand van maar men zegt:dat het een beste korf is, die eerlang zal afzwermen, waartoe ik al een ander korf in gereedheid hebbe.
Den 28 der vorige maand bezogte ik een nacht mijn broeder op de streek, en mijne zuster te Wanswerd, deze was sedert eenigen tijd ongesteld; dog was thans wel zoo goed, na aldaar bij mijn broeder een nacht geweest te zijn, reisde ik den 29 weder naar huis.
Blz. 34
Den 8 Junij, sedert de vorige schoon groeizaam weder, ten gevolge daarvan, zijn de boomen genoegzaam in het blad, het veld heeft een groen en vruchtbaar aanzien, ook de miedlanden loopen vol gras zoodat de hooioogst wel eens zeer aanzienlijk kan worden.
Het schijnt dat het in vreemde landen een schraal voorjaar geweest is, althans de vreemde grasmaaijers welke omtrent dezen tijd, in andere jaren, bij menigten aanwezig zijn, ziet men nog in het geheel niet.
Onze vruchtboomen, beloven maar weinig; trouwens het verwonderd mij niet, dewijl onze vruchtboomen in den verleden jare, met de zoogenaamde wolf als overdekt en geheel bladerloos ware.
De aardappels zijn gedurende het voorjaar totnogtoe tusschen de 20 en 30 Stuivers de korf.
De boter is opvolgende ongeveer 30 Gulden, de kaas van 20 tot 24 Gulden.
Het vee is buitengewoon duur, ook de schapen en lammeren, de wol zegt men kan geen prijs houden, zij is gedurende verkogt ruim 30 St. het Ned. lb., ik heb de onze nog niet verkogt.
Wat de tuinvruchten belangt, die zijn zeer ten agteren vooral de tusorten en snijboonen, schoon op tijd gezaaid vooral de eersten, beginnen thans maar goed te bladeren, zonder nog draaden te schieten, althans dewelke ik in het begin van Mei zaaide, de later gezaaide zijn even voorlijk.
Blz. 35
Den 18 Junij, schoon groeizaam weder, ten gevolge daarvan zijn wij gister begonnen te maaijen het jaar bevorens op denzelven dag, toen was er zooveel hooi niet als thans, evenwel zoo zooveel niet als over 37. Het staat er thans wel toe, dat er meer hooi gewonnen zal worden als over 38.
Onze bijen hebben gisteren gezwermt, en het gelukte ons deze zwerm op te vangen in een korf, waarin zij thans al werken.
Het verwonderd mij dat de oude korf zooveel bijen bevatte, als zich in de beide korven openbaren, de zwerm was groot, en de onze korf schijnt niets in het getal bijen geminderd te zijn; over 9 dagen zeggen de maaijers zwermt de oude korf voor de 2de maal.
Den 19 Junij. Gisteren een zeer warme dag, dog in het westen, de lucht gedurende eenigzins betrokken, men hoorde na den middag in de verte donder; de lucht begon langzaam te betrekken door het gehele zuiden, totdat omstreeks 3 a 4 uur het onweer naderde. Ons volk begonnen te melken, maar de donder en bliksem wierden zoo hevig vergezeld van regen, dat allen de wijk in huis namen. De bliksem en harde donderslagen waren zoo hevig als men maar zelden hoort en ziet; dit duurde ongeveer tot 6 uren
Blz. 36
toen de regen zoo wat ophield, en ons volk begaf zich toen weder in de ijster om de overige koeijen te melken; in het noord en noordoost stond de lucht toen ijslijk, werwaarts het onweer overdreef vergezeld nog met schitterende bliksem en geweldige donderslagen.
Het was bij dag, indien het bij nacht geweest ware, dan zoude het geweest zijn, evenals of de wereld in vuur gestaan hadde; want er was volstrekt geen tusschenpoos, de donder rommelde in alle rigtingen en uit en naar alle windstreeken. Totnogtoe heb ik nog van gene ongelukken gehoord, trouwens het onweer stond hoog in de lucht, en vast; het was geen spoedig overdrijvend onweersbui, zooals meermalen het geval is.
Schoon de wind naar het noorden liep, bleef het nog zoel, en dit voorspelde, dat het onweer zich zoude herhalen, omdat de lucht steeds uit het zuiden werkte en men van tijd tot tijd nog donder in het zuiden hoorde, zooals dan hedennacht, tot 12 uur omstreeks ook gebeurd is.
Als men voortaan goed weer heeft, dan zal het wel zeer vruchtbaar zijn, door den menigvuldigen gevallen regen, de grond is als het ware doorweekt.
Blz. 37
Den 27 Junij, regen, sedert de vorige vruchtbaar, afwisselende regen en onweer, hedennacht donder, en sterke regen.
Het onweder van den 18 waarvan wij melden is in eene verbazende uitgestrektheid in en buiten het Rijk der Nederlanden ontzettend geweest, evenwel zonder buitengewoone schade van brand veroorzaakt te hebben, de bliksem is elders wel hier en daar ingeslagen en door den hagel elders gevallen het plantsoen vernield, maar in vergelijking van de hevigheid van het onweder in zulk een verbazende uitgestrektheid niet zeer beduiden, althans worden weinig ongelukken in de couranten vermeld; ook in ons gewest heeft men van het inslaan van den bliksem, maar van geen brand gehoord, zoo is onder anderen de poldermolen te Huins, een huis te Dronrijp te Witmaarsum en elders ingeslagen; alleen de poldermolen evengemeld en het doodslaan van een jongbeest komt eenige schade, door onzen Societeit te vergoeden.
Dingsdag verleden den 25 zijn Draaisma en IJtje benevens Domeni alhier geweest, gedurende dien dag, Makke Domeni’s vrouw was sedert 14 dagen bij de familie te Wirdum uit van huis. Wij haalden haar ‘s middags, en vertrokken ‘s avonds om 6 uur met een digten wagen en schoon gezamentlijk van hier naar Achlum.
Blz. 38
Den 2 Julij steeds koud betrokken lucht, vergezeld van N. stof; uit dien hoofde heeft men niets aan het hooi konnen doen, het is gister 14 dagen dat wij begonnen zijn te maaijen, ongeveer 40 pondemate is door 2 maaijers bij ons gemaaid, wij hebben in het geheel 55 pondemate mieden. Gister zijn onze 4 oude onleegtijders gekomen, en begonnen toen dadelijk te keeren, dat zeer noodzakelijks was; indien wij nu mooi weder krijgen, dan konnen wij onverlet voortwerken, misschien dat wij heden wat zweelen als de lucht mogt doorbreken waartoe wij eenigzins hoop hebben, omdat de zon hedenmorgen iets scheen met een gebroken lucht N.W. wind.
De oude korf heeft op den 10den dag weder gezwermd welke ons gelukte op te vangen, bij mooi weder staat deze korf voor de derde maal te zwermen.
Een aanmerkelijke reparatie aan het muurwerk van den toren alhier wordt er vereischt, wij hebben dit werk door eenen deskundigen laten opnemen; maar deze heeft bevonden dat alvoorens men daartoe overging, binnen in den toren, 4 balken voor zooverre zij in de zuidermuur, gemetseld zijn, aldaar genoegzaam vergaan, en de ankers door die muur daaraan gehegt verroest waren, dat dit alles vernieuwd moeste worden, de kloksgaten gemetseld en met lood belegd worden, en vele andere dingen aan het binnenwerk meer, waarvan dit alles een bestek gemaakt is om bij geslotene briefjes te besteden, van heden af legt dit bestek in de herberg te Wirdum, waarvan de Leeuwarder Courant heden en vervolgens zal adverteren om voor den 12de briefjes binnen te zijn.
Blz. 39
Den 9 Julij, sedert de vorige goed weder dog gisteravond en hedenmorgen regen, evenwel thans droog.
Bevorens den 4 zijn wij wat begonnen te zweelen en zoo opvolgende tot op gisteravond, en hebben in dien tijd de zondag eraf gereekend 75 rooken dat is ruim 20 pondemate gezweeld en ongeveer 13 weiden in huis gebragt.
De maaijers zijn hedenmorgen afgeloond 32 St. het mad, dus in 3 weeken 55 pondemate door hen bij ons gemaaid; zij wilden gaarn wat meer hebben om te maaijen; maar dit wilde niet gelukken, zij zijn dan op reis gegaan naar huis.
Den 15 Julij, sedert de vorige gunstig weder behalven afwisselende regen en onweer, dan met dit alles zijn wij zoo verre gevorderd dat wij heden het zweelen gedaan krijgen, en hebben dan ongeveer 60 rooken hooi staan; wij winnen naar onze berekening, p.m. 200 reden hooi van 55 pondemate.
Het is thans Leeuwarder Kermis, maar omdat de boeren druk bezig zijn in de onleegtijd, wederhoud dit velen om derwaarts te gaan; men ziet totnutoe ook zeer weinig rijtuigen dit voorbij passeren indien het mooi weder blijft, dan konnen de meeste boeren, in deze week, zoo ook wij, de onleegtijd gedaan krijgen, het is heden woensdag, en dan is er in de aanstaande week maandag en dingsdag nog gelegenheid de Kermis te bezoeken.
Blz. 40
Het werk in den toren is verleden maandag aanbesteed voor 299 Gld. aan eenen Petersen Mr.timmerman te Leeuwarden en L. Sikkema Mr. timmerman te Wirdum.
Verleden donderdag den 11 l.l. was er vergadering van het Friesch genoodschap; maar door tusschenkomst van onaangenaam beletsel, had ik geen lust derwaarts te gaan, hoewel ik zelden verzuim deze vergaderingen bij te woonen.
Wij hebben thans 4 korven met bijen, met het mooije weder winnen zij goed. Er zijn van de oude korf 4 zwermen afgevlogen, waarvan 2 in eene korf.
Den 27 Julij sedert de vorige mooi weder, wij kregen dientengevolge den 20ste ‘s middags de onleegtijd gedaan, dog sedert afwisselende regen, gister en hedennacht buitengewoon sterke regen thans harde wind en een afdrijvend gebroken lucht.
Wij waren den 24 en 25 begonnen te dongen naar de 5 bij de buren, maar om de sterke regen van gistermiddag moesten wij daarvan aflaten; thans zijn ons volk aldaar aan het uitsmijten en slegten omdat wij voornemens zijn, dezelve indien het ons mogte gelukken nog eens te maaijen; wij hebben dezelve met 10 gelderschapen 18 lammen en eenigen tijd met 2 hoklingen tot hier toe geweid; de hoklingen zijn al eenigen tijd te huis; maar de schapen en lammen loopen daar nog, welke ons volk heden ook mede naar huis nemen.
De boonen welk wij bouwden aan de Sneeker vaart hebben wij afgenomen en te huis gehaald, ook het koorn van de …[onleesbaar]
Blz. 41
Den 6 Aug. sedert de vorige tot den 1 dezer regen dog van de 1 tot den 3 buitengewoon warm op den avond van den 3 regen van den 4 tot heden nacht koud en onstuimig, ten gevolge van donder misschien elders zeer zwaar dog heden goed weder.
Wij hebben bij het mooijen weder de ruigscherne uitgekregen, en ons volk zijn thans bezig met slegten.
Op den 2 zijn hier voorbij zooveel rijtuigen gepasseerd als er op geen dag gedurende den zomer zelf in de kermis niet voorbijgereden zijn; trouwens de onleegtijd was gedaan, en de boeren hadden thans wat ledigen tijd, het was marktdag, ook wierd de zoogenaamde Koningszweep verreden, welke door een boer van Jelzum gewonnen is, van de 12 harddravenste paarden zoowel uit Friesland als van elders aangevoerd om naar dezen prijs te dingen.
Het strekte tot blijdschap van de ontelbare menigte Friezen tezamengevloeid; dat een inwoonder de zweep hadde behaald. Schoon ik om mijne affaires in de stad ware, ben ik juist geen groot liefhebber van het harddraven en ging daarom volgens gewoonte ‘s middags weder naar huis.
Mijn bijen, hebben in het schoone weder sterk gewonnen; dog met overleg van eenen deskundigen zijn wij voornemens die eerstdaags naar de Heide te voeren, na alvoorens van mijne 4 korven, een in de andere ledig over te brengen, en aldus drie korven naar de Heide te zenden, met de bijenhouders in dezen omtrek aanwezig. Waartoe ik een paard heb afgestaan, om tezamen ongeveer 30 korven op een hooiwagen derwaarts te voeren.
Blz. 42
Den 10 Aug., afwisselende regen, ten gevolge daarvan is het water in de lage contreijen zeer hoog, voor zomerwater en zijn die molens hebben genoodzaakt te malen.
Het koorn op de slatwallen aan de Sneeker vaart zijn wij thans bezig te zigten; waarvan de 8 zeer veel stroo uitleverd; schoon wij vroegtijdig zaaiden komt het laat aan; de meitijd was te schrok, om aan het gewas te komen, en opvolgende voorspoedig te groeijen.
Hier en elders zijn de boeren nog voornemens om het overvloedige gras na te maaijen, 8 en 5 pondem. zijn wij ook voornemens te maaijen.
Onze dogter IJtje schoon nog altoos medecijnen gebruikende, is onlangs 3 weeken te Wirdum uit van huis geweest, en is haar zoodanig gunstig bevallen, dat zij met ons Klaaske den 6 dezer naar Birdaard uit van huis zijn gereisd, Klaaske verwachten wij heden te huis, maar IJtje blijft er.
Bevorens den 6 zijn onze kinders uit de buren mannen en vrouwen met hun 4 met ons paard en wagentje naar Achlum gereisd en den 7 met een digten wel geschikten ongesleten wagen verwisseld te huis gekomen; onder voorwaarden als ik er genoegen in nam, deze wagen voor 100 Gulden konde behouden. – Dewijl ik sedert eenigen tijd al voornemens ware, ons van een digten wagen te voorzien, en deze zeer geschikt was, heb ik er genoegen in genomen, deze wagen voor ons zelven te behouden; te meer wijl dezulke voor den regen en koude beschutten, en tot een algemeen gebruik alhier
Blz. 43
en elders onder de boeren en burger stand ingevoerd zijn, en opvolgende ingevoerd worden, omdat men dit beschouwd tot behoefte benoodigd te zijn.
In vroegeren tijd, zag men nooit een digten wagen of toen zoogenaamde koetzen als onder en in gebruik van rijken en grooten; maar thans is het gebruik onder boeren en burgers algemeen zoo als ik zeide.
In vroegeren tijd waren het altoos klei en modderwegen, maar thans ziet men die in straat en kunstwegen veranderen.
Ten opzigte der scheepvaart is het eveneens. In vroegeren waren de landschepen, die de trekvaarten moesten gebruiken onoverdekt, slechts voorzien met een paar luiken, om de noodigste goederen voor nat te bewaren, dan voeren deze schepen al vroeg in de nacht op marktdagen naar de stad, trokken de scheppers zelf bij tegenwind in regen en onweer hunne schepen, terwijl de passagiers zich onder de luiken in het stroo moesten bergen, en de boeren vaak in het holste van den nacht insliepen; maar thans zijn deze beurtschepen of zoogenaamde snikken geheel overdekt, en vaak bij onweer opgepropt van passagiers naar de markt, en in plaats dat de schippers zelf hunne schepen trekken, heeft een ieder beurtschip zijn eigen paard; de meerdere en hoogere vragten vergoeden de kosten en meerder gemak en gerief en spoed.
Deze dingen zijn het niet alleen, maar ik zoude een menigte andere konnen opnoemen daarmede in verband staande, ten opzigte der levenswijze en weelde.
Blz. 44
Dog lieden van mijne jaren zijn van onze vroegste jeugd tot nu toe, aan alle deze veranderingen gewoon geworden; maar als onze voorouders van dien tijd en vroeger, den tegenwoordigen stand der dingen eens opzagen, zooals men wel eens bijbrengd, het zoude hun zijn, even als zij zich in een andere wereld verplaatst bevonden, en wie weet als onze nazaten, die 70 of 80 jaren na ons leven, hetzelfde niet van ons zullen zeggen, zoo snel volgen de veranderingen zich steeds op. Veranderingen misschien waarvan wij ons thans in het allerminste geen denkbeeld konnen vormen: dog genoeg, onzen digten wagen heeft mij alleen op dit denkbeeld gebragt.
Niettegenstaande de vruchtbaarheid is alles duur, inzonderheid het vee, ten gevolge wegens de plaats gehad hebbende sterfte van het rundvee aan de longziekte in Holland; de markt levert hier alle weeken gedurende de zomer een aantal vee, welke duur verkogt worden, van allerlei zoort.
De boter blijft op een hoogte 3 a 34 Gulden de kaas rijst alle weeken, zij is vooral de nagelkaas tot 5 a 26 Gulden geklommen, hoewelze in de pakhuizen minder verkogt worden, mijn zoon heeft ze althans minder in prijs onlangs uit zijn pakhuis verkogt.
De aardappels wierden gister tot 24 Stuivers verkogt. De varkens rijzen ook in prijs; aan den Dokkumer kant, is de varkensziekte rede ontstaan men zeide mij gister dat de sterfte dezer dieren aldaar ook aanmerkelijk was, dog in onzen omtrek heb ik er nog niet van gehoord.
Blz. 45
Den 12 Aug. Sedert de vorige nog altoos afwisselende regen en onstuimigheid, het is bijkans evenals herfstweder.
Een bevel van het Grietenij Bestuur, aan de ingezetenen uitgevaardigd zijnde, om van stonden aan diegene, welke honden houden voor 9 weeken, dezelve vast te zetten, op straffe bij de wet bepaald.
Voor een paar dagen is hier van elders een dolle hond geweest, welke in dezen omtrek verscheidene honden gebeten heeft, wien men terstond heeft gedood, te Wijtgaard is deze van elders aanloopend dolle hond met een paal doodgeslagen.
In de voorzomer hebben de honden hier ook vastgezeten, zijnde toen ook het gevolg van een dollen hond.
Zoo bestaat het niet alleen hier, maar elders hier en daar in ons gewest, bestaan en hebben dollen honden zich geopenbaard, waarvan men de jammerlijkste gevolgen aan menschen en dieren, volgens gerugte zijn ondervonden, dog omdat wij daarvan geen zekerheid konnen melden, zullen wij daar ook niet van schrijven.
Dit konnen wij evenwel voor waarheid melden: dat in de verleden week Domeni Koning, thans, rustend predikant van Dronrijp, te Kornjum woonachtig, van zijn eigen hondtje gebeten zijnde, pas na vier weeken de dolligheid zich aan hem openbaarde, en na een paar dagen lijdens, misschien ook door toedoen der Dokters omdat er aan deze lijder geen genezen te hoopen ware (zooals de gerugte zegt) zeer gelaten overleden is. Tusschen de vlagen der dolligheid, hadde zijn Eerw. over zijn huis beschikt, en gepaste vermaningen aan zijne kinderen gegeven
Blz. 46
waarvan ook twee gebeten waren, dog steeds medicijneerden.
Wij hoopen dat de dolle hond hier in den omtrek geen nadeel zal toegebragt hebben. Men wil dat hij van de Deerzumer kant afgekomen, wijders de straatweg naar de stad en van daar weder te rug tot en door Wijtgaard geloopen, en aldaar, zooals wij zeiden zijn dood gevonden heeft. Onze buren hadden hem opgemerkt, maar wij hebben hem niet gezien.
Nooit heb ik zooveel van dolle honden gehoord. In het voorjaar heeft men een zoodanigen windhond in de Wouden doodgeslagen, en deze behoorde aan eenen Pylger Koopmans boer onder Wirdum.
Het hondtje van Domeni Koning, hadde nergens met andere honden in aanraking geweest zijne wooning te Kornjum is met gragten omringd.
Onze kinderen Akke, Klaaske, Lijkle en hun neef Lijkle welke hier werkt zijn met de wagen naar Pier Baukes te Stiens te gasten, zijnde een zwager van neef Lijkle aan een zijner zusters getrouwd.
Den 15 Aug. sedert de vorige, schoon weder ten gevolge is men aan de bouwkant dagelijks bezig met koolzaad dorsschen, en van hier met stroo halen, hedenmorgen zijn een menigte hooiwagens hier voorbij gepasseerd naar de bouwkant om stroo te halen.
Voor een paar dagen was het Wirdumer kermis, er waren vele rijtuigen en gevolgelijk vele menschen; er wierd een zilveren tabaksdoos ver-
Blz. 47
harddraafd door 3 jarige paarden, en waren verscheidene kramen en eenige dissen, overigens bestond het meest in gasten te ontvangen, bestaande in vrienden en bekenden, ik en mijne dogter Akke waren bij mijn zoon gedurende dien dag, en mijne andere kleine kinderen bij mijne dogter en zwager.
Volgens gebruik was het voor de jonge lieden, de tweede dag der kermis, alle mijne kinderen woonden dezen dag der Kermis ook bij, de outsten waren bij Doekle Andringa en vrouw, zijnde een zusters dogter en huurders en gebruikers van de Kerkeplaats, de overige mijner kinderen, waren ten huize van mijne zoon en dogter; men had op dezen tijd eene vermakelijkheid, om een gans den kop af te trekken, gehangen boven het water, en dan de trekkers met een scheepje eronderdoor te halen, waardoor de zoodanigen hals over hoofd in het water storten als ze mistasten, of de kop te vast houden, de winners waren zeer goede zwemmers, en steurden er hun weinig aan datze in het water vielen.
Er is een zoogenaamde tongziekte onder het rundvee ontstaan; naar de beschrijving dezer ziekte hebben wij thans ook twee daaraan laborerende, dog niet erg, althans schijnt het, datze spoedig daarvan zullen herstellen; deze ziekte is voor een jaar of twee, alhier in ons gewest aanwezig geweest maar schijnt thans meer door te breken.
Indien deze ziekte algemeen eens doorbrak, zoude voor den landbouw zeer bedenkelijk konnen worden en den greidboer in een akelijken toestand dompelen, de-
Blz. 48
wijl de greid plaatsen buitengewoon duur verhuurd zijn en verhuurd worden, en daardoor geen de minste tegenheden konnen lijden.
De boter maar voor al de kaas is duur en wordt van tijd tot tijd duurder, de nagelkaas tot 28 Gulden. Het vee is insgelijks steeds prijshoudende, zoo niet duurder. Het een en ander houd den boer nog in stand, en komen daardoor te boven, het nadeel welke zij in den verleden winter, door te veel bijvoeder geleden hebben.
Den 17 Aug. sedert de vorige afwisselende sterke regen en zonneschijn, in den verleden nacht heeft het buitengewoon geregent.
De aardappels gisteren op de markt 24 Stuivers de korf; de boter eenigzins hooger, en de kaas prijshoudende.
Onder de groote werken, waarvan dezen tijd zoo vruchtbaar is, kan men rekenen: het droogmaken van het Haarlemmer meer, waarvan rede een gedeelte is droog gemaald, en totnogtoe geen de minste nadeel heeft toegebragt aan de gezondheid der menschen in die nabijheid, waarvoor men zoo zeer vreesde, wegens de uitwaseming.
Honderden van jaren, heeft men opvolgende onderscheidene plans en middelen beraamd tot droogmaking van gezegde meer, ook in de deliberatien der Staten Generaal, vondt men het niet uitvoerlijk, dog de meerderheid bij een vorige vergadering bragt het zoo ver, bij K. besluit, dat het tot stand gebragt is.
Blz. 49
Den 30 Augustus, sedert een paar dagen schoon droog weder, dog sedert de vorige afwisselende sterke regen, waardoor het water zeer hoog is, bijkans gewoon winterwater, waardoor de lage landen onder water staan.
De boeren maaijen thans of hebben rede gemaaid het nagras, wij hebben nog 13 pondemate om te maaijen.
De tongziekte onder het rundvee heerscht in sommige deelen van Friesland zeer sterk, dog in dezen omtrek hoor ik er weinig van, wij hebben sedert een paar weeken twee koeijen aan dit ongemak laborerende.
De veemarkt was heden marktdag niet zeer levendig schoon de prijzen nog hoog zijn, de kaas was eenigzins slapper van de 22 tot 28 Gulden, de boter blijft op eene hoogte tot 34 Gulden, de aardappels heden 21 Stuivers de korf.
Den 4 September, sedert de vorige afwisselende sterke regen, dog den verleden nacht buitengewoon waardoor het water zeer geklommen is. De landen zijn zoodanig met water gevuld. dat de sloten greppels leegten enz. overvloeijen; het schoone gras wordt van het weidend vee vertrapt en verslonden; wij hebben het maaijen tot hier toe uitgesteld. en gedenken nu spoedig daarmede te beginnen, wijl het weerglas beter wordt, en hoopen
Blz. 50
dat het weder beter en droog zal worden om de te velde staande vruchten en alle noodwendigheden te oogsten.
Gisteren was ik benevens mijne kinderen uit de buren en anderen goede vrienden gedurende den dag bij Pieter Dirks Sandra en vrouw Boer te Teerns te gasten, het regende afwisselende, ook op de tehuisreis ‘s avonds 9 a 10 uur, wij zagen toen het noorderlicht, agter de wolken bloedrood in de hier en daar bij het afscheiden der wolken, heldere lucht ontstoken en verspreiden van het westen door het noorden tot het oosten zich uitstrekken.
De koolzaden welke in de voor en voorgaande week meest gedorscht, worden tot 9 Gulden de mudde verkogt, de aardappels 21 Stuivers de korf, de boter houdt tot 34 Guld. prijs, de kaas was slapper tot 26½ Gulden de hoogste; het vee was den verleden marktdag ook slapper, misschien door den natten tijd bij duizenden van pondematem lage landen staan onder water, het is bijkans tamelijk hoog winterwater.
Den 14 Sept. heden goed weder, gisternacht regen, dog sedert de vorige, althans de laatst dagen der voorgaande week warm, waardoor de granen en het toen gemaaijde hooi geoogst is geworden; wij zijn thans bezig met een weinig te zweelen, wij zijn den 7 begonnen te maaijen, en krijgen heden gedaan.
De tongziekte onder het RunDvee, begint zich meer
Blz. 51
en meer overal te verspreiden er zijn onder het behoor al velen min en meer ja zelf gehele beslagen die daaraan laboreren; men medicijneert weinig of niets omtrent deze ziekte dewijl het vee gezond schijnt, alleen voert men zooveel mogelijk met zagt gras aan kleine rolletjes gedraaid en alzoo steekt men de zieke beesten dit agter in den mond, zij worden dan daaraan zoo gewoon dat zij van zelf de mond opendoen, sommigen voeren ook brood, het een en ander duurt eenige dagen, en dan beginnen zij vanzelf weder te eeten, ook zegt men wordt het ander vee als schapen varkens enz. daarvan aangetast.
De boter houdt zich op dezelfde hoogte, de kaas zakt, de aardappels gister 18 Stuiv., het vee is thans niet graag, er waren gister beesten aan de markt welke aan de tongziekte laboreerden; het vleesch en spek is zeer duur, schoon de magere varkens niet duur zijn, de markt was gister stoppend vol, ik heb opvolgende zes verkogt, welke door elkanderen 12 Gulden opbragten, ook heb ik gister 2 kalvers verkogt voor 13 Gulden ‘t stuk.
Voor eergister was het paardemarkt te Leeuwarden. Dagelijks wordt er geharddraaft en andere vermaaklijkheden aangekondigd.
Over het algemeen zijn de boeren zeer bevreest voor het ontstokend ongemak onder het vee, dewijl het dagelijk schokt in het gemaak, zoo zeer een behoeften voor de welvaart; dewijl de plaatsen zeer duur verhuurd zijn, en thans nog opvolgende even duur verhuurd worden.
Blz. 52
Den 18 Sept., sedert de vorige steeds droog en afwisselende regen.
Van tijd tot tijd vermeerderen bij ons de tongziekte runderbeesten, wij hebben thans bij opvolging zevenen zooals wij vermoeden zijn er morgen vroeg nog meer.
IJtje en Hanna zijn eergister, maandag, naar Achlum gereist in het 9 uur schip naar Franeker en zouden van daar met de wagen afgehaald worden.
Het was verleden maandag Bergumer kermis en schoon weder, waardoor een grote menigte rijtuigen hier voorbij passeerden.
Gister was ik bij mijne kinders in de buren alwaar Domeni van Achlum en zijne vrouw benevens neef Draaisma en zijne vrouw tezamen met den wagen ook waren, gedurende den dag aangenaam bij elkanderen geweest zijnde, vertrokken ‘s avonds 5 uren. Deze berigten ons: dat IJtje en Hanna zeer wel overgekomen, met neef Draaisma in een digten wagen naar Achlum gereden, en ‘s nademiddags 3 uur zeer wel aangekomen waren.
IJtje blijft daar voor een onbepaalden tijd
Blz. 53
maar Hanna komt bij welzijn aanstaande maandag te rug, dewijl zij te Leeuwarden op de naaiwinkel besteed is, en hare afwezigheid van de winkel geen langer uit van huizen toelaat. Wij hebben haar aldaar in een ander kosthuis besteed, onzes inziens, konden wij beter met haar doen, ten aanzien der opvoeding, dewijl zij sedert Mei aldaar bij eene wed. met een talrijk huisgezin in de kost ware, en thans komt zij in de Schrans maar moeten meer kostgeld betalen.
Den 26 September, goed weder, maar steeds afwisselende regen, ten gevolge hebben wij het nagemaaide hooi, gister in huis gekregen, niet te wel droog gewonnen, ongeveer 18 reden, en neigt zeer om te broeijen, of te schimmelen wij voederen ons vee, welke laboreert aan de tongziekte met dit nagewonnen hooi, zij willen dit gaarn zooveel mogelijk eeten, misschien omdat het zagt is op de tong. Ons geheel beslag is dit onderworpen geweest, tot de varkens toe, welke laatste aan de kleiziekte laboreren – het merendeel van ons melkvee heeft deze ziekte verwonnen, en beginnen weer melk te geven, op den ouden voet, trouwens wij
Blz. 54
hebben nog niet minder dan 7 emmers van 28 gemolken, 14 emmers daags.
Deze waar wij nimmer van gehoord hebben is eene ziekte, welke ruim een eeuw voor onzen leeftijd blijkens oude geschriften en de geneesmiddelen toentertijd daarvoor gebruikt hier ook aanwezig geweest is.
Deze ziekte breidt zich van tijd tot tijd al verder onder het rundvee uit, geen gedeelte van Friesland schijnt daarvan verschoond te blijven, en het is in zommige plaatsen zoo algemeen: dat geen boer daarvan bevrijd is. Ook onder het behoor van Wirdum is misschien maar een eenige welke zijn vee nog gezond is.
Eergister waren wij mijne kinders en ik enz. bij Douwe Pieters op de kraamvisite welkers vrouw bevallen ware van een zoon te Hempens. Deze boer, welke een groot 30 koeijen melkt, hadde al zijn vee nog gezond en wel, en zooveel bekend was, was er nog maar een enkelde boer in dien omtrek daar deze ziekte zich geopenbaard hadde, dog men vreesde dat het daar ook algemeen zoude worden, zelf zijn er, die er na verlangen
Blz. 55
omdat men gelooft dat niemand zijn vee zal bevrijd blijven, en daarom dies te liever thans deze ziekte onder het vee te mogen hebben, dan later in den herfst.
Schoon in dezen omtrek en wijder uitgestrekt geen appels zijn ook wij konnen dezelve gemakkelijk tellen, daar wij bevoorens altoos, op niet minder dan 20 a 30 korven konden rekenen, zijnze echter niet duur 25 St. de korf zoete appels wordenze verkogt, zoodat schijnt: dat in andere gewesten overvloed van appelen zijn.
Heden is hier een battaljon militie doorgepasseerd, om te Leeuwarden guarnisoen te houden, komende van Breda, en die van Leeuwarden guarnisoen te houden te Groningen.
Den 28 Sept. droog en helder, sedert gistermorgen toen was het sterk onweder; ik was voor het onweder juist in de stad, zijnde marktdag, de donder was ontzettend, en de bliksem zeer hevig. Er is op marktdagen zeer veel gedruisch in de stad, maar wierd door den sterken donder, geheel verdoofd, zoodat men den donder t’elkens boven het geratel der wagens hoorde, met dit onweder ging sterke regen vergezeld. Zulk zwaar weder ontstaat maar selden.
Blz. 56
Tegen den middag klaarde de lucht ik ging toen naar huis, de zon scheen helder, en het was zelf warm in het reizen, op den namiddag was de lucht geheel helder en zoo is het nog.
Men heeft doorgaans op zware onweders koude en onstuimig weder, maar zoo is thans het geval niet.
De longziekte is in Drenthe ontstaan volgens het schrijven der courant, op bevel der regering heeft men aldaar dit vee benevens de gezonde in een beslag, alwaar der ziekte ontstaan was, en alzoo de zieke en gezonde, gedood en begraven. Om zooveel mogelijk dit kwaad te dempen en voor te komen dat het zich niet verder zoude verspreiden; maar mijns inziens zal het bezwaarlijk zijn, de bezoekende hand Gods, dezer wijs te keeren en af te wenden, wie zal zijne hand afslaan of tot hem zeggen: wat doet gij ?
Indien onze Natie zich mogte verootmoedigen en voor God in de schuld komen, en zich der ijdelheid en wereldlust bekeeren; dit zoude wel het beste middel zijn, om des Heeren zegen ook in de gezondheid van ons vee voortdurend te genieten. In plaats met de Godsoordeelen te spotten, zooals men mij gister zeide dat er onder de jonge lieden op de kermis te Poppingawier, zichzelven in de ijdelheden zoodanig vergaten datze de tongen uitstaken en zeiden: datze het tongzeer hadden dat de tong moest afgeschrapt worden.
Blz. 57
Den 30 September, sedert de vorige schoon weder, heden een zomerschen dag.
De tongziekte dringt door, dezulke welke tothiertoe verschoond gebleven zijn, worden van tijd tot tijd, opvolgende aangetast, ons vee hebben het op 2, 3 a 4 na verwonnen, een enkelde moet nog gevoederd worden, het geheele beslag red thans zichzelven, wij hebbenze hedenmorgen in 3 koppels verdeeld en in een versche weide gebragt, onze melkschapen en andere waren tothiertoe van deze ziekte bevrijd, maar hedenmorgen waren er 2 kreupel misschien aan de kleiziekte.
Johannes schipper van Wijtgaard en IJnze Bakker van Wirdum, zijn heden met een onzer wagens en een paard, om te Wijtgaard nog een paard aan te spannen, dus met 2 paarden en wagen, naar Drenthe gereden, om onze bijen van daar van de heide, zij hebben ieder 11 en ik er 3 tezamen 25 te halen; de geruchte zegt van diegene welke van elders t’huis gekomen zijn, datze zeer weinig gewonnen hebben, hoe het met de onze gesteld zij, zal morgenavond bij de t’huiskomst blijken. Het is een lange reis twee dagen en een nacht, maar zij treffen tothiertoe uitmuntend weder.
Verleden woensdag vischten wij met de zeijne en kregen behalven andere visch 40 snoeken er waren er snoeken onder, die men zeide de tongziekte te hebben.
Blz. 58
Den 5 October, gister regen, dog sedert de vorige zomerweer, heden ook goed.
De bijen zijn den 1 dezer ‘s avonds laat te huis gekomen met weinig gewin, de anderen hadden hunne korven alvorens uitgeslacht, deze zijn weg, en de mijne waren tamelijk voorzien, evenwel wegen mijne korven thans maar 21, 23 en 25 lb. die wij thuis gehouden hadden weegt 20 lb., zoodat met het wegbrengen der anderen en weder te huis halen de moeite en kosten lang niet beloond zijn. Zij hebben 5 a 6 weeken in Drenthe op de Heide gestaan.
Indien mogelijk wil ik bij welzijn met voederen zien om mijne 4 korven door de winter te krijgen.
Onze vee is thans over het algemeen gezond en wel, van tijd tot tijd breidt de tongziekte zich al verder en verder uit, zoodat diegene welke daarvan tothiertoe bevrijd gebleven zijn, daarvan aangetast worden.
De boter en kaas houden prijs, de granen rijzen, de rogge 93 Guld. het last.
Wij hebben den 2 en 3, 50 korven aardappels van Britsum gehaald en den 4 of gisteren 21 korven klein a 6 St. de groote 13 St. de korf.
Ook hebben wij in den verleden week 30 ton sponturf en 100 ton baglar opgeslagen, de baglar 11½ en de sponturf 13½ St. de ton.
Heden slachten wij een bigge, die altoos mank geweest is, en komt ons thans bij de aardappels zeer te pas. De overige 2 spallingen en 1 oude hebben wij op het hok. De zeug en 2 magere loopen in het land, en zijn van de kleiziekte hersteld.
Blz. 59
Den 8 Oct. sedert de vorige allerschoonst weder, zacht en evenwel fris.
Gister hadden wij vergadering van het Friesch genootschap bij v.d. Wielen in de Sacramentsstraat te Leeuwarden, er waren ongeveer 20 leden tegenwoordig.
Den Heer Blom hield eene voorlezing over de voortreffelijkheid en schoonheid der Friessche taal, door eenige voorbeelden uit G. Japix aangehaald.
Deze voorlezing behaagde algemeen der vergadering en de Hr. D. Fokkema voormalig lid der Staten Generaal deed het voorstel: indien de Hr. Blom deze voorlezing aan het Genoodschap wilde afstaan, die geheel in de Frije Fries, (een mengelschrift jaarlijk bij het genootschap wordende uitgegeven) op te nemen: het een en ander wierd zonder eenige discussie glad aangenomen en toegestemd.
Onze beesten zijn thans weder goed in stand. Wij melken van 27 ongeveer 9 emmers melk daags 18.
Den 9 Oct. Het weder is nog altoos even schoon. Men schreef uit Harlingen dat men aldaar op den 27 l.l. een verschrikkelijk onweder van donder en bliksem hadde, vergezeld van hagelsteenen, zoo groot als duiveneijeren, en dat in den omtrek bij een boer 2 schoone paarden van den bliksem stierven.
Blz. 60
Den 16 Oct. allerschoonst weder sedert de vorige, bestendig en steeds droog.
Ten gevolge van dit schoone weder, zijn de granen uitmuntend geoogst niet alleen, maar ook het zaaijen, ploegen enz. wordt naar wensch verrigt en ten einde gebragt, zoodanig dat ten dien opzigt maar weinige jaren, gunstiger geweest zijn. Ook de greidboeren, gaat het voordeelig dewijl er overvloed van gras, en de meest beesten de ongemakken van het tong en kleizeer te boven zijn.
Het is wonderlijk dat geen beslag bevrijd blijft van dit ongemak, vroeg of laat word het rundvee, schapen, varkens enz. van het of ander dezer ongemakken aangetast, in een erger minder of meerder mate, daarvan aangetast.
Mijn zoon Lijkle en Klaaske zijn gisteren met de chais naar Achlum gereden, zij treffen allerschoonst weder.
Pier Lettinga zijne vrouw met hun beiden kindertjes bezogten ons gister, gedurende den dag.
Den 23 Oct. sedert de vorige nog altoos droog, O. wind en heden zeer koud.
Gisteren waren wij bij mijne zoon te gasten gedurende den dag, benevens Pieter Sandra en Sije Wijngaarden en hunne vrouwen. 9 uren
Blz. 61
‘s avonds ging ik bij volle lichte maan, en schoon weder uit de buren, langs de Werpster dijk, naar huis.
Door de aanhoudende droogte, zijn aller dijken en wegen droog en schoon; wij zijn daarom voornemens om morgen onze jongbeesten van de Pollen te halen, maar ook omdat wij bezorgd zijn, of niet misschien nog van de tong of kleiziekte mogten bevrijd zijn; daar het zeer bezwaarlijk zoude zijn indien zij door het een of ander dezer algemeen heerschende ongemakken aangetast wierden, te huis te kregen; volgens de courant zijn deze ongemakken op de Bildpollen rede aanwezig.
Zaturdag verleden heb ik 10 wilsters gekregen dog sedert heeft het mij niet willen gelukken mijne familie heeft mij van Birdaard een paar levendige kievieten gezonden, maar totnogtoe heb ik er geen effect van gehad.
Den 2 November sedert eenige dagen sterke Oostewind vergezeld van vorst, zoodat die wateren welke van den beginne bevroren thans een mensch wel konnen dragen.
Eenmaal kan ik mij het herinneren, toen ik een kind was op de 1 Nov. op schaatzen heb gereden.
Toen wij den 23 bevorens, bij mijn zoon
Blz. 62
in de buren te gasten waren, heb ik verzuimd te melden: dat toen ‘s avonds bij een heldere lucht, het noorderlicht zoo scheen zich aan de kimmen openbaarde, maar weldra in breede streepen van het westen naar het oosten zich in onderscheidene maar vooral in bloedroode koleuren uitbreide, eenige tijd alzoo gestaan hebbende is eindelijk weder verdweenen, zoodat toen ik ‘s avonds 9 uur naar huis ging, was er niets meer van te zien allen die dit verschijnsel gezien hebben, en omdat het tamelijk langdurig stond, en vroeg in den avond was, zijn er vele menschen geweest die het zagen niet alleen hier in den omtrek maar ook meer afgelegen en elders waren ervan verzet, en beschouwen het met verwondering en indruk.
Ook zegt men, dat visschers eenigen tijd bevorens in de nacht verbazende verschijnschels van vuurbollen en andere verschijnselen hebben waargenomen. Ook schreef men onlangs uit Londen, dat in een zekeren nacht de lucht aldaar bloedrood was, dat men de brandspuiten hadde uitgehaald in vermoeden dat er ergens in de stad een hevige brand was uitgebroken, dat het ‘s nachts door dat verschijnsel zoo licht
Blz. 63
in die stad ware, evenals op den helderen middag, de stad was in angst en vrees.
Die op natuurverschijnsels acht geven voorspellen uit het een en ander een harden winter te meer omdat dezelve met zulk een hevige koude, zoo vroeg invalt; anderen weeten niet wat zij ervan maken moeten en vreezen dat het andere beduidenissen heeft.
Het is heden even vorstig, sterke O. wind als bevorens thans betrokken lucht.
Onze jongbeesten zijn gezond en wel zeer goed in staat van de pollen te huis gekomen.
Wij molken tot het begin dezer maand nog ruim 16 emmers melk daags, maar door de hevige koude verliezenze thans.
Het vee, vooral runders in allerlei zoorten tot de kalvers ingesloten zijn zeer duur, ook de schapen en varkens.
Ons rundvee zijn allen behalven een welke aan een dikte onder de keel zukkeld gezond. De schapen laboreren aan het kleizeer, ook hebben wij nog een barg aan de kleiziekte; gisteren hebben wij onze enterbulle verkogt voor 36 Gulden en een mager varken uit het land voor 17 Gulden. Gister heeft een boer alhier een kalfsbulle op de markt gekogt voor 35 Gulden, de kalvers
Blz. 64
na rato, van de 15 tot 30 Guld. beste melkeschapen 14, 15 Gulden.
De boter tot 38 Gulden, de kaas in vermindere prijs.
De wilsters zijn er zeer overvloedig, maar willen zich niet vangen laten, ik heb nog maar 10 wilsters en 8 kievieten gevangen.
De aardappels zijn goedkooper tot 11 Stuiv.
Den 4 Nov. heden onstuimig, de winter is gelukkig geweken, op den nademiddag, toen wij op den voormiddag den 2 het vorige schreven begon het met een O. wind te regenen, dog afwisselende tot heden, de wind is uit het oosten en thans zuid, dreigt ook volgens het weerglas tot onstuimigheid; het water is met de langdurig oostewind tot zomerwater gezakt, ten gevolge van het sterke stroomen. Schoon de droogte aangenaam is, is het thans zagter dan het voorgaande koude weder.
Bij de oproeping der floreenpligtigen op den 29 der vorige maand, ben ik opnieuw als kerkvoogd gecontinueerd, daar mijn diensttijd primo Jan. 1840 expireerde, ook is er toen een commissie benoemd, om te staan over de rekening van 1839. Bovendien hebben de kerkvoogden staande die vergadering een antwoord aan het Grienij Bestuur gezonden ten gevolge eener resolutie der Staten, tot eene bijdrage der noodlijdende kerken en gemeenten dezer provincie dat zij aan dat verzoek niet konden voldoen om de daarbij gevoegde redenen breder in de handelingen der kerkvoogden vermeld.
Blz. 65
Den 12 Nov. heden allerschoonst weder sedert de vorige eenigzins onstuimig, dog met weinig regen vergezeld, zoodat het land droog, en de wegen rijdbaar zijn.
Wij hebben een natten nazomer gehad, en zeer hoog water, waardoor bij duizenden van pondematen in de lage contreijen onder water stonden en veel hooi en gras verloren ging, of met laarzen aan tot de halve kniën in het water afgemaaid en zooveel mogelijk hooger op droogten gebragt wierd, dog evenwel weinig waarde hadde.
Maar wij hebben daarentegen, een zeer schoonen herfst gehad, en ten gevolge daarvan thans zomerwater, waardoor de onder water gestaan hebbende landen, beweid en gemaaid hebben konnen worden en daardoor nog een groote kwantiteit hooi gewonnen is, dog niet zoo deugdzaam als wel anders.
In dezen omtrek is men nog meer en min van goed deugdzaam gras voorzien, hoewel onlangs met de vorst, de kleur eenigzins geweeken is, maar thans weder opgroent, zoodat het voedzaam en krachtig is, om melk te geven; wij melken daags nog 14 emmers melk.
Nimmer is misschien bij eenen gewoonen tijd het vee in alle zoorten omtrent dezen tijd zoo duur geweest. Het zijn melkprijzen. Doorgaans hadden wij weid en melkvee in vorige jaren te verkoopen, maar thans niets, zoodat wij van de duurte niet gewinnen.
Blz. 66
Den 18 Nov. gedurende de vorige meer nat dan droog, afwisselende natte mist en stofregen.
Ons vee loopt nog uit, dog omdat de weide verteerd, maar evenwel groent, loopt het vee op het weder, dog zoodra het onstuimig wordt moeten wij het vee opzetten.
Gedurende het lage water hebben wij alle de slooten van de gehele plaats konnen hekkelen, en krijgen hedenmorgen daarmede gedaan, en zullen bij welzijn van stonden aan, de stallen in order brengen, teneinde bij de eerste noodzakelijkheid het vee dadelijk op stal te konnen zetten.
Bij goed weder marcheert hier wekelijks aan toe het gehele Batteljon militie uit de stad, en na alhier eenige halte te houden, keert hetzelve dikwijls met slaande trom weder te rug, hetgeen een krijgshaftig aanzien geeft, zooveel volk bij elkanderen en geheel gewapend en gemonteerd.
De boter houd zich op dezelfde hoogte, maar de kaas zakt, hetgeen bij de kooplieden al eenige ongerustheid veroorzaakt; mijn zoon heeft het pakhuis geheel vol en ontvangt nog opvolgende.
Den 21 Nov. nat afwisselende stofregen, zagt en kalm weder; ons buurman Johs. Haaijes heeft heden al zijn vee, behalven de jongbeesten op stal gezet, ons vee loopt nog uit.
Op den 18 kregen wij het berigt uit de stad dat mijn broeder en zijne vrouw, hier een paar nachten wilden uit van huis komen, indien het ons paste, de Vries welke mijne kinders leert
Blz. 67
komt hier dagelijks uit de stad, en was brenger van dit berigt, van wien men ‘s nademiddags bescheid te rug wachte.
Ons Hanna welke in de Schrans het naaijen leert en aldaar ook in de kost is, was juist een paar nachten te huis, en bragten haar met een digten wagen ‘s nademiddags weder derwaarts en meteen haalde mijn knegt mijn broeder en zijne vrouw,welke bij hun zoon een koopman in de stad gelogeerd waren, af, juist op het oogenblik, dat zij gereed stonden, de reis naar hier, te voet aan te nemen; de wagen was hun onverwagt maar tevens aangenaam, en kwamen dus alhier ongeveer 4 uur.
Den volgende dag ‘s avonds kwamen mijne kinders uit de buren alhier, om hun aan te spreken en vertrokken ‘s nachts ongeveer 12 uur.
Des anderen daags ‘s nademiddags om 3½ uur bragten wij met de wagen mijn broeder en zijne vrouw, weder naar de stad, na alhier een paar nachten tot wederzijdsch genoegen bij elkanderen geweest te zijn.
De Koning heeft eene volkstelling over het gehele Rijk bevolen, en de Besturen daarmede belast om dit besluit ten uitvoer te leggen.
Reeds is ons bestuur daarmede bezig, om de billetten, door de ingezetenen in te vullen, rond te brengen, om na 8 dagen weder op te halen: inhoudende de naam
Blz. 68
ouderdom geboorte en godsdienst des huisvaders, moeders, kinderen, dienst en werkboden; en omdat mijn zwager alhier daarmede belast is, liet ik mijn billet bij deze gelegenheid invullen, terwijl hij dog hier met zijne vrouw ons bezogte; hij zeide mij dat allen hem daartoe verzogten te meer om eenerlei en duidelijk de telling te bevorderen; men noemt dit in het Besluit des Konings een tienjarige telling.
Den 25 Nov. heden zacht en mattig, sedert ook de vorige.
Omdat het gras op is zetten wij heden de zwaarste koeijen op stal, tothiertoe hebben wij nog geen beest op stal gehad; een enkelde boer waaronder ook onzen buurman zooals bevorens melde, hebben hun vee geheel of maar voor een gedeelte gestald; onberekenbaar is deze schoone herfst voor den bouw en greidboer geweest, ook de handel in het vee bijna zonder voorbeeld omtrent dezen tijd fleurig; zoodat men met reden zeggen mag, dat het in alle vakken van handel en neering een buitengewonen gunstigen tijd is ook de buitenlandsche scheepvaart daar onderbegrepen.
Dan over het algemeen zijn de arme staten in drukkende omstandigheden, door de menigte hulpbehoevende armen, onder de arbeidzame klasse steeds toenemende, schoon wij hierdoor het zoogename Besprek een aanmerkelijke ondersteuning voor die
Blz. 69
menschen alhier, genieten, bestaande vooral in uitdeelingen van brood en turf, zoo neemt derzelver aantal steeds toe.
De Rijks provinciaalse en gemeentelasten zijn drukkende voor de gemeene menschen die hun eigen brood eeten vooral de patent en personeele belastingen schuldingen, en het was te wenschen dat er een aanmerkelijke wijzinge op de wetten dezer belastingen voor de gemeene man, door de Staten Generaal in hunne tegenwoordige beraadslagingen mogte worden daargesteld, teneinde de arbeid en werkman zoo niet geheel dezer belasting ontheven, althans aanmerkelijk mogten verligt worden.
Grootelijks schrijf ik het daaraan toe, dat de armen daardoor vermenigvuldigen; want alwaar men zucht om water en brood, moeten de belastingen zonder genade betaald worden veelal door dwang en hatelijke middelen, de kosten bovendien veroorzaakt, nog moetende betalen.
Den 30 Nov. heden goed weder, O.W. dog sedert de vorige onstuimig en koud.
Ten gevolge daarvan, hebben wij gisteren het overige melkvee benevens de kalvers op stal gezet, 6 jongbeesten loopen nog uit.
De boeren in dezen omtrek hebben hun vee merendeels ook opgezet. Ik ben gister niet naar de stad geweest zijnde marktdag.
Deze dagen heeft Radersma orgelmaker te
Blz. 70
Wieuwert ons orgeltje gestemd; ik ben met hem overeengekomen een register eruit te nemen en een fluit 4 voet daarvoor in plaats te brengen teneinde de harmonie der registers meer te bevorderen.
Deze zijn vader hadde het orgelmaken uit zichzelven begonnen, was eerst boereknegt, en heeft het in deze kunst tamelijk verre gebragt, zijn zoon bovengemeld thans ongeveer 30 jaren oud, en ongehuwd, is in ‘s vaders plaats steeds bezig zich in deze kunst te volmaken, maakt en stemt orgels met een goed gevolg, en daar hij geen indringer is, recommandeeren, de werken die hij maakt de belanghebbenden aan, zoodat het zich laat aanzien dat hij eerlang wel een goede opgang zal maken; en dit zooveel te meer dewijl de orgelmakers in ons gewest zeer schaars zijn, door het overlijden van van Dam waardoor van Gruzen een bekende meester alleen maar overig is, zijnde bovendien zwak van gestel.
Den 4 December sedert gisteren vorst O.W. betrokken lucht; in den omtrek is meest al het vee oud en jong op stal, ons jongvee zijn wij voornemens heden ook op te zetten, waarvoor wij thans ruimte hebben om te stallen, omdat wij gisteren 3 varkens een oude en twee spallingen, welke tezamen 900 lb. wogen, en de koestallen gemest wierden, onlangs slagten wij ook een koe.
Blz. 71
Laatstleden den 25 Nov. was er een koemelker te Wijtgaard, welke een koe van Oosterwierum zoude halen welke hij gekogt hadde, en met zijne vrouw bij het weggaan afsprak dat hij ‘s avonds tijdig zoude te huis zijn, omdat het duister maan was.
Dog na vruchteloos wachten kwam de man ‘s avonds noch ‘s nachts niet te huis, was de vrouw vreeslijk ongerust, eindelijk ‘s anderendaags kreeg de priester van de bewooner van het Weidumer hout berigt, dat de man in de Sneeker vaart verdronken was, en door de trekschippers tusschen het Mantgumer huisje en het Weidumer hout uitgehaald en aan de trekweg aldaar lag. De priester ging met dit doodelijk berigt naar de vrouw of ontbood en zegde haar het treurig overlijden haars mans, (deze lieden waren roomsch) men haalde daarop het lijk te huis, en wierd 5 dagen daarna te Wirdum begraven.
Zoo veel weet men van dit ongeval, dat de man de koe van Oosterwierum gehaald het geld 70 Gulden daarvoor betaald en toen tijdig vertrokken was, men hadde hem met het beest ‘s nademiddag nevens het Mantgumer huisje gezien, de koe was ‘s avonds of ‘s anderen morgens weder te Oosterwierum; eenen schram heeft men in het gezigt van het lijk waargenomen; dit is alles wat men van dit treurig geval weet, men vond het horologie en eenig zakgeld nog bij hem ten blijke dat hij niet van roovers aangevallen was.
Blz. 72
Den 8 December, sedert de vorige vorst O. wind; dog het ijs kan nog niet in loopend water gebruikt worden, door de sterke stroom waardoor de binnenwateren slooten enz. ingezakt en de midden hol is de kanten met boomijs.
Wij hebben niet den 4 maar den 5 l.l. het jongvee op stal gezet; hier en elders loopen nog eenig vee, een boer agter Wijtgaard hadde gister zijn melkvee nog uit, en roemde dat hij op stal nog zooveel niet konde melken, evenwel komt de buren dit onbegrijpelijk voor en geloven niet dat het waarheid is, althans zoo zij op stal wel gevoederd worden, hetgeen gemelde boer anders wel betrouwd is, en bovendien wel van hooi is voorzien.
Onze zeug is heden naar de beer te Wirdum; de kleiziekte welke dezelve gehad heeft is misschien oorzaak dat die niet vroeger jagtig is geworden, het was ons laat genoeg, maar misschien zijn de biggen aanstaande niet wel prijzig; de varkens worden althans nu voor 3½ St. het oude lb. gewoon gewigt verkogt maar als zij zwaarder zijn tot 300 lb., min of meer, voor 4 Stuivers.
Niettegenstaande het vorstig weder, is de vorst zeer gematigd; het eendenbit konden wij hedenmorgen met een hekkel stukken slaan, gister dreigde het om te sneeuwen, maar is weder verdwenen.
Blz. 73
Den 14 December, sedert den 12 dooiweder: zoodat de bedreigde winter weder verdwijnt evenwel waren de landschepen gisteren marktdag wegens het ijs nog niet in de stad, de trekvaarten zijn gedurende de laatste vorst bevaarbaar gebleven.
Onze dogter IJtje is sedert het begin van September l.l. te Achlum uit van huis, en was aldaar in welvaart toegenomen, maar gisteren kregen wij een brief, dat het thans zoo goed niet ware, en uit vrees voor een in vallende winter, verlangde zij naar huis, en was daarom voornemens bij goed weder en welzijn maandag den 16 met het Harlinger schip van Franeker naar Leeuwarden te trekken, en verzoekt om haar ‘s nademiddag bij de aankomst van daar met den wagen te huis te halen.
Wij verlangen ook naar hare komst, en hoopen dat zij wel en gezond mag overkomen te meer omdat zij weder aanvallen van hare vorige ongesteldheid gehad heeft.
Gisteren heb ik de rekening van Beekhuis wegens medicijnen en diensten van Mei 1838 tot September 1839, bedragende een som van 227 Guld. en 70 Cents, voldaan, en onlangs aan Dr. Simons 28 Guld. zijnde de rekening van Dr. Lafalle wegens 3 visites nog schuldig, zoodat het medicijneren aan haar gedurende 1½ jaar de visites en door ons buitengewone kosten aan haar besteed bij de 300 Gld. zal kosten.
Blz. 74
Den 17 Dec. heden allerschoonst weder een weinig nachtvorst, vergezeld van eenig sneeuw, dog op den middag geheel verdweenen.
Gisteren is onze dogter IJtje volgens den voorgaanden gemelden brief tot onze blijdschap welvarende te huis gekomen, na eene afwezigheid van een vierendeels jaars, zij was met het Achlumer schip naar Franeker en van daar met het half 11 schip naar Leeuwarden gereisd, bij het aankomen aldaar wachtten onze Hanna en Klaas haar op, welke IJtje mede naar de Schrans in het kosthuis van Hanna en Klaas van daar ons het berigt van IJtje te rug komst mededeelde; ons knegt haalde haar met den digten wagen van daar dadelijk te huis. Na zulke een lange afwezigheid en in een beteren toestand dan wij vermoed hadden, was onze blijdschap wederzijdsch zeer hartelijk, en bragten den avond in genoegelijke gesprekken over de gebeurtenissen van den dag gedurende hare afwezigheid aangenaam met elkanderen door.
Bij dezen moet ik vermelden, het gunstig en gul onthaal, hetwelk zij gedurende te Achlum bij Domeni en zijne vrouw genooten heeft, de belangstelling en deelneming in haar welzijn, was eens broeders en zusters!, zij wierd als een lid des huisgezin beschouwd en behandeld, men wilde haar naauwelijks de toestemming verleenen, om te vertrekken, alleen gaven zij aan het verlangen van IJtje toe, om hare ouders en aanverwanten te bezoeken en naar huis te keeren, onder voorwaarde zoodra zij trek gevoelde derwaarts weder te keeren. Tot dankbaarheid is dit gesteld.
Blz. 75
Den 21 December, goed zonneschijnweder, gisteren marktdag was het mattig vergezeld van veel regen.
Thans bij zonneschijn vliegen de bijen ook uit, ik mag deze diertjes zoo gaarn eens zien dewijl hun verblijf in de korven gedurende het winterzaizoen na eene opsluiting of gevangenis gelijkt; nu en dan bij gunstig weder, mag het hun gebeuren vrije lucht in te ademen met her en derwaarts rond te vliegen, en zich daarna voor een langer of kouder verblijf in de korven weder op te sluiten.
Ik ben in het voorjaar met één korf begonnen en heb er thans 3 ik hadde in de nazomer vier maar een hebben wij in de anderen overgestort. Ik hoop deze 3 te zullen doorkrijgen misschien met in het voorjaar een weinigje te voederen.
Het is de bijenhouders in het najaar slegt gelukt, alschoon gebruik maakten omze verre op de heide te plaatzen zooals ook de onze, maar hebben daar weinig of niets gewonnen, evenwel is het mij boven anderen gedurende den zomer een korf tot drie te formeren, geslaagt.
Wij hebben ons den 19 l.l. gedurende den dag met ontvangsten en uitgaven betrekkelijk de kerkelijke administratie volgens jaarlijks gebruik onledig gehouden. Als administratur ontving ik toen S.C. 1200 Guld. en hield ‘s avonds bij het sluiten der rekeningen ongeveer 100 Gld. in kas.
Wij hebben rede drie kalfverleggers.
Blz. 76
Den 27 Dec. mattig open weder, sedert de vorige altoos even zacht, zoodat het saizoen meer naar Octobermaand gelijkt, dan de wintertijd en wel bijzonder kerstijd.
Men zegt dat er vele menschen in de stad sterven en wel meest aan zinkenskoortsen trouwens het schijnt dat het weder bijzonder daarop invloed heeft; trouwens er zijn vele menschen, welke aan rumatiek of zinkingen laboreren, en vooral aan pijn in den mond, het welk zich eerlang uitzet en naar buiten dikten om het hooft, wangen en de kaken veroorzaakt. Hetwelk mij inzonderheid ook getroffen heeft, waardoor ik verhinderd worde uit te gaan, gisteren heb ik daarom de godsdienst niet konnen bijwoonen, het is wel eenigzins beter, maar durfde echter niet naar de stad reizen, dewijl het marktdag is, ik hadde wel noodige particuliere en voor de kerk dringende boodschappen inzonderheid rekeningen voor de kerk te voldoen, maar heb dit aan mijn zoon besteld, ook moeste ik eenig plantsoen voor de kerk bestellen, om te planten op de gevulde haven achter de school, maar omdat ik mijn zwager nog verwacht, zal die dit aanbestellen.
Mijne tegenwoordigheid wordt ook te Wijtgaard bij een winkeliersche gevorderd, welke gevaarlijk krank is, alwaar tot executeur des boedels ben gesteld.
Blz. 77
Den 30 December, heden nachtvorst goed weder, de tijd vordert meer en meer bij goed weder in den winter op, en hebben dus een goed deel achter den rug.
Bevorens moeste ik mij omtrent dezen tijd aan het Kantoor bezighouden om ‘s Rijks Belastingen te ontvangen, maar daarvan ontslagen, laat ik maandelijks mijne belastingen, door mijn zwager betalen, en daarmede ben ik eraf. De verponding heeft maandelijks over dit jaar 23 en het personeel 2 Gld. en 50 Cents bedragen.
Mijne ongesteldheid duurt nog voort en gaat vergezeld met eene zware verkoudenheid, waardoor ik belet worde uit te gaan, gister was het zondag en moest te huis blijven, hetwelk mij altoos zeer onaangenaam is de openbaar godsdienst niet te konnen bijwoonen.
IJtje en Hanna zijn in de buren bij mijne kinderen uit van huis, gedurende de feestdagen.
In den verleden week verkogte ik aan een bekend jongeling van Huizum, welke meermalen vee van mij kogte, 4 lammen voor 22 Gulden om des vrijdags aanstaande in de stad te leveren, maar wierd intusschen gewaarschouwd, op mijne hoede te moeten zijn, om betaling daarvoor te ontvangen, dewijl gemelde jongeling meer en meer bekend wierd, als een afzetter en bedrieger, ik kon-
Blz. 78
de desniettegenstaande, de koop niet vernietigen maar hield mijn woord, en zond de lammen op tijd naar de markt, met mijn knegt en zoon hen uitdrukkelijk belastende en wel inzonderheid aan de knegt omdat die meer bedrevenheid hadde, en mijn zoon nog minderjarig was, de lammen niet uit de handen te laten gaan, alvoorens het geld daarvoor ontvangen te hebben. De koopman was tijdig op de markt, om bij het aankomen de lammen te ontvangen en dan ‘s middags te betalen, maar mijn knegt zeide hem, dat hij de lammen niet liet passeren alvorens hij betaalde. Na hevige woordwisselingen wederzijdsch, wist hij mijn knegt te bepraten om het geld van Foeke Harmens kastelein in de Schrans, wiens zoon de lammen mede gekogt hadde te halen; hij gaf daaraan gehoor, maar kwam zonder betaling spoedig te rug en weg waren de lammen, een paar joden haddenze volgens zeggen gekogt en betaald, maar de Koopman was niet te vinden, wat moeite mijn knegt ook deedde, en kwam alzoo zonder geld te huis. De veldwachter in de Schrans, was deze zaak bewust en zeide mijn zwager welke hier uit de stad volgens gewoonte aankwam, dat hij zijn best zoude doen om die bedrieger op te spooren en hem het geld af te persen, mijn knegt was evenwel niet gerust, maar spoedde zich ‘s avonds
Blz. 79
na het werk, naar van Asperen veldwachter in de Schrans, bij zijne komst aldaar, hadde hij de koopman nog niet ontdekt, hoewel hij aan deszelfs woonplaats bij zijne moeder te Huizum geweest was. Tezamen alzoo tevergeefs naspoorende, kwam hij eindelijk ‘s nachts met de zoon van Foeke Harmens in de Schrans de woonplaats van van Asperen voorbij, deze hoorde hem, en dwongze beide, daar zij in de Schrans in een jeneverhuis rede post hadden gevat, bij hem aan huis te komen; aldaar wierdenze bedreigd om gezet te worden, eenigzins bevreest geworden zijnde, beloofde hij ‘s anderen daags hier aan mijn huis te zijn.
In plaats van de koopman, ontving ik een vriendlijk briefje, waarin hij mij verzoekt hem uitstel tot vrijdag een week te verlenen, dat hij mij dan de lammen zal betalen.
Of hij nu woord houden zal of niet moet de tijd leeren, maar ik twijfele niet of de joden staan hiermede in verband, zijnde slagters in de stad woonachtig.
Deze handeling heeft wel eenig overeenkomst met anderen, welke nogal veel gebeuren maar is evenwel in zoort daarvan zeer verscheiden. Sommige kooplieden en dit zijn ook juist niet de besten, betalen vaak een vorige handeling met een ander zijn geld
Blz. 80
en dit weten zij zoo slepende te houden, dat zij juist niet wel voor knappe kooplieden te boek staan, maar evenwel hun credit niet geheel verliezen.
Maar deze persoon met wien ik te doen heb onderscheid zich daarin dat hij met het geld van het verkogte naar de kroegen en zuiphuizen gaat, en aldaar op eene zeer onmatige wijs met eeten en drinken het geld dat een ander behoort te zoek maakt en verdoet.
Zoo hadde hij met de zoon van Foeke Harmens, gedurende dien dag, dat hij geld voor mijne lammen ontvangen hadde tot laat in den nacht op het Vliet in een kroeg zitten slempen met het aanregten van spijs en drank, totdat zij in den nacht zooals boven zeide in de Schrans aankwamen.
Wat zullen de gevolgen van het plegen van zulks schanddaden zijn, en dat van zijne eerste jeugd af aan; de zoon van Foeke Harmens is pas 15 a 16 jaren oud, de ouders zijn goede oppassende lieden, dan dat zij zich voor de zwaarste misdaden, en hun leven eindelijk aan galge en rad boeten.
Neen de handel is onder den boerenstand over het algemeen heilig, men gelooft elkander op het woord bij het sluiten der kontrakten, en dit feilt maar zeer zelden als alleen bij misverstand of buitengewone omstandigheden.
Blz. 81
Wij sluiten dit jaar met vermelding der belastingen, welke wij als der vorige jaren specificq konnen opgeven, dewijl mijn zoon evenals tevoren, het Kantoor voor den Heer Witteveen waarneemt.
Grondbelasting | 15724-84 |
Personeel | 2992-58 |
Patenten | 406-49 |
Accijnsen
Geslacht | 1628-08½ |
Gemaal | 703-46 |
Coll. zeg. en quit. | 233-52½ |
Cons. verv. en gel.bill. | 11-27 |
Gemeente opcenten | 1663-33 |
3‰ kosten | 49-90 |
Geslacht vee
20 stieren waarvan de waarde | 575-: |
3 ossen | 32-: |
46 koeijen | 3391-: |
5 vaarsen | 215-: |
2 pinken | 54-: |
5 kalveren | 34-: |
156 nugteren dito | 195-: |
263 schapen | 1997-: |
10 lammeren | 27-: |
34 oude varkens | 1681-: |
211 spalling varkens | 4918-: |
Wirdum den 31 December 1839
D.W. Hellema gep. Ontvanger.