1840
Blz. 1
Den 1 Januarij. Wij hebben dit jaar weder in gezondheid van mij na eene kleine ongesteldheid van eenige dagen, en van alle de mijnen weder mogen aanvangen, ook is onze dogter IJtje gezond en welvarende, zoodat wij alle reden hebben den Heere te danken, voor ons aller gezondheid en welvaart bij den aanvang van het nieuwe jaar, mogten wij dit maar in ootmoed en eerbied op de regte wijze doen.
Gene byzondere rampen hebben ons en alle de onzen in den loop van vorige jaar getroffen maar zegen en welvaart is over het geheel ons ten deele gevallen.
Wij hoopen en wenschen dat dit ons deel ook moge zijn in de loop van dit jaar van ons en alle de onzen en wijdere betrekkingen.
Dat de Allerhoogste alle ‘s land ingezetenen van den Koning tot de geringste onderdaan in alle betrekkingen en een ieder in zijne betrekkingen en dierbaarste belangen moge zegenen, dat de landbouw fabrieken en trafieken mogen bloeijen alsmede de handel en scheepvaart zoo binnen als naar buiten toeneme en opvolgende aanzienlijker worde.
Dat de godsdienst onder de natie zeer ernstig moge worden betracht, dat lichtzinnigheid, ongeloof en bijgeloof zooveel mogelijk geweerd worde en dat de zuiver leer der waarheid naar Gods heilig woord
Blz. 2
in derzelver plaats gevestigd worde, dat de afgescheidene niet meer vervolgd maar veeleer op hoog gezag beschermd worden in hunne godsdienstige bijeenkomsten. (In den loop des vorigen jaars hebben 3 gemeenten Groningen Utregt en Amsterdam van de Regering vrijheid tot uitoefening van den godsdienst bekomen, en vele andere Gemeenten daarom verzogt, maar nog niet verkregen. Deze vervolging waarvan wij melden bestaat alleen regeeringswege, die van het algemeen zooals bevorens heeft geheel opgehouden en de afgescheidene over het algemeen meer geacht dan versmaad wordende.)
De aanvang van dit jaar is voor mij zeer bijzonder in plaats van de godsdienst bij te woonen bij den aanvang van het nieuwe jaar zooals mijn voornemen was, volgens gewoonte en mijne heerschende beginsels, wierd mij in den zeer vroegen morgen kennis gegeven van het overlijden van Lijsbet Jans winkeliersche te Wijtgaard, waarvan ik bevorens melding maakte dat zij gevaarlijk krank was, en dat mijne tegenwoordigheid als executeur des boedels aldaar vereischt wierd.
De zaak was aldus:
voor de inlijving van ons gemeenebest in het Fransche Keizerrijk en alzoo voor de invoering van de Fransche wetten, wierd ik veel belast met der ingezetenen belangen, inzonderheid met het schrijven van akten en kontrakten van wat aard die ook mog-
Blz. 3
ten zijn, familie en erfscheidingen, maar omdat ik vanwegen de Fransche Regeering toen benoemd wierd tot ontvanger van ‘s Rijks en Gemeentebelastingen, en daardoor mij zeer vele bezigheden opgelegd wierden, en ook dat ik geen lust gevoelde om mij tot de beoefening van het Fransche regt in burgerlijke zaken toe te leggen, onthield ik mij voortaan van het schrijven van akten enz.
Desniettemin gebruikten de ingezetenen mij gaarn in hunne familiezaken, zoo wierd ik dan onder anderen bij testamentaire dispositie ook van eenen zekeren Melis Kornelis van Dijk en deszelfs huisvrouw, bij het overlijden van de langstlevende, het vruchtgebruik de echtgenooten de langstlevende wederzijdsch legateerende, tot uitvoerder alsdan van deszelfs boedel benoemd en aan de wederzijdsche erfgenamen hun bescheiden deel te doen toekomen met ample magt, om zoodanig in dit geval te handelen als ik volgens de meening der testateuren zal verstaan te behoren, en dewijl deze lieden zijnde van de gereformeerde godsdienst kinderloos overleden zijn, waarvan de man rede 1822 en de vrouw thans 1 Jan. 1840overleden is.
Zoo begaf ik mij vroegtijdig aan het sterfhuis alwaar mijn zwager P. Hiemstra zich op mijn verzoek rede bevond, en naastbestaande van den overleden man; met behulp van mijn zwager hielden wij ons gedurende dien gehelen dag bezig om een inventaris te maken van de winkel en deszelfs gehelen boedel, in bijwezen der erfgenamen.
Blz. 4
Wijders op de begravenis de noodige beschikkingen stellende, belaste ik Melis Jakobs van Dijk mede erfgenaam en de meid Hettje, welke voor vele jaren tot op dezen tijd bij de wed. hadde gewoond en de winkel zeer kundig was, tot bewaring, maar ook de winkelneering gaande te houden tot uitkoop maar niet om in te koopen. Na aldus op alles order gesteld te hebben, kwam ik ‘s avonds 9 uren te huis.
Gedurende dezen dag hebben de gewoone werkzaamheden voortgang gehad, met betrekking tot de diakonierekening, bestond er een zeer voordeelig slot, ten bewijze, dat de collecten in de kerk, gedurende verleden jaar zeer aanzienlijk zijn geweest, hebbende de Diakonie volstrekt geen fondsen maar moet alleen uit de gewoone collecten hare gealimenteerden voeden en onderhouden. Om voorengemelde redenen heb ik de rekening niet konnen bijwoonen, zooals thans mijn voornemen geweest ware, om te doen.
Den 3 Jan. steeds open weder aangenaam. ‘s Middags 1 uur werd het lijk van de wed. van Melis Kornelis ter aarden besteld. Op den morgen van den 1 dezer, overleed nog een ongehuwd vrouwspersoon te Wijtgaard, deze werd met het gem. lijk in het veerschip van Wijtgaard te Wirdum gebragt en gelijk onder het luiden der klokken opgedragen en ten grave gevoerd, hetgeen een treffend gezigt opleverde. Misschien is er in 50 jaren niet dergelijks gebeurd: dat er gelijktijdig 2 onderscheiden
Blz. 5
volwassene lijken om het kerkhof gedragen wierden in afzonderlijke begravenissen onder hetzelfde klokluiden. Domeni en Juffrouw hadden van ons lijk den voorgang, de andere was een Roomsche; ik en mijn zwager gingen met de lijkstatie mede te rug naar Wijtgaard, en na het genot van een kop thee, en daarna koffij met een stuk koek volgens gebruik, verlieten de vreemden het sterfhuis, waarna ik mij door mijn zwager een lijst liet formeren, van de overledene wederzijdsche betrekkingen, ‘s avonds 9 uur bragt men mij naar huis.
Den 5 Jan. goed weder, vroegtijdig begaf ik mij vroegtijdig de naar de stad, om met de afschriften der testamenten door den notaris Andrea gemaakt en geschreven, met de familielijst om onderzoek te doen wien men eigenlijk voor de regte erfgenamen hadde te houden, de nog in leven zijnde broeders of zusters kinderen of waarvan de ouders overleden zijn tevens kinderen nalatende, of deze kinderen onder de erfgenamen moesten begrepen worden of niet? Ik vervoegde bij deskundige advocaten, maar niemand beslistte stellig. Ik liet de stukken bij mijn Heer Warmolts en beloofde mij vrijdag stellig te berigten. Het testament zegt, die na de langstlevende der testateuren alsdan de naaste de bloedverwanten in leven zal zijn tot erfgenamen geinstitueerd worden.
Blz. 6
Den 9 Jan. vorst, den 7 begon het sterk te vriezen, en men dagte toen dat de winter een aanvang zoude nemen, maar gister dooide het zoo dat de sneeuw welke op den 6 gevallen ware verdween en het aardrijk daarvan geheel ontbloot was; maar hedennacht heeft de vorst met een O. wind en heldere lucht zicht weder herhaald; het heeft zoo sterk gevroren, dat het ijs sterk genoeg is om te schaatsrijden en daar te boven is het ongemeen mooi en effen.
Domeni van Velzen is van der afgescheidene belangen wege, zijnde thans onder dezelve te Amsterdam predikant van de regering erkend, eenige dagen te Leeuwarden geweest, predikende bij deze gelegenheid in de Schrans, te Scharnegoutum op onderscheidene tijden en den 6 ‘s avonds 7 uur ook te Wirdum aan het huis van mijn zoon, voor een talrijke schare van elders zeer verre tezamengevloeid, men hadde het hier zooveel mogelijk onbekend gehouden, om voor te komen dat de wooning de menigte niet zoude konnen bevatten, welke bij eene algemeene openbaarmaking, zouden zijn tezamengevloeid, of uit belangstelling of uit nieuwsgierigheid om Dos. v. Velzen te hooren prediken; evenwel droegen eenige, hiervan, alhier kennis, waaronder ik mij ook bevond en hoorde Dos. v. Velzen dezen avond met zeer groot genoegen en stichting prediken. Hij vertrok na het eindigen van de godsdienstoefening naar de stad, om ‘s anderen morgens weder op reis te gaan naar Amsterdam, ik bleef ‘s nachts bij mijn zoon.
Blz. 7
Een zekere Dos. Duin, predikant in Oost Friesland heeft zich in 1837 van het hervormd kerkgenootschap aldaar afgescheiden en de bezwaren welke hij tegen dit genootschap hadde breedvoerig openbaar uitgegeven. Dit geschrift is zoowel bij de afgescheidene in Friesland opgenomen, dat zij hem bij de beroeping van Dos. v. Velzen te Amsterdam, tot hun leeraar in Friesland beriepen, tegen de uitdrukkelijke waarschouwing van mijn zoon, welke de beginsels van Dos. Duin, alvorens wilde onderzocht hebben, maar hij wierd toen niet gehoord.
Thans predikant onder de afgescheidene in Friesland, wordt men van tijd tot tijd meer en meer met de principes van v. Duin bekend, en deze mishagen zeer, waardoor onenigheden in de gemeenten ontstaan, zoo zeer dat Dos. Duin, zich niet ontziet om zelf in brieven, deze en gene brave en godvruchtige menschen, voorstanders van orde en wetten onder de afgescheidenen, op een verschrikkelijke wijze te schelden en te lasteren, en niettegenstaande men hem bij monde en brieven zoekt te regte te brengen luistert hij naar niemand, alle Christelijke en broederlijke vermaningen worden door hem afgewezen, dit gaat zoo verre, dat hij thans door het kerkelijk bestuur der afgescheidenen, in zijnen dienst geschorst is totdat hij met berouw en schuldbekentenis wederkeert.
Met algemene stemmen is men al dralende eindelijk tot deze onaangename maatregelen overgegaan, eenigen echter, staan Duin voor, omdat men hem voor een vroom en godzalig man houdt; maar die zich aan geen regel of order binden wil.
Blz. 8
Den 13 Jan. sedert de vorige vorst helder lucht en sedert een paar dagen Z. Zuidoostenwind. Ten gevolge van de stevige vorst is het ijs overal sterk, vermoedelijk komen paard en sleed spoedig op het ijs.
Ons Lijkle is den 11 op schaatszen naar Sneek geweest op den gemelden dag zijn een zoon en dogter van mijn broeder hier gekomen en een paar zoons van mijne overleden dogter van Hallumermieden, Pieter en Doeke en op dienzelfden avond is onze Akke met Wijgers Tjitske te rug naar Hallumermieden uit van huis gereden.
Heden is ons Lijkle en arbeider met de sleed naar Birdaard gereden om boonen te halen 3 zakken welke ik van Doeke gekogt heb voor 4¼ Gulden de zak.
De Sneekervaart wordt thans sterk bereden, trouwens het is wel koud met de Z. wind, maar anders goed weder, heldere lucht. De Sneekervaart is niet aangenaam te rijden, daardoor eensdeels omdat dezelve de vorige marktdag bevaren en doorgebroken is, en de schotsen opgeschoven en door elkander verspreid onrijdbaar is geworden, anderdeels reed men buiten het zool op schaatsen en met sleden, het ijs hadde geen genoegzaam sterkte om te wederstaan, en daardoor gebarsten en gespleten in allerlei rigtingen, nimmer hegten deze barsten weder aan elkanderen, maar worden door het menigvuldig schaatsrijden meer en meer verwijdt en uitgebrokkeld, zoodat men steeds op zijn hoede moet zijn in het schaatsrijden om dezelve te vermijden.
Ons volk zijn ‘s avonds half 6 behouden met drie zak boonen, over en te huis gekomen.
Blz. 9
Den 16 Januarij, heden sterke dooi de wind Zuid, wij hebben sedert de 10 tot gisteravond dus 5 dagen winter gehad zoodat het ijs een genoegzame kragt hadde om overal met schaatsen te gebruiken; dientengevolge heeft een ieder gebruik gemaakt om zijne vrienden, bekenden of bloedverwanten te bezoeken en wederkeerig te ontvangen. Zoo was ons knegt zondag met verlof voor een paar nachten uitgereden, na alvoorens een ander voor hem in plaats gesteld te hebben. Wij ontvingen wederkeerig d. 14den een bezoek van mijne wijl. zusters zoon en zijne vrouw gedurende dien dag, mijn zoon Wijger en zijne vrouw, kwamen hier des nademiddags; ik was alvorens ‘s morgens in de stad, om den kantonsregter te spreken over het zamenstellen van een familieraad tot het benoemen van een toeziende voogd in de zake der minderjarigen, rakende de boedel te Wijtgaard.
Het advies van zijn Ed. gehoord te hebben, kwam ik ‘s voordemiddags tijdig genoeg te huis bij de familie welke rede aangekomen waren. Zij vertrokken ‘s avonds tijdig.
Den 15den was ik ‘s morgens naar Schenkeschans gereden om een rekening aan de houtmolenaar te betalen, en opnieuw hout te bestellen, gedurende aldaar waren mijn zoontje Klaas op onze hoede, om toe te zien of Domeni van Achlum welke wij dagelijks verwachtende waren, ook voorbij reed, naauwelijks onze zaken met den molenaar afgedaan hebbende, of Domeni zijne vrouw en hun outst zoontje reden voorbij, voor 2 jaar had hetzelfde plaats dat ik daar was dat Domeni dit voorbijreed; mijn zoontje begaf zich oogenblikkelijk buiten deur en was
Blz. 10
op schaatsen, ik kwam agteraan, zoo kwam Klaas mij met Domeni’s zoontje weder tegemoet, met het berigt, dat Domeni en zijne vrouw, om zich niet op te houden, zich voorwaarts spoedden, om de familie te Wirdum eerst te bezoeken, en dan te rug het overig van den dag aan ons huis door te brengen. ‘s Nademiddags 1 uur kwamen zij bij ons aan huis, en sleten tot ‘s avonds half 5 dien tijd aangenaam met elkanderen, zij vertrokken toen het weer was veranderlijk donkere lucht vergezeld van eenigzins stofregen met een toenemenden Zuidenwind.
Onze kinderen Akke en Lijkle onder geleide van Anne, welke voor mijn knegt in plaats ware, tezamen naar Stiens gereden om de familie Pier Lettinga te bezoeken en kwamen ‘s avonds 8 uur te huis. Wij begonnen al ongerust te worden, maar zij hadden tegen den wind, en daardoor belemmerd een tragen voortgang gehad.
Gedurende deze beide laatste dagen hadden Pieter en Dieuwke, de eerste dag naar Sneek en gisteren naar Birdaard geweest.
Gisteren wierd er te Sneek hardgereden om een fraai gouden horologie tot een prijs en een zilveren tabaksdoos tot een premie, het is niet afgedaan geworden totdat de daar aangeblevene harstrijders hunne kragt en snelheid bij een volgend vorst weder beproeven om den prijs en premie te winnen.
Bij honderden en misschien bij duizenden is de Sneekervaart, naar Sneek bereden, meerendeel waarschijnlijk om dit hardrijden bij te woonen.
Het is gedurende dezen vorst lichte maan, en worden de korte dagen thans voor de rijders zeer verlangd.
Blz. 11
Ik kan niet merken dat het schaatsrijden mij moeijelijker valt dan voormaals, den 3 April wordt ik 74 jaren oud.
De familieraad is op morgen bepaald bij den kastelein Elzinga buiten de stad.
Den 20 Jan. Sedert een paar dagen alleronstuimigst, regen en harden wind thans bedaarder droog en westenwind.
Het hardrijden is te Sneek niet gedaan geworden zooals bevorens melde, want met dezen sterken dooi zal het ijs spoedig verdweenen zijn en dan is het mogelijk dat de kans om den uitgeloofden prijs te winnen, met dit jaar tot de wintermaanden van 1840 uitgesteld blijft, voor de overgeblevene als dan in leven zijnde.
De kasteleins zijn overal teleurgesteld, het hardrijden wierd op onderscheidene dagen aangekondigd; het was de orden van den dag, onder anderen op de oude schouw met vrouwlieden.
De oude schouw is thans verdweenen en heeft voor een draaibrug plaats gemaakt, van tijd tot tijd is het voornemen bij mij ontstaan, om dit zoo zeer aanzienlijk werk en de maand November 1839 voltooid en tot stand gebragt, eens te aanschouwen, maar is t’elkens verhinderd geworden. Veelmalen ben ik aldaar met het rijtuig in de schouw waarin t’elkens 3 a 4 rijtuigen konden geborgen worden, overgevaren, en thans rijd men dit veer over; zoo veranderen steed de ondermaandsche dingen! In Friesland alwaar men aan de overleveringen der voorvaderen zoozeer gehegt was, schijnt het tegen-
Blz. 12
woordig geslacht der Friezen, geneigt te zijn het aandenken te vernietigen en in navolging der vreemden gehoor te geven aan weelde en gemak.
Niet zoozeer dat het tegenwoordige geslacht van dat der voorvaderen der Vrije Friezen zouden ontaard zijn, zij beminnen over het geheel de spaarzaamheid; maar alle deze veranderingen, alle die groote werken, worden ten hunnen koste, van regeringswege hen opgelegd en daargesteld.
De familieraad waarvan wij bevorens melden heeft een goeden voortgang gehad, waarvan de stukken door den Kantonregter volgens belofte van zijn Ed. mij aanstaande vrijdag ter hand zouden gesteld worden. De notaris Andræ zoude authorisatie van de regtbank verzoeken tot het verkoopen der huizinge. Het een en ander geeft mij nog vrij wat moeite en bestellingen.
Door den harden wind, is de groote schuur van Sije Annes van Wijngaarden tot op de draaghouten ingestort, zonder schade aan het vee te veroorzaken, zoo zegt de gerugte maar ik heb er tot nog toe geen bijzonder berigt van.
Den 25 Jan. Sedert de vorige altoos harden wind bij dage en nacht met afwisselende storm, waar door hier en elders aanmerkelijke schade, aan daken, schoorsteenen molens enz. van meer en minder belang heeft
Blz. 13
heeft plaats gehad, van buiten heeft men totnogtoe geen berigt, ook de courant melde heden niet van zeeschade.
Ten aanzien van het instorten der schuur van Sije Annes bevorens gemeld, konnen wij de omstandigheden daarbij plaats gehad hebben nog melden, omdat wij zelf in persoon ons aldaar op de plaats zelven hebben laten onderrigten.
Het was op zondag den 19 dezer, dat het ‘s nademiddags sterk waaide, dog zoo niet dat men voor ongemak vreesde, ook Sije Annes nog zijne huisgenooten vrouw en de 4 werkboden, gaven eenige vrees voor ongemak, zooals wel anders bij eenen storm; maar zeer gerust, verwijderden de boden zich, om met er tijd aanvang met voederen te maken, ook Sije begaf zich tot dat einde derwaarts, na zich in het buithuis, op een stoel begeven te hebben om het luik, hetwelk hij anders niet konde raken, toe te trekken. Het was ongeveer 5 uur ‘s avonds, of het tou waarmede hij het luik zoude trekken, scheurt hem uit de handen, en met een allerontzettends geweld en gekraak vliegt de gehele schuur onderstboven, zonder eigentlijk toen te weten hoe? alleen de stallen de koebinten en hoornhouten, benevens de koemuur bleven om zoo te zeggen ongeschonden; in de grootste ontsteltenis en verwarring liep Sije naar binnen naar zijne vrouw, welke mede doodelijk ontstelt ware, alsmede de boden, dog zich na eenigen tijd eenigzins herstellende, bevond men alle de huisgenooten in leven en ongeschonden, ook het vee bevond men hoe talrijk ook in leven en ongeschonden.
Blz. 14
De buren kwamen spoedig, om hen te helpen opruimen bij het hooi, hetwelk geheel overgestort wierd van het dak. Men slaagde zooverre, dat de beesten konden gevoederd worden, de nacht en sterk wind liet niet toe nader onderzoek te doen, alleen bleek zeker te zijn, dat het dak van de schuur afgerukt en de molkenkelder met muur en dak verbrijzeld ware.
De verwoesting, door een geweldige ruk of uitbarsting in een ogenblik ontstaan, is waarschijnlijk door een onweder veroorzaakt, waarvan bij nader onderzoek en nadenken eenige spooren voorhanden zijn.
Sije bij zijne vlugt naar binnen, verbeelde zich geheel van een licht omgeven te zijn, ook spraken sommige der huisgenooten van een licht, een der naaste buren hadde op dien stond een gemeende vuurbol in deszelfs buithuis vertoond te hebben gezien, zonder eenig ongemak aldaar te lijden; een molkenvat in het opruimen van de in puin liggende molkekelder en aldaar staande toen omverliggende, was een zwarte plek als het ware gebrand, de gang derwaarts en de buitendeur daarvan was met cousijn en muurwerk uitgeslagen en hier en daar langs de gehele gang aan het muur en houtwerk beschadigd. In dezelfde rigting van de gang stond in het hof op den wal een yperen boom, deze was van de voet tot aan de stam van buiten de bast zwart geschroeid het een en ander bewijst duidelijk dat er onweder misschien in de electriciteit verborgen, naar buiten onzigtbaar althans heeft men geen bliksem waargenomen, met een rukwind door het openstaande luik ingeslagen, met een geweldige uitbarsting eensklaps de schuur tot in hier en daar beneden de draaghouten, weggeslagen en afgeworpen en in de molkenkelder in puin
Blz. 15
verbrijzeld heeft. Zelf de reedsmuur sterk en goed is mede geheel verbrijzeld, staande aan de lijkant want het onweder kwam uit Z.westen, de schuurstond zuid en noord, de koemuur welke anders zwak was en in de wind is omgeschonden gebleven, ook de karnmolen.
Met een woord hoe verwoest ook, is de wooning bedsteeden in het midden en buithuis, alle de stallingen in het groot en klein buithuis, de karnmolen enz. bewaard gebleven, zoodanig dat de boerderij en inwooning evenals tevoren en in dienzelfden toestand is bewaard, en ten dien opzichte groote reden tot dankzegging hebben.
Den 28 Jan. sedert de vorige en dus gedurende meer dan 8 dagen heeft het onstelde weder en afwisselende stormen aangehouden, zelf gisteravond toen ik van de buren kwam en juist op straatweg was, overviel mij een ontzettende windvlaag dat ik naauwelijks de straat konde houden, vergezeld met hagel, sneeuw en slagregen, maar toen ik te huis was de bui ook over, dog wierd van tijd tot tijd den avond, hoewel niet zoo hevig maar met sterke windvlagen en hevige buijen opgevolgd, totdat het weder gedurende dezen nacht bedaarder wierd en hedenmorgen goed weder is.
De ondermeester Posthumus is te Harlingen beroepen als onderwijzer in een der schoolen en rede in het begin dezer maand derwaarts vertrokken, zoodat de ondermeestersplaats alhier vakant is, dientengevolge heeft het grietenijbestuur een uitnoodiging in de couranten
Blz. 16
geplaatst, dat die jongelingen welk daartoe de geschiktheid bezitten zich met getuigschriften enz. voorzien, op den 27 dat is op gisteren in de school te Wirdum alvoorens zich aan onzen onderwijzer de Haan gegeven te hebben, een vergelijkend examen te ondergaan alles op een traktament van 150 Guld. ‘s jaars.
Ik had de lust dit examen bij te woonen, en begaf mij tijdig naar het gebuurte. Vier sollicitanten hadden zich aangegeven en waren tegenwoordig, het examen nam 10 uren ‘s morgens aanvang, mijn mede-kerkvoogd A. Palsma en tevens als lid van het Bestuur en ik waren bij het examen door Mr. de Haan, tegenwoordig gedurende dien dag. – Tot afwisseling boden wij in kwaliteit als kerkvoogden, deze vier sollicitanten benevens den examinator in de herberg eenige ververschingen van koffij en een boterham aan, zij waren op hun eigen kosten anders uitgenoodigd; maar omdat er eenige verre weg waren als Veldman van Oostermeer, de Vries van Leeuwarden, de Boer van Sneek en Hanewald van Weidum, en met het onstuimige weder een moeijelijke reis gehad hadden, dagt het ons goed hen alzoo te verkwikken. Meester hadde de hoogste en laagste klassen der kinderen in de school laten komen, om de sollicitanten in de geschiktheid van hun onderwijs daardoor te onderzoeken, het een en ander wierd tot groot 12 uur voortgezet en daarna de kinderen hun afscheid gegeven, het overige van dien dag tot 3 a 4 uur, bepaalde zich tot schrijven zingen, vervoegen der taaldeelen, oplossen in rekenkundige voorstellen en opstellen over den Winter, het mooi schrijven vervoegen rekenen enz. alles in geschriften en door hen onderteekend; – Veldman droeg meeste keur weg.
Blz. 17
Den 28 Jan. heden goed weder, dat schreven wij gisteren ook, maar des nademiddags was het weder onstuimig zooals veel doorgaans in deze onstuimige dagen het geval is. Men heeft nu en dan ook bliksem en weerlicht waargenomen.
Vele bijzonderheden zijn thans niet in omloop alleen is men thans bezorgt over de belangen des Vaderlands.
Ons predikant Harders is op den dag, toen het begon te dooijen naar Oostvriesland gereden om zijne ouders te Leer woonende te bezoeken en misschien tevens ook om familiezaken, maar de Eems door den sterken dooi belette hem te rug te keeren. Dientengevolge hebben wij de eerst zondag na zijn vertrek geheel geen en den tweeden zondag maar eenmaal door een kandidaat godsdienstoefening gehad, ook de katechisatien voor de jonge lieden zijn sedert niet gehouden, en het is aanstaande de derde zondag, hoopen wij dat hij dan te huis zal zijn om den dienst waar te nemen, teneinde de gemeente niet geheel in het wilde loopt. – Trouwens dit brengt geen hinder aan het geregeld voortzetten der godsdienstoefeningen aan het huis van mijn zoon door de afgescheidenen; ik heb t’elkens met stichting deze godsdienstoefeningen bijgewoond. Door de talrijke huisgezinnen van mijn zoon en dat van mijne dogter in de buren, en tevens eenige onafgescheidene uit de gemeente, was de vergadering t’elkens niet onaanzienlijk.
Blz. 18
Mijn zwager Hiemstra met zijne vrouw onze dogter Dieuwke met een zoontje waren heden hier en troffen een schoonen dag, de eerste, na het langdurende onstuimige weder. Zij vertrokken ‘s avonds 6 uur tusschenbeiden was mijn zwager in hoedanigheid als veldwachter naar de stad, zijnde woensdag op welken dag hij ambtshalven gehouden is, om te vernemen of er ook verrichtingen aan de ingezetenen vanwegen het Bestuur waar te nemen zijn; het Grietenijhuis is altoos in de stad.
Mijn zwager is vlug met een goed verstand bedeeld welbespraakt opregt in handel en wandel en daarom bij alle ingezetenen zonder onderscheid van godsdienst, gezien en aangenaam, en daarinboven altoos dienstvaardig om een ieder met raad en daad bij te staan, te meer wijl Palsma wel als assessor en dus lid van het Bestuur hier wel woonachtig is, maar rede een man van 80 jaren, schoon van lichaamsgestel wel na zijn jaren sterk, neemt echter het vlugste over alle voorvallene zakens het Bestuur der ingezeten betreffende, eenigzins af, en daarom vervoegen alle ingezetenen zich tot mijn zwager.
Het Bestuur aan haar kant betrouwt hem ook dikwijls ook zaken van groote aangelegenheden, en daarom moet hij weekelijks derwaarts om te vernemen of er ook bevelen vanwegen het Bestuur waar te nemen zijn.
In partikuliere zaken, wordt hij ook veel gebruikt, zijnde tevens vlug met de pen, en daarom komt hij mij in de zake der boedelredding te Wijtgaard zeer te pas, en maakt mij alzoo deze zaak minder zwaar.
Blz. 19
Tothiertoe is nog weinig handel in kaas, mijn zoon verkoopt opvolgende wel eenige schip lb. maar over het geheel is gene aanvraag, hij heeft ongeveer 150 schip lb. in het pakhuis; voor de vorst zijn er bij de kaashouders voor 26 Gulden afgelevert men gelooft echter dat de kaas wel prijs houden zal – De boter wordt sedert de vorst voor 38 Gld. verkogt, voor de vorst 40 a 41 Gulden.
De belastingen op de gebouwde en ongebouwde eigendommen zullen deze 6 eerste maanden van 1840 gelijk over 1839 geheven worden; tot dezen maatregel hebben de Staten Generaal besloten, omdat men dat men over de begrootingswetten met de Regering niet overeenstemde, wijl men grooter sommen vroeg, dan men meende thans bij de eindschikking met Belgien benoodigd te zijn. De Staten Generaal beklagen zich bij hunne adviesen in derzelver vergaderingen, dat men den finatiëlen toestand des vaderlands voor hen verborgen heeft gehouden. En van de geldmiddelen een ander en veel grooter gebruik heeft gemaakt, dan waartoe zij bestemd waren.
Den 30 Jan. schoon weder, hoewel eenigzins buijig, dog meest zonneschijn, de wind N. West.
De bijen zijn heden meer dan gisteren uitgevlogen. Zij zijn nog goed levendig en helder, maar als zij doorkomen zullen moet de tijd leeren? Misschien dat ik in de volgende maand of in maart wel eenigzins hen ondersteunen moet. Gaarn wenschte ik, dat mijne 3 korven erdoorkwamen.
Blz. 20
Den 31 Jan. heden koud regenachtig, O. wind. Omdat het weder guur is, zorgde ik tegen de reis aan naar de stad, het is marktdag, en bestelde mijne boodschappen aan mijn knegt welke de boter dog derwaarts brengen moest benevens een nugteren kalf hetwelk ik benevens alle kalvers welke wij hebben te missen voor 37 stuivers door elkanderen en de vellen half zooveel aan WijbrenSpan in de Schrans heb verkogt.
De prijs der kalvers worden thans duurder verkogt omdat de vellen duur zijn.
De Heer Andræ hadde mij heden verzogt bij hem te komen om over het verkoopen der huizinge te Wijtgaard met hem te spreken, maar ik heb door een briefje aan mijn zwager besteld met Andræ alles daaromtrent maar te regelen, tijd en plaats tot de verkooping vast te stellen.
Dezer dagen heb ik de kerkerekening over het dienstjaar 1839 in het nette uitgeschreven en aan Mr. de Haan gezonden, om dezelve in het kerkeboek in te schrijven, en tevens daarvan een afschrift te schrijven om na de rekening welke ik hoop na eenige dagen te doen, aan het Collegie van Toezigt te worden opgezonden. Schoon ik buitengewone uitgaven hadde te doen als 300 Gulden aan den toren 200 Gulden tot het dammen van de oude haven 200 Gulden tot twee nieuwe kappen over de kerkvoogden en bijzittersbanken over de 100 Guld. aan de pastorij, bestaat er nog een prof. slot van 77 Gld.
Blz. 21
Den 6 Febr. Sedert de vorige altoos open schoon weder, niettegenstaande de weerglazen sedert dagen zeer laag staan en tot onweer, hedennacht nachtvorst.
Mijn orgeltje ondergaat thans een gehele verandering in een der registers, Radersma Mr. orgelmaker te Wieuwert, waarvan wij bevorens melden, is thans hier, om naar een gemaakt plan een meer overeenstemmend harmonie onder de registers te bewerken; de orgelpijpen daartoe bestemd alvoorens gemaakt en ons gezonden te hebben is sedert ruim een paar dagen daarmede bezig geweest en thans zooverre gevorderd dat de registers bijna gestemd, waarvan het geluid, door deze bewerking volkomen aan het oogmerk voldoet en een aangename harmonie vooral in de Bas bevorderd is.
Deze bewerking is zooveel te moeijelijker en kunstmatiger geweest, dewijl het klein bestek dezes orgels zijnde een secretaire, weinig verschikking dezer bewerking toeliet, evenwel is in de volmaakste order de verschikking van zwaarder pijpen de kleinder vervangende in een regelmatige standplaats ingewerkt met bijbrenging van kunstmatige windleidingen, derwijze, dat de bewerker allezins aanbeveling verdiend.
Blz. 22
Den 10 Febr. het weder als voren afwisselende onstuimig.
De orkaan waarvan wij den 25 Jan. melden op den 19 dier maand geen 5 minuten geduurd hebbende heeft zich in een smalle streek van het zuidwesten ten westen, tot het noordoost ten oosten uitgestrekt. De toren te Tjum is zeer beschadigd en veroorzaakte bij de ingezetenen vrees voor instorting, vooral bij den predikant die zich met zijn huisgezin in de pastorie niet betrouwde, zijne vrouw en kinderen elders in veiligheid gezorgde en zichzelven in de kelder verborg, althans zoo ziet de gerugte. Het dorp Wieuwert in dezelfde rigting zijn de toren en alle de huizen in dat dorp behalven een enkelde uitgezonderd aan de daken schoorsteenen als anderzins beschadigd geworden. Te Oosterwierum is een dak van een nieuwe huis op het dak des naastlegers geworpen; wat schade toen alhier te Wirdum daardoor veroorzaakt zij, hebben wij op zijn plaats bevorens gemeld; het schijnt dat deze orkaan zich niet veel verder als Wirdum heeft uitgestrekt, althans heb ik van geen schade toen aangebragt, gehoord.
Mijn zwager H. Hettema van Hallumermieden is hier den 7 een nacht geweest. Ook mijn zusters zoon is alhier den 8 een nacht geweest; deze een jong weduwnaar, welke zijne vrouw in 1838 waarmede hij ongeveer 10 weeken getrouwd was verloren heeft heeft zich sedert dien tijd bij zijne familie afwisselende opgehouden, ook bij ons thans bij zijn zwager Lettinga te Stiens, is voor-
Blz. 23
nemens zich in het huwelijk te begeven met een weduwvrouw landbouwersche te Vrouwen Parochie.
Hij is 34 en zij 38 jaren oud, heeft 2 kindertjes van 3 en 5 jaren oud; hij is een braaf en godsdienstig jong man, zeer aangenaam in de verkeering zij is ook volgens gerugte een braaf mensch.
In de boerenstand altoos opgevoed, sprak hij hier dikwijls om zoodanig een bedrijf aan te vangen als de gelegenheid zich daartoe aanbood, en daartoe zijn kapitaaltje van ouderswegen aanbeërft te besteden; thans op een geheel andere wijze als hij zich hadde voorgesteld, zal hij door het voorgenomen huwelijk, in zoodanig een bedrijf zich gesteld zien, met dit onderscheid echter, dat hij in plaats van een greidboer thans als bouwboer dit bedrijf zal moeten uitoefenen, dewijl de plaats door zijne aanstaande echtgenoote bezeten en gebruikt wordende tusschen de 60 en 70 pondematen bouwlanden bevat en maar 6 a 7 koeijen melkt.
Hij ziet hier al tegenop, omdat hij meer in de melkerij dan in de bouwerij bedreven is, maar hij zal zich dit moeten getroosten, ook leert het werk zijn meester.
Den 12 Febr. heden en gisteren goed weder, de wind altoos Z. zuidwest.
Ik heb mij een pompmolen aangeschaft, dewijl eenige landen van onze plaats bij hoog water, de einden der akkers, wel geheel niet onder water
Blz. 24
staan, maar dog in splis. Dit werktuig bestaande in 11 voet vlugt en door Dirk Sikkes Weijer voornaam Mr.karnmolenmaker alhier, vervaardigd, is eigenlijk een pomp met een zuiger voorzien, door gewone molenwieken en een kromme ijzeren as in werking gebragt.
De Heer Middachten alhier, heeft op deszelfs gebruikt wordende plaats, 2 zoodanige pompmolens door denzelfden maker gemaakt, doen stellen, welke uitmuntend aan het oogmerk voldoen, of de onze dit ook doen zal moet de tijd leeren.
Wij verwachten heden onze kinderen uit de buren, en hoopen dezen dag met elkanderen te zullen doorbrengen, in aangename gesprekken.
Mijn zoon heeft ons orgeltje sedert deszelfs verbetering nog niet gehoord, waarna hij zeer verlangd. Hij speelt ook de Pzalmen, en verscheidene zijner kinderen, waarvan een zoon meer bijzonder les in de musiek ontvangt, en daarmede sedert een paar jaren zeer goede vorderingen gemaakt heeft. Ook mijne jonge kinderen speelen meer en min de Pzalmen.
De ondermeester Veldman bevorens gemeld, is alhier beroepen op een traktament van 150 Gld. Zijne aanstelling daartoe tijdig ontvangen hebbende, is in het begin dezer week overgekomen en heeft zijne bediening rede aangevaard.
Blz. 25
Den 15 Febr., sedert de vorige zacht de vorige zacht weder thans mistig.
Ik was benevens de beide andere kerkvoogden met Domeni en hunne vrouwen bij Doekle Andringa de huurder der kerkeplaats op de kraamvisite verzogt, welker vrouw mijne wijl. zusters dogter, op woensdag den 12 dezer verzogt, maar omdat mijne kinders in de buren dien dag bij ons zouden komen, hadde men deze visite afgesteld, en bepaald op den 13 dezer; van deze uitnoodiging maakte ik gebruik, wandelde naar Wijtgaard en van daar langs het steenen padtje in 1838 aangelegd, maar Wirdum, wijl ons Barhuister voetpad derwaarts meestal smeerig en modderig is.
Aangenaam bij gen. echtelieden bij elkanderen zijnde, namentlijk de beide andere kerkvoogden Domeni met hunne vrouwen, zeide de kraambewaarster mij toen het licht maar juist opgestooken ware, dat er iemand beneden was, om mij te spreeken, ik begaf mij derwaarts, en deze groete mij van mijne vrouw: dat mijn zwager weleer aan mijne wijl. zuster getrouwd van Hallumermieden bij ons gekomen was, en dat ik niet des nachts bij mijne kinders in de buren moeste blijven zooals ik mij voorgenomen hadde en met mijne vrouw afgesproken was; niettegen-
Blz. 26
staande, de vrienden mij aanzogten nog eenigen tijd te blijven, althans zoo lang, dat ik alvorens met hen at; maar de bescheidenheid vorderde mijns inziens, om te bedanken, ik nam dan afscheid en bedankte voor goed gezelschap, men wenste mij goede reis ik reisde toen bij mooi weder en maneschijn naar huis, en bevond mijn zwager in een goeden welstand ik was voor den eeten nog te huis, Douwe Pieters welke van Hempens gekomen was, om een kopje thee bij ons te drinken en bij mij te rooken, was even tevoren eer ik kwam vertrokken, met belofte dat hij dit bezoek tezamen met zijne vrouw zoude herhalen.
Mijn zwager alhier een nacht geweest zijnde gingen wij ‘s morgens zijnde gisteren naar de stad, wijl het marktdag was. Ik nam in de stad afscheid van hem en verrichte mijne bezigheden, onder anderen den Heer Andræ, sprak ik over de boedel te Wijtgaard, en bepaalde met zijn Ed. het strijkgeld van de te verkoopen huizinge te Wijtgaard, hetwelk rede in de Courant was, wijders sprak ik den Heer Bolhuis op het Collegie, over mijn borgtogt, ter somma van 2000 Guld. welke ik bij den aanvang van mijne bediening als ontvanger van ‘s Rijks belastingen in ‘s Lands kas hadde gestort, zijnde nu rede al bijkans 1½ jaar verloopen, sedert ik deze bediening hadde verlaten.
Blz. 27
Den 19 Febr. sedert een paar dagen vorst koud, Oostenwind.
Morgen zal ik bij welzijn mijne kerkerekening over het dienstjaar 1839 verantwoorden voor eene daartoe benoemde commissie uit de floreenpligtigen volgens jaarlijks gebruik.
Den 22 Febr. sterke vorst, gisteren marktdag waren de trekschepen nog doorgebroken, maar ik geloof, dat alle schepen thans wel zullen liggen, gisteren waren er al met schaatsen in de stad, en heden zal het ijs met schaatsen meest overal konnen gebruikt worden.
Heden is de openbare verkooping der huizinge tot de boedel te Wijtgaard behoorende en staande aldaar. Ik besloot gisteren met den Heer Andræ, welke als notaris de verkooping zal houden, om te voet in plaats van met het rijtuig, derwaarts zouden gaan omdat het koud ware, en wij dus liever verkozen te gaan dan te rijden zijn Ed. zoude kwartier over 2 uur hier nevens zijn.
Op deze huizinge is geboden 747 Gulden, de palmslag zal over 14 dagen gehouden worden ten huize van Anne Terpstra kastelein te Wijtgaard, de beschrijving was ten huize van Klaas Zwart, kastelein mede aldaar.
Blz. 28
Den 25 Feb. Sedert de vorige bij aanhoudenheid vorst O.W. koud. Heden mooi weder zonneschijn.
Het ijs wordt overal met schaatsen gebruikt, vooral ‘s morgens, wijl door de zonneschijn hetzelve ‘s middags en daarna de harde zelfstandigheid verliest en week wordt, en omdat er door den O.W. veel gestroomd wordt en met den harden wind vele wakken zijn, is het gevaarlijk op onbekende plaatsen te rijden.
Den 3 Maart sedert de vorige nog altoos hetzelfde onveranderlijke weder met vorst Oostenwind; het water is gedurende dit vorstgetijde zeer gezakt, maar omdat het van den beginne aan gevroren heeft, schijnt het water wegens het ijs veel hooger te zijn, dan het is.
Ons Lijkle valt thans in de jaren der loting tot de militie over 1840, benevens Doeke en Pieter, waarvan de eerste een zoon van mijn zoon uit de buren, en de andere een zoon wijl. mijne dogter Grietje van Hallumermieden, als mede een zoon van eene dogter wijl. mijne eerste vrouw, dus zijn er 4 zeer naastbestaanden welke heden loten moeten te 10 uur op het Stadshuis te Leeuwarden, met uitzondering evenwel van mijn mijn dogters zoon Pieter, welke te Hallum moet loten. Doeke een dezer lotelingen is ongeschikt tot den dienst. Wijl hij aan een ongemak
Blz. 29
aan de linkerarm en linkervoet in zijn zeer vroege jeugd veel geleden heeft, en deze daardoor eenigzins ingekrompen en korter zijn, echter zoodanig niet, dat hij thans in zijne werkzaamheden daar eenigen hinder aan heeft, maar evenwel tot den soldatenstand ongeschikt is.
Men bezuinigd thans zeer de staatsuitgaven vooral daarin, dat vanwegen de schikkingen met Belgien, en overal de vrede schijnt gevestigd te zijn, het krijgsvolk afgedankt, of met groot verlof naar huis gezonden wordt. De ligtingen van 1838 en 1839 zijn rede ontbonden en naar huis gekeerd. Volgens advertentie in de Courant zal deze ligting van 1840 na alvorens geboekt te zijn, terstond zonder inlijving naar huis keeren.
Dezer toestand des vaderlands, zijn de remplaicenten en nummerruilders thans zeer goedkoop zegt men. Velen welke uit den dienst te huis komen, vooral onder de gemene lieden en arbeidersstand, weten niet hoe zij bij hunne tehuiskomst aan de kost zullen geraken en aldus zonder werk, vooreerst ledig moeten omloopen. Zoo zijn onder anderen twee zoons eener weduwe in de buren, welke gealimenteerd wordt te huis gekomen en loopen benevens anderen zonder werk ledig om. Zij kunnen zich thans ook niet als remplaicenten verkoopen, dewijl zij uit den dienst niet zijn ontslagen.
Blz. 30
‘s Nademiddags van heden komen de lotelingen te huis; ik en mijn huisgezin waren zeer verlangende naar den uitslag. Mijn zoon haalt zijne getrokkene nummer uit den zak en reikt mij dezelve over, zij bevatte nummer 81, gevallen op Lijkle D. Hellema. Dus ruimschoots vrijgelot. Doeke mijn zoons zoon hadde № 41 getrokken, en was aangelot, maar voor zijne ligchaamsgebreken is hij ongeschikt tot den dienst. De zoon van wijl. mijn eerste vrouws dogter trok № 78, dus geheel vrij. De zoon wijl. mijne dogter moet aanstaande maandag den 9 dezer te Hallum loten.
Deze vrijloting ontheft mij van een groot bezwaar kosten en moeijelijkheden; want om een goed remplaicent of nummerruilder te koopen heeft doorgaans veel moeite en omzigtigheid noodig. Vele lediggangers of ongeschikte tot den dienst bieden zich wel aan om te verkoopen, onder beding van goed handgeld, en als zij dit verkregen hebben, hebbenze hun oogmerk bereikt, dewijl zij wel verzekert zijn, dat zij bij de keuring zullen afgekeurd worden! of bij eene goedkeuring eene goede somme geld volgens akkoort ontvangen hebbende, ontstaan er zoo veele zwarigheden, en moeite tusschen den kooper en verkooper, dat de loteling eindelijk in de noodzakelijkheid geraakt, om zijne gekogte remplaicent of nummerruilder te moeten met zijn geld te laten varen en doorstrijken, en opnieuw naar een tweeden of ook wel een derden zooals veelmalen gebeurd zal moeten omzien, of eindelijk zelf zal moeten uittrekken, en boven dit alles gaat hier
Blz. 31
mede nog vergezeld, dat men dag op dag en nacht op nacht in kroegen en zuiphuizen moet doorbrengen met de zoodanigen te onderhandelen.
Van alle deze onaangenaamheden, moeite en kosten, teleurstellingen vloeken razen verwenschingen en tieren, ben ik door de goede hand Gods thans ontheft en bevrijd, en heeft mij, mijne vrouw en wijdere huisgezin en betrekkingen een groote gerustheid aangebragt.
Den 5 Maart, heden en altoos nog zonder eenige afwisseling hetzelfde drooge weder met vorst. O.wind, en dit zooveel te meer bijgezonder wijl wij gisteren nieuwe maan en zonsverduistering hadden. Het ijs verdwijnt, de schepen varen.
Gistermorgen, kwam de knegt van Douwe Pieters van Hempens hier, en noodigde mij gedurende den dag om hen te bezoeken wijl mijn zoon en zijne vrouw uit de buren ook zouden komen. Ik nam deze uitnoodiging dadelijk aan, dewijl ik een ledigen dag voor mij zelven hadde, kleedde mij, niettegenstaande den sterken oostenwind, was ik groot 10 uur te Hempens bij Douwe Pieters aan huis, alwaar mijn zoon en zijne vrouw een half uur daarna ook aankwamen, en gedurende den dag aangenaam met elkanderen doorbragten, groot 7 uur was ik weder te huis.
Eene groote rusie staat deze lieden op handen, dewijl zij een aanzienlijke boerenhuizinge en schuur
Blz. 32
hebben besteed opnieuw te bouwen voor 7400 Gld. met verwen en anderzins hen op 8 a 9000 Gld. zal te staan komen. Het is aanstaande dat zij hiermede zullen beginnen te bouwen en het oude af te breeken. Zij wilden daarom dat wij hen voor de ophanden zijnde rusie nog eens bezogten.
Het vee is in allerlei soorten zeer duur men slagt te Grouw alle weeken nog zeer vele vette koeijen in tonnen.
De boter was verleden vrijdag 42 Gulden de oude kaas is in de pakkuizen ook bij mijn zoon meest onverkogt 26 Gulden willen de koopleden nog niet bieden; als zij niet duurder wordt, dan geeft dit voor de opkoopers een slecht bestaan, dewijl zij genoegzaam tot dien prijs meer en min in de pakhuizen opgeslagen en van de boeren aangekogt is.
Er is met dit aanhoudene drooge weder niet veel met de kaas te doen, dewijl zij thans gemakkelijk kan onderhouden worden, maar te meer opdroogt. Gedurende de herfst en den winter bij het open damp en regenachtig weder is er zeer veel met de kaas te doen geweest, met al den arbeid heeft men dezelve niet goed konnen onderhouden en daar te boven nog veel arbeidsloon hebben moeten besteeden en betalen.
Blz. 33
Den 9 Maart, heden eenigzins veranderlijk mattig; gedurende de langdurige droogte en vorst, is het water door het sterke stroomen zeer gezakt, het is thans zomerwater.
Mijn zwager van Hallumermieden en Hamming van Burum zijn vanwegen de afgescheidene in Friesland in den verleden week als gecommitteerden naar Amsterdam vertrokken om eene vergadering aldaar uit alle de afgescheidenen van het gehele Rijk tezamengeroepen bij te woonen, ten einde in de zake van Dos. Velzen aangaande de beschuldiging vanwegen zijn predikdienst en doordrijvenheid, mede te onderzoeken en te handelen; om naar bevind van partijdigheid waarvan Dos. Scholte, als de beschuldiger en aanlegger dezer bijeenkomst, reeds verdagt is, tegen deze handeling te protesteren en Dos. van Velzen, welke bij alle de afgescheidene in Friesland aangenaam en bemind is van deze beschuldiging vrij te spreken, zonder eenige ruggespraak hunner committeerden. Dog in andere poincten der beschrijving, zoodanig te handelen als zij verstaan zullen te behooren.
De huizinge te Wijtgaard is op den 7 l.l. bij de eindelijk toewijzing, aan R. van Dijk, kastelein te Warga als hoogste bieder toegewezen voor de som van 805 Guld. – Den 17 aanstaande zullen bij boelgoed, de winkelwaren meubelen en huisgeraden worden verkogt. Zoodat alles tot de eindelijke verkooping in dezen boedel een spoedige voortgang neemt.
Blz. 34
Mijn zoon heeft verleden week ongeveer 81 schip lb. kaas verkogt, voor bijna 26 Gulden, de kruid en nagelkaas, willende nog niet verkoopen, waarvan zij nog zeer wel voorzien zijn.
Ons Lijkle en Wijgers Doeke zijn verleden Zaturdag den 7 dezer naar Hallumermieden uit van huis gegaan om heden de loting van hun neef Pieter bij te woonen.
Den 10 Maart, heden als gisteren, mistig dog met een doorschijnende lucht.
Mijn zoon uit de buren, benevens zijne vrouw, zijn hedenmorgen met ons digten wagen naar Stiens gereden, de dijken en wegen zijn wel droog maar bol, zoodat het zwaar om te rijden zal zijn. De chirurgijn van Stiens is aan eene zuster van mijn zoons vrouw getrouwd, en deze lieden hebben vele kinderen gehad, dog sterven opvolgende in hun zeer vroege jeugd, zooals hun jongst kindtje ongeveer een vierendeel jaars oud thans ook gestorven is, en daarom begerig waren: dat hare zuster haar eens bezogte, zooals zij thans doen; de oudste kinderen zijn wel bij hunnen groei en welstand, ik meen dat zij nog 6 in leven hebben, waarvan de outste rede een fikze jonge meid is, en de klavier tamelijk vlug behandeld, zooals hare moeder in hare jeugd, zeer goed op de piano speelde, maar thans om de drukte der huishouding er weinig aan doet.
Blz. 35
Den 16 Maart, sedert de vorige afwisselende koud en onstuimig, gisteren mattig en zacht dog heden nacht vorst helder lucht O. wind.
Douwe Pieters en zijne vrouw waren hier den 11 dezer benevens mijn zoon uit de buren, gedurende dien dag, en vertrokken ‘s avonds 6 a 7 uur.
Mijn zoon in de buren is door den ontvanger Witteveen alhier aangezogt om hem in de werkzaamheden van het Kantoor bij te staan, dewijl zijn klerk Prakken genaamd van de Administratie benoemd is als surnumerair, en thans als zoodanig op het collegie fungeert; zonder alvorens met den ontvanger overeen te komen, rakende den vasten dienst aan het Kantoor, heeft zich provisioneel daartoe laten vinden.
Mijn zoon welke naar Hallumermieden getrokken ware, om de loting van Pieter bij te woonen kwamen den 10 weder te huis en bragten ons het berigt dat hij ook vrijgeloot ware, zoodat Doeke een van de 4 naastbestaanden alleen maar aangelot is, en deze om zijn ligchaamsgebreken ook ongeschikt toe den dienst en dus mede vrij is. Schoon de dienst thans geen bekommering baart, zijn de ouders evenwel over deze vrijloting hunner kinderen verblijd.
Blz. 36
Den 19 Maart, sedert de vorige afwisselende onstuimig, dog heden en gisteren droog O. wind.
Het boelgoed te Wijtgaard, was volgens advertentie in de couranten bepaald op den 17 laatstleden, volgens afspraak zonde ik den Heer Andræ met de wagen afhalen ‘s morgens 8 uur gereed buiten de stad; ik zond mijn knegt, en stapte toen de Heeren hier te rug waren, bij hen in de wagen en reden naar Wijtgaard, en liet de wagen met mijn knegt van daar weder naar huis trekken.
Het boelgoed nam ‘s morgen tusschen 9 a 10 uur aanvang, en heeft tot 6 a 7 uur ‘s avonds onafgebroken voortgeduurd en nam in de laatste uren met verhaasting een einde. De winkelwaren hielden lang aan eer het verkogt was er was veel steengoed, linnenwaren enz. mans en vrouwen lijfdragt waaronder gouden en zilverwerken, wijders meubels en huisgeraden, zoodat wij ‘s avonds groot 8 uur van daar reden met een voermanswagen, welke ik tot dien einde besteld hadde, ik nam nevens onzes van de Heeren afscheid en stapte uit de wagen; hoeveel het boelgoed opgebragt heeft weet ik nog niet, maar alle voorwerpen van mobilien zijn duur verkogt, zegt man; De heer Andræ zoude
Blz. 37
de memorie van aangave gereed maken, welke binnen 3 maanden na het overlijden moet ingeleverd zijn, om de successie te voldoen, welke thans zuiver opgemaakt kan worden, dewijl de voor en nadeelen door de verkooping der huizinge en het boelgoed bekend zijn; tegen vrijdag aanstaande zoude de memorie klaar zijn om door mij geteekend alzoo ingezonden te konnen worden.
Den 21 Maart heden en gisteren ook gedurende den nacht afwisselende hagel en sneeuwbuijen vergezeld van harde windvlagen, zoodat de invallende lente zeer wreed en onstuimig is.
De boter houd prijs 40 tot 42, gisteren was de markt iets slapper. De kaas was bij partij voor 27 Gulden verkogt, dus is mijn zoon in het verkoopen te vroeg geweest, heeft evenwel het grootste gedeelte bestaande in kruid en nagelkaas onverkogt, en wil nog niet verkoopen.
Ik heb gisteren de memorie van aangave bij den Heer Andræ geteekend, om heden ingezonden te worden.
Na volbragte commissie is mijn zwager en zijn adjunct benevens Dos Kok, Dos de Haan en Dos van Velzen en Rozendaal een gewezen joodsche Rabbin in Polen, welke zich bij de afgescheidene heeft gevoegd om tot Predikant opgeleid te worden, den 12 l.l. weder te rug in Friesland gekomen, en een ieder naar het zijne.
Blz. 38
Dos v. Velzen, Rozendaal en Kok (Cock) naar Groningen alwaar deze laatste predikant is.
De meeste afgevaardigden ter dezer vergadering en vooral de Gemeente van Amsterdam welke dezer vergadering, die in het openbaar in de Kerk der afgescheidenen aldaar, gehouden wierd, bijwoonden en de zuivere Gerevormeerde leer, ingevolge de Dordsche Synode van 1618 en 1619 vastgesteld, toegedaan, verklaarden zich eenparig voor Dos v. Velzen, en verwierpen de beschuldiging van DosScholte, waardoor deze met zeer verre de minderheid ter dezer zake in het ongelijk gesteld wierden.
De pogingen om Scholte met hen te vereenigen is vruchteloos afgeloopen, dewijl Scholte en eenige weinigen waaronder Dos Duin, schoon dezelve niet toegelaten wierd om te stemmen dewijl hij geen volmacht hadde, en drie door Scholte gepromoveerde predikanten welke ook afgewezen wierden, dewijle zij niet wettig volgens de regelen der afgescheidene kerk aangesteld waren, zich alle verbintenissen aangaande de vastgestelde regelen der zuivere gerevormeerde leer, onttrokken, en met verwerping daarvan, zich volgens hun sijsthema zonder eenige menschelijke verordeningen, alleen aan het Eangelium naar Gods woord, verbonden achten, te prediken, te handelen en te wandelen, en dientengevolge zich zonder eenige toetreding deze vergadering verlieten, waardoor de vereeniging, tot veler droefheid vruchteloos afgeloopen is.
Blz. 39
Den 23 Maart buijig N.W. wind, door de sneeuwbuijen van gisteren, zijn de paden en wegen morsig door het dooiweder, het was anders zeer goed te gaan.
De boerderijen in dezen omtrek en onder Wirdumer behoor zijn in eenen gunstigen toestand dog de een min en de anderen meer, dog over het algemeen klaagt men: dat het hooi niet te ruim is, vooral daardoor wijl een ieder zooveel beesten opzet, als hij maar behoorlijk stallen kan, waartoe nog vaak gelegenheid in de schuren gemaakt wordt, zoo is het met ons ook wij hebben 3 in de schuur, in alles hebben wij 41 hoornbeesten op, twee paarden 20 schapen waaronder 10 voole, waarvan het grootste gedeelte rede gelammerd hebben, ons hooi is ook niet te ruim. Wij schieten in het opgevoederde na mijne rekening, te kort, want ik houd altoos naauwkeurige aanteekening in den onleegtijd hoeveel weiden hooi wij in ieder golle brengen, wij zijn thans met de laatste golle bezig, en waarin wij 90 weiden gebragt hebben, met de eerste klibbe schieten wij al tekort, maar ik hoop dat de midden wat dreger zal zijn omdat doorgaans bij het val en in dien omtrek bij het opsteeken van het hooi, veel beweging is, om het van daar over de gehele golle te brengen.
Blz. 40
Een algemeen ongesteldheid heerscht in den koemelkersstand alhier, waardoor bijkans niemand dog de een min in de anderen meer bevrijd is van kalfverleggen, ook het eene jaar meer en het ander minder. De oorzaak daarvan is zeker hoewel aan onmerkbaar ongesteldheid toe te schrijven, dog de wezentlijke oorzaak dezer ongesteldheid is onbekend, althans heb ik nimmer gehoord dat iemand daarvan gegronde reden wist bij te brengen. Wij hebben thans 6 verleden jaar ook zooveel en tot voor vorige jaar nog meer.
Dit geeft doorgaans een schadelijk deficit in het gemaak; want schoon sommige goed melk geven evenaart nogtans niet, wanneer zij tijdig afkalven, veel blijven zij in het eerste geval met het ongans staan, waardoor zij veel lijden als dat zoo rottende zich ontlast en veel stank veroorzaakt als het langer dan de 9de dag duurt.
Onze zeug komt 6 weken voor met te biggen, er zijn vele gelde zeugen behalven een boer onze naaste buurman welke een dragtige zeug heeft gekogt, zijn er geen voole zeugen in den gehele omtrek onzer buren op Barrahuis. Elders komen kleine toomen, waardoor men vermoed dat de biggen wel duur zullen zijn; men schrijft dit ongemak aan de zoo algemeen geheerscht hebbende tong en kleizeerziekte waaraan zeer vele varkens gelaboreert hebben, vooral aan het kleizeer. Behalven onze zeug, hadden wij nog een geld varken, hetwelk wij daarom in den verleden herfst niet konden verkoopen, en die loopt nog bij de zeug in het land.
Blz. 41
Den 26 Maart, in den volsten zin winter, eergister viel er veel sneeuw, waardoor het aardrijk niet alleen geheel overdekt ware maar door den sterken wind, stoof de sneeuw dat men tegen den wind uit de oogen naauwelijks konde zien, met een woord: het was compleet een midden winterschen dag. De sneeuw is gisteren wel gesmolten van de daken der huizen en oppervlakte van den grond, maar de greppels zitten nog vol en de kanten der sloten. Hedennacht heeft het sterk gevroren, thans koud, Noordenwind en gebroken lucht, waardoor afwisselende zonneschijn.
De zaaitijd genaakt, ik hadde mij zaaiboonen en orten aangeschaft, met voornemen om in deze week te planten; maar het lijkt niet naar.
Eendeneijeren zijn er elders al gelegd, maar door de gedurige vorst, hebben onze eenden nog niet gelegd, waardoor het zich laat aanzien dat de eendeneijeren door de schaarste wel duur zullen zijn.
De kievieten draaijen nu en dan wel over de wieken; maar zoeken meestal hun verblijf aan de lijkant, van huizen en hornlegers. Evenwel zegt men dat er een kievietsei gevonden is maar men weet niet waar?
Blz. 42
Een broeder van onzen knegt, zijnde soldaat in guarnisoen te Leeuwarden, kwam hier eergisteravond, om afscheid te nemen van zijn broeder, dewijl 40 man bij het lot, hetwelk hem ook ten deele gevallen ware, om ‘s anderen morgens vroeg te vertrekken naar Utrecht, om aldaar ingedeeld te worden; naar deszelfs zeggen, moesten er nog meer vertrekken schoon er maar pas 5 a 600 man aldaar in guarnisoen zijn. Van de Jagers hoort men niet meer spreken; men verlangde om de verscheidenheid dit wapen alhier in de stad wel geplaatst te zien. Er is wegens de vermindering der krijgslieden en dus in het ministerij van Oorlog veel beweging onder het krijgsvolk ten aanzien van de ontbinding en inlijving onder allerlei wapenen; evenwel wordt geen ontslag van den dienst verleend; maar men laat het volk met groot verlof gaan.
Desniettegenstaande zijn de remplaicenten nogal tamelijk duur, die zich van een goeden wil voorzien, moet 3 a 400 Gulden besteden, er zijn in den omtrek en alhier verscheidene aangelotten, een onder anderen te Wirdum, welke voor zijn zoon die aangelot is een remplaicent gekogt heeft voor 375 Gulden.
Blz. 43
Den 31 Maart, sedert de vorige goed weder ten gevolge daarvan begint men te planten en te zaaijen.
Gisteren was ik op de begravenis van Andries Sijbrens Andringa, welke aan eene voordogter van mijne eerste vrouw getrouwd is, welke een zoon van ongeveer 16 jaar zeer spoedig en onverwacht verloren heeft. Deze jongeling leerde het timmeren waarin hij goede voordering maakte, op den 26 was hij gedurende den dag bij een boer op de Him op de schuur, het was toen zeer koud, de avondkost had hij aan bij zijne ouders genooten en hadde zeer wel en smakelijk gegeten, den avonds hadde hij om half 8 bij den smid geweest, om zijn naam op zijn gereedschap te slaan, waarop hij zeer juist was, omdat zijne moeder ‘s nachts bij een zieke vrouw was, sliep hij bij zijn vader schoon hij ‘s avonds over gene ongesteldheid geklaagd hadde, evenwel gaf hij een inwendige beving te kennen, men schreef dit aan koude toe dien dag geleden, ‘s nachts hadde hij een of twee maal in den waterpot, welke hij zelf kreeg gewatert, ‘s morgens zeide hij tegen zijn vader bij deszelfs opstaan, dat hij niet best geslapen hadde, deze oordeelden dat hij moeste blijven liggen, om zich uit te rusten en men zoude den baas zeggen, dat hij daarom het morgenschaft moeste verzuimen, men sloot toen de gordijnen; zonder erg verder
Blz. 44
naar hem om te zien ging de vader en overig huisgezin aan hun werk, ‘s morgens half 8 hadde men hem snorken gehoord en dagten dat hij wel sliep; een uur of anderhalf daarna, vermeende de vader dat het tijd was om op te staan, ging naar het bed om te wekken, en ziet hij was overleden de verbazing en verschrikkelijke ontsteltenis van den vader en moeder, welke ogenblikkelijk te huis kwam, is zoo niet te beschrijven. De chirurgijn wierd ogenblikkelijk gehaald. maar deszelfs aderlaten en wijdere behandeling bragt hem niet weder in het leven te rug, hij was dood.
De buren en mijne kinderen en betrekkingen in de buren wierden gehaald. of kwamen toeloopen, want zij woonden agter het kerkhof op een plaatske het huis liep vol uit en in. Een ieder was met de ouders over zulk een haastig en onverwacht sterfgeval ontroerd, en verwekte bij oud en jong veel indruk.
Domeni en Juffrouw hadden bij de begravenis den voorgang, welke te twee uur ‘s nademiddags plaats hadde, naar aanleiding en dit onverwacht sterfgeval, wierd er aan het sterfhuis stichtelijk gesproken, tot aandenken van dood en eeuwigheid, door den predikant gedurende een ieder opgewekt en aangespoord, vooral om wel en zalig te sterven! de ouders waren zeer gelaten.
Blz. 45
Om de bijzonderheid en betrekking hebben wij dit sterfgeval omstandig beschreven en dit leert ons tot een tweede haastig en onverwacht sterfgeval niet alleen een huisgezin maar geheel Friesland betreffen.
Het was op zondag den 29 l.l. dat onzen Gouverneur Baron van Zuylen van Nyeveld zich ‘s morgens zoude gereed maken om naar de kerk te gaan, maar een plotselijke ongesteldheid overviel hem, en na eenige uren was hij ‘s voordemiddags rede een lijk!
Mogelijk dat wij bij nadere berigten op dit sterfgeval weder te rug komen.
Ons Meiske welke in de Schrans op het naaijen gaat is een paar nachten te huis geweest, mijn zoon brengt haar thans met de wagen weder naar de Schrans.
Schoon vrijgelot moeten de lotelingen volgens aanschrijven zich hedenmiddag 12 uur voor de militieraad vertoonen, waarnaar mijn zoon zich met anderen op tijd derwaards zal begeven.
Mijn dogter IJtje is sinds een geruimen tijd weder onder de handen van onzen chirurgijn, wij hoopen met het aangename lenteweder indien het saisoen gunstig mag zijn, nu wij den scherpe Maart agter den rug hebben, dat zij zal opfleuren.
Blz. 46
Den 4 April sedert de vorige goed weder, hedennacht vorst. Van het overlijden van den Gouverneur werd in de Leeuwarder Courant deze kennis gegeven.
“Leeuwarden den 29 maart. Hedenmiddag overleed alhier in den oudendom van 63 jaren de Hoog Wel Geboren Heer Jan Adriaan Baron van Zuijlen van Nyeveld Commandeur der orden van den Nederlandschen Leeuw Staatsraad in buitengewone dienst Gouverneur van de provincie Friesland President Curator van ‘s Rijks Athenaeum te Franeker enz. enz.
Ruim veertien jaren mogt deze Provincie het voorregt genieten een zoo hoogst achtbaar hoofd te bezitten wiens krachtvol beheer en wijs bestuur zich in zoovele belangrijke verbeteringen in gewestelijke aangelegenheden heeft gekenmerkt. – Ieder welgezinde Vries betreurt thans het treffend verlies van hunnen waardigen Bestuurder; en huldigt met weemoed den diepen rouw in welken gade en kroost zijn gedompeld.
Zoowel in de uitoefening zijner gewichtige ambtsbetrekkingen, als in zijn Christelijk en burgerlijk leven, was hij een voorbeeld voor alle rangen en standen, waarvoor algemeene achting en eerbied bij de ingezetenen van dit gewest zijn deel was.
Met buitengewone begaafdheden toegerust, ondersteund door diepe menschenkennis en een vast karakter, vereenigde hij met welberadenheid en onvermoeiden ijver ware liefde voor den Koning en het Vaderland, zoodat de uitkomsten in gevolgen zijner handelingen, meestal een weldadigen invloed hebben uitgeoefend. – Doordien nu zijne belangrijken werkkring is geeindigd, zullen zoovele betrekkingen, inrigtingen en bijzondere personen zijnen wijzen en veelvermogenden raad, leiding en belangstelling ontberen, maar Frieslands bewoners zullen ook steeds met dankbaarheid indachtig blijven aan den uit muntenden beschermer hunner regten en opregten voorstander hunner belangen.”
Blz. 47
Gisteren den 3 April ‘s morgens 7 uur is het lijk van den Gouverneur zonder eenigen staatsje naar het nieuw kerkhof te Leeuwarden, afwaar een grafkelder in gereedheid zal gebragt worden om daarin bijgezet te worden, alleen gevolgd door de naaste bloedverwanten, de Burgermeester en een paar der aanzienlijkste Heeren in 4 koetsen.
Den 8 April heden N. wind betrokken lucht en zeer koud, dog sedert de vorige schoon weder en vooral gisteren.
Hier en elders loopt er al jongvee in het land; de boter is steeds op dezelfde hoogte 38 a 39 Gulden, de oude kaas stijgt in prijs er is voor 28 Gulden verkogt, mijn zoon levert heden nagelkaas 300 stuks voor 30 Gulden. Wij hebben bij de 20 melkekoeijen, onze zeug heeft 13 biggen, en bij 6 a 7 vole schapen 13 a 14 lammen.
Mijne bijen zijn in een zeer goeden toestand zoodat het zich laat aanzien: dat ik 3 korven zal doorkrijgen, ik ondersteunze met eenig honing, gisteren bij het mooije weder waren zij buitengewoon levendig; de willigen beginnen zich te ontluiken, en zal hen spoedig voedsel verschaffen.
Ten gevolge van het mooije weder, heb ik steeds druk bezig geweest met zaaijen: alle koorn, boonen en orten op de slatwal bij de Sneeker vaart, in onzen tuin grauwe orten, peterselij radijsen, salaad, uijen enz. en dit alles 5 weeken voor Mei.
Blz. 48
Mijn zoon de domeni van Achlum is hier op den 2 en 3den een nacht geweest, en den 3 op den voormiddag weder vertrokken met mij naar de stad, om een boodschap bij Domeni Dijkstra rustend predikant van Arum te verrichten, het was marktdag.
In het begin dezer maand hebben wij eerste eendeneijeren gekregen, het is zeer laat, om de gure maart veroorzaakt. Zij zijn in de leg zeer toegenomen, gisteren kregen wij 18 stuks
Den 12 April, sedert de vorige allerschoonst weder heden wij vergadering van het Friesch genoodschap te Leeuwarden.
Men schreef in de courant aangaande de begrafenis van den Gouverneur
“Leeuwarden den 9 April. De morgen van vrijdag l.l. was bepaald tot de teraardebestelling van het lijk van den overledenen en in dit gewest zoo algemeen betreurden Gouverneur Baron van Zuijlen van Nyevelt.
De begrafenis was plegtig, eenvoudig en indrukwekkend; ten zeven ure werd de kist in de lijkkoets geplaatst, gevolgd door een viertal koetsen, waarin zich de betrekkingen van den overledene, benevens de leden van het Collegie van heeren Gedeputeerde Staten, Griffier der Staten, en den waarnemenden Burgermeester dezer stad zich bevonden. Deze aandoenlijke optogt werd begeleid en gevolgd door een ontelbare menigte ingezetenen van alle standen, bij wien belangstelling en treurige deelneming zigtbaar waren. Op de nieuwe begraafplaats bij het graf genaderd zijnde, sprak de heer Mr. J. Schik, Griffier van de Staten, eene korte maar treffende rede uit. Bij welke zijn Ed. Gestr. tevens kenbaar maakte dat op bepaaldelijk en hoogstvereerend aanzoek van de regering dezer stad het stoffelijk overblijfsel van den waardigen overledene, daar ter plaatse zoude verblijven, tot tijd en wijle het Bestuur dezer stad, uitvoering zoude hebben gegeven aan het genomen besluit, tot het doen vervaardigen van eene afzonderlijke grafstede op dezelfde begraafplaats.
Z.M. de Koning heeft heer van Burmania baron Rengers lid van het Collegie van Gedeputeerde Staten van Friesland, ten gevolge van het overlijden van den heer Baron van Zuijlen van Nyeveld met de tijdelijke waarneming der functie van Gouverneur dezer provincie belast.”
Blz. 49
Den 16 April, sedert de vorige nog altoos even droog O.W.
Ik was tegenwoordig in de vergadering van ons Genootschap, ongeveer 20 leden waren tegenwoordig onder voorzitting van mijn Heer Evers. De secretaris deed verslag van belangrijke boekgeschenken aan ons genootschap geschonken, ook wegens het ontvangen van oude penningen, bij het afgraven van het Bolwerk nevens het Blokhuis gevonden, alsmede van oude penningen door den Heer Dekert, het genootschap aangeboden, overigens viel er niets bijzonders voor, behalven dat eenige Heeren op verzoek bij algemeene stemmen tot leden van dit genootschap werden aangenomen, eindelijk hield de Heer Dirks Advocaat te Leeuwarden eene voorlezing over de Kruisvaarten naar het heilige land in de 10 en 11de eeuw. Niemand eenige bijzonderheden hebbende voor te dragen, wierd de vergadering gescheiden.
Gisteren hadden wij vergadering van kerkvoogden, om te beschikken over een verstopte riool op de buren, ten laste der kerke; om in gebrekkige zitstoelen in de kerk te voorzien; om in de reparatie van het muurwerk der toren, de noodige orders te stellen, en eindelijk om een missive van het College van Toezigt te beantwoorden rakende het alterum tantum wegens de toelage uit de Kerkebeurs, jaarlijks aan onzen predikant Harders, sedert zijne bediening alhier uitgekeert, welk antwoord staande deze vergadering opgesteld, geteekend en verzonden is.
Blz. 50
Den 23 April, nog even droog, evenwel heeft het elders den 20 in den omtrek van Sneek nogal wat geregent.
De boonen en garst welke ik op den slatwal van de Sneeker vaart zaaide, zijn al boven den grond, ook de graauwe orten radijs enz. welke ik in den tuin zaaide, zijn ook al boven. Het plantsoen ontwikkelt zich, de vruchtboomen beloven uitmuntend; indien het voortaan goed weert, met een milden regen eerlang mogen begunstig worden, dan belooft het een gunstig voorjaar.
De boter blijft duur op dezelfde hoogte, de oude kaas is wat beter in prijs; mijn zoon heeft het laatste partij verkogt, de geele 26 de kruid 28 en de nagelkaas voor 30 Gulden.
Door de langdurige droogte, begint het drinkwater zeer schaars te worden, mijne kinders in de buren, welke in ons huis woonen, en van een uitmuntende bak voorzien zijn, hebben ongeveer 100 emmers verkogt, men zegt dat de emmer in de stad tien en te Amsterdam 30 Cents wordt verkogt.
Den 2 Mei, nog even droog, zonder eenige verandering sedert de vorige.
Het melkvee is boven maten duur mijn zwager op Hallumermieden heeft er 5 verkogt voor 132 Gld. het stuk. Ik verkogte gisteravond een geld rier en een mager kalfverleggers twinter rier voor 150 Gld.
Hier op de weiwiske onder Wirdumer behoor, was
Blz. 51
voor een paar dagen boelgoed, waarin het melkvee verkogt is vanaf de 105 tot de 140 Guld. ‘t stuk de opcenten bovendien.
Het was in den loop dezer week paardemarkt te Leeuwarden er waren vele paarden, maar van de prijs heb ik niet gehoord, schoon ik des morgens om een noodzakelijk boodschap in de stad ware, ging ik om half 10 weder van daar, dewijl ik geen verstand van paarden heb, en uit dien hoofde, ook aan dat loopen, draven en munsteren geen lust hebbe, verwijderde ik mij zoodra mogelijk.
Wij hebben een sloot laten slatten, welke diep was, en rede de slataarde over het land gebragt en fijngemaakt, het welk door de sterke droogte tot harde kluten geworden is, en dus geschikt wanneer het begint te regenen broos en tot vruchtbaarheid geschikt wordt.
Een uitmuntend kalfrier, begon van het eerste oogenblik af aan, toen wij het verleden herfst op stal zetteden in het vleesch te verliezen, het bragt echter een schoon koekalf wordende voorgezet, maar het beest is sedert nog meer agteruit gegaan, eindelijk konde het niet meer staan, en toen hebben wij het op een barte in het land gebragt, alwaar het nog ligt, het schijnt gezond te wezen, dog de beenen en vooral de agterste zwellen en rotten, ten gevolge daarvan heb ik het gisteren voor 8 Gulden aan Joodsche slagters verkogt. Overigens hebben wij onder ons beslag veel last aan dikke beenen, misschien een gevolg van de kleiziekte.
Blz. 52
Den 8 Mei, sedert eergisteren is het begonnen te regenen, zeer zacht en zoel dog hedenmorgen tot en over den middag, heeft het zonder afwisseling met een zachte stilte zeer sterk geregend, waardoor de regenbakken thans wel voorzien zijn.
De blijdschap onder het menschdom over dezen invallenden regen in de steden en ten platten lande is zeer algemeen, na zulk een langdurige en sterke droogte, waarvan misschien maar weinige voorbeelden zijn, uit mijne aanteekeningen zal konnen gezien worden, hoe lang dezelve geduurd heeft?
Het vee en vooral het melkvee is buitengewoon duur, niet zoo zeer schrevenze heden in Courant als een gevolge van de veesterfte, maar vooral omdat de Noordhollandsche kaas zoo duur was en op vele markten in onderscheidene landen zoo zeer getrokken wierd.
Den 9 Mei, zeer schoon en groeizaam weder, ten gevolge daarvan hebben wij, onze buren en allen in den omtrek ons vee in het land gebragt, hetwelk thans door het groeizame weder overvloed van gras heeft, alleen hebben wij een paar pas gekalfd en een paar vette koeijen op stal gehouden.
Het boomgewas en vooral de vruchtboomen ontwikkeld zich buitengewoon.
Blz. 53
Den 12 Mei, regenachtig gisteren was het koud en guur, ten gevolge van den donder welke eergisteren ‘s avonds, na een zeer zoelen dag, ontstond, dog niet hevig.
Onze jongbeesten zijn te Wijtgaard in het aangekogte land, in plaats van naar de pollen, welke onlangs duur verhuurd zijn, het schar voor ruim 33 Guld.
Schoon mij de aankoop van de […] over hoog en laag in 12 pondem. land 1800 Gld. met de onkosten, dat is vijfde half honderd Guld. per pondemate kost, is het alzoo profijtelijker een matige intrest gerekend alhier dan op de pollen te weiden.
Heden maakten wij onzen eersten kaas, sommigen zijn al begonnen toen de beesten op stal stonden zoo is er al opvolgende op de markten te Leeuwarden en Sneek geweest.
Den 15 Mei, afwisselende regenbuijen, uitmuntend groeizaam weder, heden marktdag, er was nog veel vee, de melke bovenmaten duur, het weidevee loopt niet te hard in prijs na evenredigheid van het melkvee, dewijl er veel gelde rieren of andere vare beesten zijn. De boter was heden 38 Gulden in een partij nieuw kaase 24½ Gulden. Het melken is dus hoofdzaak; het staat met ons matig wegens de kalfverleggens, ook hebben wij een rier verloren.
Blz. 54
Den 21 Mei, sedert de vorige en vooral in de laatste dagen en inzonderheid den verleden nacht en heden alleronstuimigst, ons volk was hedenmorgen onder het melken doornat, door den regen en sterke hagelbuijen vergezeld van harden en noordwesten wind; het vee lijdt daardoor ongemeen, met deze buijen is donder soms vergezeld.
Mijne jongetjes onlangs aan het schakelvisschen zijnde, wierden door een paar lieden aangerand waarvan de een zich een opziender van de jagt noemde, en vorderden de Akte om te mogen visschen, welke zij zeiden niet bij zich te hebben, zij wierden daarop bedreigd met boete en anders, de jongens verschrikt, scheiden dadelijk uit, ik was over deze ontmoeting, zeer verstoord, dewijl ik altoos van een Akte voorzien ben, maar niet nodig acht dezelve bij ons te hebben, dewijl wij niet in de verte, maar altoos in de nabijheid visschen daar een ieder mij ken.
Toen ter tijd was bepaald ook met de seine te visschen, waarvan ook benevens eenige van de aanzienlijkste alhier deelgenooten zijn, ik hadde voorgenomen op dien tijd niet tegenwoordig te zijn. Men was met het vischtuig rede op reis, toen diezelfde lieden de visschers inhaalden, en naar de Akte vroegen, niet gewoon om dezelve bij ons te hebben, liep men dien van huis te halen, de opziender was intusschen verdweenen.
Blz. 55
Eenen dag of 3 verleden, kwam diezelfde opziener mij een zoogenaamde Insinuatie dog ongeteekend ter hand te stellen, waarbij ik mij heden bij den Adjunkt Houtvester Mr. Nauta gelast wierd te vervoegen, om wegens de overtreding der wet met zijn Ed. te handelen. Rinsma directeur van de seine hadde insgelijks een dergelijks Insinuatie dog geteekend ontvangen.
Niet voornemens zijnde ter dezer zake naar Giekerk te reizen, schreef ik een brief met vermelding van al het gebeurde, en omdat ik naar Wirdum moeste nam ik dien brief met, of ik dien ook konde bestellen.
Mijn Heer Witteveen verzogt mij benevens de andere participanten van de seine, bij hem een pijp te rooken, ten einde met elkanderen te spreeken hoe in deze zaak te handelen? algemeen was men oordeel om gehoor aan de Insinuatie te geven, waarbij Rinsma en Beekhuis, verzogt wierden om derwaarts te reizen en verslag te doen; deze lieten zich dit welgevallen, en reizen heden derwaarts met de chais met wien ik den brief aan den houtvester medegaf, hoe het met hen ter dezer zaak en ook met mij zal schikken? zal ik misschien naderhand melden.
Gisteren hadden wij kerkvoogden comparitie waarbij Leerling van Stiens tegenwoordig was, op ons verzoek om met hem te ramen, hoe men best de zuidwesthoek van de tooren, zijnde aldaar een schuur van een halve steen van boven tot beneden, zoude herstellen? en is besloten deze Leerling een bestek zoude schrijven en daarop bij beslotene briefjes deze reparatie besteden.
Blz. 56
Den 29 Mei, het weder is afwisselende harden wind regen droogte zonneschijn, en dezer wijs veranderlijk.
In het begin dezer week heb ik mijne familie te Wanswerd een paar nachten bezogt. Onze zuster Trijntje aldaar wordt van tijd tot tijd gebrekkelijker, zij verkiest met der alles, alleen op zich zelven te woonen.
Mijn broeder hadde het thans, behalven de gewoone drukte met de Rijks ontvangsten, beschrijving op het personeel, belaste men hem ook, dewijl hij ouderling en kerkvoogd is, met het stemmen van eenen predikant aldaar, waarvan den 2 Junij de stemming wezen zal. Hij hadde een menigte procuraties, van de buitenwoonende stemgeregtigden om hunne stemmen uit te brengen, overigens belasten de ingezetenen hem met hunne stembilletten te schrijven, en alles in order te brengen, wat tot de werkzaamheden der stemming behoorde; algemeen was de Gemeente, ja geheel eenparig om Viëtor een kandidaat een zwager van ons Domeni en ook alhier woonachtig tot predikant te stemmen. Fokkema een raadsheer te Leeuwarden floreenpligtige te Wanswerd, hadde een ander voorwerp, om die tot predikant aldaar te beroepen, en tot dat einde ook een aantal stemmen ten zijnen behoeve gewonnen, maar die der gemeente was totnogtoe een aanzienlijke meerderheid.- Hoe deze stemming nu afloopen zal moet de tijd leeren.
Gisteren Hemelvaartsdag is alhier het gebruik dat de kerkvoogden de zitplaatsen in de kerk verhuren voor 2 jaren, waarvan de betaling t’elken jare expireert of verschijnt tot die som waarvoor dezelve verhuurt zijn. Ingevolge daarvan is de verhuring gister geschied; waarvan de verhuring een som van ruim 130 Gulden die der voorgaande jaren overtrof.
Blz. 57
Den 2 Junij, allerschoonst zonneschijn weder, sedert de vorige.
Ontvanger Wittveen is voor een onbepaalden tijd gistermorgen op reis gegaan, misschien om zijne familie te bezoeken en om plaisier, gedurende de afwezigheid van denzelven is mijn zoon van de administratie gematigd om het kantoor van de Rijks ontvangsten alhier waar te nemen.
Gisteren vischten wij met de seine, maar vingen om zoo te zeggen niets, zoo weinig althans dat een ieder zich met een weinig braadvissen moeste tevreden stellen, nimmer hebben wij een geringer vangst opgedaan; trouwens wij moeten ook een ruim portie vangen, als een ieder onzer, een goed zood zal ontvangen; want er zijn 8 deelnemers als ik, Palsma, Witteveen, Chr. Beekhuis, Dos. Harders, Mr. De Haan, Smeding landbouwer en Rinsma Mr. bakker en directeur. De vaarten begroeijen thans met ruigte, en de nieuwe geslatte vaarten schijnen van weinig visch voorzien te zijn, trouwens het water is ook te hoog waardoor de visch zich schijnt in de sloten te verbergen. Dezelve waren in het voorjaar, vooral met snoek voorzien, die de jongens en anderen alhier in den omtrek een menigte met de struip vingen vaak 3, 4 a 5 min en meer zwaar.
Onze kinders vingen altoos meer met de schakels, sedert de ontmoeting met de opziener van de jagt hebben zij eenmaal gevischt; ter dezer zaak, zooals bevorens melde, ben ik verleden week op verzoek bij den Houtvester geweest, deze dagte aan deze zaak niets te doen, zoodat de opziener, omtrent deze zaak de neus gestoten heeft.
Blz. 58
Domeni en zijn toekomende zwager Viëtor een kandidaat komen hier vanavond, om bescheid, hoe de stemming heden te Wanswerd afgeloopen is, ik heb mijn broeder verzogt mij met een briefje tot aan de stad te berigten met het laatste schip, waarvan ik het zal laten afhalen.
Zondagavond den laatsten der vorige maand, was ik, benevens Domeni en Jufrouw en Viëtor ‘s nademiddags verzogt bij S. Wijngaarden, alwaar wij ook aangenaam den avond met elkanderen doorbragten.
Het is thans nademiddag en door de warmte is de lucht broeijig, het dondert in de verte ook.
Den 4 Junij, sedert de vorige onstuimig en koud, ten gevolge van het onweder.
Des avonds zooals bevorens melde kreeg ik berigt van mijn broeder, dat de stemming ten voordeele van den kandidaat Viëtor onder ernstige en langwijlige discussien uitgebragt was. Mijn broeder stond aan het hoofd der gemeente welke vereenigd was de raadsheer Fokkema, stond aan het hooft der partij welke voor Domeni Zimmerman predikant te Engwierum stemden, ‘s avonds half 6 was de vergadering gescheiden.
Voorlopig heeft mijn broeder aan Domeni Harders geschreven: dat de beroepbrief morgen door de meesters van Wanswerd en Jislum zal bezorgd worden, de nadere bijzonderheden zal ik misschien naderhand melden.
Heden verwagten wij, de zoons van onzen zwager op Hallumermieden, hunne zuster Lysbeth woont bij ons.
Blz. 59
Den 10 Junij, sedert de vorige allerschoonst weder heldere lucht en groeizaam.
Ten gevolge van het groeizaam weder beginnen de boeren in den omtrek al te maaijen. Wij verlangen zeer naar onze maaijers, om ook te beginnen. Ik heb 14 dagen geleden een brief daarnatoe geschreven maar schijnt niet overgekomen te zijn.
De vruchtboomen welke zoo uitmuntend loofden zal niet aan de verwachting beantwoorden, wijl dezelve zoo buitengewoon geleden door het opvolgende dog afwisselende harde en koude weder en daarmede vergezeld gaande noordwestenwinden.
Onlangs hadden wij in de kourant, dat het graven van een kanaal ter droogmaking van de Haarlemermeer in 4 perchelen besteed en aangenomen was tezamen over de viermaal honderdduizend Gulden; men is rede daarmede bezig te graven.
Ik schrijf op heden een advertentie in de Leeuwarder Kourant te plaatsen, een besteding bij gesloten briefjes ter herstelling van het muurwerk aan de toren te Wirdum, welke zuidwesthoek van boven tot beneden ter dikte van een halve steen gescheurd is; Leering Mr. timmerman te Stiens, heeft daarvan een bestek gemaakt, en zal ter lezing liggen in de herberg te Wirdum bij de Wed. B. van der Kooi.
Blz. 60
Den 16 Junij, heden alleronstuimigst van regen en wind, dog sedert de vorige allerschoonst weder; een ieder der boeren in den omtrek hebben al een aanzienlijk deel gemaaid, en de eersten begonnen al gereed te worden te zweelen, zooals hier en daar heeft plaats gehad, maar door het invallende onstuimige weder, is het zweelen agteruitgezet.
Wij schreven op den 10 dat wij zeer naar onze maaijers verlangden, zooals zij dan ook op dienzelfden nadenmiddag kwamen, en den 11 begonnen te maaijen, dog een nieuweling welke onze maaijer in plaats van zijn makker medegenomen hadde, dewijl de oude te huis gebleven ware, dezen dag gemaaijd hebbende, kon het niet uitstaan en vertrok, en dewijl het juist ‘s anderendaags marktdag was, en eene menigte maaijers aan de markt waren, trof ik eenen zeer goeden maaijer, een kennis van onzen maaijer, aan, deze kwam en maaijen thans tezamen, tot aan gistermorgen, toen onze oude maaijer in een geweldige koorts op het hooi lag en dezen dag niet in staat was te maaijen, dog thans is hij weder fris en is hedenmorgen met andere weder begonnen te maaijen.
Gisteren waren wij IJtje en ik, met het gewoon gezelschap, vermeerdert met Meile en zijn vrouwe bij onze dogter en zwager in de buren te gasten.
Blz. 61
Den 22 Junij onstuimig, heden morgeneenigen regen, ter gevolge daarvan gaat de onleegtijd traag voorwaarts. Eenige boeren zweelen wel maar het hooi is niet rijp. Wij hebben nog niets gedaan. Heden was het oogmerk te keeren, maar om den regen hebben wij dit nog uitgesteld.
Dezer dagen is op Jousma State onder Wirdum in het familiegraf bijgezet de Fruële Eijsinga van welkers overlijden in de Courant geadverteert was, dezer wijs.
Leeuwarden den 5 Junij 1840. Heden overleed alhier de Hoog Welgeboren Fruële Cecilia Catharina van Eijsinga in den ouderdom van bijkans 57 jaren.
Bevorens den 20 Junij, heeft een der korven voor het eerst gezwermd; wij verlangen naar de andere, maar gedurende het slechte weder, is er geen fleur onder deze diertjes.
Den 25 Junij sedert de vorige altoos onstuimig koud en schor, vergezeld van donder en weerlicht maar altoos in de verte.
Wij hebben nog niets gedaan aan het hooi behalven 14 pondem. gekeerd. Twee onleegtijders hebben wij rede, de beide andere zijn wel aangezegd, maar nog niet opgekomen, denkelijk om het onstuimige weder; het is heden 14 dagen dat wij begonnen zijn te maaijen. Onze buren zweelen en hooijen dagelijks, maar omdat wij later begonnen, en met onze maaijers in het eerst niet regt op de gang wilde, door ziekte, en anders en bovendien veel meer
Blz. 62
en zwaarder hooi hebben, dan onze buren, konnen wij zoo niet voortwerken; schoon onstuimig is het wel regenachtig, maar brengt niet veel water bij, en omdat het steeds koud herftsweder is lijdt het hooi ook niet.
Eergistermorgen verkogte ik de wol voor 24 St. het Nederlandsche lb., zooals de meesten onder Wirdum aan den kommissiekooper Klaas Zwart kastelein te Wijtgaard op dien stond verkogt hadden.
Er bestond namelijk een bezondere reden, dat de wol onverkogt bleef, de kooplieden, wilden maar een groote gulden bieden, tot 23 St. eindelijk en hier bleef men op staan, de boeren wilden daarvoor niet verkoopen, vermits verleden jaar voor 28, 29 en 30 Stuivers verkogt wierd, dus bleef de wol onverkogt; maar opeens verhoogde Felts voornaam wolkoopman op het Vliet een St. per pond, dus 24 St. en zond met dezen prijs zijnen bovengemeld kommissiekoopman bij de boeren rond, en omdat het laat in den tijd was, scheenen alle boeren op dit bod geresolveerd te zijn om te verkoopen, althans zoo was het met mij. Gistermorgen leverden wij de wol, en al de anderen, een zeer groote menigte, te Leeuwarden bij de kasern, van waar dezelve met een schip naar het Vliet getransporteerd wierd; en omdat ik mede in de eerste aankomst ware, wierd ik al tamelijk spoedig gered, althans was ik om 12 uur al te huis.
Blz. 63
Eergister kwamen hier van het Bild Lijkle met zijne vrouw, onlangs of althans in het voorjaar getrouwd ‘s middags ons bezoeken, en reden ‘s avonds met de verdekte wagen, met 2 paarden bespannen weder naar huis; dit was het eerst: dat Lijkle nadat hij getrouwd was ons met zijne vrouw bezogte; toen hij bij ons woonde, hielden wij zeer veel van hem; hij heeft een goede vrouw getrouwd een weduwe met 2 kindertjes, hij heeft een tamelijke groote boerderij, vooral ten aanzien van de bouw, aangetrouwd.
Den 27 Junij, heden droog zonneschijn, met een woord het is onleegtijdersweder.
Gisteren zijn wij begonnen te zweelen, het was een betrokken lucht, nu en dan stofregen, waardoor het hooi dat gezweeld werd niet al te fris is. Wij hebben daarvan 8 rooken binnen gekregen, onze buren hebben al veel in het ontijdige weder binnen, het zal eene zeldzaamheid zijn, indien zulk hooi niet geweldig broeit.
De boter is thans 30 Gulden en de middelprijs der kaas 20 Guld., de aardappels liepen in de voor vorige week van 14 St. tot 1, 1½, 2 ja tot 2½ Gulden de korf, maar thans zijnze weder tot ongeveer een Guld. gedaald, de nieuwe zijn 2½ tot 3 Gld. gisteren marktdag verkogt.
Over het algemeen staan de aardappels, het graan behalven de koolzaden uitmuntend wel.
Blz. 64
Den 29 Junij heden donker weer, op den 27 is het des avonds begonnen te regenen, en de gedurende daaraan volgenden nacht, er is toen zeer veel regen gevallen, en dewijl het gister zondag was regende het bij afwisseling, was het rustdag; maar het hooi is doornat geworden, zoodat wij heden niets doen konden; alleen dezen nadenmiddag haalen wij eenig hooi binnen, wij hadden nog 8 rooken uitstaan, maar moeten eerst het natte hooi daar afnemen, en dan is het nog stroef, niettegenstaande het zoo kostelijk gezweeld is.
Wij verlangen zeer naar het nieuwgras, indien het weer droog gebleven ware, dan hadden wij heden 5 pondemate gezweeld, en het hooi morgen daarvan binnengehaald, waardoor wij dan 14 pondemate leeg hadden, om door de beesten te beweiden. Onze finne is zeer schraal, zoodat het vee geen genoegzaam voeder heeft, wij melken van 26 maar 8 emmers melk. Onze buurlieden en overal, is er maar te weinig gras, om een goed gemaak te hebben.
Het weerglas begint een weinig te klimmen, het is heden nieuwe maan, en hoopen dat het onleegtijdsweer mag worden.
Het gaat met de bijen ook slecht, eergisteren is er nog een 2de zwerm van dezelfde korf afgevlogen, welke wij zeer veel moeite uit de hoogte in den korf kregen, deze is klein.
Blz. 65
Den 2 Julij, donker veranderlijk weder afwisselende stofregen.
Het gaat met ons onleegtijd niet voorwaarts 14 pondemate hebben wij binnen en de koeijen in het nieuwgras, maar totnogtoe hebben wij geen goed hooi gewonnen, gisteren zweelden wij 9 rooken, maar durven het nog niet in huis rijden. Onze maaijers zijn in het laatste stuk, dan hebben wij 41 pondemate liggen en zeer veel hooi te bearbeiden.
Vele boeren en ook in dezen omtrek, zijn in het eerst goed gevorderd, mogelijk zijn die boven de andere bevoorregt, althans hebben zij het hooi vroeger gewonnen onbedorven geoogst; van hooibroeijen hoor ik niet veel, het onze broeit al.
Eergisteren hebben wij met veel moeite een groote zwerm gekregen, bestaande uit 2 zwermen in elkanderen verward, waarvan de eene na dat wijze in den korf hadden zich gisteren weder afgescheiden na alvorens den Koning doodgestoken te zijn, deze afgescheidene vloog toen weder aan de korf waaruit hij gekomen was.
Den 7 Julij, sedert de vorige afwisselende regen hedennacht zeer onstuimig met zeer veel regen, meer dan bevorens, dagelijks met afwisselende donderbuijen vergezeld – evenwel was het gisteren een zeer drogende dag, niettegenstaande het des morgens regende, met zonnenschijn en harden wind, gedurende van ‘s voordemiddags tot ‘s avonds ten gevolge daarvan zweelden wij nog 18 rooken en haalden 4 binnen.
Blz. 66
Het ziet er dus met ons met de onleegtijd niet best uit, en staat te denken, dat wij juist geen best hooi zullen winnen. Onze beesten van het begin tot nu toe breeken t’elkens op, wij schreven dit aan ons eigen bul toe, achtende die niet goed te zijn en gingen met deze opbrekers naar de bullen van die onzer buren, maar daarvan zijn er ook rede opgebroken, en achten thans, dat men dit aan eene ongesteldheid aan ons vee moet toekennen hoewel men de ware oorzaak daarvan niet uitvinden kan; want zij zijn gezond, schoon zij niet te veel melk geven; maar hebben de weide ook niet te ruim gehad.
Gedurende dezen dag, is het buitengewoon onstuimig en storm, zoodanig dat het volstrekt herfstweder is, zooals men maar weinige jaren zeldzaam omtrent dezen tijd des jaars heeft, zeer waarschijnlijk zal er veel schade te land en ter zee gebeurd zijn.
Den 9 Julij. In plaats van drooger wordt het weder natter, het regent thans bij aanhoudenheid, gisteravond meenden wij, dat het gunstiger zoude worden heldere lucht en zonneschijn, ten gevolge daarvan hebben wij een weinig gekeert, maar dat is nu weer mis, dus weet men vaak niet of men voor? of agteruit werkt; 18 pondem. ligt geheel omgekeerd en 18 pond. gekeerd wat best is weet men niet? maar dit is zeker, dat het door de aanhoudenheid door natte regen regen, raauw aan den grond wordt, en dus het hooi ook rattig wordt.
Blz. 67
Op den middag wisselende de buijen steeds af vergezeld van donder, het weerglas klimt; trouwens gedurende dezen onweerstijd daalt en klimt het weerglas nadat het weder is, geheel onvast.
Den 18 Julij den 10 was het goed weder en wij zweelden dien dag 25 rooken den 11 sterke regen den 12 tot gisteren den 17 ingesloten, was het goed droog weder, waardoor wij niet alleen ons land zweelden maar ook 60 rooken inhaalden.
Heden weder regen, wij hebben hedenmorgen nog 5 rooken ingehaald. maar zullen moeten uitscheiden indien het niet veranderd, en hebben dan nog 56 rooken rooken uit.
Wij zweelden den 13 de trekwegs 9; 26 rooken, den 14 d.d. de 8 pondem. 24 rooken, den 15 de 9 bij huis 41 rooken dus zweelden wij in drie dagen 26 pondem. waarin 91 rooken zoodat wij een grooten zegen in dezen week gehad hebben.
Onze buren hebben gedaan, zooals de meeste boeren onder Wirdumer behoor, dog er zijn nog die niet verder zijn als wij, waaronder een onzer buren.
Het is een grote gerustheid voor diegenen welke gedaan hebben vooral bij zulke een troebel weder, en niettegenstaande wij het zweelen gedaan hebben, is het hooi hetwelk wij buiten in rooken nog hebben staan veele ongemakken en bederf onderhevig, vooral bij een afwisselende regen, en kunnen dus nog niet vooruitzien wanneer wij gedaan krijgen, bij goed weder hadden wij het in drie dagen konnen doen.
Het oudste zoontje van Dos van Achlum is hier sedert een week uit van huis, wanneer hij weder vertrekt is onbepaald.
Blz. 68
Den 21 Julij sedert de vorige weder afwisselende regen, ten gevolge daarvan hebben wij nog 21 rooken uit, gisteren hebben wij in het hooi gedold, hoe het wijders gaan zal moet de tijd leeren; maar onder Wirdumer behoor, zijn er die wegens het sterke hooibroeijen genoegzaam dagelijks dollen.
Gisteren heb ik in kwaliteit als executeur van de boedel van wijl. Melis Kornelis met derzelver erfgenamen afgerekend, naar aftrek van alle onkosten deelde ik zuiver 1048-05 aan hen uit. Zij waren zeer tevreden en dankbaar over mijne administratie.
De overig helft der nalatenschap moet ik nog aan het naaste bloed van wijl. deszelfs huisvrouw Lijsbeth Jans afrekenen en uitkeeren, en zal bij welzijn om gem. zaak volgens afspraak, heden met een derzelver erfgenamen comparitie hebben, namentlijk een volle zusters man der overledene. Deze lieden zijn van af 6 weeken getrouwd geweest te zijn totnutoe en dus ongeveer 30 jaren van elkanderen gesepareerd maar niet gescheiden, om wat oorzaak weet ik niet. Nu is de vrouw wel de regte erfgenaam, maar dewijl zij in gemeenschap met de man getrouwd is en het huwelijk niet ontbonden is, erft de man mede met een bitter tegenzin van de vrouw. En dit is de reden, dat ik met de erven dezer ½ niet kan afrekenen.
Morgen hebben de gecommitteerden der brandassurantie bijeenkomst om het tarif van vee hooi en granen op te maken; overmorgen, vergadering van het Friesch genootschap en overovermorgen marktdag, dus ben ik alle dagen dezer week bepaald.
Blz. 69
Den 23 Julij, sedert de vorige goed weder ten gevolge daarvan kregen wij gistermorgen de onleegtijd gedaan, onzen buurman Joost Greben heeft heeft nog lang niet gedaan, zooals er meer zijn.
Hoe het met broeijen gaan zal, weet ik niet maar sedert wij gedold hebben totnutoe, is het wel, trouwens het jongste hooi, is ook maar pas binnen juist op den dag van 4 weken toen de beide eerste onleegtijders hier kwamen, hebben wij gedaan gekregen, dit is nog nadat het zich de beide eerste weken liet aanzien, voorspoedig gegaan; want principaal hebben wij in de laatste week maar 7 dagen een dag der vorige week ingesloten konnen werken en met de 3 dagen halve dagen dezer week en dus in 4 weken tezamen, want ‘s nachts en ‘s morgens regende het t’elkens en 55 pondem. 186 rooken gezweeld en ingehaald.
Gisteren hadden wij vergadering van gecommitteerden der Brandsocieteit te Wirdum in de herberg, en hebben het tarief van vee hooi en granen opgemaakt. De aanslag van vee is nimmer bij ons zoo hoog bepaald geweest; men heeft de waarde der koeijen op 72 Gulden ingeschreven, dus op 100 Guld., de rieren en hoklingen na rato, het koeeeten hooi op 48 Gulden gesteld. De granen zijn ook hoog aangeslagen.
Heden hadden wij vergadering van ons Friesch genootschap, na het verslag, balletering en afhandelen der zaken het genootschap betreffende, hield den Heer Deketh een voorlezing over graaf Jan Ernst van Nassau een der stadhouders, tot groot genoegen van de aanwezigen. Amersfoordt ging af als voorzitter en den Heer Everts wierd in deszelfs plaats gekozen, en den Heer Sminia als lid van het bestuur.
Blz. 70
Den 29 Julij heden en gisteren allerschoonst weder; wij zijn thans bezig de ruigscherne uit te brengen, waarmede wij wel over de 4 dagen bezig zijn geweest en hebben nog wel 3 dagen werk.
Het gaat met ons hooibroeijen goed, maar elders is er veel met te doen.
De brandspuit zal hedenavond geprobeerd worden. De Barhuisterburen en omtrek is dezen jare daartoe verpligt. Ik meen dat Wirdum thans in 4 gedeelten verdeeld is, toen ik brandmeester was in 2 gedeelten maar toen hadden wij des volks te veel.
Thans is volgens den gewoonen loop nog geen gevaar maar in de maanden Augustus en vooral in September openbaard zich indien er ongemak in het hooi bestaat, dat het alsdan uitbreekt.
Zoo veel mogelijk zorgen de boeren voor ongemak dewijl het hooi niet alleen bederft, maar wanneer brand ontstaat, al wordt het ook tijdig gebluscht grote schade lijden. Wij hebben dezer wijs in onze societeit misschien bij de 30000 brandschade geleden, van den aanvang der oprigting gerekend.
Ik heb thans 7 korven met bijen, welke deze beide dagen ongemeen werkzaam zijn; als er dit jaar wat honing overschieten zal moet de tijd leeren, totnogtoe heb ik nog geen voordeel gehad, en ook dit jaar totnutoe staat het er zeer slecht met; de voorname bijenhouders hebben veel besteden moeten om de bijen te voederen, ook ik heb met mijn kleine stal, daartoe verscheidene ponden honing verbruikt.
Blz. 71
Den 3 Aug. Sedert de vorige allerschoonst droog weder; wij hebben dus de ruigscherne zonder verhindering uitgebragt, en zijn thans ook ver gevorderd met het uitstrooijen, het droogt er sterk genoeg op.
Het is zeer vruchtbaar, wij zijn welvoorzien van gras, ook het hooiwinnen van de tegenwoordige namaaijing gaat hier en daar met het mooije weder zeer voorspoedig, vooral in de wouden.
Het schijnt een jaar te zijn waarin de orten en boonen weelig tieren, ik heb mijn tuin merendeels met graauwe orten bezaaid, maar kan mij niet herinneren, de orten zoo weelig gezien te hebben, beloven een buitengewonen vrucht indien het voortaan goed weert. Ook de granen zijn aan de bouwkant buitengewoon schoon, behalven het koolzaad en het vlas.
De aardappels worden in menigte gebouwd en staan zeer schoon, de prijs is thans ruim een Gulden de korf.
Morgen is door den voorzetter onzer Societeit den heer Wageningen en Sierdsma comparitie bepaald in de herberg te Wirdum, waarbij ik benevens den boekhouder altoos tegenwoordig ben om de polissen te teekenen.
De bijen zijn dezer dagen ongemeen werkzaam. Een bijenhouder te Wijtgaard, heeft het voornemen om zijne bijen op de heide in Drenth te voeren, hebbend doorgaans Anne Bakker te Wirdum tot zijn compagnon derwaarts; maar deze zeide mij dat hij thans daarvan afzag, en zijne bijen te huis hield, zooals ik ook voornemens ben te doen onderstellende dat zij thans, indien het weder goed blijft de kost wel zullen winnen, er is genoeg klaverbloem.
Blz. 72
Den 8 Aug. sedert de vorige, nog altoos even droog en schoon.
Bevorens tusschen den 6 en 7 ben ik een nacht bij mijn broeder te Birdaard geweest.
Gisteren den 7 is de Koningszweep verreden er was wegens het schoone weder zooveel volk in de stad, als er gedurende dezen zomer geen dag geweest is, dat er zooveel volk op rijtuigen als anderzins geweest is; trouwens de gelegenheid was buitengewoon, de wegen droog, de drukte met het hooi en de ruigschernen waren aan een kant; de drukte met de granen neemt wel aanvang, maar zoo niet, of der boeren afwezigheid lijdt thans nog wel een dag afwezigheid, en boven dat alles, na zoo vele inspanning, waaraan de boerenstand, vooral ten aanzien van het hooi, willen zij vooral de vrouwen en kinders wel eens een uitspanning, te meer wijl de belastingen op paarden en rijtuigen dog betaald moeten worden. – Het wemelde gisteren van rijtuigen op de straatweg, het zand was droog en stoof, dat men in den digsten drang in het stof gehuld was. Ik kwam met het schip van Birdaard vroegtijdig in de stad, deedde mijne bootschappen, en omdat het zoo warm was, en veel gedrang van volk was het mij te benaauwd in de stad, ik ging, en was 12 uur te huis. De Gouden Zweep is door een paard van Visser van Akkrum zooals gewoonlijk, gewonnen.
Blz. 73
Den 12 Aug. sedert de vorige altoos droog en warm, behalven gisteravond regende het buitengewoon, het was Wirdumer Kermis; er was wegens het mooije weder zeer veel volk met rijtuigen als anderzins; er wierd een Zilveren Doos verreden, en dit duurde tot ongeveer 6 uur, waardoor het volk opgehouden wierd, om zich tot het vertrekken voor te bereiden, schoon de lucht zoel en warm was vergezeld met donder in de verte. De regen viel toen op het oogenblik zeer sterk, en duurde tot 7 a 8 uur, waardoor de menigte nog meer opgehouden wierd, en laat in den avond toen de regen ophield eerst vertrokken, waaronder zeer van verre, zoo waren Domeni van Achlum zijne vrouw, benevens de Vries en zijne schoonmoeder bij Jufrouw Beekhuis en vertrokken ongeveer 7 uren met een digten wagen met 2 paarden bespannen.
Ik was bij mijn zoon, mijne beide jongetjes en onze Hanna bij mijne dogter, gedurende den dag toen de regen begon zoude ik met mijne jongetjes vertrekken, maar stelde het vertrek indien de regen ophield, uit, tot mijne blijdschap stuurde mijne vrouw ons knegt met den digten wagen om ons af te halen, zoodat wij droog en schoon te huis kwamen. Zije en zijne vrouw, welke ook volgens gewoonte bij mijn zoon waren, waren nog niet vertrokken, dog zouden ook met een digten wagen afgehaald worden.
Blz. 74
Den 15 Aug. sedert de vorige afwisselende onstuimig, met donder vaak vergezeld.
Gisteren was het marktdag en het regende gedurende den dag van ‘s morgens tot ‘s agtermiddags zeer sterk, zonder eenige tusschenpozing, men kon dieswegen naauwelijks de werkzaamheden en boodschappen, van het eene huis naar het andere, door en langs de stad, waarnemen, of het water droop tot de kleeren uit, ten ware men van een paraplui mogte zijn voorzien.
Mijn zoon en ik reisden daarom met den digten wagen naar en van de stad, de knegt reed met de hooiwagen en de boter derwaarts.
Mijne zuster Trijntje te Wanswerd woonachtig is hier uit van huis, voor een onbepaalden tijd, wij haalden haar voor een paar dagen dat is den 13 dezer, uit het Dokkumer schip ‘s middags 12 uur bij het aankomen.
Zij is tot nog niet geheel blind, maar zoo gebrekkig met het gezigt, dat zij zonder geleide in een vreemd oord niet kan reizen, mijn broeder had deze in het schip te Birdaard gebragt. Zij is bij 70 jaren oud.
Gister zijn er met den harden wind, vrij wat appels en peeren afgewaaid.
Heden hadden wij kerkvoogdencomparitie te Wirdum, ter voldoening der aanbesteding van het verwen van de lijsten, wijzerbord, het kruis af en opbrengen, van de weerhaan en pijnappel om te vergulden, aan de toren te Wirdum met alle de werkzaamheden daaraan benoodigd voor de som van vijf en vijftig Gulden aan Evert Joh. Pasma, werkman in allerlei woonachtig te Hallum. Deze man trok in het beklimmen van den toren, tot de uiterste spits, de verwondering en verbazing van alle aanschouwers
Blz. 75
zonder zich iets daarvan te laten voorstaan, maar was even bedaard op de bovenste spits tot aan de haan als beneden op de grond; zonder eene beving en afgrijzen was het van de ingezetenen naauwelijks te aanschouwen vooral toen hij het kruis beklom, met de beenen daaromgeslagen, de haan met de vrije handen uit en afnam en weder opzette.
Den 18 Aug. zeer onstuimig vergezeld van harden wind en afwisselende, sedert de vorige sterke regen donder en onweder, waarvan zoo men zegt dezer dagen brand te Holwerd ontstaan is.
Ten gevolge der afspraak met mijn zoon de domeni, zijn neef Draaisma en zijne vrouw benevens domeni en zijne vrouw gister met een digten wagen met twee paarden bespannen van Achlum hier geweest, zij kwamen ‘s morgens half 11 en vertrokken ‘s avonds 6 uur. ‘s Morgens was het zeer goed weder, dog ‘s nademiddags regende het, tot dien tijd toen zij vertrokken, de regen hield op, en tot laat in den avond bleef het droog weer, zoodat zij waarschijnlijk bij droog weder te huis gekomen zijn; trouwens met een digten wagen lettede dit ook niet veel, de wagen was tevens nieuw, verleden jaar voor 280 Gulden gekogt, het span paardentuig kostte hem 78 Gulden, met twee schimmeltjes bespannen, welke mogelijk 4 a 500 Gulden waardig waren, zoodat het voertuig waarmede zij ons bezogten nogal wat waarde hadde, zij behoefden het zich trouwens ook niet te schamen, zoo voor den dag te komen, omdat het een vermogende boer is woonende op zijn eigen plaats ongeveer 150 pondemate groot, en heeft behalven ander land, over de 300 pondem. zelf in gebruik.
Blz. 76
Wij zijn heden aan het turven uit de Zwette van een Wijtgaarder Roomsche schipper, waarvan wij meermalen turven, het is een best zoort a 13 Stuivers de ton; wij treffen het met den sterken regen en harden wind, niet best, en 100 ton is ook zoo op het oogenblik niet gedaan.
Den 20 Aug. heden zacht betrokken lucht, gister droog zonneschijn.
Den 17 bevorens ‘s morgens vroeg is mijn zoons vrouw in de buren, ontijdig van een dood kind bevallen, de kraamvrouw bevind zich naar tijds omstandigheden zeer wel, althans zoo was het gister heden hebben wij er nog niet van gehoord. Dit was hun 11de kind, de 10 overige zijn welvarend waarvan de outsten over de 20 jaar.
De brand waarvan wij bevorens melden is te Holwerd den 15 om 4 uur ‘s avonds door onweder in een boeregelegenheid ingeslagen; het voorhuis is bewaard gebleven, maar de schuur, met het daarin zijnde hooi en granen is geheel afgebrand.
24 Aug. Sedert de vorige schoon weder behalven ‘s nachts van den 22 tot den 23 ontzettend onweder van donder en bliksem in een grote uitgestrektheid, hoewel op de eene plaats heviger dan de andere; in de wouden is een zware brand ontstaan waar? zijn de gerugten nog verscheiden, wij zullen bij nadere kennis, mogelijk hierna melden.
Er zijn in het jongst onstuimige weder bevorens ge-
Blz. 77
meld onderscheidene schepen, van verschillende grootten op de kusten van Friesland verbrijzeld, of in den grond geslagen.
Dagelijks wordt er veel koolzaadstroo uit den bouwkant gehaald. Ons volk zijn hedenmorgen om 6 a 7 uur met 2 wagens ook uitgereden naar Vrouwenparochie, alwaar ons stroo is toegezegd; men pleeg in vroegere jaren een Gulden voor de wagenvol te betalen, thans vraagt men 2, 3, a 3½ Gulden daarvoor, vooral onder de dorpen van Kornjum, Jelzum, Britsum, Stiens enz. daardoor om de nadere bijgelegene landen, voor de greidboeren, deze betalen liever meer, dan van de verdere afgelegene plaatzen het Bild enz. Doorgaans is men over het stroo halen ongerust, omdat men vaak bij mooi weder uitrijdt en bij slecht weder te huis komt, wanneer men namelijk door regenbuijen overvallen wordt, in zoodanig geval, konnen de paarden, deze topvol geladene wagens door de modderig geworden zijnde kleidijken naauwelijks trekken, men wordt ontreddert, en blijft wel in de modder steeken, of bij mooi weder breekt wel het een en ander, ook stooten de wagens wel eens omver, men is om het een en ander, ‘s avonds regt verblijd, wanneer het volk ongeschonden met de wagens stroo te huis komt, na gedurende dien dag vol bekommering geweest te zijn.
Akke en Ytje zijn hedenmorgen mede naar de stad gereden, om met het schip naar Birdaard uit van huis te gaan, voor een onbepaalden tijd.
Blz. 78
Den 25 Aug. heden evenals gisteren zomer zacht en alleraangenaamst weder.
Gister den 24 Konings verjaardag, hadden wij aanzegging van het Grietenijbestuur om de vlag welke bij de kerkvoogdij voorhanden is bevorens op de toren te plaatsen; bij zoodanige eene gelegenheid, beraamden de timmerlieden welke door ons daartoe belast werden, om de vlag, boven de haan van de spits te doen uitkomen, zij slaagden hierin zeer goed, en gaf een een veel beter gezigt; maar bij een opkomende stilte hing de vlag beneden de haan slingerde zich eerlang vast om het kruis, waaraan zoo vast hegte dat bij het afnemen van de vlag, dat gedeelte afgescheurd moest worden, het welke wij eerlang door een loodgieter uit Leeuwarden voor een Rijksdaalder wijders het kruis van deze omhangende flarden der vlag, hebben gezuiverd. Sedert heeft men, bij het weder aanschaffen van een nieuwe vlag, dezelve zooals voormaals, bij de viering van eene plegtigheid, tot een der bovenste vallen zooals nu ook uitgebragt, alwaar dezelve schuins uitsteekt, en niet die spitze houding heeft als boven de haan, maar dit kan niet anders.
De regering van Leeuwarden publiceerde dat men op des Konings verjaardag, niet voor 7 uren des avonds, gene vuurwerken, zwervers, voetzoekers enz. zoude afsteeken op straf bij deze wet bepaald.
Dit was een uitmuntende voorzorg der regering
Blz. 79
dewijl omtrent dezen tijd bij mooi weder vele rijtuigen en vooral stroowagens de stad passeren waardoor bij het afsteeken van vuurwerken grote ongelukken zouden konnen gebeuren; ik had mijn volk daar ook opmerkzaam gemaakt, dat zij zorgen moesten indien mogelijk de stad voor 7 uur ‘s avonds met het stroo gepasseerd te zijn. Dit gelukte ook zij kwamen behouden en wel, met 2 fikse wagens vol koolstroo. De reis was wegens de modderige dijken van Britzum tot aan het Bildt zeer bezwaarlijk, het scheen met het bevorens gemelde onweder nog veel meer aldaar geregend te hebben, het stroo was dientengevolge ook niet droog schoon zij het allernatste uitgesmeten hadden.
Neef Lijkle van waar zij het stroo gehaald hebben had hen nog een wagenvol wit stroo aangeboden indien hij mij daarmede konde dienen; waarom mijn volk hedenmorgen vroeg, weder derwaarts met een wagen met 2 paarden bespannen zijn gereden om nog een wagenvol wit stroo te halen wat ik daarvoor betalen moet weet ik niet, voor het koolstroo heb ik per wagenvol 2 Gulden betaald.
Mijn volk hadden gister op hunnen weg, nog al hier en daar ongemakken, door stroohaalders geladen, hier en daar aangetroffen, een gebroken wagen bijvoorbeeld en elders omgestorte wagens met stroo, enz.
Blz. 80
Den 27 Aug. sedert de vorige nog altoos uitmuntend schoon weder.
Wij hebben gebruik gemaakt van het aanbod en nog een wagenvol wit stroo gehaald. Dagelijks passeren de stroowagens hier voorbij. Hedenmorgen zijn hier al weder voorbij naar de bouwkant verscheidene stroowagens gereden; en dit duurt zoo lang als men goed weder heeft; waarna de boeren eerlang naar de bouwkant rijden om aardappels te halen.
Gister ontving ik een rouwbrief van het overlijden van den Hoogwelgeboren Heer Reint Willem Baron van Middachten, alhier op den huize Oenema State den 22 Aug. overleden in den ouderdom van 86 jaren, en zal te Deventer begraven worden, in plaats van te Wirdum, alwaar Mevrouw Middachten begraven is, en volgens de toenmalige meening ook den Heer Middachten in het gemetselde graf naast dat van Mevrouw zoude begraven worden; dog of deze schikking naar Deventer uit de wille van Middachten zelf, of dat dit de mening zijner kinderen is, weet ik niet.
Eene groote verandering zal misschien op Oenema State plaats hebben, de oude Heer, hadde aldaar zijn eigen huishouding en bovendien oefende hij het boerenbedrijf, met werkboden uit, dog hadde de boereplaats op mei aanstaande verhuurd, al voornemens zijnde, van dit bedrijf af te zien; schoon zwak, reed hij nog altoos her derwaarts, en hadde het voornemen toen hij voor een paar weeken ziek wierd, naar Vollenhove te reizen.
Blz. 81
Den 1 September, sedert de vorige allerschoonst droog weder, ten gevolge daar van is er ruim gras voor de weide, niet alleen, maar vele boeren maaijen ook de bosschen waarmede de weidlanden opgevuld zijn, en die landen, waarvan de weide leeg gemaakt is, worden gemaaid om hooi te winnen.
Gisteren zijn wij op verzoek van onzen in het voorjaar getrouwden neef Memerda te Vrouwbuurt geweest, gedurende den dag, alwaar wij ‘s morgens half 10 kwamen en ‘s avonds half 6 weder vertrokken.
Het was wegens het mooije weder zeer druk, met de bouwerij, ploegen, zaaijen, zigten en dorschen de drooge granen te huis rijden. Ook sprak ik neef Palsma, welke aldaar een zeer groot bedrijf uitoefend bij de 160 pondemate, meest bouw en overigens greide.
De verscheidenheid, was voor mijne kinderen en mij wij waren met ons 5 in de wagen, Klaaske, Hanna, Klaas, Sijtse en ik in het rijden door den bouwkant niet onaangenaam, hier is de oppervlakte der weidlanden meer eenzelvig, men ziet zoo geen afwisseling der vruchten en werkzaamheden als aan den bouwkant.
Ons Akke en IJtje zijn naar Birdaard uit van huis geweest, Akke is den 27 te huis gekomen en IJtje gisteren, mijn broeder was juist niet best in order, zijnde zwaar verkouden, zij waren ook bij neef Memerda verzogt, maar omdat het de laatste dag van de maand was, in het ontvangen van de Rijksbelastingen konde mijn broeder niet afwezig van het kantoor zijn, waarop neef in het verzoek niet hadde gedacht.
Blz. 82
Den 3 Sept. veranderlijk weder met afwisselende regenbuijen, echter zeer zoel en warm, somtijds donder.
Wij hebben thans 5 pondemate gemaaid, sommige hebben vroeger gemaaid en met het schoone weder rede het hooi geoogst, dog omdat het onze agterlijk ware, hebben wij niet vroeger konnen maaijen.
Onlangs toen ik bij mijn broeder was, zoude mijn broeders zoon aldaar als plaatselijke ontvanger, en waarnemer van zijn kantoor, thans als kandidaat surnumerair geplaats, met eenige zijner goede vrienden als de onderwijzers van Wanswerd en Ferwerd benevens eenige andere met den angel op een bestemden dag naar de Mork te visschen, en dewijl ik voormaals daarmede ook veel belang in stelde en dikwerf hetzelve met mijne goede vrienden uitgeoefend hadde, verzogt ik de meester van Wanswerd mij van den uitslag dezer visscherij te willen berigten.
Deze heeft mij onlangs in versen den uitslag dezer uitspanning doen toekomen, hierin bestaande, vooreerst de personen daartoe verenigd met namen en derzelver bedrijf, de tijd van hun vertrek naar Oudkerk, de aankomst aldaar, het wedervaren met den kastelein, die het schip voor hun aldaar besteld en met hetzelve eindelijk op het oord door hen voorgenomen te visschen, aangeland, den eersten baars rede nog in de schemering uithalen, onder een luide hurah! het missen van een grooten snoek aan een der zetten welke zij uitgezet hadde, het breken van een angel bij het uithalen van een groten brasem, de overvloedige vangst, de maaltijd ‘s morgens 8 uren; Het visschen gedurende den dag van den 8 Aug.
Blz. 83
het uitslaan ‘s avonds 4 uur, de vangst bestond toen uit 180 stuks naar schatting 30 oude lb. zwaar, hunne tehuiskomst, en ontmoeting van de meisjes tot spotlust over hunnen vangst aangedreven, de aandoening en gesteldheid daaronder en over het een en ander in hunnen aangenamen vriendenkring, de genoegens onder elkander gesmaakt en eindelijk de begeving ter ruste.
Dit in de inhoud der versen uitgebreid ontwikkeld dat het waardig is bewaard te worden. Op hun verzoek heb ik deze uitspanning naar inhoud van dat stukje in een visschersluim, weder beantwoord, en zal hen morgen toezenden. Het vers van Mr. Meijer hiernevens.
Den 7 Sept. sedert de vorige nog even aangenaam weder.
Gisteravond zijnde zondag, om 6 uur is een boereplaats in de Schrans onder Huizum door een fellen brand, in de assche gelegd, door hooibroeijen ontstaan, wij zagen van hier genoegzaam het oogenblik dat het in den brand sloeg. Auke Tijmens Overdijk en zijne vrouw, waren de bruikers op hun moeders plaats, en waren ‘s morgens vroeg uitgereden, en hadden de kinders te huis, de knegt en de meid waren te melken en dewijl de deur tijdens het ontstaan van de brand, de kinders opgesloten hield, braken vreemden in huis en redden wat mogelijk te redden was en dewijl het zondagavond mooi weder was
Blz. 84
was het gemene volk op de been, een ieder snelde naar den brand, zelfs de godsdienstoefening welke des zondagsavonds altoos in de gereformeerde kerk gehouden wordt, werd door het geroep van brand! brand! dadelijk gestoord, de Leeraar hield op met prediken zoodat de tezamengevloeide menigte bij den brand elkanderen verdrongen, totdat de militaire magt alle toegangen bezette en ruimte maakte voor het plaatsen van 5 brandspuiten welke opvolgende toesnelden, waarvan twee gedurende den nacht alle pogingen aanwenden om den brand te blusschen, waar in men echter niet zeer gelukkig geslaagd was; want hedenmorgen toen ik mij bij den brand bevond, was dezelve op verre na, noch niet gebluscht, schoon er toen nog twee brandspuiten werkten.
De rijtuigen welke ‘s zondagsavonds aldaar zouden moeten passeren, werden in menigten opgehouden, wijl de waterslangen voor in de Schrans bij het pijpke over de straat gesteld waren, geen rijtuig aldaar konde passeeren, alleen de post hadde men met barten overgeholpen, de anderen moesten blijven zelf de deligianse; die rijtuigen welke door de stad naar buiten moesten, reden te rug naar de Boxumer dam, en zoo naar Ritzumer Zijl over Marssum, en zoo een ieder naar de zijnen, ook mijn zwager, welke dit mede trof onder het gehoor van Domeni van Velsen welke te Scharnegoutum predikte geweest was met twee wagens vol van Hallum alzoo in den nacht weder derwaarts reden; mijn zwager en zijne vrouw gingen te voet naar huis, het rijtuig bleef
Blz. 85
en dewijl de man en vrouw te Warga hunne familie of bekenden bezogten, hadde men wel expres te paard derwaarts gezonden, maar waren zoo op het ogenblik niet te huis, waren de meubelen, zeer gehavend ter deuren en vensters uitgebragt en uitgesmeten elders geborgen en in de eerste ogenblikken geroofd waarvan 3 op de daad betrapt door de politie in hechtenis zijn gezet.
De huizinge en schuur meubelen en boeregereedschappen benevens hooi, zijn in onze brandsocieteit voor de som van 5352 Gulden opgenomen en alzoo verwaarborgd; ik sprak de man en zeide hem dat hij mijn zoon als boekhouder, van de brand schriftelijk kennis moeste geven, en nadat de brand gebluscht ware weder berigten: dat de directie alsdan de beschadigde voorwerpen van het overgeblevene zoude opnemen, om die door des societeits tauxateurs te doen tauxeren, ten einde daarna de vergoeding der brandschade te bepalen.
Den 9 Sept. sedert de vorige goed weder, dog heden regen en onstuimig.
De brand smeulde nog steeds, in het hooi, en overgeblevene voorwerpen, niettegenstaande alle pogingen aangewend waren om den brand te blusschen, hadde echter de directie der stadsbrandspuiten konnen goedvinden om de wijdere blussching niet meer te beproeven, maar alles aan den prooi van het smeulend vuur over te laten.
De inwoonders in de Schrans hierdoor bevreest, en dat bij het ontstaan van een sterken wind, misschien de Schrans
Blz. 86
in groot gevaar zouden konnen geraken, zonden gisteravond een bode naar Wirdum, om de brandspuit; men was dadelijk gereed aan dit verzoek te voldoen, men spande een paard voor de brandspuit, en vergezeld met alle de manschappen welke daartoe behoorden, was men rede 8 uur ‘s avonds bij den brand, en door gepaste pogingen was heden voor de middag de brand gebluscht; vermoeid en afgemat was men om 12 uur weder te huis met den brandspuit.
Het is onbegrijpelijk, dat zoovele stadsspuiten niet in staat waren, in zulk een langdurigen tijd, den brand geheel te blusschen, daar onze brandspuit ruim in een half etmaal, de gehele blussching bewerkte.
Alleen het Bestuur kan tot de blussching veel toedoen, ik heb dit bevorens in kwaliteit als brandmeester dikwijls ondervonden bij het afbranden van boereschuren.
En dan houde ik het daarvoor dat ons Bestuur, beter met de tezamenstelling van een boereschuur, hooi en gereedschappen daarin geborgen, bekend is, dan het Bestuur der stadsbrandspuiten, en uit dien hoofde spoediger in het blusschen van brand zullen slagen; maar wanneer er brand in burgerhuizen enz. in de stad ontstaat dan houdt het ook daarvoor, dat ons bestuur niet tegen het bestuur der stadsbrandspuiten in geval van brand zouden berekend zijn. Dit is wel een voorname zaak welke altoos diende in acht genomen te worden.
Den 12 Sept. sedert de vorige afwisselende regenbuijen en harden, vergezeld tusschen de buijen met sterke droogte.
Het is ten gevolge daarvan dat wij heden de 5 bij de buren zweelen en hooijen, er is niet veel
Blz. 87
op, maar het is fijn en schoon, anderhalf koeëeten althans wordt daarop gerekend; wij zijn zoo overvloedig van gras voorzien, dat wij nog wel zooveel konden maaijen, maar omdat de tijd zoover gevorderd en het weder steeds veranderlijk is, staat het te vrezen dat het niet goed gewonnen zal worden, daarom zien ik daarvan af, niettegenstaande dat er hier elders nog dagelijks opvolgende wordt gemaaid.
Gisteren hebben den Heer Wageningen den boekhouder en ik benevens de tauxateurs der societeit ons op de afgebrande plaats bij de Schrans begeven om het overgeblevene op te nemen.
Niettegenstaande de Wirdumer brandspuit aldaar van zeer veel nut geweest is, heeft dezelve dat voordeel niet aangebragt, hetwelk dezelve gedaan zoude hebben, indien van het aanvangen der brand tegenwoordig geweest ware, om onderscheidene voorwerpen, inzonderheid een grote kwantiteit hooi te redden. Het bleek zeer duidelijk dat de stadsdirectie zooals wij bevorens zeiden, geen doelmatig bestuur hadde aangewend, dit zoo kostbaar voortbrengsel van onzen landbouw te blusschen veel min om te redden. Dat bestuur, in plaats van te redden, heeft er zich maar op toegelegd, om het uitgebragt wordende hooi in plaats van het goede van het kwade te scheiden, alles door elkander in sloten te werpen, en te vertreden, het goede met het kwade, alzoo te verderven.
Een verbazend kwaliteit hooi is alzoo verbrand versmeuld vertreden, en bedorven geworden, zoodat
Blz. 88
van de 32 koeseeten volgens aangifte en dit komt ons voor niet overdreven te zijn geweest, allerbest hooglands hooi, pas 3 koeseeten geacht wordt overgebleven te zijn. De stadsspuiten hadden ter dezer zake om goed hooi te redden, waarvan een tamelijke kwantiteit in de smeulende en brandende gloed, toen onze brandspuit aangevoerd nog voorhanden was, het onmogelijk gemaakt om nog goed hooi te redden.
Het was voor ons bij de inspectie bedroevend te zien zulk een grote kwantiteit schoon hooi in sloten en bij wagenvollen uitgebragt en weggevoerd te worden om elders te verbranden en uit te smeulen niet alleen om de schade der Societeit, maar omdat bij gebreke van een goede directie zooveel hooi bedorven was. Het koeseeten bedraagt volgens het onlangs gemaakte tarif dezer Societeit 48 Gulden, waarvan de vergoeding 36 Gulden bedraagt.
Onze blinde zuster Trijntje van Wanswerd is hier vier weeken uit van huis geweest en is thans voor een onbepaalden tijd te Goutum bij de wijl. onze zwagers wed. daarna komt zij weder hier.
Het is ons niet gelukt de 5 geheel te zweelen, er kwam tegen den avond een regenbui waar door wij verhinderd om het geheel te zweelen, er is ongeveer een wagenvol overgebleven, het andere hebben wij ook te huis.
Doorgaans is het omtrent dezen tijd des jaars, moeilijk om te maaijen, verleden jaar hadden wij 13 pondemate, en troffen het toen ook zeer ongunstig; evenwel strekte het ons nog goed tot wintervoeding.
Blz. 89
Den 14 September, heden goed weder, sedert de vorige afwisselende regen, dog tegen den middag weder regen, ik belaste daarom aan mijn volk om het overige hooi, ongeveer een weide, droog af nat uit de 5 te huis te halen, en met veel moeite voor een paard om te trekken alzoo te huis gebragt zijnde belastte ik aan mijn volk zijnde een goede weide maar zeer nat, in de schuur reed af te werpen, teneinde dagelijks met opschudden, indien mogelijk te droogen en daarna droog zijnde op de golle te brengen.
Harddraverijen is opvolgende de orde van den dag, de courant is steeds met aankondigingen daarvan opgevuld, zoo is onder anderen, de derde harddraverij gedurende dit jaar, waarvan de laatste met 3 jarige paarden te Leeuwarden op den 12 l.l. gehouden; twee Wirdumer boeren van de Werp A.P. Hiemstra en FoekeBloemhof, maakten met hunne 3 jarige paarden, welke ieder elders een prijs gewonnen hadde, van deze harddraverij ook gebruik dog verloren het, een Bergumer 3 jarig paard behaalde den prijs.
Hardzeilen kolven en balslaan, welke laatste selden in Oostergoo, maar altoos in Westergoo in gebruik is, is mede aan de orde van den dag nimmer wordt er opvolgende een wekelijksche courant uitgegeven, of er zijn kennisgevingen in een of ander plaats om de liefhebbers uit te noodigen daarin geplaatst.
Blz. 90
Den 19 Sept. sedert de vorige afwisselende regen en sommige dagen inzonderheid den 16 zeer onstuimig. Gisteren mooi droog, en zonneschijn, dog heden regen N.O.W. en koud.
Ik was benevens mijne kinderen uit de buren den 15 bij Sije A. v. Wijngaarden verzogt, alwaar wij gedurende den dag doorbragten den 16 waren wij benevens de overig familie bij de wed. van S. Overdijk te Goutum onzen zwager verzogt, alwaar ik benevens mijn broeder en zuster van Wanswerd Jochum en Doekle Andringa met zijne vrouw en zuster zijnde dogter van wijl. onze zuster Sytske, eerst vrouw van S. Overdijk dien dag aangenaam met elkanderen doorbragten, ik ging ‘s avonds naar huis, dog mijn broeder en zuster bleven aldaar ‘s nachts.
Den 17 was ik benevens mijne mede kerkvoogden gedurende den dag in de herberg onze gewone vergaderingplaats ten gevolge van eene aanschrijving van den Grietman waarom wij in kwaliteit als Opperbrandmeesters, met den brandspuit, niet terstond naar den brand bevorens gemeld begeven hadden, en zulke op aanschrijving van den Heer Gouverneur aan den Grietman om binnen twee dagen daarop te berigten.
Waarop wij dan breedvoerig eerst aanmerkten het ontstaan of aanschaffen van den brandspuit alhier in den jare 1800 ten gevolge van eene overeenkomst met de mennonite ingezetenen alhier, rakende de scheiding van de onderscheidene kerkgenootschappen volgens plan van schikking de Corpora goederen betreffende. Volgens dat akkoord is deze brandspuit door de kerk nieuw met alle derzelver toebehoren benevens een berghuis aangekogt en daargesteld tot een dorpseigendom, het eigen beheer en de goede order welke altoos bij een ontstane brand had
Blz. 91
plaats gehad tot blussching. – Maar toen de Grietman voor eenige jaren de brandspuit ten behoeve van de Grietenij gereclameerd hadde, zonder ooit aan de kerk schadevergoeding te verlenen, op welken grond wisten wij niet, het beheer der brandspuit op zich genomen hadde, dat sedert dien tijd, de goede order ten opzigte van den brandspuit niet hadde bestaan. Dit vooraf aangemerkt hebbende, gaven wij de redenen op, waarom zich dezelve niet terstond bij den brand hadden begeven.
- Omdat de Grietman dezelve niet gereclameerd hadde.
- Dat wij ons partikulier daarbij begeven hadden, zagen dat de stadsspuiten met blusschen bezig waren en hoorden, dat alle de spuiten welke meer tegenwoordig geweest waren, geen plaats konden nemen.
- Dat eene vermetelheid zoude geweest zijn met onze spuit de stadsspuiten te verdringen.
- Toen de stadsspuiten, zonder den brand te blusschen na 2 of 3 etmalen gebluscht zich verwijderd hadden wij ons op partikuliere aanvrage terstond naar den brand begeven hadden met de brandspuit.
- Dat wij na alle inspanning van kragten, gedurende den nacht tot ‘sanderenvoordemiddags de brand gebluscht hadden en dus alle aanspraak op vergoeding maakten.
Eindelijk verzogten ons regt te mogen geschieden omtrent het eigendom, beheer als anderzins, ons evenwel aan alle provinciale verordeningen welke mogten bestaan onderwerpende.
Wijders hebben wij gemeend, een afschrift of copie aan den Heer waarnemende Gouverneur te moeten zenden.
Blz. 92
Met het ontwerpen, en in het nette af te schrijven gedurende den dag bezig geweest te zijn, hebben wij deze stukken staande deze vergadering ingesloten en aan de veldwachter ter handen gesteld, om aan het grietenijbestuur en aan het collegie te bezorgen.
Gisteren zijnde vrijdag, was de comparitie van gecommitteerden van de brandsocieteit geconvoseerd ten huis van F. Spoelstra in de Schrans ‘s nademiddags 3 uur; aldaar vergaderd zijnde, langden de tauxateurs de tauxatie van de overgeblevene voorwerpen uit den brand en wierd na aftrek daarvan bevonden, dat de brandschade ruim 2800 Gulden bedroeg; waarop besloten is, om een omslag van 25 Cents per 1000 te bewerkstelligen en het resterende uit de kas te nemen, tot vergoeding der schade en de eigenaar van den brand, welke binnen verzogt wierd, daarmede bekend gemaakt, door den voorzitter tevens onder het oog gebragt, dat hij zeer onachtzaam zijn broeijend hooi volgens geruchte hadde behandeld waarop deze zich verdedigd hebbende, is deze vergadering ‘s avonds 6 uur gescheiden, en kwam om 7 uur te huis.
Den 24 Sept. Sedert de vorige afwisselende regen somtijds sterke regen, zooals gistermorgen, dog Bergumer kermis, maar inzonderheid den dag daaraan volgende was het droog, hedenmorgen eerst zacht en droog, dog om 8 uur begon het te regenen en het regent steeds voort.
Heden Jouster kermis er passeerden dientengevolge vele rijtuigen voorbij, omdat het in den vroegen morgen goed weder was, maar als het regenen zoo voortduurt, dan zullen de kermisreizigers een slordige reis krijgen, en daardoor weinig genoegen vinden.
Blz. 93
Gisteren, was er eene verkooping te Wirdum in de herberg, van eene boerehuizinge en schuur op de Werp onder Wirdumer behoor, voor ongeveer 20 a 30 jaren nieuw gebouwd, toebehorende aan A. Palsma, welke dezelve 1837 gekogt heeft, bij de verkoopinge van deze zathe en landen, voor de somma van 1837 Gulden, toen voornemens zijnde om eenige perchelen van de daarbij behorende landen te koopen, en die met zijne eigene losse landen in den omtrek gelegen te vermeerderen en alzoo daarvan weder een aanzienlijke plaats te maken, maar omdat dezelve zijns inziens te hoog liepen, liet hij die varen, alleen de huizinge en schuur behoudende, voor de gem. som waarop hij die beschreven hadde, zoo wilde hij thans deze weder openbaar te verkoopen door den notaris Albarda van Leeuwarden in 2 perchelen waarvan de schuur bij afbraak, blijvende het groote hornleger benevens de hovinge en den tuin bij de huizinge, ook de grond van de schuur moetende in Julij 1841 afgebroken zijn, bij deze veiling is op het eerste percheel de huizinge enz. 1151 Gld. geboden, en op de schuur 836 Gulden, zoodat deze verkoop de aankoop 150 Gulden overtreft, maar omdat de onkosten en de tegenwoordige verkoopingskosten, misschien nog wel 100 Gld. het profijtelijke te boven gaan, zonder de intressen te rekenen, zal gem. Palsma, nog aanzienlijke schade aangekomen zijn, ten ware, er verhoging geschiedde bij de finale
Blz. 94
palmslag, welke over 14 dagen zal gehouden worden, het is eigenlijk bedroevend, dat zulk een schoone hegte nieuwe gebouwde schuur met pannen gedekt alles nieuw van binnen en van buiten, buithuis stallingen etc. voor meer dan 50 beesten en waarin 300 weiden hooi konnen geborgen worden zal gesloopt worden tot de fondamenten toe, onder geheel Wirdum is er naauwelijks beter of sterker een schuur.
Sinds mijne komst alhier, totnutoe nu acht en veertig jaren zijn er opvolgende meer dan tien plaatsen desgelijks gesloopt, waarvan de landen losse landen geworden zijn, of naast bij andere plaatsen gelegen, daarmede vergroot bij de zoodanig geval zeggen de inwoonders doorgaans, alweder een kostwinning weggeruimd en inderdaad ook zoo, want de meervermogenden, maken er gebruik van, om, schoon een goed bestaan hebbende, hunne vermogens te vermeerderen, door den aankoop van meer land.
De Courant van den 23 vermelde dat het getal zielen in Friesland 1840 bedroeg 227.859, waarvan 205.670 protestanten, 20.017 R.C., 1945 Israeliten en 227 niet genoemde gezindheden, over het geheel was het getal zielen sedert 1830, 22950 waarvan 20883 prot. 1474 R.C. 390. Israeliten en 203 niet genoemde, vermeerderd.
In het gehele Rijk was de bevolking den 1 Jan. 1840 2.662.489 zielen waarvan 1.698.342 protestanten, 910082 R.C., 51127 Israeliten en 2938 niet genoemde gezindheden. De bevolking is sedert 1830 in het gehele Rijk vermeerderd met 235.283 zielen waarvan 156.564 prot., 73162 R.C., 5645 Israeliten, niet genoemde gezindheden verminderd met 118.
Blz. 95
Den 3 October, sedert de vorige afwisselende goed, regenachtig, sterke wind stil donder en weerlicht onstuimig, en zoodanig veranderlijk, dat de bouw en greidboer, volstrekt niet, bij vermoeden van goed weder tot den anderen dag konnen wachten om het graan of hooi te oogsten, maar terstond moeten toetasten zoodra het maar eenigzins wat droog is.
Zoo was het den 28ste der vorige maand dat het fraai aangenaam weder was, dientengevolge reisde ik op sterken aandrang en uitnoodiging met mijn zoon Klaas naar Achlum, alwaar ik sedert den 21 mei 1839 niet geweest was, mijn zoon Lijkle bragt ons met den digten wagen ‘s morgens naar Leeuwarden in het 9 uur schip, en kwamen 12 uur te Franeker van waar wij te voet om half 2 te Achlum aankwamen, tot grote blijdschap van Domeni en zijne vrouw.
Wij bevonden hen in eenen goeden welstand benevens de kinders, behalven het jongste kind Lysbeth 1½ jaar oud welke eenigzins zukkelde; ik verheugde mij tevens hen in dezen toestand te verrassen, wijl mij des zaturdags bevorens wel eenigzins verwacht hadden maar thans geheel niet. Zij hadden de maaltijd zoo maar even gedaan, dog bereiden op het oogenblik voor mijn zoon en mij ook een goeden maaltijd, en bragten wijders den achtermiddag aangenaam met elkanderen door. ‘s Anderen daags wierden wij bij neef Draaisma en door zijne vrouw verzogt, alwaar wij tot 11 uur ‘s nachts benevens de Vries en zijne moeder bleven, en toen met een schip op bestel van de Vries naar de pastorij keerden omdat het zoo verschrikkelijk onstuimig was.
Blz. 96
Des anderen daags hadde het Klassikaal Bestuur waarvan mijn zoon scriba is, vergadering te Harlingen, hetwelk hij moeste bijwoonen, mijn voornemen was ook derwaarts te reizen, het was wegens opvolgende onstuimigheid zeer morsig te voet te reizen en de wegen waren bijkans onbruikbaar, maar neef Draaisma hadde de goedheid ons, Domeni en zijn zoontje mij en mijn zoontje in zijn schoonen digten wagen met 2 fikse paarden bespannen aan te bieden en op te nemen, en reed alzoo met ons ‘s morgens 9 uur naar Harlingen.
Domeni ging naar de vergadering en ik ging met de jongens naar de haven alwaar wij het genoegen hadden een fikse kof met hout van Dantzig met een frisse koelte zien binnenkomen, ook een paar schepen uitvaren. Deze scheepvaart was voor ons waardig te zien, dewijl wij aan groote schepen, waarvan ook verscheidene Engelsche in de haven lagen, en zich met boter en kaas bevragten, niet gewoon zijn.
Een uur na den middag zouden wij weder met Draaisma afrijden bij het gaan door de stad derwaarts tastte mijn zoontje naar zijn horologie, om te zien hoe laat het was, en ziet het was verloren, de jongens liepen oogenblik te rug, en (zeldzaam) geen 10 roeden van ons juist nevens de Joodsche kerk vond hij het weder ongeschonden op de straat. Verblijd! reden wij naar Achlum alwaar Draaisma en zijne vrouw, de Vries en zijne moeder ‘s nademiddags bij ons aan de pastorij kwamen (Domeni kwam ‘s avonds half 8 te huis) en bleven tot ‘s avonds 11 uur; des anderen daags vertrokken wij na de middag
Blz. 97
na alvorens gegeten te hebben, te voet naar Franeker, Domeni was met zijne bezigheden ten agteren, en verzogte verschooning om ons derwaarts te geleiden, schoon hij het een ander te Franeker te doen hadde maar bestelde dit aan zijn zoontje welke met ons ging, het uitbetalen van weduwgelden waartoe Domeni verzogte zijn zoontje bij te staan, na dit verrigt te hebben, voeren wij met het half 3 uur schip van daar naar Leeuwarden, alwaar wij 6 uur aankwamen, en gingen te voet naar huis, en bevonden de mijnen in een goeden welstand, en tevens Sipke Hoogterp weleer aan een zusters dogter van mij getrouwd, landbouwer bij de Hoogebrug nabij Dokkum en Hette P. Hettema weleer aan een mijner dogters getrouwd landbouwer op Hallumermieden, bij ons uit van huis; bleven des nachts bij ons, en gingen ‘s morgens tezamen naar de stad, wijl het marktdag was; na mijne bezigheden verrigt te hebben, kwam ik om 2 uur weder te huis en verblijdde mij na verscheidene dagen afwezig en gereist te hebben, te konnen rusten.
Gisteren was de aanbesteeding op het Collegie van de aardenbaan of straatweg van Leeuwarden naar Harlingen, en van de Schilweg van Marssum naar het Bild, waarvan gegadigden zich met ons in het schip bevonden toen wij van Franeker voeren, en deze vertelden dat er zich vele vreemde aannemers van publieke werken tot dat einde zich rede te Leeuwarden gelogeerd bevonden, of deze verbazende werken besteed zijn heb ik nog niet gehoord.
Blz. 98
Den 5 October, sedert de vorige nog steeds afwisselende regen, het is zoo buitengewoon nat, paden wegen landen om huis en horne als men maar selden in een herfstsaisoen aantreft. Zoo reden wij gisteren de Werpster Dijk naar de kerk, omdat het zondag was, het spoelde erdoor, de modder was om de nattigheid niet taai, daarom konden het wel rijden, schoon de spooren diep en om hoeken en hornen erge gaten bestonden.
Men verlangt zeer naar droogte, voor zware wagenvragten zijn de wegen volstrekt onbruikbaar, wij stellen daarom den tijd uit, om voor als geen aardappels van den bouwkant te halen schoon wij rede daarover in afspraak zijn, met een man te Britsum, waarvan wij jaarlijks onze aardappels voor den winter opslaan en 50 a 60 korven benoodigd zijn, daar te boven 20 korven kleine.
Heden heeft ons Friesch genootschap vergadering 11½ uur bij v.d. Wielen in de Sacramentstraat te Leeuwarden, ik ben voornemens derwaarts te gaan en deze vergadering bij te woonen, mogelijk dat ik naderhand van de bijzonderheden daarvan wel eenig melding make.
Mijn zoon en zijne vrouw uit de buren, verwachten wij heden nademiddag, een nacht uit van huis.
Blz. 99
Den 7 October sedert de vorige nog steeds hetzelfde veranderlijk weder, afwisselende regen.
Den jongstleden 5 October was ik tegenwoordig in de vergadering van het Friesch genootschap, aanvang nemende 11½ uur, den Heer Boelens voorzitter (adjunct) in plaats van den Hr. Everts welke afwezig was) opent de vergadering, de notulen van een voorgaande vergadering worden gelezen en goedgekeurd. In plaats van na het eindigen der vergadering, worden thans de drie voor gestelde Heeren bij Ballatagie met eenigheid van stemmen tot leden aangenomen en nemen zitting staande de vergadering, de werkzaamheden nemen aanvang, de secretaris doet verslag van de bij hem ingekomene brieven en boekwerken, ook de Heer Fokkema langt het tweede stuk van zijne uitgegevene geschiedenis van Noorwegen in verband met de Friesche geschiedenis. De Heer Felting doet eene voorlezing over de Friesche taal, ontwikkeld dezelve, waarbij de noodzakelijkheid aangetoond wordt om tot bevordering dezer taal een grammatika door het genootschap daar te stellen, zooveel mogelijk uit het zuivere oorspronkelijke dezer taal, waarvan de bewerking aan de kundigste leden aanbevolen werd ieder daarvan een bijzondere taak, de bewerken als de naamwoorden, werkwoorden enz. nuttig beschouwd wierd, in werking te doen zijn. Deze voorlezing is met groot genoegen aan-
Blz. 100
gehoord en den Heer Felting namens de vergadering door den Heer voorzitter bedankt, voor deze zoo doelmatige voordragt.
Waarna de Heer Deketh, het woord vraagt, herinnert de vergadering dat de voormalige wintervergaderingen door de toenmalige onderscheidene afdelingen in onbruik waren, maar voorstelt om die wederom door bepaalde werkende en gewoone leden te doen plaats nemen, tenminsten vijfmaal in den winter, in omvraag gebragt zijnde, is dit voorstel aangenomen, tot de kosten dezer vergaderingen voor locaal enz. is mede bij algemene toestemming 25 Guld. toegestaan, waarna de vergadering gesloten en gescheiden is.
Volgens openbare berigten doet zijne Majesteit onzen Koning hedenmorgen plechtig afstand van den troon, op het lustslot het Loo, waarhenen de ministers, Raad van State en alle hooge ambtenaren zich begeven hebben om deze plechtigheid bij te woonen, en tegenwoordig te zijn, bij de overdragte van den troon aan Hoogst deszelfs zoon Z.M. opvolger Z.K.H. den Erfprins van Oranje onder de naam van Willem de tweede, waarvan de krooning eerstdaags zal te Amsterdam plaats hebben en aldaar plechtig voor Koning uitgeroepen te worden, deszelfs Kon. broeder Prins Frederik heeft zich van alle zijne hooge bedieningen ontslagen en van den Koning zijnen vader, onder dankbetuigingen zijn ontslag bekomen; hij begeeft zich buiten het Rijk, naar Selezien.
Blz. 101
Den 8 October het weder is thans gunstiger dan bevorens evenwel afwisselende regenbuijen dog tusschenbeiden droogte en zonneschijn.
Mijn zoon en de knegt zijn heden met de hooiwagen met twee paarden bespannen, naar Britsum gereden, om een wagenvol aardappels te halen, waarmede mijn zoons zoon, ook gereden is, om zoo mogelijk een vragt aardappels te koopen; het zal misschien wel bezwaarlijk zijn, om de Stienser Dijk te passeren; maar omdat de tijd zoo ver gevorderd is, durven wij dit ook niet langer uitstellen, de prijs is thans 11 St. de korf, althans zoo zegt de gerugte.
Gisteren nademiddag is de finale palmslag geweest, van de voormaals gemelde verkooping waarvan de voorhuizinge aan A.P. Hiemstra als hoogste bieder is toegewezen voor de som van 1301 Gulden en de schuur bij afbraak aan koopman Sjouke te Leeuwarden, als hoogste bieder voor de som van 926 Gulden, zoodat Palsma met voordeel deze voorwerpen wederom kwiteert.
Het is dog jammer dat zulks een schoone schuur afgebroken zal woorden, die duizenden wegens opbouwen gekost heeft.
Heden wilsterden wij voor de eerste maal, maar vingen niets, dit gevogelte openbaart zich thans maar evenwel nog niet in groote koppels, ik betaal ieder jaar ongeveer 5 Gulden, voor deze vrijheid.
Blz. 102
Den 10 October, sedert de vorige goed weder, heden schoon en zacht.
Voor de derde maal zijn mijn zoon en de knegt dus 3 dagen op elkanderen naar Britsum om aardappels te halen, gisteren en eergisteren t’elkens 25 dus 50 groote en heden om 20 korven kleine tezamen 70 korven, de groote 12 en de kleine 5 St. de korf, daar te boven heb ik nog 10 korven van mijn zoon bedongen puik beste.
Omdat de dijken en wegen zoo nat waren, kon het nog rijden, maar als het drooger wordt, dan is het niet mogelijk; want dan wordt de modder taai en kleeft aan de wielen.
Gisteren heb ik een weidkoe verkogt voor 140 Gulden welke op ruim 700 lb. oudgewicht geschat wierd. De prijs van het vee houdt zich steeds staande, waardoor die boeren, welke weid, kalf en melkvee te missen hebben, tot de schapen en varkens incluis veel geld voor het verkogte vee verkrijgen, daar te boven houdt de boter tot 38 Gulden meer en min staande en de kaas tot 21 a 22 Gulden. Zoodat der melkboeren toestand in het gemaak en aanvoeding zeer bloeit.
De openbare aandacht is thans zeer gespannen over de Turksche en Egyptische kwestje, de vier groote mogendheden, Engeland Pruisen, Rusland en Oostenrijk mengen zich zeer in deze oneenigheden ten voordeele zoo het schijnt voor de Porte; Frankrijk, schijnt daarin niet te deelen, maar neemt meer een onzijdig aanzien, evenwel onder een sterke wapening te land en te zee, zoo het schijnt ten voordeele van Mohamed Ali de Egyptische onderkoning. Met de verandering der Ned. troon, dalen de effecten opvolgende.
Blz. 103
Onze kinders zijn gedurende deze week n.l. IJtje, Akke en Klaaske, opvolgende op visites geweest als te Hempens bij Douwe Pieters, te Goutum bij Janke de tweede vrouw van onze wijl. zwager alwaar IJtje een nacht uit van huis bleef, gisteren bij onzen meester de Haan en zondag aanstaande zijnze bij Domeni Harders verzogt.
Den 16 Oct. de eerste dagen dezer week droog en schoon, thans weder regenachtig.
Woensdag den 14 dezer, oproeping van hervormde floreenpligtigen om de staten der begrooting van de kerkelijke administratie over 1841, door ons kerkvoogden voor te dragen, vast te stellen.
Na voorgaande advertentien, huiskondiging en klokklippingen, compareerden de kerkvoogden ‘s morgens 9 uur, en na laatste klokklepping 11 uur, niemand der floreenpligtigen gecompareerd zijnde, bekragtigden de kerkvoogden in hunne kwaliteit als floreenpligtigen de bij hen opgemaakte en alzoo voorgedragene staten, tezamen ongeveer 200 stemmen uitmakende. Na de afloop daarvan hielden de kerkvoogden zich onledig om eene missive aan het Grietenijbestuur te ontwerpen, nopens de kosten van het uittrekken der brandspuit tot het blusschen der brand in het begin der vorige maand in de Schrans voorgevallen, op voordragt der brandmeesters ter som van 75 Gulden, om de toen werkende arbeiders tot belooning en schadevergoeding der brandspuit, welke missive opgemaakt aan den veldwachter om te bezorgen is afgegeven.
Blz. 104
Gisteren waren wij bij Pieter Sandra te Teerns verzogt, alwaar ik benevens mijne kinders uit de buren Douwe Pieters en vrouw Meile enz. gedurende den dag aangenaam met elkanderen doorbragten, onder het genot van aangename spijze en drank. ‘s Avonds 9 uur scheidde het gezelschap, en mijne kinderen wandelden met mij bij lichten van daar, door Goutum tot de straatweg en wijders nevens onzes, alwaar wij scheidden, zij naar het gebuurte en ik ons land naar huis, een stuk land van de straatweg gelegen alwaar de nieuwlandsweg te zuidene.
Heden marktdag regen en het nat, ik reed naar de stad en ging te voet te rug, de straatweg was buitengewoon morsig, zoo ook de wegen en paden, er valt juist niet zooveel regen maar omdat het niet zoo spoedig opdroogt als bij zomertijd, zoo behouden landen en velden straten en wegen, het water bij zich, en diept zich in den grond, waardoor het weidland, trapt en door dat trappen wordt het meeste gras verslonden.
De boerestand was in het begin der week met het schoone en drooge weder zeer opgeruimd ook de bouwboer oogste het nog uitstaande graan binnen, ploegde en zaaide, maar thans worden deze werkzaamheden geschort, door den weder invallende regen.
Blz. 105
Den 19 Oct. heden alleronstuimigst, regen en wind, gedurende den dag, ons volk moeten melken dit maakt ook een tour.
IJtje en Lijsbeth benevens Wijgers kleine Kijke zijn hedenmiddag naar de stad gebragt om in het Hallumerschip te gaan uit van huis bij onzen zwager Hette Pieters Hettema, Lijsbeths vader, zij treffen het zeer min.
De Graaf van Regteren Gouverneur van Overijssel was door Koning Willem de eerste, tot Gouverneur van Friesland benoemd, maar deze heeft bedankt; thans is door onzen nieuwen Koning Willem de tweede den Heer Sijtzama, woonachtig te Friens tot Gouverneur van Friesland benoemd, en wordt heden te Leeuwarden geinstalleerd.
Een advertentie in de Leeuwarder Courant meldt daarvan het volgende:
“Leeuwarden den 15 october Het heeft zijne Majesteit behaagd den Heere Staatsraad graaf van Rechteren, op het daartoe door denzelven gedane verzoek, eervol te ontslaan uit de betrekking van Gouverneur der provincie Friesland, waartoe hij door Koning Willem 1 geroepen was; dientengevolge heeft Zijne Majesteit bij Hoogst deszelfs besluit van den 11 dezer, ter vervulling dier betrekking benoemd den HoogWelGeboren heer, Mr. M.P.D. Baron van Sijtzama, staatsraad in buitengewone dienst, lid der Staten Generaal Tweede Kamer Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, Grietman van Idaarderadeel enz.
Blz. 106
Voorzeker zal deze keuze, de goedkeuring van Frieslands ingezetenen wegdragen, daar dezelve gevallen is op den Friesschen Edelman, die door de Staten van dit gewest eene reeks van veertien jaren, als vertegenwoordiger van deze provincie in de Staten Generaal is verkoren geworden, en daar in het vertrouwen zijner landgenooten in hooge mate heeft waardig gemaakt, zoowel in de algemeene betrekking des vaderlands, als van de bijzondere aangelegenheden van deze provincie. Met grond mag men van het bestuur van dezen staatsman de gunstigste uitkomsten voor de toekomst verwachten, gelijk men zich bereids over deze voor de provincie Friesland zoo gewigtige benoeming verheugd.
Men verneemt dat de nieuw benoemde heer Gouverneur dezer provincie, op maandag aanstaande 19 Oct. deszelfs betrekking zal aanvaarden.”
Wij ontvingen gisteren aanzegging van het Bestuur dezer Grietenij, dat de kerkvoogden heden de vlag van de tooren moesten laten uitsteeken.
Van gene toorens hebben wij uit de naburige grietenijen de vlaggen gezien wapperen; trouwens bij dit buitengewone onstuimige weder, zetten deze niet veel luister bij de plechtige aankondiging van des Gouverneurs installatie.
De Gouverneur is van jongs af alhier bekend, als jongeling was hij een liefhebber van schaatsrijden en vermaakte zich bij gelegenheden alhier met de jongelieden te schaatsrijden op de toen alhier geschikte ijsbaanen, hij was dan zoo gemeen dat hij zich niet het minste van onze dorpsjeugd onderscheide.
Blz. 107
Trouwens in de dagen dier opvolgende omwentelingen des vaderlands, maakte men ook zeer weinig onderscheid tusschen edel en onedel, ook bragten de bekrompene omstandigheden waarin de ouders van den Heer Sytzama op het slot te Friens doorbragten, niet weinig bij dat hij, bij goed ijs van Friens op onze Wirdumer ijsvelden, zich bevond, ook weinig meer, dan onze Wirdumer jongelingschap geacht wierd. Gene vermogens van zich zelven bezittende, tot het ophouden van een Edelmans staat, was zijn vader als een bekende voorstander van het huis van Oranje buiten alle ambten en bedieningen gesloten, om daarvan behoorlijke inkomsten te genieten, tot een goede bestaan. Zoo zelf dat hij zich dikwijls als werkman in zijn eigen tuin om de kosten te besparen, bezig was, om te spitten zaaijen en te planten; althans zoo heb ik dikwijls toentertijd hooren vertellen. – Maar toen zijn vader bij het verlies van zijne vrouw, zich andermaal in het huwelijk begaf met eene vermogende dame, verruimden de omstandigheden, vooral toen deze hem of zijne kinderen, waaronder onzen Sytzama, bij haar overlijden aanzienlijke vastigheden naliet, maar allermeest, bij de gunstige herstellinge van het huis Oranje bekleedde zijn vader weldra, de hoogste militaire posten in Friesland, waardoor hij zich in staat bevond om zijnen staat als Edelman op te houden maar ook zijne kinderen een aanzienlijke opvoeding te geven. Tot roem van den oude Heer heb ik dikwijls verstaan, maar ook vaak gezien, dat hij zich nooit schaamde met zijn tweede vrouw in het openbaar
Blz. 108
te verschijnen, daar deze een gering persoontje en zeer klein van aanzien was, daar hij een fiks, groot en zwaar man van postuur ware. Als hij reed zat zij meest altijd aan zijne zijde op het rijtuig, en het geleek als dan zooals ik dikwijl gezien heb, even of een klein meisje, naast den Heer Sytzama op het rijtuig zat; ook heb in nimmer tot nadeel van den ouden Heer gehoord, maar wel dat onze Sytzama en de maatschappelijk verkeering, weinig eerbied voor den echten stand heeft, ook niet voor den godsdienst onzer vaderen, bij de Dordsche Sijnode van 1618 en 1619 vastgesteld, gebleken bij de onlangs openbare advisen in de Staten Generaal, ter zake van den godsdienst uitgesproken.
Door de veranderingen van de huiselijke en staatsomstandigheden ook door het aangaan van een zeer vermogend huwelijk, heeft onzen Sytzama sedert jaren een grooten en kostbaren staat op het slot te Friens gevoerd; dan bij dit alles is hij nedrig en gemeenzaam voor alle standen in den omgang, mogt hij maar de voetstappen drukken in regering en godsdienstaangelegenheden van onzen onvergeetelijken overleden gouverneur, den Heer van Zuijlen van Nyeveld!! dan zullen wij of onze nazaten zich verblijden! een Friesch Edelman aan het hoofd van de Regering van Friesland te hebben! opdat ons land en de godsdienst mogen bloeijen, en de inwoonders van ons gewest zich mogen verheugen over zijne Regering en Bestuur.
Blz. 109
Men schrijft in de Leeuwarder Courant van den 8 dezer maand october. De aanbesteding van den straatweg van hier naar Harlingen, heeft op vrijdag l.l. plaats gehad, en zulks tezamen voor ƒ 252.000, als: het leggen der aardenbaan tot ƒ 42.000, aannemer Gerrit Kijl, te Nieuwerkerk en de bestrating en beschrijving tot ƒ 210.000 aannemer Jan Zwolsman, te Kuinre.
Den 24 Oct. Niettegenstaande dat het een paar dagen wat droog weder ware, heeft het hedennacht niet sterk, maar gedurende een zachten regen geregent, waardoor het aardrijk doornat en vol water is, zoodat de weidlanden trappen en het schoone groene en krachtige gras vertrapt en verslonden wordt, het staat ertoe: dat de beesten vroeg gestalt moeten worden, wij zijn thans nog 3 weeken voor den 12 Nov. waarop doorgaans gerekent wordt om het vee te stallen en men hoopt dan nog bovendien een week of 14 dagen, of tot aan December te weiden, zooals met ons het geval wel eens geweest is; men zegt dan doorgaans, als het over Allerheiligen gaat, dat het onleegtijd … [onleesbaar] en men iederen dag hooi wint.
Het vee is buitengewoon duur in alle soorten, onlangs verkogt ik een weidkoe welke geen 700 oude lb. woog voor 140 Guld. zooals onlangs melde, de ligter en zwaarder na rato gerekend, ook het melkvee waaronder de geschikte, tot 120 – 130 a 140 Gulden kosten.
De huiden zijn buitengewoon duur, de bullehuid heb ik verkogt voor 17½ Cent en daarvoor 56 [onleesbaar teken; moet zoiets als stuks betekenen] vrij ontvangen ƒ 9-75.
Blz. 110
Den 26 Oct. Sedert de vorige steeds afwisselende regen meer dan voriger. Men hoopte steeds op droogte maar men begint thans moedeloos te worden.
Het is zoo buitengewoon nat, als men maar selden in vorige jaren onderhevig was. Niet alleen de greidboer lijdt in het gemaak en zal misschien vroeg moeten stallen, hetwelk een lange winter, en schaarsheid in het hooi zal aanbrengen, althans voor dezulke welke niet te veel hooi gewonnen hebben, maar ook de bouwman kan volstrekt niets doen ploegen nog eggen, veel min wintergraan zaaijen zoodat de landbouw thans een zeer ongunstig aanzien heeft.
Dezer dagen zijn hier een groote menigte kalvers voorbijgedreven, door buitenlandsche en inlandsche kooplieden zeer duur opgekogt, om naar Dragten te voeren allerwaar het den 28 e.k. kalver en beestemarkt is.
Wij melken thans nog 8 emmers melk van 6 a 27 koeijen. De schapenmelk hebben wij in de stad aan een bakker verkogt voor 3 stuivers de halfkanne tot Allerheiligen, misschien dat daarna dezelve nog wel duurder zal zijn.
Het Prov. Friesch gen. van ges. oudh. en taalkunde adverteert volg. besluit van d. 5 Oct. dat gedurende de opv. wintermaanden, maandelijks een buitengew. vergadering der leden zal worden gehouden, in het gebouw van het Dep. tot Nut van het algemeen op het Aardenwaltje te Leeuwarden op donderdagen den 29 Oct. 19 Nov. 17 Dec. 1840, 21 Jan. en 18 Febr. 1841 des avonds half zeven uur.
Blz. 111
Den 28 Oct. gisteren alleronstuimigst, regen en wind, dog hedenmorgen heldere lucht en stijve zuidenwind, in den vroegen morgen onder het melken, was er sterke weerlicht in het N.W. waarschijnlijk dat diep in het N.W. een zwaar onweder bestond.
In den verleden week liepen bij een harden N.W. wind, het Noorderleeg of zoogenaamde polen onder water, waardoor de weide voor het vee bedorven wierd, en de eigenaars ook alhier genootzaakt zijn geworden, om de jongbeesten welke aldaar in de weide besteed waren dadelijk te huis te halen. Wij hadden thans daarmede niet te doen, wijl wij onze jongbeesten, van het begin van Mei tot nu toe, in een stuk land welke wij te Wijtgaard gekogt hebben, waarvan ons 4 pondemate behooren hetwelk mij met onkosten 1800 kost, en dus profijtelijker dan dat wij scharren op de pollen huren, geweid hebben.
Den 29 Oct. heden ook goed weder, indien de grond zoo nat niet ware, dan zoude het vee bij het zachte weder nog zeer goed bestaan, vooral, als er genoegzaam gras voorhanden ware.
Ik had aan een boer te Swichum, welke handel in vee doet, en voorgenomen hadde ook handel op Dragters markt te doen, dat hij
Blz. 112
ons een roodbont bullekalf moest koopen hetwelk hij aannam; en ten gevolge daarvan hebben wij heden een roodbont bullekalf ontvangen: de drijvers welke van Sijbren Postma om ons te bezorgen, belast waren, zeiden dat er maar 5 zulke bullen n.l. roodbonte te Dragten op de markt waren, waarvan de geschikste voor ons gekogt was, van den prijs wisten zij niet, maar dat de prijs der kalvers voor de kooplieden te Dragten niet in de hand was gevallen, omdatze te duur ingekogt waren; men begrootte het getal kalvers te Dragten op de markt wel 1400 zouden bedragen hebben.
Wij hadden ons bullekalf aan de zoogenaamde Bilzucht verlooren.
Men zegt dat er veel vee op stal is, vooral in de lage contreijen, zoo zeide mijn buurman mij hedenmorgen, dat te Bozum en elders de meeste boeren het melkvee al opgezet hadden zoo was onder anderen een boer Wijtze Bakker over de Zwette, welk al 28 beesten op hadde.
Morgen is het marktdag te Leeuwarden misschien, dat er wel veel vee ter verkoop zal aangeboden worden, mogelijk is de prijs wel eenigzins gedaald, wijl het vee vroeg naar de stal moet.
Blz. 113
Den 31 October, sedert de vorige droog aangenaam weder, heden stil en zacht met invallende regen, waardoor wij in onze hoop op droogte weder teleurgesteld zijn.
Gisteren marktdag er was wel veel vee in alle soorten, onder anderen ook een menigte kalvers te Dragten overgehouden, het vee houdt geen prijs trouwens het vee moet te vroeg gestald worden.
Onlangs verkogte ik vier oude vare koeijen om in de aanstaande week te leveren, voor 68 Gld. het stuk, welke thans op de markt geweest zijnde, geen prijs zouden gehouden hebben. Bij gewoone jaren, was de prijs van zulk vee 40 a 50 Gld.
De boter en kaas houden prijs, trouwens het gemaak neemt met het stallen van het vee af, waar dat van de kaas eerlang geheel ophoud.
Ons bulle welke wij thans gekregen hebben kost ons alle onkosten daaronder begrepen ook de belooning voor de kooper, tezamen 22 Gld. De prijs is zeer in de hand gevallen; want wij tauxeerden dezelve op 30 Gulden. Een mager varken uit het land 5 weeken voor Mei, jong zijnde hadden wij ter markt, en dagt ons, dat wij eenige guldens op de bulle zouden moeten toegeven maar de prijs daar van overtrof dezelve eenGuld. zijnde voor 23 Gulden verkogt, waaruit op te merken is, dat de varkens buitengewoon duur zijn.
Blz. 114
Den 3 November, sedert de vorige droog en schoon weder, waardoor het vee, schoon de landen getrapt zijn, in geen maand bij nacht en dag zoo aangenaam en tevreden heeft konnen weiden. De meeste boeren alhier, konnen indien het weder zoo droog en schoon blijft, tot Allerheiligen weiden. Aan de Sneeker kant is het meeste vee gestalt.
De schatter heeft een onzer varkens gisteravond geschat op 55 Gulden, nadat hij gedurende deze dag, bij de slachters en de partikulieren, onder Wirdumer behoor bezig was geweest, om het slachtvee te schatten, waarvan de Accijns om de duurte tot een buitengewoone hoogte steigert.
Heden hadden wij kerkvoogden comparitie ten gevolge van een aanvrage van het Grietenijbestuur, tot afstand van eenigen grond onder deze Administratie behoorende, benoodigd zijnde, tot het bouwen van een nieuwe school niet zoo zeer wegens bouwval, maar omdat dezelve te klein is, om de menigte kinders te bevatten. Naar het zeggen van den onderwijzer mag men dezelve thans op 200 schatten. Wij hebben het Bestuur dit verzoek toegestaan bij missive om te bezorgen aan den veldwachter overgegeven.
Blz. 115
Den 9 Nov. schoon het weer zacht is en sedert de vorige tamelijk droog, heeft het afwisselende geregent, vooral den verleden nacht is er zeer veel water gevallen, heden heldere lucht.
Onder ons melkvee zijn er welke verbazende zeere uijers hebben, de droop daarmede vergezeld gaande, onder Wirdumer behoor zijn er die aan hetzelfde zéér laboreeren, een paar van de slimste in het oogmerk die heden op te zetten, eigenlijk moesten de beesten allen op de stal, want door den sterken regen van hedennacht, staan de ingetrapte … [onleesbaar] van het vee vol water, en trapt dus des te meer. Ook is het nog voor Allerheiligen, en geeft dus een langen winter.
Des avonds den 4 kwam domeni van Achlum hier met zijn outste zoontje, ‘s anderen morgens ging hij vroeg naar de stad, om benevens alle de questors van alle de Classen van Friesland, van den generalen questor, de weduwengelden te ontvangen, mijn zoon voor de Classis van Harlingen en ontving tot dien einde 15 a 1600 Gulden, waarvan hij in de stad aan Wed.n. onder zijn ressort en alhier woonachtig, eenige honderd Gulden konde uittellen, het overige, moest hij te Franeker, Harlingen, Bolsward, en elders uitbetalen, dit gaf veel drukte, na den afrekening in de stad, ging
Blz. 116
hij ‘s avonds 6 uur uit de stad nadat zoon Lijkle en de knegt hem volgens afspraak tot aan het tolhuis hem tegemoete gegaan waren en toen tot het Wirdumer gebuurte geleiden, het was schoon lichte maan, zijne familie aldaar bezogt te hebben, kwam hij ‘s anderen avonds hier te rug, des anderen morgens vrijdag den 6 gingen wij tezamen naar de stad, alwaar hij met zijn zoontje in het 9 uur Harlinger schip vertrokken om te Harlingen nog dien dag eenige bezigheden waar te nemen, eer hij naar Achlum te huis keerde.
De markt was vol vee, ik kogte een opzetterskalvekoe voor 95 Gulden, het was een grage markt.
Den 12 November, heden goed weder, dog sedert de vorige alleronstuimigst, met verbazende veel regen, waardoor het water hoog en de landen buitengewoon nat zijn, ten gevolge daarvan hebben wij gisteren nog 17 van de zwaarste koeijen opgezet en heden de kalvers.
Dog gisteren in den zeer vroegen morgen, terwijl wij allen nog te bed en in slaap waren, wierden wij zeer verschrikt te wakker, door een zeer benaauwenden schreeuw en gekreun, evenals door een benaauwden droom, en hoorden weldra, dat het onze Akke was, ik spring dadelijk van het bed, benevens alle
Blz. 117
mijne huisgenooten, het licht onstoken hebbende bevond dat onze outste dogter Akke, in een verschrikkelijke benaauwdheid zonder eenige bewustheid verkeerde, de ontroeringen waardoor ik benevens de mijnen aangedaan wierden is niet uit te drukken, mijn zoon Lijkle zich ook met haast kledende, liep te voet naar Wirdum om den Chir: Beekhuis te halen, welke dan ook binnen het uur hier was, mijne zieke dogter eenigzins in stilte nederlag, was op dat oogenblik, toen weder in een hevige benaauwdheid, na haar adergelaten, en wat spiritus ingegeven te hebben, vertrok toen, en beschikte met een groot uur, dat wij de drank in huis hadden, dog na afwisselende geneigdheid om te braken, merkten wij zoo gene buitengewone benaauwdheden, maar wel dat zij zeer stil daar wel bij haar verstand te bedde lag, de medicijnen haar geregeld toedienende, onze dogter Dieuwke met haar man, benevens Doeke en Tjitske hier gedurende den dag bij ons zijnde, bleef Dieuwke hier dezen nacht mede waken. Een geruste nacht gehad hebbende, nadat de Chir. in den vroegen morgen haar in een beteren toestand aangetroffen hadde zijn wij weder zeer gemoedigd, vooral dat wij het geluk hebben, haar thans in ons midden op hare begeerte hebben op zitten, terwijl wij koffije drinken
Blz. 118
zoodat wij thans hoop hebben haar te zullen behouden, maar ook dat zij mogelijk spoedig zal herstellen. Deze ongesteldheid trof ons zooveel te meer wijl zij meest altoos gezond is, maar ook altoos de eerste en de laatste in de werkzaamheden der boerderij en anders, in het opstaan en te bedde zooals des avonds te voren was zij zonder ergens over te klagen na hare gewoone werkzaamheden te bedde gegaan. Over hare benaauwdheid weet zij ons niets te zeggen, alsmede over de ongesteldheid, hoe en wanneer gedurende den nacht het haar aangekomen is.
Tot ons bemoediging is onze dogter IJtje welke onlangs weder zeer ongesteld was, na het gebruik der medicijnen, thans weder volgens haar gewoonte zeer werkzaam in de zaken van opredden en schoonmaken, van die dingen welke nu de beesten op stal zijn, niet in gebruik zijn, vooral met betrekking tot de kaasmakerij, dat ons thans zeer te pas komt en vooral dat zij volgens haar gewoonte alles met overleg behandelt, zoodat alles welgedaan is, wat zij doet, en daarom gerust mogen zijn, dat alles wel is, dat zij afgedaan heeft. Zij is thans, nu hare zuster ziek is, zeer belangrijk.
Blz. 119
Den 18 Nov., sedert de vorige alleronstuimigst regen en wind, waardoor het water tot een bedenkelijke hoogte is geklommen, heden goed weder, ten gevolge van het onstuimige weder hebben wij den 16 het overige melkvee op stal gezet, en omdat wij door het vroeg opzetten, vreezen dat wij geen genoegzaam hooi zullen hebben zijn wij begonnen met daags 20 lijnkoeken te voederen, die 1000 kosten 13½ Gulden, dit is wel zeer kostbaar want wij weeks 140 dezer wijs benoodigd zijn.
Maandag verleden is mijn zoon, W. Hellema benevens mijn zwager H. Hettema Dos. Posthumus en Dos.de Haan als gecommitteerden van de afgescheidenen dezer provincie naar Amsterdam vertrokken, om met de gecommitteerden 4 uit ieder provincie, aldaar volgens een vroegere oproepinge en nominatie de belangen der afgescheidenen, op een eenparigen en vasten voet te regelen en vast te stellen.
Mijn zoon hadde den 13 een kaartje op de diligiance genomen, welke hem 16 Gulden kostete, en toen hij ‘s morgens te Wijtgaard op de deligiance zoude gaan was dezelve zoo vol, dat er niemand meer in konde, op vertoon van zijn kaartje, bood men hem een ander rijtuig, maar dit verkoos hij niet, toen moeste een der passagiers de plaats voor hem ruimen, en zij vertrokken om negen uur, misschien dat ik op rapport van den uitslag, dezer bezending, wel eens terug kom.
Blz. 120
Onze dogter IJtje, die zoo fiks in order was, dezer dagen, weder onpasselijk geworden, zoodat zij meest het bed heeft gehouden en medicyneert daarentegen is onze Akke, in zooverre weder hersteltd, dat zij de huiselijke werkzaamheden heeft aangevangen.
Den 19 November heden schoon weder de natuur schijnt thans in rust te zijn, ook melden de couranten dat de vorst in Rusland rede ontstaan is.
Het slachten is thans de order van den dag, ook deelen wij byzonder daar ook in, onlangs slachteden wij een Drent, toen een os, naderhand een oud varken van 350 oud lb thans hebben wij een vette koe aan de balk. Maandag aanstaande, slachten wij nog een oud varken van ongeveer 400 lb, en mesten nog ook een spalling, om die eerlang ook te slachten, zoodat wij in overvloed voorzien worden van vet, vleesch en spek.
De Accijns loopt zeer hoog, bij voorbeeld ons beest dat thans aan de balk hangt is op 75 Gulden geschat, waarvan de accijns 17 Gld. en 5 Cent bedraagd, al het overig naar rato, en brengt dus een schat op aan het Rijk en Gemeenten.
Blz. 121
Den 24 Nov. heden goed weder dog sedert de vorige afwisselende buitengewoon onstuimig; de gewoone paden en wegen zijn volstrekt onreisbaar, of men moet gebruik maken van omwegen, zooals het steenen padtje van Wirdum naar Wijtgaard, waarvan veel gebruik wordt gemaakt, om van hier en elders in den omtrek naar Wirdum te gaan en van daar tot hier en elders, ik gaan het meermalen naar het gebuurte, maar het is een grooten omweg.
Men spreekt wel om van hier een steenen padtje, of de Werpsterdijk te bepuinen, maar niemand slaat de handen aan het werk, ten ware ik daarvan een ontwerp vormde, om door onderteekening der ingezetenen het Bestuur aan te bieden.
In de couranten wordt opvolgende gemeld van het overstroomen der buitenlandsche rivieren in Frankrijk, Italien Zwitserland, de verwoestingen daardoor aangerigt in steden, dorpen en gehugten zijn ontzettend, ook de Nijl, zoude tot zulk een ontzettende hoogte geklommen zijn, dat er een menigte plaatsen zouden verwoest zijn, en men in Egypten voor een hongersnood vreesde.
Blz. 122
Den 28 Nov. Sedert een paar dagen allerschoonst weder met vorst, heden hetzelfde, mogelijk dat de winter invalt.
Mijn zoon is na eene afwezigheid van 12 dagen tot blijdschap van hun en zijne betrekkingen, welvarende op den 25 ‘s avonds uit de diligiance te huis gekomen van Amsterdam; de werkzaamheden waren nog niet ten vollen geeindigd, maar omdat het kantoor van ‘s Rijks Belastingen alhier door hun waargenomen, was een voldoende reden, dat de vergadering hun ontsloeg.
De afgevaardigden uit alle provincien waren tegenwoordig, men hield openbare zittingen, en de gewigtigste punten, wierden eenparig na naauwkeurig onderzoek vastgesteld. waarbij de besluiten in de leerstellingen, benevens de canones der Dordsche Sijnode van 1638 en 1639 formulieren enz. aangenomen zijn, in alle betrekkingen zooals die door gem. sijnode vastgesteld zijn.
Terwijl de inhuldiging des Konings juist inviel, wierd vanwegen de regering van Amsterdam kaartjes aan de afgescheidene gemeente aldaar aangeboden, om op den 28 de krooning bij te woonen, welke in de Nieuwe Kerk zal plaats hebben, in tegenwoordigheid van de Staten Generaal, Raad van State, alle hooge ambtenaren commissies andere collegie enz. dit aanbod is met dankzegging aangenomen.
Het schijnt dat de voorzienigheid deze plechtigheid met zulk schoon weder begunstigd, ook ten aanzien der eenigheid in de vergadering dezer Sijnode der afgescheidene.
Blz. 123
Als eene bijzonderheid is bij deze vergadering opgemerkt dat een Domeni Ledeboer, predikant te … [blank gelaten] zich … [onleesbaar] volkomen overtuiging, zich van zijne gemeente hadde afgescheiden, waarom hij voor krankzinnig gehouden wierd en met een opsluiting bedreigd wierd maar in deze vergadering ingeleid zijnde, bleek het dat hij niet alleen wel bij zijn verstand ware, maar ook een man van doorzigt, van wien in de advisen der behandelde zaken, zeer veel licht verspreid wierde en de loop der zaken tot een goed einde gebragt. (Hij had zich staande aan de afgescheidene aangesloten en hem het lidmaatschap aangeboden) … [onleesbaar] hij bijzonder nuttig.
Hedenmorgen zijn de Dragonders welke sedert het voorjaar te Leeuwarden ingekwartierd zijn geweest, doorgetrokken naar Deventer om aldaar in guarnisoen te zijn; zooveel paardenvolk en gemonteerd, gaf zeer veel gedruisch op de straatweg, gevolgd door hunne bagagiewagens.
Den 1 December, de vorst is sedert een paar dagen weder verdwenen, heden mist vergezeld van regen.
Gisteren hebben wij de jongbeesten op stal gezet zoodat al ons rundvee gestald is, en alles 42. Een paard is nog uit, het andere staat op stal om het karnen, wij melken daags 8 emmers melk, de prijs der boter is thans 40 Gulden min en meer na kwaliteit, mijn zoon heeft 300 nagelkazen verkogt: 26 Guld. `t schip lb.
Blz. 124
Den 2 December, hedenmorgen schoon weder, wij hoopen maar dat de winter niet spoedig zal invallen.
In den verleden week is de orgelmaker Redersma van Wieuwerd hier een nacht geweest, om ons orgel te stemmen, het was eenigzins ongestemd, wijl wij een nieuwen vloer te kamer kregen, en daardoor van en weder op deszelfs plaats moeste gewerkt worden.
Mijn kleinste jongen, ontvangt tweemaal ‘s weeks les in de musiek van een der zoons van mijn zoon uit de buren, hij is thans 10 jaren oud, en maakt zeer goede vorderingen hoewel hij bovendien, benevens mijne beide andere zoons meer en min de Pzalmen speelen door mij nu en dan eenigzins onderrigt bekomen hebbende.
Als eene bijzonderheid mag men aanmerken dat het huisgezin van mijn zoon, de meeste der kinderen en vooral de jongste, meer en min musiek en de Pzalmen speelen, waardoor zijn orgel nimmer rust heeft. Dat zijn vrouws broeder en deszelfs zoons benevens den vader aldaar inwoonende, uitmuntend de klavier behandelen dat de zuster van mijn zoons vrouw de huisvrouw van den Chir. Vlaskamp te Stiens, beneven een a twee harer kinderen uitmuntend op de piano speelen; dat ik benevens mijn broeder ontvanger
Blz. 125
van ‘s Rijks Bel. te Wanswerd lang de kerkorgels bedienden, dat mijne jongste kinderen zoo als bovenzeide, min en meer in het speelen opgeleid worden, zoodat er in de familie van mijn zoon, aan zijn eigen en vrouws naaste bloedverwanten een aantal zijn, die min en meer ervaren in de musiek zijn ook hijzelf en zijn broeder de Domeni te Achlum, is de meester van de gehele familie; onder deze zijn 3 schoone huisorgels twee zeer goede piano’s en wijdere speeltuigen als de fiool, die mijn zoons vrouws vader en deszelfs zoon en zoons zeer goed bespeelen; de zoons van mijn overleden dogter op Hallumermieden, bespeelen de clarinet, hambois en fluiten, waarin mijn zoon de domeni van Achlum ook niet onkundig is, ontving op de fluit les toen hij als vrijwilliger in den dienst van den landstorm als pieper bij de tambours alhier gedurende de aanwezigheid diende, tot op deszelfs ontbinding, waaronder mijn zoon als sergeant diende en ik als gemeen.
Vijfmalen weeks komt een ondermeester uit de stad, de Vries, genaamd, bezittende den derden rang een zeer goed jongman alhier, om mijne beide jongste zoons les te geven in het lezen schrijven rekenen en fransch, hetwelk nu al een zeer geruimen tijd, jaren heeft geduurd, eerst ontvingen zij les van Posthumus, maar toen deze naar Harlingen vertrok, heeft de Vries zich daarmede belast.
Blz. 126
Ik melde bevorens dat mijn zoon met de diligeance van Amsterdam te rug kwam, onder de passagiers, waren twee bij hem gezeten Heeren van Leeuwarden en het Heerenveen, niet onbekend van den R. godsdienst, deze spraken onderling nadat zij zich verzekerden dat mijn zoon hen niet verstond, want hij mengde zich volstrekt niet in hunne onverschillige gesprekken toen meer bepaald in het Fransch over staats en godsdienstige aangelegenheden, aan Roomschgezindten toevertrouwd.
Daar mijn zoon het fransch nu wel verstaat, maar zoo juist niet spreekt, hield hij zich maar gedurig vreemd, las en bladerde in zijn eigen boek waardoor deze Heeren te vrijer spraken, dog toen de Heer van het Heerenveen hen onderweg verliet was hij een geruimen tijd alleen met de ander, zonder te herhalen in hun onderling praat, wat de Heeren gesproken hadden, liet hij als het te pas kwam niet onduidelijk merken, dat hij hen verstaan had, zooals de Heeren straks zeiden inmengende waardoor deze in het eerste groote oogen zette en voor eenigen tijd het gesprek afbrak, maar zich daarna herstellende zettende hun onverschillig praat voort tot aan Wijtgaard, alwaar mijn zoon de diligeance verliet.
Men kan dus nimmer in publieke plaatzen op reizen enz. te voorzichtig zijn in gesprekken en praat, men weet vaak niet, hoe men verstaan wordt.
Blz. 127
Den 5 December sedert de vorige schoon weder. Mijn zwager H. Hettema is gistermorgen in de stad gekomen, met de veerman van Amsterdam, na steeds na het vertrek van mijn zoon, in de synode der afgescheidenen werkzaam te zijn geweest; men zal een verslag van het verhandelde doen drukken en algemeen maken.
De plechtigheid van de inhuldiging des Konings op den 28sten, heeft eene commissie uit de afgescheidene op uitnoodiging van de regering van Amsterdam gebruik gemaakt, en bijgewoond waaronder Domeni van Velzen en andere.
Een adres van gelukwensching tot de komst van den troon benevens een verzoek tot de vrijheid van godsdienst is door de synode der afgescheidene aan den Koning vervaardigd en daartoe eene commissie benoemd om hetzelve den Koning aan te bieden.
Alle de nieuwspapieren zijn opgevuld met de plechtigheden, bij het inhalen van den Koning en Koninginne op den 27 Nov. te Amsterdam en den inhuldiging op den 28 dito in Nieuwe Kerk aldaar op eene wijze waarvan in de jaarboeken selden een voorbeeld zal aangetroffen worden, den Eed van Z.M. op den grondwet afgelegd en wederkerig den Eed van de Staten Generaal enz. den Koning aangeboden was bij deze plechtigheid aandoenlijk, en werd met een toespraak en gebed van Dos. Wolterbeek en het zingen van het laatste
Blz. 128
vers van Pzalm 72 besloten waarna Z.M. en de Koninginne benevens de gehele stoet zich in dezelfde orde als zij gekomen waren, uit de kerk te rug naar het Paleis begaf. Het schitterende van alle deze plechtigheden ging alle verbeelding te boven.
De boter was gisteren 43 Gulden, het spek en vleesch is steeds duur; de vette koeijen wierden op de markt verkogt het Ned. lb a 8 Stuivers en de vette varkens 7 Stuivers, de aardappels 9 a 10 St. de korf; maar de beste houden goed prijs tot 15 a 16 St. dog door het onstuimige en natte weder gedurende den herfst, hebben deze niet dan bezwaarlijk konnen gedold worden en uit dier oorzaak minder van kwaliteit en goedkooper.
De appels zijn voor een matigen prijs, verkrijgbaar, er is vooral buitenlandsch een goede kwantiteit gewonnen.
Buitenlansche berigten worden thans niet gemeld dewijl de couranten steeds opgevuld zijn, met de bijzonderheden van de komst van zijne M. Willem de tweede tot den troon, benevens trouw- geboorte en sterfgevallen, boelgoeden, verkoopingen van vastigheden enz.
Zoo is onder anderen een boelgoed op den 9den dezer aangekondigd van een boerereeuw en beslag
Blz. 129
nagelaten door wijl. den Heer Middachten van wiens overlijden wij voormaals melden residerende meesttijds op Oenema State onder Wirdum.
Schoon deze state gaan aanzien heeft van voormalige grootheid, dewijl de gebouwen hoven en cingels, afgebroken en afgehouwen zijn wordt het nogtans, daar het anders een boerehuizinge en schuur in het aanzien is, Oenema State genoemd, deze benaming wordt levendig gehouden door de opene vergulde in een ijzeren homeij voor het hornleger aan de straatweg, door den Heer Middachten tijdens het leven van Mevrouw Middachten aan wien deze state van voorouderswegen, eigenlijk behoorde, geplaatst.
Er bestaat thans geen een state van voormalige aanleg meer onder Wirdum behoor, alleen te Goutum heeft men nog Wiardastate in vorige stigting en aanleg met alle de daarbij getimmerden een aanzienlijke spitse toorn, met gragten en cingels omringd. Een aanzienlijk groote stalling voor paarden enz. is voor een paar jaren afgebroken en daarvoor een kleinere gebouwd. De gebouwen, de toren, poort plein, gragten cingels enz. worden uitmunten onderhouden, in denzelfden stand, zooals die gestigt en bezeten zijn geweest van voormalige grooten waaronder de Potestaat Wiarda, thans als mede Eigenaarsche bewoond door
Blz. 130
de Fruële Cammingha, zuster van onzen tegenwoordigen Grietman Cammingha, mede eigenaar, dog residerende te Huizum.
Wanneer ik mij bij geval te Goutum bevinde en voor het rijdpad en de cingel het algemeene voetpad, omwandele, moet ik mij verwonderen over het stigten van zulke kastelen, alwaar men zich voor het geweld van binnenlandsche partijen tijdens der Vetkoopers en Skieringer onlusten tragte te beveiligen, of van daar wederkeerig roof, moord en doodslag uitoefende; o! wat was mijn vaderland toen ongelukkig als ik dan dit alles nadenk, bij het omwandelen en aanschouwen van dit gebouw, de toren, waaruit men misschien den vijand in den omtrek bespiedde de wijde gragten en alle de aanhorigheden, hoe was het mogelijk dat Friesland onder der voorvaderen vrije Friezen niet verwoest, en dit geslachte zichzelven van den aardboden uitroeijde.
Met dit alles is deze aanleg nog met vele cieraden betimmerd, misschien in den jongsten tijd dier beroerten gebouwd. De steenen huizen of zoogenaamde stinzen, waren intusschen voormaals volstrekt niet tot cieraad, maar tot geweld gebouwd, waarvan het muurwerk vaak 10, 12 tot 15 Friessche steenen dikte hadden, maar bij mijn weten, zijnze in Friesland niet meer.
Blz. 131
Tijdens mijn verblijf, zijn er onder Wirdumer behoor twee poorten, die alhier van voormalige grootheid nog stonden, voor verscheidene zooals wij elders gemeld hebben, ook weggeruimd waarvan de een op Oenema State afgebroken en de andere op Campstra State nabij Wirdum door een harden wind opgewaaid.
Den 10 December, sedert een paar etmaal is de winter zeer zacht ingevallen, en zal waarschijnlijk wel eenigen tijd duren, wijl de kievieten en wilsters bij groote zwermen uit het Oosten naar het Z. Westen gevlogen zijn allen in een groote uitgestrektheid, dezelve streek houdende, evenals of zij langs een lijn vlogen.
Ik meen dat wij voormaals dit meermalen opmerkten en elders geteekend hadden; bij deze vlugten waren wij thans volstrekt niet voorbereid, en zag geen mogelijkheid om het net zoo spoedig uit te leggen, dewijl de grond hard was en moeste daarom deze gelegenheid tot mijn leedwezen laten passeren, om een goeden vangst te doen.
Het boelgoed van gisteren op de plaats van wijl. Middachten heeft voortgang gehad: het vee en hooi zijn duur verkogt, het was niet zeer uitsteekend ik kogte een nieuw schapenrib, waaraan wij altoos behoefte hadde, ook een paar vorken en harken.
Blz. 132
Den 15 December, sedert de vorige vorst, goed weder, afwisselende evenwel met eenig sneeuw.
Het is overal rijdbaar op schaatzen, evenwel met omzichtigheid, wijl hier en daar, met de aankomst der vorst, wakken gebleven zijn, welke thans met de weinige sneeuw waarmede het ijs overdekt is niet te onderscheiden zijn, de meesten zijn toegevroren maar allen nog niet sterk genoeg om er over te rijden.
Zoo bestond gisteravond het geval, een jongeling welke benevens anderen, na het vraagleeren, op de Wirdumervaart reden, zooals doorgaans de boereknegten en meiden gewoon zijn, de zoogenaamde Wijde Horne aan de gebuurte te Wirdum, welke Zondag nog geheel open was, en daarom van de baanrijders gemijd wierd, ook bekend bij deze jongeling een zoon van Pier Alberst Steensma, voorheen boer dog thans in de buren koemelkerij drijven, hadde de onvoorzichtigheid of onachtzaamheid in deze wak te rijden, en schoot dadelijk onder het ijs met zeer veel moeite haalde men hem daaronder weg; en bragte hem dadelijk naar het huis zijns vaders, men bespeurde nog leven in hem, en na alle aangebragte hulp gedurende den nacht is hij evenwel hedenmorgen overleden.
Over de Zwette zegt men is dezer dagen ook een boeremeid verdronken, men vond haar een etmaal daarna in het ijs.
Blz. 133
Den 21 December, sedert de vorige altoos een bestendige vorst, de Gouverneur heeft daarom geadverteerd; dat er niet zal gestroomd worden, maar zoodra de dooi invalt.
Het is ten gevolge van het schoone ijs, opvolgende hardrijden geadverteerd wordt, heden te Leeuwarden vervolgens te Sneek door vrouwen op de Oude Schouw enz. Het ijs is zoo sterk dat het met paard en sleed kan gebruikt worden.
De boter was gedurende open water tot 43 Gulden geklommen; maar bij den invallende vorst, de laatste marktdag tot 30 Gulden gedaald; ik en anderen hebben daarom de boter ingehouden.
Bevorens den 17 hadden wij te gasten onze kinderen uit de buren, Douwe Pieters van Hempens, Pieter Zandra van Teerns, Sije van Wijngaarden agter Wijtgaard met hunne vrouwen, gedurende den dag aangenaam bij elkanderen geweest te zijn, vertrokken ‘s avonds 9 a 10 uur.
Den vorigen dag den 16 Dec. was ik benevens mijne andere medekerkvoogden gedurende den dag in de herberg te Wirdum, om de huur van de Kerkeplaats en andere ontvangsten te ontvangen, de rekeningen aan timmerlieden verwers klokluiders enz. te voldoen van de tusschen de 11 en 1200 ontvangene gelden, hield ik ‘s avonds bij het opmaken der kas van deze gelden ongeveer 26 Gulden overig.
Alle aanstalte gemaakt te hebben door mijne kinderen om de familie en bekenden van Hallumermieden te ontvangen was mijne dogter IJtje op de 19 bij het aankomen hunner neven en nichten, weder zeer onpasselijk, na alvorens zeer werk-
Blz. 134
zaam te zijn geweest, en de dagelijksche bezigheden met ijver waargenomen te hebben; ook een liefhebster van schaatsrijden zijnde, hadde zij met mij voorgenomen in de volgende week onze familie te Birdaard te bezoeken; maar in plaats daarvan ligt zij thans ziek te bed en onder handen van onzen chirurgijn.
Den 29 December, sedert de vorige zonder eenige afwisseling een aanhoudene vorst, en zeer bestendig schoon zonneschijn stil weder; waardoor het buitengewoon aangenaam is te schaatsrijden, hoewel heden en paar vorige dagen mist dog stil.
Het hardrijden op schaatzen en harddraven met paard en sleed, is de order van den dag, zoo in de courant steeds opgevuld met aankondigingen van dit Friesch volksvermaak. Zoo hadde onder anderen gisteren een hardrijderij van mannen en vrouwen op de stadsgragt plaats, van de hardste en uitgekozenste rijders en rijderessen uit dit gewest tezamen 16 paren, aanvang nemende 10 uur en eindigende 4 uur ‘s avonds; de uitgeloofde prijs voor het paar winders was 150 Gld. en de premie 50 Gulden. Ik had de nieuwsgierigheid ook derwaarts te rijden. De menigte van menschen aldaar tegenwoordig was ontzettend, en de plechtigheid van musiek en vlaggen daarmede vergezeld gaande, was misschien selden zonder voorbeeld.
Heden den zijn de hardrijders te Dokkum uitgenoodigd, om te hardrijden op eene prijs van een gouden horologie of dertien gouden Willems, en een premie van een zilveren tabaksdoos of drie gouden Willems en zoo volgende op andere dagen in onderscheidene plaatsen.
Uit andere gewesten winnen vaak de harddraverspaarden de prijzen en pramien, maar het hardrijden op schaatzen is alleen aan de Friezen eigen.
Blz. 135
Den 31 December. Dooi, de wind N.W. de sneeuw hoewel in geringe kwantiteit is gesmolten, en de slooten stroomen met water; het weerglas zakt, dog vreezen dat de winter zich herhalen zal.
Er is misschien selden zooveel gebruik van het ijs gemaakt, het was steeds effen en rijdbaar met schaatsen; daar te boven hadde het Bestuur in alle plaatsen in dit gewest baanvegers aangesteld, welke de vrijheid hadden van de schaatsrijders en belooningje af te vragen, waartoe over het geheel nogal veel centen uitgereikt wierden, tot ondersteuning van deze werklieden uit de behoevende classe. Gedurende deze aanhoudene schoone vorst hadden deze lieden weinig te doen, maar vroegen desniettegenstaande hunne centen, hetwelk hen door fatzoenlijke lieden ook niet geweigerd wierd; ingevalle van sneeuw zegt men zoudenze door de Bestuurders der grietenijen en steden beloond worden.
Gedurende deze vorst hebben wij onze eenden met gekookte kleine aardappels en hooizaad onderhouden, zij zijn thans zeer fleurig en flodderen in de stroomen.
Ik heb onzen knegt met de boter op een sleed naar de markt gezonden.
Paard en belsleed, zwaar geladene sleden met granen en anders, met paarden bespannen, ziet men dagelijks het ijs gebruiken, nog heden marktdag, hetwelk op een donderdag invalt, dewijl het morgen nieuwjaar is.
Hedenavond te 5 uur, is volgens afkondiging van onzen predikant, godsdienstoefening, hetwelk ik voorgenomen heb, met mijne jongste zoons, bij te woonen dewijl het ook lichte maan is.
Blz. 136
Wegens het onstuimige weder op den avond ben ik te huis gebleven en heb de godsdienstoefening niet bijgewoond.
Ik heb op tijd niet gemeld dat Domeni van Achlum zijne vrouw en outst zoontje, hier en bij de familie den 18 op schaatsen gekomen en den 19 weder vertrokken zijn, en dat mijn dogter en zwager uit de buren benevens hunne outste dogter, twee zoons Lijkle en Klaas, en een twee zoons en een dogter van mijn zoon uit de buren en dus tezamen, de 30 Domeni te Achlum op schaatsen bezogten, zij waren ‘s avonds vroegtijdig te huis.
Wij hebben een zeer natten en kouden zomer gehad en zoo opvolgende den Herfst, totdat de vorst ingevallen is, zooals uit mijne aanteekeningen zal konnen gezien worden, misschien is dit ongunstig en nat saizoen wel gunstig voor den landbouw geweest, vooral daarin dat de muizen niet zoo welig tierden en vermenigvuldigden, welk zoo schadelijk ongedierte over de landen verspreid, zich in een bedenkelijken aantal openbaarden; dog thans bij den dooi, loopen de gaten vol water en als er weder vorst invalt, dan zijn de hoolen verstopt, tot verderf en ondergang van dit dierensoort.
Minder of meerdere belangrijke zaken, hebben er gedurende dit jaar, aangetekend en geëindigd en zullen dan dezen jaargang besluiten, zooals vorige jaren met een opgave der belastingen, gedurende dit jaar over ons dorp geheven.
Blz. 137
Alvorens melden wij nog, dat bij algemene volkstelling over het Rijk, welke in het laatst van 1839 heeft plaats gehad, dat er een aanmerkelijk vermeerdering in een tijdvak van 10 jaren bestaat, wij zouden het getal wel konnen, opgeven, maar omdat dit zeer bekend in de nieuwspapieren en mogelijk ik in de thans geschrevene geschiedenissen van ons vaderland wordt opgenomen, zullen wij alleen maar de bevolking van ons dorp, bij de telling van regeringswege aanteekenen.
Gereformeerden, daaronder de afgescheidene | 671 |
Mennonieten | 82 |
Roomsch Catholijken | 335 |
tezamen het getal zielen te Wirdum | 1088 |
Gereformeerden | 63 |
Mennonieten | 8 |
R. Catholijken | 30 |
tezamen het getal zielen te Swichum | 101 |
Wij hebben Swichum hier bijgevoegd, omdat dit dorp burgerlijk in betrekking tot Wirdum staat.
Belastingen
Grondbelasting | 15729-46 |
Herbelasting op de grondbelasting | 54-03 |
Personeel | 2240-03 |
Patenten | 379-59½ |
Dir. Belastingen | f 18403-11½ |
Blz. 138
Accijnsen
Geslagt | 1926-28½ | |
Gemaal | 700-35 | |
Coll. zegel van Griet. | 263-27½ | |
Vervoer en gelei bill. | 11-41 | |
Gemeente Opcenten | 1821-92 | |
Perc. kosten van de gem. opc. | 54-66 | |
4777-90 | ||
Dir. Bel. | 18403-11½ | |
Alhier geslagt | ||
22 Stieren geschatte waarde | 867 | |
1 os | 35 | |
52 koeijen | 3676 | |
2 vaarsen | 12 | |
2 pinken | 47 | |
2 gemeste kalvers | 23 | |
111 nugteren kalvers | 13875/100 | |
293 schapen | 2619 | |
59 lammeren | 189 | |
46 oude varkens | 2691 | |
183 spallingvarkens | 5185 | |
Aangegeven in het veefonds |
||
Runderen boven de 2 jaar | 1678 | |
——– beneden de 2 jaar | 814 | |
Paarden boven de 3 jaar | 118 | |
——- beneden de 3 jaar | 17 | |
Schapen | 1979 | |
waarvan de belasting | 258-88 | |
tezamen | f 23439-89½ |
Blz.139
Hiermede sluiten dan dezen jaargang.
Wirdum den
31 December 1840
D.W. Hellema
Oud Ontvanger