1841

 

Blz. 1

Wij zijn in welstand met alle de mijnen het nieuwe jaar weder ingetreden. In den loop van het vorige jaar, ben ik met alle mijne betrekkingen niet ongezegend geweest, hoewel mijne dogter IJtje door ongesteldheid afwisselend aangetast is geworden, geniet zij thans weder gezondheid.

Wat ons in denloop van dit jaar wedervaren zal, is ons onbekend. Wij zijn afhangelijke schepselen hetwelk wij onderworpen erkennen, en wenschen dat de goedertierenheden des Heeren, steeds ons deel mag zijn, op alle onze wegen in alle onze betrekkingen en dat het ons mag gegeven worden tot des Heeren eer voortaan te mogen leven, en bevordering onzer zaligheid!

Veel, zeer veel is in den loop van het vorige jaar gebeurt, in betrekking tot ons vaderland, van ons gewest; de grondwet is veranderd voorzoover in betrekking tot de scheiding van Belgien, onzen Koning Willem de eerste, heeft Kroon en scepter zijnen zoon thans Willem de tweede afgestaan en zich zijner Regering onttogen. Onzen eerbiedwaardigen Gouverneur van Zuijlen van Nijeveld is overleden en Jr. Sijtzama als Gouverneur in deszelfs plaats opgetreden.

Mogt het Vaderland onder het bestuur van onzen nieuwen Koning welgaan! en ons Gewest onder het beheer van onzen nieuwen Gouverneur bloeijen! is ons hartelijken wensch!!

Blz. 2

Den 1 Januarij. Ik woonde de godsdienstoefening hedenmorgen bij, na alvorens in de buren gekomen zijnde, van een menigte kinderen met den gewoonen uitroep: zalig in het nieuwe jaar omringd, aan ieder dezelver een kleine gift uitgereikt te hebben.

Des nademiddags was ik mede tegenwoordig bij de diakonierekening, er bestond een profijtelijk slot van 373-. Na het sluiten der rekening den afgaanden Diaken Jildert Postma voor zijne goede administratie bedankt, de gelden en wijdere documenten zijnen opvolger Dooitze Eekma overgedragen, de rekening verteekend. Wierd na den afloop daarvan een plan van inteekening beraamd, strekkende om de noodlijdenden van smeer te voorzien, en zooveel het overschot lijden mogte, levensmiddelen uit te reiken. De inteekening nam staande de vergadering bij de aanwezige kerkeraadsleden en beide kerkvoogden (de derde was afwezig) aanvang, 67 Gulden was rede ingeschreven, en stelde deze lijst Dooitze Eekma ter hand, welke benevens Pieter Hiemstra, tot deze Commissie benoemd, maandag met deze lijst bij de leden dezer gemeente ter inteekening zouden rondgaan, waarna de vergadering scheide, ik kwam half 10 ‘s avonds te huis, mijne vrouw was rede te bed, en eenige mijner huisgenooten.

Den 5 Jan. bevorens den 3 ‘s avonds is zooveel sneeuw bij stilte gevallen, dat het aardrijk wel een half voet met sneeuw overdekt is, sedert en tot op heden is het een zachte vorst; nadien de sneeuw bij den dooi viel, zijn de wateren doorgevloeid bij den vorst gevroren en zoo met een harden korst overdekt, waardoor het thans overal op schaatsen

Blz. 3

bruikbaar is; hedenmorgen reed alzoo een man zonder eenigen schroom langs de sloten hier voorbij.

Van het schapenrib welk ik onlangs gekogt heb maken wij thans gebruik om de schapen daarin te voederen, welke tothiertoe, zonder eenige ondersteuning zichzelven met gras konden voeden, maar thans bij zooveel sneeuw van hooi moeten voorzien worden; het bevalt mij uitmuntend, er gaat niets verloren, wij hebben 22 schapen in getal.

Het is onbegrijpelijk, dat er na de jagt welke den 31 December altoos gesloten is, nog hazen overblijven hedenmorgen zagen onze kinderen een dikken loopen welke de nasporingen der jagers en dus den dood ontkomen is. Het is mede te verwonderen dat dit gedierte zich zoo verschuilen kan, het is maar zeer selden dat men een haas ziet loopen en nogtans heeft onzen ontvanger Witteveen, welke een groot liefhebber van de jagt met het geweer is, sedert het openen van de jagt in October en bij het sluiten van den laatsten December, gedurende dien tijd 34 hazen in den omtrek van Wirdum geschoten, behalven die nog welke met de lange jagt door anderen met honden gevangen zijn, en daarom wel zoo zeer bijzonder omdat het in dezen omtrek effen land en grasrijk is, daar het in den bouwkant van een geheel anderen aard voor dit gedierte is om zich te verbergen.

Mijne kinderen hebben mij hedenavond in de buren verzogt, om mede tegenwoordig te zijn bij eene uitnoodiging hunner buren bij hen koffie te drinken.

 

Blz. 4

Den 7 Januarij, heden schoon weder, maar sedert de vorige vorst, het ijs is thans overal sterk, en zeer goed te schaatsrijden, wijl de baanen geveegt zijn; de sneeuw ligt er los op, en laat zich gemakkelijk vegen, wijl van stonden aan bij het vallen de vorst inviel.

Allerhande ijsvermaken nemen weder aanvang zoo zegt men dat er heden te Leeuwarden zal hardgereden worden, door gemaskerde rijders.

Ik ben een nacht te Wirdum bij mijne kinderen gebleven, en met hen door uitnoodiging, gisteren gedurende den dag, bij Douwe Pieters benevens Sije en zijne vrouw te gasten geweest.

Onze dogter IJtje, is gisteren op schaatsen naar de buren gereden en aldaar dezen nacht verbleven heden was zij voornemens met mijn zoons volwassene kinderen naar de Stad te rijden, om de maskerade te zien.

Den 11 Jan. sedert de vorige afwisselende vorst en sneeuw, de sneeuwjagt door een stevigen wind vergeseld van vorst, heeft de sloten en leegten volgejaagt, hetwelk met gene bezems, maar met schoppen moet weggeruimd worden; alleen de openbare vaarten en breede wateren meeren enz. zijn van sneeuw door den wind gezuiverd, de ontstane sneeuwbergen, door de baanvegers weggedaan wordende, is het op effen ijs, uitmuntend te schaatsrijden, dewijl het nieuwe ijs, sterk gevroren is, en daardoor zonder gevaar, overal het ijs kan gebruiken.

Blz. 5

Heden is het volstrekt onreisbaar, door den digten sneeuw welke er thans valt, hoewel het met geen of zeer weinig vorst vergezeld gaat.

Onzen Koning heeft rede bij den aanvang zijner regering, openbare blijken van regtvaardigheid bewezen, vooral ook daarin, dat Hij de vervolgingen tegen de afgescheidene geschorst heeft, waardoor zij thans ongestoord hunne godsdienstoefeningen zonder eenige bepalingen van getal als anderzins ongevreesd mogen uitoefenen; – wij verblijden ons daarom, dat wij in den aanvang van dit jaar, zulke goede daden van onzen Koning konnen melden, en hoopen dat wij opvolgende de goede hand des Konings over deze verdrukte gemeente mogen aanschouwen opdat de Eere Gods gehandhaafd en het Koningrijk van Christus uitgebreid worde, tot schaamte van het Rijk der duisternis!!

Wij hebben bevorens gemeld: dat de candidaat Viëtor, zwager van onzen Domeni, in de maand Junij tot predikant te Wanswerd beroepen is; maar onder de vorige regering, heeft men met onderzoeken en beletselen deze beroeping zoozeer vertraagd, dat dezelve in de vorige maand, de Koninglijke approbatie eerst verwierf, dientengevolge heeft de gemeente met overeenkomst van den beroepenen candidaat, de intrede zoo spoedig mogelijk te doen voortgang nemen, en wel bepaald op Zondag den 10 dezer. Vorst, weer en wind, hebben de overkomst, van Viëtor na jongst met de zuster van onzen Domeni te Leer in Oostvriesland getrouwd te zijn vandaar met sleden als anders, bevorderd, waardoor de bevestiging van onzen leeraar en de intrede van Viëtor

Blz. 6

op gestelden tijd, onder een verbazenden toevloed van menschen te Wanswerd hebben plaats gehad. Mijn zoon Lijkle met onzen knegt en onzen zwager Pieter Hiemstra benevens verscheidene Wirdumers, hebben deze plegtigheid mede bijgewoond; het was goed te schaatsrijden, maar het weder vergezeld van vorst en wind ongunstig.

Omstandigheden als anders hebben mij belet en te rug gehouden, om deze plegtigheid mede bij te woonen, en in plaats daarvan woonde ik de godsdienstoefening der afgescheidene aan het huis van mijn zoon in het gebuurte alwaar hij zelf als ouderling voorgaat, bij.

Den 13 Jan. een zachte dooi, maar wij vrezen dat de vorst zich zal herhalen.

De uitdeeling van 200 oude lb. smeer en 300 kop gort, is rede aan de gemene man geworden. De inteekening van het hervormd genootschap alhier is van dat aanbelang, dat aan de uitdeeling, met geen bekrompene hand, lieden welke van den behoeftigen stand dezer gemeente, veel meer levensmiddelen zullen konnen worden uitgereikt, niet zal ontbreken.

De Sneekervaart is goed te schaatsrijden, misschien ook wel de openbare andere vaarten, maar binnenwaarts, sloten enz. zijn wegens de bergen sneeuw onrijdbaar; de paden, de straatweg enz. worden met schaatsen gereden, dewijl de gesmolten sneeuw glad gevroren is, op slegte paden, straten enz.

Blz. 7

Den 20 Jan. vorst en aardrijk door de gevallen hagel en sneeuw van gisteravond, wit.

Tusschen den 16 en 17 is de dooi zoo sterk ingevallen, dat de zeer overvloedige sneeuw ‘s morgens verdwenen genoegzaam verdwenen was, alleen de op bergen gejaagde zag men hier en daar aanwezig, hoewel zeer verkleind, het was alles water, en ons dak en zolder, vooral aan de noordkant, dat men nergens zelf op het bed niet veilig was, van het doordruipen. – Nimmer heeft het misschien sterker gedooid!

Als eene bijzonderheid diendt vermeld, dat de straatwegen, zoowel hier maar meer nog naar Groningen met schaatsen, paard en bellesleden bereden wierden, evenals of men het ijs gebruikt, zonder zich af te binden reed mijn zoon Lijkle den 13 van hier op schaatsen naar de Stad om een boodschap van daar te rug, zonder zich tusschenbeiden belemmerd te vinden, alleen zeide hij reed het wat zwaarder als op glad ijs. De straatweg naar Groningen zeide men was nog beter dan deze, omdat de boomen aldaar gekapt zijn, de wind dooi en vorst daardoor meer doorgang hadden, dan hier, wijl de boomen alhier door deszelfs hoogte en aanwas meer schutten.

Het was naauwelijks op den 17 om het water en drijven der ganghouten droogvoets in de kerk te komen.

Blz. 8

Den 23 Jan. heden goed zonneschijn weder, dooi sedert den 20 afwisselende vorst en dooi, de sneeuw is ook weder verdwenen, het weer is dezer dagen zeer veranderlijk.

Gedurende den verleden vorst, waren de havens dezer provincie door het ijs gesloten, en de zee met ijs bezet; hetwelk sterk genoeg was, om in het laatste der vorst een harddraverij met paard en sleed op zee, te ondernemen, zooals het in de courant van de Kuinre aangekondigd is geworden, of dit ook plaatst gehad heeft, is niet vermeld.

De scheepstijdingen vermelden uit dat verscheidene Engelsche schepen, van Londen naar Harlingen bestemd in Texel en het Vlie, door het ijs belemmerd zijn geworden, om Harlingen te bereiken waarvan 2 schepen gebroken, onder het Vlie, en waarschijnlijk zouden verloren zijn, een stond op 4 vademen water met de voor of agtersteven gezonken boven water, met de equipagie aan boord.

De boter rijst opvolgende in prijs, van het begin der besloten waters stond de prijs op 32 en thans zooals gisteren 38 tot 40 Gulden. Men zegt dat boter te Londen buitengewoon duur is.

Er wordt zeer naar open water verlangd, dewijl de handel zeer gestremd is, gisteren was men met schaatsen en sleden vooral uit de wouden, met aan en wegvoeren der voorwerpen in de stad tot den handel in consumpsie bestemd. De straatweg wierd ook met schuifsleden gebruikt, de paarden moesten op scherp zijn, om met trog en per as gebruikt te worden.

Blz. 9

Den 25 Januari vorst, er is sedert eergisteren verbazend veel sneeuw gevallen, vooral gistermorgen, het was Zondag de Kerkgangers waren met sneeuw beladen toenze in de buren kwamen, ik dekte mij met de parapluie, want de wind west zijnde hadden wij naar het gebuurte voor den wind, en daardoor konde ik de parapluie gebruiken; dog de wind wierd ‘s agtermiddags N.W. vergezeld van koude vorst, viel de naar huis te reizen veel moeijelijker dan des morgens.

Dewijl Idaard vakant is, moet ons Domeni om de vierde Zondag in die gemeente prediken, nadien de ring zich des winters aan deze en de overkant van de Zwette alzoo heeft gesplitst Wirdum, Roordahuizum, Idaard, Grouw en Warga nemen onderling bij het ontstaan in deze gemeenten van een vacature des winters alzoo den dienst waar. Ons gemeente heeft er wel over geklaagd, dewijl dit zeer nadeelig voor de Diakonie is, maar dat helpt niets, de ring is eenmaal zoo verdeeld, en daar moet men zich aan houden.

Den 26 Jan. Sneeuw, selden heeft men winters dat er zooveel sneeuw valt, de couranten melden opvolgende van sneeuw in de Rijken van Europa waarvan bijkans geen voorbeelden; de quantiteit zoude hier in ons gewest en elders buitenlands ontzettende zijn, indien er geen afwisselendedooiweer inviel; thans bij het vallen van grote flokken sneeuw ook niet zeer vorstig.

Selden is de wind ook zoo veranderlijk b.v. gisteren was de wind Noord met sneeuwbuijen thans is hij sterk Zuid.

Blz. 10

Den 28 Januarij, zonneschijn dooiweder, de sneeuw is op de oppervlakte van het aardrijk weg, maar de kanten der sloten zijn nog met sneeuw aanwezig.

De greidlanden en boereplaatzen zijn zeer duur, zij worden uit deze oorzaak ook duur verhuurd van de 20 Gld. tot daarboven per pondemate. Echter komt de huurder bezwaarlijk om dezen prijs te bieden, vooral als bij de verhuring verscheidene huurjaren bepaald worden omdat men niet vooruitzien kan, of deze jaren voorspoedig of nadeelig zijn zullen; dog wanneer deze zwarigheden maakt dan is er een ander die een zware huur belooft doorgaans tot de uiterste prijs; een ieder stelt zich dit altoos voor, en als iemand los is, de huurjaren expireren, gaarn wil inhuren, opdat een ander niet voorgetrokken zal worden, waagt hij om eene huurprijs te bieden, waarvan hij bij gewoone jaren overtuigd is, dat het niet gemaakt kan worden? dezer oorzaak worden landen en plaatzen duur verhuurd. In alle betrekkingen en bedrijven, wil een ieder gaarn een kostwinning hebben, waartoe bezwaarlijk kans is, want door het toenemen der bevolking zijn er bezwaarlijk een tegen tien, om daartoe te geraken, de ondernemingen tot een dezelve bedrijven vermenigvuldigen maakt dus een ander van hetzelfde bestaan de kostwinning bezwaarder en moeijelijker.

Zoo is bij voorbeeld maar een wagenmaker te Wijtgaard, en deze heeft een goed bestaan, maar

Blz.11

een vreemdeling een jong gezel van elders, welke met een naastbestaande van iemand alhier woonachtig getrouwd is, deze van handwerk een wagenmaker zijnde, onderneemt thans de wagenmakerij in het gebuurte te Wirdum, en verzoekt in de courant gunst en recommendaties, wat er nu van deze onderneming worden zal moet de tijd leeren, maar dit is zeker, als het eenigzins aan het oogmerk voldoet, dan is het tot nadeel van die van Wijtgaard. Zoo vermenigvuldigen alle bedrijven winkeliers bij voorbeeld en zoo vervolgens.

Een boereplaats groot 84 pondem. aan het gebuurte van Wijtgaard gelegen, welke naar naam en faam een goede plaats maar geen beste is de huurjaren op mei aanstaande expireren voor de loopende huur van ongeveer 17 Guld. per pondem. maar thans verhuurd met de kosten daaraan verbonden op ongeveer 25 Gld. per pondem. te staan komen, hebben wij tot een voorbeeld hier willen aanvoeren.

Den 30 Jan. vorst en zeer goed weder, dan dooi, en dan vorst zoo blijft het tegen alle hoop besloten water, elders gebruikt men nog het ijs met schaatsen en sleden. Gisteren was er zeer veel boter aan de markt, uit dit gewest en misschien uit de naburige provincien in Friessche vaten van dag tot dag aangevoerd dagelijks passeren hier langs de straatweg wagens met boter geladen. Schoon de zee thans te Harlingen open is, is het niet wel mogelijk om de boter derwaarts te voeren, omdat het ijs te zwak is, om met zware sledevragten te gebruiken, en de dijken onrijdbaar zijn.

Blz. 12

Den 1 Februarij, sedert de vorige felle vorst en buitengewoon koud vergezeld van eenig sneeuw. Gisteren reed men overal met schaatsen.

Den 2 Febr. sterke vorst vergezeld van harden O.N.O wind. Het heeft hedennacht sterker gevroren dan gedurende dezen winter immer tevoren. Dewijl het oude ijs nog niet verdwenen was zal het met dezen vorst zeer sterk ijs zijn.

Men voerde de boter onlangs met wagens naar Haringen langs de rijdwegen, mogelijk dat men bij dezen sterken vorst gebruik zal maken met sleden langs het ijs. De prijs was op den 29 Jan. 38 Gld.

Den 4 Febr. felle vorst zonder afwisseling het is met een heldere lucht buitengewoon koud.

Den 5 Febr. felle vorst, heden marktdag, ik had verscheidene bootschappen; maar bestelde dat aan mijn zoon Lijkle en de knecht; onder anderen botergeld te ontvangen van verleden week, thans hebben wij de boter te huis gehouden, wijders onze zeug welke geld is, te verkoopen, mijne aanteekeningen welke ik volgens mijne wijze de beiden jaargangen van 1839 en 1840, bij den boekverkooper Suringer belast hebbe ingebonden te worden, te rug te halen, en wat diergelijke bootschappen meer zijn; ook zal mijn knecht een mudde koorn koopen, een bunsingshuid verkoopen, welke wij dezer dagen in een nieuwe valle gevangen hebben: teveel om alles op te noemen. Het is uitmuntend te schaatsrijden, maar omdat het zoo koud is, heb ik het te huis beter.

Blz. 13 [Hellema duidt deze pagina aan als 14, maar herstelt de fout verderop.]

Den 6 Febr. heldere lucht felle vorst zonder eenige afwisseling heeft men in jaren zulk een gestrenge vorst aaneenvolgende niet gehad, dit heeft nu 8 dagen geduurt.

Hedennacht heeft men eene merkwaardige gehele maansverduistering gehad, omdat het zoo koud ware, heb ik dit natuurverschijnsel niet gezien, te meer wijl de gehele verduistering omstreeks 2 a 3 uur ‘s nachts plaats hadde, maar omdat ik tegen dien tijd wakker was wel merkte, dat onze kamer waar wij sliepen en doorgaans met open vensters zeer duister was.

Omdat de lucht helder was, zullen de ster en natuurkundigen zich met aangename waarnemingen gedurende bezig gehouden hebben, reeds waren de bijzonderheden dezer verduistering, bevorens in de courant geadverteerd.

Den 8 Feb. sedert de vorige zonder eenige de minste afwisseling felle vorst vergezeld van harden O.W., het heeft misschien niet heviger koud geweest dan heden en sterker gevroren dan hedennacht en thans. – Desniettegenstaande zijn mijn zoon Lijkle en onzen knegt zoo even op schaatsen op reis getogen om neef Lijkle en zijne vrouw te Vrouwen Parochie te bezoeken.

Gisteren ging ik omdat het zoo sterk woei te voet naar de kerk en ‘s avonds op schaatsen te rug

 

Blz. 14

langs de Werpstervaart, en langs een sloot van daar naar de Swichumer dijk voorts daar over langs een sloot op het Ouddiep hetwelk door het hooge water zeer breed glad en effen is, ik wierd door den harden wind zoo voortgestuwd, dat ik geen voet behoefde te verzetten, maar met de eene voet krassende in het ijs, mij tegenhield en alzoo om de snelle vaart tegenstand bood, houdende op eenige afstand mijn gezigt op de oppervlakte, teneinde van nabij en voor mij neer te zien, niet merken zoude, de snelheid van den voortgang, om niet bedwelmd te worden. Ik passeerde de lengte van het Ouddiep van daar ik op het zelve kwam tot aan de straatweg een kwartier lengte misschien in een paar minuten. Indien men bij zoodanig eene gelegenheid zijne pogingen eens aanwende om fris op te rijden, de snelheid eens vogels vlucht zoude evenaren zoo niet overtreffen. Het ijs zoo buitengewoon hard, dat men tegen den wind, dan met zeer scherpe schaatsen kan opwerken.

Den 9 Febr. felle vorst gisteravond, een weinig veranderlijk bij het vallen van een weinig sneeuw maar herhaalde zich terstond. De glazen in het buithuis, ontdooiden toen een oogenblik, maar bevroren terstond, en zijn thans even dik bevroren als bevoorens.

Onze Lijkle en de knecht hadden gisteren een goeden reis, maar kwamen wat laat te huis, dewijl de Finkumervaart oog in de wind was, maar de Dokkumer Ee zeer schoon, dog het was duister en gingen te voet van de Stad.

Blz. 15

Den 10 Febr. heldere lucht, sterk vorst zoodat alle hoop op verandering verdwenen is.

In mijne jeugd hoorde ik dikwijls vertellen van den harden en gestrengen winter in den jare 1740. Menschen van middelbare jaren, welke dikwijls in mijne tegenwoordigheid, dat zij in hunne jeugd of jongelingsjaren of in meer gevorderden leeftijd, elkanderen, vertelden wat zij in dezen bangen winter niet ondervonden hadden, wegens de felle koude vorst en het sterke ijs, hetwelk met paard en wagens gebruikt werd, wijders van de armoede en ellende daaruit voortvloeijende, ten gevolge ook van de schaarsheid dien jare, in het gewas; want de beesten voederde men vaak van het stroo van daken en schuren.

Sedert mijn leeftijd hebben wij strenge ja zeer strenge winters gehad; maar deze winter juist honderdjaren na de bevorensgemelde de winter van 1840, zal op de lijst van gestrenge winters geplaats worden, dog hierin onderscheiden van die van 1740, dat er geen schaarsheid van gewas bestaat, nog zoo zeer ellende onder de inwoonders en gemene lieden; want in hunne allernoodigste behoeften wordt steeds voorzien zoo hier als elders alleen te Wirdum is onder de gemene man van den hervormden godsdienst over de 400 lb. smeer over de 6 mudden gort, en thans wekelijks onder anders een aantal brood uitgedeeld, de eene meerder en de andere minder tezamen 20 brooden 7 weeken lang.

Blz. 16

Den 12 Febr. dooiweder, dog men vreest aan deze en gene teekenen, dat de vorst zich herhalen zal.

Heden marktdag; maar omdat ik daar weinig te doen hadde, heb ik mijn zoon Lijkle met de boodschappen belast, welke op schaatsen derwaarts gereden is, om onder anderen een zak paardeboonen om de eenden te voederen, te betalen 4½ Gld. aan neef Doeke van Wanswerd, welke hij gisteren in de Stad gebragt heeft, en door onzen knegt van daar weggehaald is.

Eergisteren waren Doeke voors. en zijne vrouw hier ook. Dos van Achlum zijn outst zoontje, wiens moeder met anderen van Achlum naar het gebuurte reden om de familie daar te bezoeken, ‘s avonds kwamen zij hier allen te rug, om hun zoontje aftehalen, en vertrokken toen dadelijk, Domeni was te huis gebleven, om dat hij tegen de reis opzag.

Gisteren waren onze kinderen hier uit de buren gedurende den dag en vertrokken ‘s avonds laat, ook kwamen Lijkle en Hanna bij duister te huis, welke naar Sneek geweest waren, terwijl alle onze andere kinderen, klein en groot nog in huis, ‘s middags naar de Froskepolle reden met de knegt alwaar met paard en sleed geharddraaft wierd en omdat het weder gematigd was, waren aldaar een ontzettend menigte menschen, om deze harddraverij te zien, onze kinderen kwamen in tijds te huis.

Blz. 17

Den 15 Febr. Het dooiweder continueert zoodanig dat wij rede aan het dongslechten zijn, nadien de oppervlakte des aardrijks aanmerkelijk ingedooid is, evenwel wordt het ijs op schaatsen nog gebruikt.

Den 18 Febr. steeds dooi, dog sedert de vorige sterke nachtvorst, waardoor paden en wegen zeer modderig zijn, behalven den verleden nacht geen vorst waardoor de paden misschien wel wat zullen invallen, en gangbaar worden.

Gisteren hadden wij kerkvoogdensvergadering, tezamen met een commissie uit de floreenpligtigen speciaal op den 14 Oct. l.l. benoemd, om de rekening en verantwoording welke ik over den dienst dezer administratie van 1840 als steeds continuerende administrerende kerkvoogd aanbood, op te nemen en na welbevindende, te sluiten en te teekenen, hetwelk met alle naauwkeurigheid is gedaan, door J. Valkema R. Rinsma Mr Bakker en Eize Renema alleen floreenpligtigen, welke de rekening goedvonden en teekenden waarvan het proces verbaal opgemaakt en een afschrift dezer rekening volgens bestaande wet, aan het grietenijbestuur is opgezonden.

Onze zeug welke wij vermeenden gild te zijn onlangs aan een slachter bij de Stad verkogt en gisteren geslacht zijnde 10 biggen in dezelve bevatten wij kregen daar dadelijk berigt van, hetwelk mij zeer onaangenaam en smartelijk ware.

Blz. 18

Den 20 Febr. sedert de vorige schoon en zacht weder heden zonneschijn en aangenaam.

Ik heb 5 korven met bijen, en twijfelde of zij gedurende den winter en felle vorst en koude, wel zouden in leven blijven, te meer wijl ik nagelaten hadde, dezelve te dekken in de opene bijenstal, maar aan hun noodlot hadde overgegeven, alleen hield ik mij overtuigd, dat zij van de kost welvoorzien waren, maar mijne kennis in deze administratie, strekte zich zoover niet uit ofze gedurende een felle vorst, koude en harden wind gedekt moesten worden of niet?

Maar thans bij dit zachte en zonneschijnweder openbaren zij zich, dat ze in plaats van verkleumd te zijn, leven en zich bewegen, in grote menigte van alle de 5 korven uit en invliegen, het leeft in den omtrek van den stal van bijen; er bevinden zich onder de korven de een min en andere meer wel een aantal dooden tezamen misschien een paar theeschoteltjes vol, maar wat zijn deze onder zoo veele? Het een en ander geeft mij hoop, dat zij den winter en het voorjaar wel zullen doorkomen zonder iets daaraan behoeven te doen.

Gisteren en heden, benevens de 3 vorige dagen is er executieboelgoed ten huize van den boekverkooper van v. Loon in de stad, gisteren was ik erbij tegenwoordig, ik kogte eenige schrijfhoeften, meer dan de helft onder de waarde, althans zooals het in de winkels gekogt wordt, en zoo ging het met alle de voorwerpen van boeken enz. alles word verkogt tot huisgeraden incluis.

Blz. 19

Indien de vorst zich niet herhaalt is er hoop dat Harlingen met een paar dagen zal doorbreken. De boter was gisteren 38½ Gulden. Met verbazende kosten, hebben de kooplieden gedurende de vorst vervoerd, hetzij naar Scheveningen, of naar Harlingen alwaar het de Engelschen bij de eerste dooi gelukte een vragt boter uit te voeren, zoodat het tot voordeel van den landman is gelukt, dat de oude boter vervoerd is geworden.

Den 23 Febr. Vorst, dog sedert de 20 buitengewoon schoon en zacht weder, men vreest thans eenigen winter O.W. en koud.

Gisteren was ik benevens Wijgers Doeke, in het boelgoed bevorens gemeld, wij kogten een aanzienlijke voorraad van schrijfbehoeften, het was toen de 6de dag, dat het boelgoed geduurd hadde, en nog was het niet ten einde; maar omdat ik genoeg voorraad mij voorzien hadde, heb ik mij heden derwaarts niet begeven, te meer omdat ik mij bij zulke gelegenheden, niet nalaten kan om te koopen.

De scheepvaart is thans ook weder aan den gang, althans zijn heden een paar schepen de Sneekervaart alhier voorbij gevaren.

Het aardwerken kan op verre na nog geen voortgang nemen, dewijl de grond niet doorgedooid is, ook heeft het ijs in slooten en stille wateren een aanmerkelijke dikte en sterkte, maar in loopende waters, is het aanzienlijk verzwakt of verdweenen, wegens het sterke stroomen, waartoe de O.W. een gunstige gelegenheid aanbied.

Blz. 20

Den 25 Febr. tot heden vorst, dog thans dooi, de trekschuiten varen geregeld, waardoor de commersie weder levendig wordt, en in de behoeften eenigzins kan voorzien worden, morgen marktdag, en zal de scheepvaart wel eenig vertier geven.

Gisteren waren bij ons te theedrinken Douwe Pieters, Sije van Wijngaarden en Meile.

Den 27 Febr. vorstig vergezeld van eenig sneeuw, N.W. en koud, zooals gisteren buitengewoon koud.

De boter was gisteren 37½ Gulden, er was nogal zeer veel aangevoerd, schoon de landschepen niet voeren, wegens het ijs, hetwelk uit de wouden nog met schaatsen en sleden gebruikt wierd; het Wirdumer veerschip heeft van den aanvang der vorst, dat is van den 9 december tot nu toe niet konnen varen dat is sedert 11 weeken en 12 marktdagen geen reis gedaan, niettegenstaande de dooi herhaalde malen ingevallen is, heeft het zooveel niet gedooid dat het open water en open grond geworden is. De scheepvaart ten deele en de landbouw of het aanwerken zit dus sedert de gemelde 9 December l.l. vast, en wanneer het open water en open grond worden zal moet de tijd leeren, en staat er thans in het geheel niet na, het wordt alzoo een lange winter, gelukkig dat de trekschepen varen, de boter is weg

Blz. 21

dat is naar Harlingen konnen vervoerd worden, de commersie is alzoo van en naar alle steden, alwaar schepen varen ook Hallum vrij, men is met geweld, met behulp van trekpaarden en ijsbreekers doorgebroken, de stroom was daartoe ook bevorderlijk om het ijs in trekvaarten te verzwakken.

Gisteren was neef Lijkle van Vrouwenbuurt alhier een nacht.

Den 2 Maart, sedert de vorige vorst, zonder eenige afwisseling.

Gisteren is ons zoon Lijkle uit van huis gereisd naar Birdaard, om van daar de familie in dien omtrek te bezoeken.

De bedelarij is de orde van den dag, onophoudelijk komen hier grooten, en kleinen mannen en vrouwen meest uit de stad een kleine gifte vragen, niemand wordt ook afgewezen, meest een of een paar centen of een stuk brood, of wat warm eeten als het na gelegenheid is, gegeven, zij stellen zich daarmede doorgaans tevreden.

Het nachtbidden heeft geheel opgehouden zij loopen thans in schemeravond, tot ongeveer 9 a 10 uur; zoodat men thans daardoor selden ‘s nachts verontrust wordt; trouwens die lieden ondervonden dan ook het ongenoegen

Blz. 22

verstooring en onrust, hetwelk zij bij zoodanige opwekking en aankloppen in de huisgezinnen verwekten en wierden alsdan met bedreiging afgezet en afgewezen, daarom heeft dit onrustwekkend bedrijf zooals voormaals thans geheel opgehouden, en ontvangen deze hunne gaven zonder eenig verwijt.

Vanouds was men voor zulke nachtbidders zeer bevreesd, de gaven wierden dan met een weinig of half gesloten deur, door middel van een werktuig uitgereikt, maar thans is men geheel onbevreesd, zet de deur wijd open, en deelt de gaven met eigen handen uit.

Selden hoort men thans ook van dieverijen en ontfutselen, van het een en ander, hoewel deze lieden ook veel menigvuldiger loopen dan bevorens.

Dog als men deze langdurige winter in aanmerkinge neemt, wordt de behoefte voor de gemene man van dag tot dag grooter, vooral in de stad, alwaar duizenden van behoeftige lieden zijn, en ten platten lande heeft de arbeidersklasse geen werk, geen aardewerk, waaruit die lieden hun bestaan moeten hebben wegens de landurige harde grond, kan er verricht worden, ook zijn de armendirectien doorgaans in behoeftige omstandigheden.

Blz. 23

Maar der behoeftigen toestand is door de mildadige gemeenschappelijke en partikuliere bijdragen tot ondersteuning, zoo hier als overal aanmerkelijk geleenigd geworden, evenwel zoo niet, of door de langdurigheid van den winter, is de behoefte zeer groot, vooral ten aanzien van turf en brandstoffen, de voorraad daarvan is verteerd, en kan per schuit niet aangevoerd worden.

Den 6 Maart, sedert een paar dagen dooiweder zooals ook heden; de landschepen waren gister op de markt nog wegens het ijs afwezig althans de meeste.

Onze dogter Dieuwke uit de buren was hier den 3 l.l. een nacht, en haar man P. Hiemstra kwam hier gedurende ‘s anderendaags en vertrokken ‘s avonds.

Wij waren den 3 dezer bij een onzer geburen A. Everda verzogt te theedrinken, maar omdat mijne vrouw niet uitgaat, maakte ik gebruik daarvan, en ik bleef gedurende den nademiddag tot half een ‘s nachts tezamen met de andere Barhuister buren, wanneer wij gezamentlijk vertrokken, het was toen weder zeer vorstig tot ‘s anderendaags, sedert heeft men geen vorst van eenig belang weder gehad. De boter heeft zich tot 7 a 38 gulden dezen winter staande gehouden, de prijs van gisteren heb ik niet gehoord.

Blz. 24

Onze kuiper een man van ongeveer 50 jaren is na eenige zukkeling onverwacht den 2 dezer overleden nalatende eene vrouw en 3 kleine kinderen, en zal heden nademiddag volgens meer en meer opvolgende gebruik, ter aarden besteld worden, wij zijn verzogt het lijk de laatst eer mede te bewijzen, ik ben voornemens dit mede te doen.

De omstandigheden dezer lieden waren agteruitgaande; dog de weduwe is voornemens met een knegt, de kuiperij op te houden, maar men vreest dat dit niet zal gelukken, om tot een bestaan te geraken, wijl dit tijdens het leven den man niet bestond, daar hij een zeer ijvrig, naarstig en tevens godsdienstig van gesteldheid ware.

Er zijn verscheidene kuipers te Wirdum, waarvan 2 broeders eigenlijk gezegd konnen worden hun gemeenschappelijk bedrijf staande te houden 2 broeders van hun, welke ook Mrs. kuipers waren maar thans als knechten werken, waarvan de eene door den drank en de andere door een onbezuinigde huishouding hunne zaken verliepen, waaraan men de oorzaak van het agteruitgaan des bestaans van de bovengemelde weduwe ook toeschrijft.

Onze zoon Lijkle is gisteren weder van zijn uit van huizen te huis gekomen, na de familie te Wanswerd, Hallum en Stiens bezogt te hebben.

Onze dogter IJtje is weder aan de huislijke bezigheden, met een beter opgeruimd gemoed.

Blz. 25

Den 8 Maart, nachtvorst, anders zeer goed weder, zonneschijn vergezeld van harden wind.

Ik heb de begravenis l.l. bijgewoond er waren aantal vrienden en bekenden die het lijk volgden. Ons predikant had de voorgang en sprak van het kerkhof in het sterfhuis wedergekeerd zijnde, een doelmatige rede, en gedurende zijne tegenwoordigheid aldaar stichtelijke gesprekken met de aanwezigen. Thee en daarna koffij met een stuk, gedronken en gegeten hebbende, verwijderden de vreemden zich ‘s avonds ongeveer 7 uur; het is nog tot geen vast besluit, of de weduwe de kuiperij zal ophouden of niet, men zoude de toestand des boedels eerst onderzoeken.

In geval men tot het eerste besloot, hadde Halbersma een groot koopman te Grouw aangeboden de weduwe met houtwaren te zullen bijstaan, als de boeren, welke de botervaten van haar ontvangen, ieder een weinigje als was het dan ook maar 5 Gulden wilden voorschieten, deze voorslag is door mij en andere aangenomen; en wachten thans op bescheid of deze onderneming al of niet voortgang zal bekomen.

Blz. 26

Den 15 Maart, sedert de vorige uitmuntend droog en schoon weder hoewel vergezeld van nachtvorst.

Onze Hanna en Klaaske zijn heden uit van huis gereisd naar Hallumermieden, Lijkle bragtze met den digten wagen aan het Tolhuis.

Met dit mooije weder begint men aan zaaijen pooten en planten te denken, eergister heb ik 250 elzenpooten en 25 legister geplant op plaatsen waar de oude uitgegaan waren, ik doen veel moeite om het plantsoen op het hornleger en op den tuin te sterken, en voort te planten.

Den 11 l.l. kwam de Luitenant Kwartiermeester Visser met zijne vrouw hier thee drinken ik was zeer verblijd met zijne komst, sedert een geruimen tijd was hij te Leeuwarden in guarnisoen en het was mij nimmer geslaagd hem aan te treffen. Sedert ruim 15 jaren hadde ik hem niet gezien, toen hij ons ook bezogte.

Ik heb vroeger melding van hem gemaakt toen hij tot Luitenant eerst aangesteld was, hij maak van tijd tot tijd aveniement, hij is thans 46 jaren oud, zijn outste zoon is rede Luitenant ruim 18 jaren oud, hij heeft een groot huisgezin van gemeen soldaat, heeft hij den rang van 1ste Luinant Kwartiermeester thans eenigen tijd gehad.

Blz. 27

Hij is een Wirdumer van geboorte, zijne moeder was een zeer godvruchtig mensch en wierd van de Diakonie ondersteund, daar hij zijnen vader zeer vroeg verloren hadde, in zijne kindschjaren, genoot hij mijn onderwijs en was dikwijs bij onze kinderen aan ons huis, mijn zoon de domeni en hij waren altoos, ook te Groningen waar hij in guarnisoen was toen mijn zoon aldaar studeerde, zeer familiair.

Den 18 Maart, sedert de vorige zomerweder, ten gevolge daarvan, heb ik sedert een paar dagen groote boonen gezaaid, en indien dit schoone weder aanhoud, zal het pooten en planten dagelijks overal vermeerdert worden.

Gisteravond heeft het in het zuiden eenigen tijd gedonderd, deze donderlucht trok naar het oosten en noordoosten alwaar het bij den laten avond nog weerlichte, gedurende heeft het alhier en ook in de stad een bui sterk geregent.

Voor een paar dagen hadde men een zachte en sterke vogtige mist. Heden had men koud weder op den donder verwacht, maar het is even zoel als bevorens, vergezeld met een heldere lucht en een stijven zuidenwind.

Wijgers Tjitske is hier een nacht uit van huis, en blijft tot vanavond.

Blz. 28

Den 22 Maart, heden onstuimig, sedert de vorige goed weder dog vergezeld van regenbuijen.

Gisteren kregen wij het eerste eendenei, mijn zoon heeft ze verkogt voor 8½ St. of 42½ Cents. De nugteren kalvers heb ik verkogt voor 2 Gulden.

Den 21 heb ik zuiker en haagorten, radijs en salaad gezaaid, hetwelk thans om den regen niet te doen is, om in den tuin te werken. De landen beginnen te groenen, de kievieten zijn zeer fleurig, de eijers zijn enkelden gevonden.

Onze koeijen komen laat te kalven, wij hebben nog maar 4 en 5 rieren die gekalft hebben waaronder 1 koe en 1 rier die de kalvers verlegd hebben.

Ons Domeni heeft gister afgekondigd: dat hij met het onderwijs in den godsdienst aan jongelingen en jonge dogters met deze week zoude eindigen, vermanende dezulken ernstig om daar nog gebruik van te maken, gedurende den winter zijn er ongeveer 80 jonge dogters en ook zooveel jongelingen die daarvan gebruik maakten kinderen misschien wel over de 100 getrouwde lieden weet ik niet; men houd het in het gemeen daarvoor dat ons predikant uitmuntent onderwijs geeft, en zeer goede gaven bezit, om de leerlust op te wekken, waarvan sommigen ook goede vorderingen maken in kennis van de H. Schrift.

Blz. 29

Den 24 Maart, betrokken lucht, sedert de vorige afwisselende regen en koud.

De jongelingen welke 1839 en 1838 geloot hebben, waarvan de aangelotte nog niet in dienst gesteld waren, zijn wegens eene oproeping voor 3 maanden in dienst gesteld om de wapenhandel te leeren, te Leeuwarden, moesten anders van dit Gewest bevorens naar Zwol of Groningen marcheren, om aldaar gekleed of geoefend worden.

Men spreekt totnutoe met lof van onzen nieuwen Koning. De oude Koning is terstond naar het afstaan van de Regeering naar Pruisen vertrokken, alwaar hij met een Belgische dame getrouwd is van den R.C. godsdienst. Hij wordt om het een en ander van zijne voormalige onderdanen niet zeer geprezen maar veeleer gelaakt, niet alleen dat hij zijn groote schatten, hieronder zijne regering meest vergaderd in een vreemd land verteerd, maar ook dat hij een vreemde Dame van den R. Godsdienst getrouwd heeft. Te Amsterdam en elders worden zelf spotprinten van hem onder het gemeen verspreid !! zoodat de Natie van tijd tot tijd meer en meer hem een kwaad hart toedraagt.

Blz. 30

Den 29 Maart, Sedert de vorige allerschoonst groeizaam weder; het aardrijk groent de boomen botten, het gezaaide orten en boonen spruiten, zoodat alles een zeer voordeligen groei belooft.

Sedert jaren heeft men een zoo voordeligen lente niet beleeft; het is zeer opmerkenswaardig, dat na een lange harde winter zoodanig een gunstig voortijd zich openbaart; maar ook dat de vorst zoo diep het aardrijk ingedrongen en nog naauwelijks ontdooid, de boomen botten.

De kievietseijeren worden al tamelijk overvloedig gevonden, ook zijn de eenden over het algemeen aan de leg.

De boter was verleden vrijdag 3 a 44 Gulden, de kaas is voor 26 Gulden verkogt, dog mijn zoon heeft nog niet verkogt, schoon hij bij bij kleine partijen van de uitzetters verkogt heeft, zijn in zijn pakhuis van de beste ongeveer 150 Schip lb. onverkogt.

Onze dogter IJtje is weder onpasselijk geworden, dog hoopen dat zij spoedig weder zal herstellen. Ons Domeni is met zijn outste zoon, onlangs doodelijk krank, en van zijne ziekte nog niet volkomen hersteld heden met hem naar Oostvriesland op reis getrokken. De Chirurgijn zegt: dat hem het  klimaat aldaar beter past, dan hier, en zijne gezondheid daar eerst zal verkrijgen.

Blz. 31

Den 3 April heden droog en fris, gistermorgen of gedurende den voormiddag sterke regen.

Heden morgen kwam mijns zoons vrouw hier onverwacht, zij was eergisteren met de Vries panbakker te Achlum toekomende echtgenoot van haar zuster wed. de Chir. Vlaskamp te Wirdum woonachtig, alhier, bij mooi weder een nacht om haar familie te bezoeken, gekomen, maar omdat het gister sterk regende, en de dijken modderig waren om met paard en chais te rug te keeren vertrok de Vries alleen te paard en Makke bleef nog een nacht bij de familie, om heden met het 1 uur schip naar Franeker en van daar te voet naar Achlum te reizen, en door die weg kwam zij ons een bezoek geven.

De boter was gisteren marktdag zoo prijzig niet als bevorens misschien de puikboter nog 40 Gld. mijn zoon heeft de kaas ook voor een verminderde prijs, dat is voor 25½ Gulden verkogt.

Den 5 April, sedert de vorige schoon weder, het schijnt wel zeer vruchtbaar te zijn en groeizaam, althans mijne radijsen op een kouden grond gezaaid, komen al boven.

Heden vergadering van ons Fr. Genootschap, ik ben voornemens derwaarts te gaan en de vergadering bij v.d. Wielen te Leeuwarden bij te woonen, aanvangende 11½ uur.

 

Blz. 32

Den 6 April, heden weder schoon en goed weer. Gisteren was voordemiddag warm en zeer kostelijk weer, maar ‘s nademiddags was de lucht betrokken met donderwolken half 3 was de vergadering van ons genootschap gesloten, wanneer ik dadelijk vertrok ik had een paraplue in de stad geleend, dewijl ik de mijne bij het mooije weder in het uitgaan niet medegenomen hadde, het hadde in de Stad na een weinig regenen droog en zoo kwam ik ook te huis, en verstond toen, dat het gedurende een uur sterk geregend hadde, na afwisselende donder.

Onze vergadering was talrijk, meer dan wel bevorens, verscheidene Heeren wierden bij ballotage tot leden aangenomen, en niettegenstaande den Heer Gouverneur, welke sedert jaren lid thans tot Honorair lid aangenomen is.

De Secretaris leest de notulen der vorige vergadering, de afdeelingen lezen het verslag van de winteravondvergaderingen, de Secretaris berigt van de ingekomen en aan het genootschap gegevene boekwerken, ook eenige briefwisselingen met Noordsche geleerden onder anderen van Professor Rau te Koppenhagen, den Heer Ottema doet een voorlezing over het leven van de Friessche historieschrijver Suffredus Petraeus. De Heer Boelens thans Burgermeester te Leeuwarden reikte eenige gedenkpenningen aan het genootschap, uit, ook een strooipenning v. Willem de tweede.

Blz. 33

Den 8 April, goed weder, dog aanmerkelijk nachtvorst, hetwelk juist zoo niet schaden kan, dewijl de vruchtboomen nog niet in bloei maar wel sterk bottende zijn, vooral de kerseboomen, de vruchtboomen beloven uitmuntend, maar omdat het zoo vroeg is, en deze maand doorgaans nachtvorst onderworpen is vreest men als de vruchtboomen aan den bloei geraken, de vrucht daardoor zal bederven.

Ik zeide bevorens dat de Heer Boelens een strooipenning van Willem de II, aan het genootschap hadde uitgereikt; deze strooipenningen zijn in menigte bij de inhuldiging des Konings op den 28 Nov. des vorigen jaars te Amsterdam gestrooid, waarvan deze aan het genootschap præsent gedaan tot gedagtenis dezer heuglijke gebeurtenis, tot hulde van Koning Willem de II verstrekt.

Het leger wordt door de besluiten van den Koning opvolgende op den voet van vrede georganiseerd, en de overtallige officieren van alle wapens en range zoo naar dienst op pensioen gesteld, om de schatkist te verligten.

Den Heer Fokkema medelid van ons genootschap, heeft onlangs voor de benoeming van Raad van State bedankt; op onze vergaderingen zit hij altoos naast mij, maar den Heer Deketh, heeft de hooger benoeming

Blz. 34

tot Advocaat Generaal, bij het Hooge Geregtshof in ‘s Gravenhage zich laten welgevallen en rede deze hooge bediening aanvaard, dientengevolge is hij als penningmeester van ons genootschap eervol ontslagen, en daarvoor hem den heer Dirks advokaat te Leeuwarden in plaats gesteld; dit wordt als een bijvoegsel van de werkzaamheden van onze jongste vergadering alhier gemeld.

Men zal een nieuwe veel grooter dan de oude school te Wirdum bouwen, waarvan de openbare besteding rede in de courant staat.

Den 12 April, sedert de vorige koud en onstuimig N.W. dog heden goed weder.

Eergisteren Paaschdag, verloren wij een onzer beste melkekoeijen toen 12 dagen geleden gekalft. Ik liet het beest slachten en aan de gemene menschen uitdeelen, waarvan de huid, heden door mijn zoon naar de Stad gebragt is. Anders gaat de boerderij voorspoedig, wij hebben over de 20 die gekalft hebben waaronder 2 kalfverleggers.

Den voormaligen Paaschdag is L.IJ. Oevering onzen voormaligen kuiper in den bloei zijns

Blz. 35

levens door den dood zijn huisgezin vrouw en kinders ontrukt; ik maak niet om de bijzonderheden van den man, daarvan melding, maar omdat hij ‘s weeks tevoren, des Zondagsavonds met zijne vrouw mij wandelende in het veld tegenkwam hebbende hun dogtertje uitgeleide gedaan digt tot aan de Werp; de man groete mij naar gewoonte, en scheen vrolijk en opgeruimd, en juist een week daarna, na eene ziekte van eenige dagen was omtrent dienzelfden tijd overleden. Dit sterfgeval trof mij daarom, wijl ik toen in het voorbijgaan over dien man dagte, dat hij, zooals hij wel meer bij goed weder op Zondagsavonds met zijne vrouw en kinderen uit wandelen ging, zijne oude gewoonte behield, en een tevreden huwelijk teekende hoewel in bekrompene omstandigheden, maar hetgeen ik eigenlijk wil zeggen, wie zoude toen gedagt hebben, althans dagte ik niets minder dan dit, over een week omtrent dezen tijd, zijt gij niet meer? Ik zeg wie kon zoo denken toen die man mij zoo tevreden en zoo het scheen welvarende met zijne vrouw, te rug naar het gebuurte wandelde? Veel min heeft hij misschien zelf dit ook niet gedagt nog voorzien, dat dit de laatste reis was, dat hij met zijne vrouw uit wandelen ging. Och! wat is de mensch onzeker omtrent den dag zijns doods!!

Blz. 36

Den 19 April, heden koud maar droog weder, sedert de vorig nog altoos hetzelfde, niettegenstaande wordt het jongvee in het land gelaten zooals thans onze buurman ook doet.

Domeni van Achlum is hier bij de familie sedert den 15 l.l. is voornemens morgen te vertrekken; hij moest gisteren te Welsrijp prediken dog was in de gelegenheid deze beurt te bestellen en omdat hij verlangde de stadspredikanten te hooren heeft hij gedurende dezen dag de godsdienst aldaar bijgewoond.

Vrijdag den 16 bezogten Dom. en ik de Luit. Kwartiermeester Visser in de kasern, alwaar hij het bureau gevestigd hadde, dien Heer hadde de goedheid om met ons de kasern te doorwandelen, en ons het merkwaardigste aldaar te laten zien, en deedde ons tot over het plein uitgeleide; hij verhaalde ons dat zij in de maand Junij moesten vertrekken misschien naar Hoorn, ook dat zijn zoon de luitenant zich op aanvrage aangeboden had in den dienst naar de Oost te trekken.

Onze dogter Akke is in het begin der vorige week zeer onpasselijk geworden dog is thans aan de beter hand; maar met IJtje blijft het bijkans op dezelfde hoogte, zij laboreert sedert eenige weeken aan hare vorige ongesteldheid.

Blz. 37

Den 23 April, gisteren en heden zomerweder warm.

Gisteren was het paardemarkt te Leeuwarden, ik was er tegenwoordig, er waren vele en schoone paarden, welke goed verkogt wierden, duurder dan wel bevorens bij zoodanig eene gelegenheid; evenwel trof ik met behulp van mijn zwager van Hallumermieden het zeer goed, wij kogten eene schoon bruin 5 jarig mak merriepaard voor 203 Gulden, ik hadde ons outste paard verkogt en moeste daarom een nieuwe koopen, indien dit paard in alle betrekkingen voldoet, dan zijn wij met ons paardespul in order.

Ik kogte verleden vrijdag 2 oude varkens mager maar tierig voor 70 Gulden, de varkens zijn duur, en verkogte in den loop van deze week 2 gelde rieren, 4 schapen en 6 lammeren voor 185 Gulden, waarvan heden in den zeer vroeger de gelde rieren afgelevert zijn, tot de Boxumerdijk, alwaar de koopman dezelve ontving, om daarmede naar Belkum te reizen, omze daar weder te verkoopen, omdat het heden Belkumer Koemarkt is.

Onze dogter IJtje laboreert nog aan haar vorige ongesteldheid. Akke is weer beter.

Blz. 38

Den 4 Mei, sedert de vorige schoon vruchtbaar weder.

De boomvruchten beloven uitmuntend, de kerseboomen staan benevens de pruimboomen in vollen bloei, ook openbaren zich de paardebloemen van dag tot dag meer en meer in bloei, benevens de zoogenaamde pinksterbloemen.

Wij vischten den 1 Mei met de seine, zijnde de eerste dag van het openen der visscherij; maar vingen maar behalven eenig ander visch 18 snoeken.

Heden hadde den Heer Wageningen Secretaris van Baarderadeel woonachtig te Jellum op Mammestate omdat ik van schakels voorzien was mij verzogt heden bij hem te komen visschen met de schakels, maar zijn Ed. schreef het mij eergisteren, indien ik het goedkeurde in plaats daarvan morgen woensdag te visschen dewijl zijn zwager den Heer Deketh thans benoemd tot Adv. Generaal van het Hoog Geregtshof in den Haag; de familie heden hadde verzogt, om voor zijn vertrek, hetwelk op overmorgen is bepaald, tezamen bij elkanderen te zijn. Ik antwoorde zijn Ed. daarop, dat mij zijne verschooning wel beviel en dat ik met het vischtuig mij bij welzijn, woensdagmorgen 8 uur bij de Zwette zoude bevinden, en volgens afspraak een schip zoude opwachten om mij aftehalen; na de visscherij verzogte zijn Ed. mij om bij hem te eeten, en wijders den dag ten zijnent doortebrengen.

Blz. 39

Den 5 Mei, sedert de vorige schoon vruchtbaar weder, hedenmorgen een zoele regen, dog van tijd tot tijd de Z. wind aanwakkerende, was het tegen den middag storm, welke tot op dit oogenblik ‘s nademiddags 4 uur, nog aanhoudende is.

Stienser markt treft het dieswegen verbaasde slecht, voor den handel in vee, trouwens met een heldere lucht en zeer droogende, is het schoon harden wind beter voor den kooper en verkooper in den nadenmiddag beter te handelen, dan wel in den voormiddag bij den sterken regen en harden wind. Stiens is in het voorjaar een der meest belangrijkste handelplaats in vee, er zijn wel voorbeelden dat er wel 1400 stuks op zulk een marktdag aldaar geveild zijn.

Onze visscherij heeft met den Heer Wageningen geen voortgang, dewijl den regen in den vroegen morgen al aanving voordat wij volgens afspraak ons bij de Zwette zouden laten vinden, en ons dus geen beraad liet, om derwaarts te gaan.

Er zijn opvolgende vele boereboelgoeden behalven thans te Wirdum alwaar, maar een boelgoed is op morgen bepaald, te Wijtgaard ten huize van wijl. de wed. S.K. Terpstra.

De Hempensermeer is dezer dagen openbaar bij strijk en verhooggelden verkogt met den gehelen omvang der beide schoone plaatsen daarin gelegen voor 28150 Guld. en gekogt door Lammert … boer te Aegum, met de tauxatiekosten der molens als andere kosten van verkoop, zal dezelve de goedkoope

Blz. 40

prijs van geen 30000 gulden bedragen, ik meen dat op ieder der beide plaatsen, daarin gelegen bij de 40 koeijen konnen gemolken worden.  

In mijne jeugd, toen ik te Grouw schoolging, ben ik dikwijls met het Grouwster beurtschip van en naar Grouw over deze meer gevaren. Aanstaande Zaturdag is er boelgoed op een dezer plaatsen.

Den 12 Mei sedert de vorige buitengewoon vruchtbaar, de vruchtboomen beginnen in vollen bloei te staan, de persik en aprikoos zijn reeds gezet.

Ons melkvee 30 stuks hebben wij den 10 Mei in het land gebragt, heden maken wij den eersten kaas.

Uit nieuwsgierigheid begaf ik mij den 8 naar het boelgoed van de Hempensermeer. Ik wandelde daar door met de grootste verwondering over de vruchtbare weide, daar het bevorens een diepe waterplas ware, geen onvruchtbaar plek scheen mij in de gehele oppervlakte aanwezig te zijn, maar met schoon groen gras begroeit, in mijn jeugd toen ik met de beurtman of ook wel met het jagt van mijn Oom te Grouw daarover voer, staat mij voor, dat het oosten der meer vrij sterk met Riet bewassen ware, waarvan zoo het scheen nog de spooren aanwezig waren, dewijl dunne maar krachtelooze rietjes aldaar tusschen het gras uitschooten; dog was sterk met goed gras begroeit, het vee zag er goed uit en werd duur verkogt, benevens een schoone klibbe hooi.

Gisteren vischten wij met den Heer Wageningen maar vingen zeer weinig, zijn Ed: liet mij met mijne kleine jongens met een scheepje over de Zwette halen, en weder weg brengen.

Blz. 41

Den 13 Mei, zoo aangenaam het weder bevorens was, zoo onaangenaam is het thans, hoewel afwisselende zonneschijn, zoo is het heden schrok Noordwesten wind en koud.

Heden was ik op begrafenis bij mijn buurman Dirk Palsma, welke zijne vrouw 34 jaren oud verlooren heeft binnen weinige dagen aan een zinkingziekte, de jonge man is met 5 kleine kinderen waarvan de jongste ruim 20 weeken oud, deze Palsma is een broeders zoon van mijne eerste vrouw schoon bemiddeld verliest dit huisgezin echter een grooter, de echtgenoot van den jongen man, maar vooral de moeder van 5 jonge kinderen hebben wij ten grave gevoerd en alzoo de laatste eer aangedaan, de talrijke familie waaronder ik ook als vriend en oom reden meest met overdekte wagens hetgeen een aanzienlijk trein uitmaakte, in de terugreis naar het sterfhuis, reed de onderwijzer de Haan en zijne vrouw met ons.  

Den 19 Mei, sedert de vorige groeizaam vergezeld met harden zuidenwind; dientengevolge beloven de vruchtboomen uitmuntend, alles staat in vollen bloei.

Dezen dagen is sedert het vorig sterfgeval, de schoonmoeder van de vorige overledene, de huisvrouw van A. Palsma, gisteravond 6 uur overleden, in den ouderdom van 77 jaren, Palsma de broeder van mijne eerste vrouw, is zeer treurig over het verlies zijner vrouw, zij waren 52 a 53 jaren gehuwd geweest, hij is over de 80 jaren oud

Blz. 42

nog zeer sterk van gestel, zij leefden zeer vergenoegd en stil in de buren, alwaar hij sedert 10 jaren geleden naast het schoolhuis een aanzienlijk gebouw gesticht heeft, en alwaar hij sedert het verlaten der boerderij leefde, zich vermakende met een schoonen tuin daaragter, hij is nog assessor en bijna 50 jaren opvolgende kerkvoogd.  

Ook is in het gebuurte nog eenen Hein Hemstra in den ouderdom van 77 jaren overleden, en eenige weeken bevorens eenen Paulus Hiddes in den ouderdom van bijna 80 jaren, zoodat er in een korten tijd, 3 oude menschen overleden zijn, en de buren woonachtig geweest zijnde.  

Den 25 Mei, schoon groeizaam weder, sedert de vorige aanteekening te meer wijl er op den 22 bevorens een sterke doorgaande regen viel, en sedert schoon mat weder.

Ik was t’elkens op voorgaande begravenissen waarvan de laatste op den 22sten, tegenwoordig. Grietje Jans, zoo was de vrouw van Palsma genaamd, zij bereikte den ouderdom zooals vorenzeide, en was een eenigste dogter van Dirk Jans te Vrouwen Parochie woonachtig een zeer vermogende grondeigenaar aldaar, welke bij zijn overlijden en zijner vrouw, alle deze goederen aan zijne eenigste dogter Grietje Jans heeft nagelaten. Zij sprak nog altoos de Bildsche taal, zonder eenige verandering. Zij vierden voor een paar jaren hunne zoogenaamde gouden bruiloft, na dat zij 50 jaren waren gehuwd geweest. Palsma is zeer treurig over het gemis zijner vrouw en zijner schoondogter, zoo spoedig na elkanderen overleden.

Blz. 43

Zij hadden te zamen 7 kinderen verwekt, allen welgezeten hier en elders, waarvan een ongehuwd in op het Bild te Vrouwenbuurt op grootouders landgoed woonachtig, de overigen allen gehuwd, waarvan de beide outste overleden, zoodat zij behalven haren treurigen man een aantal kindskindskinderen nalaat.

Tijdens het leven mijner eerste vrouw, leefden wij zeer familiair met elkanderen trouwens wij bestonden elkanderen in betrekking tot broeders en zusters thans ook nog leven Palsma en ik familiair, ook in betrekking als kerkvoogden.

De jongste vergadering, welke op den 20 Mei hemelvaartsdag inviel, kon hij in die kwal. niet bijwoonen wegens het verlies zijner vrouw, waardoor de werkzaamheden het ontvangen der huur van de zitplaatzen in de Kerk alleen principaal, door mij met behulp van den onderwijzer moesten waargenomen worden.

Door het verkoopen van onzen zeug tijdens gemeld, zijn wij in schadelijke ongelegenheden geraakt, dewijl de biggen en oude varkens zeer duur zijn, en door de overvloedige weij van dezelve thans in de boerderij moeten voorzien zijn heb ik 3 oude varkens voor 111 Gulden gekogt en 2 biggen 13 weeken oud voor 14¼  Guld. ‘t stuk tezamen voor 139½ Gulden.

Onze dogter IJtje laboreert sedert een geruimen tijd aan hare vorige ongesteldheid, als zij den eenen dag wat beter is, en zich nu en dan in de buitenlucht begeeft, dan is zij ‘s anderendaags weder ongesteld.

Blz. 44

Den 1 Junij sedert de vorige afwisselende warm ten gevolge daarvan, donderde het, dog niet zwaar op den 30 l.l. zijnde de eerste dag van Pinkster uit die bui zooals het scheen regende het dog verder zonder eenig gevolg, schoon men zeer naar regen verlangde, dewijl door de aanhoudende droogte en zeer groote warmte, het aardrijk planten en gewassen naar regen dorst.

Hier en elders heeft men de noodigste stukken aangevangen te maaijen, de maaijers komen opvolgende; ik heb hedenmorgen een paar aan huis gehad welke gaarn bij ons wilden maaijen, dog omdat ik nog eenige dagen wilde wachten heb ik dezelve bepaald, om over een paar dagen weder te komen om dan eens te zien.

Men verwacht de Koning en Koninginne in het midden dezer maand, rede zijn er een paar eerbogen te Leeuwarden besteed voor 1500 Gulden. Een Eerewacht te paarde wordt thans geoefend waarvan de Heer Wageningen adv. te Leeuwarden bevorens kapitein onder de schutters, de overste zal zijn, onzen ontvanger den Heer Witteveen is mede in dit Corps opgenomen, de aanstalte tot het ontvangen van den Koning zal dus zeer luisterijk zijn.

Onze dogter IJtje heeft gisteren met ons volk een reedtje naar Goutum, dog schijnt heden niet zoo wel te zijn, als gisteren.

Wij hebben heden een beste zwerm Bijen.

Blz. 45

Den 9 Junij. Sedert 3 a 4 dagen zeer onstuimig en koud opvolgende harde N. en N.W. wind.

Den 3 dezer zijn wij begonnen te maaijen maar wegens de koude is de groei van hooi en gras zeer afgenomen, en staat dus een schrale hooioogst te wachten.

Den 4 dezer ben ik naar Wanswerd gereisd om de familie te bezoeken, en bevond mijn broeder en wijder huisgezin welvarende. De jongste dogter van mijn broeder was de bruid van eenen Bierman Med. Docter te Nes en Wierum, een zoon van den Rijksontvanger Bierman te Stiens, weleer kamerling van Koning Willem de 1ste.

Des anderen daags zijnde Zondag gingen wij naar Wanswerd, en woonden gedurende den dag de godsdienstoefening onder het gehoor van Viëtor bij; tussen kerktijd, hadden wij ons verblijf bij onze zuster Trijntje, welke zich thans in eenen tamelijken welstand bevond, ‘s nademiddags dronken wij thee bij Domeni, alwaar de vader en moeder van de juffrouw zich ook bevonden, zij waren zeer over mijne komst tevreden, omdat ik min en meer deel in zijne beroeping aldaar genomen hadde, spraken wij over de omstandigheden en moeite welke daarmede vergezeld gegaan waren, maar vooral over een zeker adres van

Blz. 46
Dos Moreës, aan de Synode der Ned. herv. Kerk met uitnoodiging van alle ware Gereformeerde geloofsgenooten de Dordsche Synode van 1618 en 1619 toegedaan om aan de pooging van alle welgezindten deel te nemen tot herstel van de zoo zeer afgewekene Ned. herv. Kerk.

Vele teekeningen wel van eenige predikanten maar meest van de leden der gemeentens worden in dit gewest op bijgaande lijsten opgenomen, van dezulke welke zich hartelijk met dit adres vereenigen. Ook in de Wanswerder gemeente bevonden zich de zoodanigen, welke rede geteekend hadden; het voor en tegen wierd in ons midden rijpelijk overwogen maar men kwam tot geen besluit.

‘s Avonds 7 a 8 uur namen wij afscheid en ook van onze zuster Trijntje, gingen naar Birdaard, het was zeer morsig te gaan door den regen, Dos hadde de goedheid mij zijn jas en paraplui te leenen, zoodat ik droog aan het huis van mijn broeder kwam, en na aldaar nog een nacht geweest te zijn, vertrok ik met het half 2 uur schip weder naar huis, bevond alles wel, ook mijne dogter IJtje, is thans weder aan de beter hand, hoewel zwak.

Den 15 Junij, sedert de vorige, maar vooral heden buitengewoon onstuimig vergezeld van koude regenvlagen, tot nog is het sedert de vorige opvolgende regenachtig geweest, evenwel gedurende

Blz. 47

zooveel regen niet gevallen als heden en den verleden nacht. Afwisselende nogthans, heeft men verleden nu en dan ook zonneschijn gehad ten gevolge daarvan kregen wij op den 12 Junij weder een schoone zwerm bijen, maar door het aanhoudene onstuimige weder, zullenze gevaar loopen om te sterven, niet niettegenstaande er thans genoegzaam voedsel voor die diertjes te vinden is; want de klaverbloem begint zich in de miedlanden overvloedig te openbaren.

Onze maaijers hebben 18 pondem. gemaaid maar liggen thans op het hooi, omdat ze doornat geregend zijn; wij zijn 5 pondem. mieden tot de weide voor ons vee ten beste te geven, dewijl de fenne wegens droogte en koude niet bestand is trouwens dezelve bedraagd 24 pondem. en sedert mei zijn er 30 koeijen op geweid, waarvan nog weinig verlies in de melk, bespeurd wordt. Onze jongbeesten zijn in het Wijtgaarder aangekogt land, massaal met Sije Annes: de schapen lammen benevens nog 2 jong beesten in de 5 te Wirdum.

Men meende dat er overvloed van hooi zoude komen, maar het laat zich thans zoo niet aanzien, veeleer dat dit produkt schaars zal zijn, ook omdat er veele boeren zoo mogelijk om de schaarsheid van het gewas der fennen stukken miede aanleggen.

Blz. 48

Wat gevolgen het adres van Moreës hebben zal moet de tijd leeren, er zijn in Friesland niet vel Predikanten welke geteekend hebben, althans zooveel ik weet; de predikanten van Heeg en Rinsmageest met de meeste leden hunner gemeenten hebben geteekend, te Leeuwarden zijn ongeveer 20, ik hadde anders geen gelegenheid als aldaar te teekenen, dit stond mij zoo wat tegen, en ook dat men zich tot Synode met het adres wende, welke synode als een bevoegd regter dezer zaak mij eenigzins duister voorkomt, schoon ik mij anders met het adres hartelijk vereenige.

Van tijd tot tijd bouwen de afgescheidene gemeenten kerken; te Bolsward en Minnertsga zijnze rede voltooid en wordt de godsdienst aldaar uitgeoefend, te Scharne Goutum heeft men een kerk gebouwd, welke wel 1000 menschen zoude konnen bevatten, en zal aanstaande zondag ingewijd worden, op de Streek onder Wanswerd is ook een Kerk besteed te bouwen; alwaar mijn zoon heden henen trok om de provinciale vergadering der afgescheidene bij Domeni de Haan aldaar bij te woonen, ook ter examina van 2 a 3 proponenten om tot den H. dienst toegelaten te worden.

Blz. 49

Den 21 Junij. Onstuimig harden wind, waardoor men in het hooi niet kan werken, schoon het thans droog is, niettegenstaande het sedert een paar dagen afwisselende geregent heeft, Zaturdag den 19 zijn wij een weinig begonnen te zweelen.

Men sprak bevorens dat de nieuw gebouwde kerk te Scharne Goutum door Dos van Velsen de 20stenzoude ingewijd worden, ik hadde lust de godsdienstoefening aldaar bij deze gelegenheid bij te woonen, en omdat M. Gilhuis voormalig grofsmid te Wirdum, en thans aldaar, mij altoos een zeer genegen vriend was geweest, dagt mij mijn verblijf bij hem te nemen, met overleg van mijne vrouw en wijder huisgezin, begaf ik mij den 19 met het 1 uur schip van Leeuwarden en te 2 uur nevens ons op reis, na alvorens Gilhuis van mijn voornemen kennis gegeven te hebben, ik kwam dan aldaar ‘s avonds 4 uur, en wierd zeer vriendelijk ontvangen, wij sleten den avond met gulle onderlinge gesprekken over onze wederzijdsche betrekkingen en voormalig verkeer, en hoorden tevens van mij de tegenwoordige toestand van hunne voormalige bekenden der Wirdumer ingezetenen met deelneming; eindelijk begaven wij ons laat in den avond ter ruste.

 

Blz. 50

Tijdig ‘s Zondagsmorgens begaven wij ons naar de nieuwgebouwde kerk ongeveer 10 minuten buiten het dorp, in plaats van Dos v. Velzen, predikte Dos D. Postuma predikant bij de afgescheidene gemeente te Minnertsga, bij deze plechtige gelegenheid uit Jez. 66 vers 1; onder een zeer groot aantal hoorders uit allerlei standen, afgescheidene en onafgescheidene, uit die gemeente en van elders tezamen gevloeid, tevens een lid van het Bestuur van Wymbritzeradeel, welke men verzogt hadde deze inwijding bij te woonen. Zonder praal maar eenvoudig en deftig, de stichting dezer kerk onder toelating van het Bestuur, en over de toestand der kerk in het algemeen en der afgescheidene in het bijzonder, in de voorafspraak gesproken te hebben, in een zegen over die gemeente en der afgescheidenen in het algemeen en tevens over het Bestuur, maar vooral over deze bijeenkomst afgebeden te hebben, na voorafgegaan het zingen van Pzalmen en het lezen uit 2 Kronijken 6, het gehele kap. wierd de bovengem. text afgesproken en zeer doelmatig tot algemeene stichting behandeld deze godsdienstoefening met pzalmgezang en het uitspreken van den zegen gesloten, waarna een ieder der naastbijzijnde zeer voldaan naar hunne woningen keerden, de vreemden van elders, welke grote menigte waren, hadden gelegenheid, ook tot stalling voor hunne paarden en rijtuigen, op dat hiem

Blz. 51

alwaar de kerk gebouwd was en zeer uitgestrekt was in de nog staande huizinge waarvan de schuur afgebroken zijnde, tusschen kerktijd hun verblijf te hebben, een eenige ververschingen te genieten.

Tijdig begaven wij ons weder ‘s middags naar de kerk, de 25 Zondag wierd naar de bestaande order der afgescheidenen verklaard en toegepast. De vergadering was thans nog talrijker dan des voordemiddags; de Leeraar kondigde af: dat er avonds half 8 weder godsdienstoefening zijn zoude, na de tusschentijd aan de wooning van onzen vriend geweest zijnde, woonden wij deze avondgodsoefening ook bij, en keerden zeer voldaan na het scheiden dezer leerrede groot 9 uur naar onze wooning te rug. Na aldaar nog een nacht mijn verblijf genooten te hebben, bedankte ik mijn vriend en zijne vrouw voor het gul onthaal mij bewezen, nam afscheid en ging op de Fleeren in het 9 uur schip van Sneek en kwam half 1 weder te huis bij de mijnen.

Bij nadenken over het bestuur met betrekking tot de afgescheidenen, over den aanvang der afscheiding, de vermenigvuldiging onder de voormalige vervolging, het stichten der gemeenten, het bouwen van kerken en vooral over die gemeente en deze nieuw gebouwde kerk, voorzien met een koepel, derzelver doelmatige bouworder, zoowel van buiten maar vooral van binnen, wel niet prachtig maar zedig

Blz. 52

en doelmatig en alles deftig bewerkt, over de binnenruimte, mannen en vrouwenbanken, de predikstoel, het hek, de kraak, met een woord, de order in het zamenstellen van het geheel, zoodat er maar weinige landkerken bij dezen in vergelijking komt, over den predikant die gedurende dezen dag den dienst aldaar verrigte over zijne jongheid, talenten, uit het hoofd spreken, zonder eenige verwarring de texten, verhandelen, de schoone en deftige houding en gesten, zonder ooit de schoolen en akademische lessen bijgewoond te hebben, maar door eigen oefening en leiding van een geleerd afgescheiden predikant Dosde Haan gevormd en tot den dienst uit zeer grooten lust van jongs af, zijnde van een gemeen burger afkomst eindelijk na een voorgaand examen tot predikant der afgescheidenen geordend.

Ik zeg als ik over het een ander voorengemeld en meer ter dezer zaak nadenk, dan kan ik mij niet genoeg verwonderen, dan zijn de wegen des Heeren ondoorgrondelijk, en dan moet ik tenslotte alhier bijvoegen ter dezen zake: O! diepte des Rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn uwe wegen en onnaspeurlijk uwe oordeelen of met de eigene woorden des Apostels: O! diepte des rijksdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn zijne oordeelen en onnaspeurlijk zijne wegen. Wie heeft den zin des Heeren gekend ofte wie is zijn raadsman geweest?

Blz. 53

Den 26 Junij, een zachte regen, doorgaande waardoor het aardrijk zeer verkwikt en de groei der gewassen zeer zal worden bevogtigd. In de Stad klaagdenze zeer over gebrek van regenwater, en zal thans in de eerste behoefte voorzien zijn.

De boter houdt zich altoos boven de 30 Gulden en de kaas middelprijs groot 20 Gulden; wij melken 11 a 12 emmers melk, daardoor, dat wij ons melkvee 5 pondem. miede ten beste gegeven hebben.

27 Pondem. hebben wij in deze week gezweeld waarvan de 71 rooken 43 ook ingehaald 24 staan nog buiten, mogelijk dat wij nadenmiddag als het weder opklaard nog wel wat inwinnen.

Den 28 Junij heden zonneschijn en droogens weer, maar behalven de regen van eergister heeft het gistermorgen buitengewoon geregent.

De wol welke ik voor 23 St. het Ned. lb. verkogte heb ik heden in de Schrans aan den Heer Beekerk afgeleverd, en omdat ik een hooger markt bedongen hadde, heeft men mij 7 Ned. lb. gekort, onder voorwendsel: dat de wol vogtig ware! Trouwens het weder is damp geweest, waardoor mogelijk de wol zoo zuiver niet was als bij heldere droogte.

Eenige honderden militie met slaande trommen en musijk kwamen heden van Amsterdam of van

Blz. 54

elders wijl ik in de Schrans naar de Stad voorbij, en het Battaillon in de Stad in garnisoen, gaat morgen vertrekken naar Amsterdam of Hoorn, om te Harlingen en te Lemmer ingescheept te worden.

Vele boeren zweelen thans en wij haaijen omdat wij geen rijp hooi hebben.

Den 3 Julij, allerschoonst weder, sedert de vorige altoos afwisselende regen en mat, zoodat men niet met goed gevolg in het hooi konnen werken evenwel zijn er boeren welke niet nalaten opvolgende te haaijen.

Het battallon militie te Leeuwarden in garnisoen geweest zijnde, is hier den 29 in plaats over Harlingen voorbijgemarcheerd, naar Hoorn.

Men maakt thans aanstalte om den Koning in den loop dezer maand te ontvangen.

Gedurende de maand Junij hebben mijne korven 5 in getal met bijen, menigmaal gezwermd, sommigen 2 a 3 maal, ik heb daarvan 6 nieuwe korven gevuld, waarvan sommigen met 2 zwermens voorzien zijn, heden heeft er wederom eenen gezwermd en daarvan een nieuwe korf, welke ik gisteren op de markt met de opzetter voor 11 Stuivers gekogt hebbe, wijl ik het meerdere zwermen voorzag en nog meer voorzien, ik heb nu tezamen 12 korven met bijen, sommige van de nieuwe zijn al tamelijk met werk voorzien, schoon steeds geen gunstig weder voor de bijen.

Blz. 55

Den 10 Julij sedert de vorige afwisselende regen en onstuimigheid; de onleegtijd gaat traag voorwaarts, somtijds is het dat men eenigszins zweelen kan, en men keert alsdan een goede kwantiteit om des anderen daags te zweelen, maar er komen regenbuijen, waar alles door nat regent, zoodra mogelijk is het eenige wat men doen kan, om eenige rooken bij het weder droog weer worden, eerst van buiten van het natte  hooi te zuiveren en zoo binnen te haalen, totdat er weder met eenige droogte en zonneschijn gelegenheid is om te keeren en daarna te zweelen; en dit is bovendien bij het menigmaal keeren, dat de waarde en kwaliteit van het hooi steeds niet alleen verminderd, maar ook dat het alzoo zonder reuk maar damp en besmotted in huis bij elkanderen gezameld word, waardoor men zeer in het gevaar van te veel broeijen geraakt of dat het hooi als het niet goed uitbroeit schimmelt, zoodat het vaak door teveel broeijen, of schimmelen geen voedzaam beestevoeder is, en vaak ‘s winters de beesten bij gebrek van goed hooi, niet bestaan in de melk verliezen en vermageren.

Wij zijn alzoo zukkelende thans op eenige rooken, welke wij gisteren zweelden op 4 in

Blz. 56

rede, het is 8 uur gevorderd om binnen te halen, en moeten heden als het droog blijft nog 7 a 8 weiden zweelen.

Ons volk hebben het plan bij welzijn en droog weder om niet alleen, dit nog op zwee liggend hooi te zweelen, maar ook binnen te halen en alzoo de onleegtijd te eindigen.

Het is heden Zaturdag juist 3 weeken geleden dat wij begonnen zijn met de onleegtijd en alzoo zukkelende thans zooverre zijn gevorderd, wij hebben dan ongeveer 140 weiden van 50 pondem. gewonnen meer dan onze naburen na rato, dog wel 30 weiden minder dan verleden jaar.

Ons hooi broeit al, als het niet te veel broeit dan is de kwaliteit veel beter dan verleden jaar. Vele boeren dollen en splitten dagelijks in het hooi.

Eergisteren den 8 waren wij, ik, onze Akke en IJtje met de gedekte wagen op verzoek Lijkle en vrouw te Vrouwenparochje bezogt alwaar mijn broeder en zijne vrouw, benevens Doeke en Baukje ook waren, wij reden naar Marsum de straatweg en over Beetgum naar het Bild over schilwegen over Stiens was het wel nader, maar door de menigvuldige regen zeer modderig, waarvan wij thans op de gehele reis, heen en weerom geen modderig voet maakten.

Blz. 57

Den 13 Julij nog altoos buijig tusschenbeiden droog, waardoor men afwisselende zweelt en haait.

Den 10 Julij hebben wij de onleegtijd gedaan ons hooi welke wij gewonnen bedraagd 140 weiden 5 pondem. bij de buren en de 8 welke wij heden begonnen zijn te bedongen, hoopen wij nog eens te maaijen.

Gedurende heden in den vroegen morgen staat de lucht ontzettend in het Westen tot het Noorden doorgaande heden 8 uur vergezeld van donder, thans uit een nakomende bui uit het Z.Westen hier ook regen met hagel gemengd.

Gisteren hadden wij vergadering van ons Friesch genootschap onder voorzitting van den Heer Eversz. De vergadering was talrijker dan wel bevorens. Uit het verslag bleek dat ons genootschap thans bij de 150 werkende, gewoone buitengewoone en honoraire leden telde, volgens rekening bleek er een profijtelijk slot te zijn van 394 Gulden; de werkzaamheden gewoon eenige werden bij ballotage tot leden en den Heer Sijtsama Gouverneur van Friesland tot honorair lid aangenomen. De Heer Jongstra hield eene voorlezing over staatkunde der oude Friezen uit een beginzel beschouwd niet altoos de vrijheid ten doel hebbende.

Blz. 58

Den 17 Julij, heden allerschoonst zonneschijnweder sedert de vorige veel regen, opvolgende afwisselende donder, de boeren hebben dieswegen in het hooi niet hunnen werken, behalven heden wordt er veel aan gedaan.

Gisteren is aan de eerewacht bestemd tot het inhalen van den Koning, onder vele statie en het redevoeren van den Heer Boelens Burgermeester te Leeuwarden een fandel uitgereikt van het Stadshuis aldaar welke redevoering van den Heer Wageningen kapitein der geniwacht 26 paarden sterk is beantwoord, waarna onder gejuich de plechtigheid eindigde.

Men schrijft dat de Koning den 20 met de stoomboot van Amsterdam te Harlingen, en van daar over Franeker, het Bildt Marsum, om 2 uur te Leeuwarden wordt verwacht, met de Koninginne en dogter; althans zeide mij hedenmorgen ons ontvanger Witteveen, welke een lid dezer wacht is, dat zij den Koning te Marsum moesten ontvangen en van daar in de Stad moesten geleiden.

De univorm dezer wacht bestaat eenvoudig in een lang witte broek vest en zwarte rok een oranje sjerp over den schouders aan de ander zijde gebonden, de paarden welgetoomd, ieder ruiter met gladde spooren.

De eereboogen zijn rede vervaardigd en met beeltenissen opschriften als anders versierd om te illumineren ruim met houdvasten voor de glazen voorzien alsmede alle de openbare gebouwen, zoodat er geen kosten gespaard worden, om de Koning en zijn Gezin te vereeren, gedurende Hoogstdeszelfs verblijf alhier.

Blz. 59

Den 19 Julij, heden droog N.W. het ziet er volstrekt herfstachtig uit, ten gevolge van den sterken regen opvolgende en vooral gisteren en hedennacht vergezeld van afwisselende donder.

Het hooi voor een paar dagen gezweeld, (gisteren was het Zondag) wordt thans, al gehaaid, het kan niet anders zijn, of de rooken moeten zeer nat zijn, maar de boeren doen geen tijd meer, wegens de langdurigheid van den onleegtijd.

Gisteren was er een duim zonsverduistering maar om den regen en sterk betrokken lucht was deze verduistering niet waar te nemen hoewel bij ons zichtbaar.

Toen wij gisteren na de middagsgodsdienst naar huis reisden regende het zoo sterk dat wij eenigzins moesten toeven, om door het instaan en tuigen van ons rijtuig niet doornat te worden, eindelijk na eenig ophoud reisden wij met ons digten wagen naar huis, de spooren stonden in den Werpsterdijk, boordevol, ja zelfs stond het water hier en daar blakende op het land.

Wij waren met de ruigscherne bezig, maar hebben dit werk gedurig moeten staken en vooral thans, te meer wijl wij de 8 bij de rolpaal bedongen, de reed maar vooral het land van onzen buurman waardoor wij de reed naar deze 8 hebben, laat het niet meer toe, door te rijden.

Blz. 60

Den 23 Julij, sterke regen, den 20, is de Koning de Koninginne 2de  zoon en dogter ‘s morgens om 10 uur te Harlingen met stoombooten van Amsterdam aangekomen, zich eenigen tijd aldaar opgehouden te Franeker audientie verleend en het planetarium bezigtigd te hebben van daar door Beetgum en Marsum ‘s avonds om 6 uur onder geleide van de Hooge Magten Burger en Militaire Battallons vergezeld van musiek onder veel regen de stad binnengekomen nadat het gedurende den dag droog weder was geweest, deze regen heeft den gehelen avond en nacht, den 21 den gehelen dag tot den 22 gecontinueerd waardoor het illumineren bleef uitgesteld.

Ik zag de gehele stoet binnenkomen er was bijkans doornat toen ik te huis kwam.

Gisteren was de bepaalde dag van hardrijden, voorzien van een kaartje wierd ik toegelaten in het land alwaar het paveljoen tot verblijf van den Koning en Hoogstdeszelfs gezin gestigt; de Koning de Prins, de Koninginne en Princesse in Friessche kleding benevens de Gouverneur wandelden of zaten gedurende de harddraverij op het balcon, alwaar ik de Koning en de Prins benevens de Koninginne en de Princesse van zeer nabij aan de voet van het paveljoen steeds konde aanschouwen; de Koning met een open en minzaam gelaat, ontving steeds de groet der aanwezigen; na den afloop daarvan, wan-

Blz. 61

delde ik naar huis, toen mijne kinderen met den digten wagen naar de Stad reden om de illuminatie ‘s nachts te zien. De Stad was toen prachtig verlicht aan de openbare gebouwen, de straten niet alleen, maar de burgerij hadden hunne huizen met plantsoen verlicht en versierd, gedurende al hetwelke met het schoonste weder vergezeld ging.

Den 24 Julij, droog maar koud weder N. wind. Hedenmorgen passeerden de Koning en Koninglijk gezin in koetzen begeleid met de eerewacht en wijder gevolg hier voorbij, ik stond op ons land aan de straatweg de Koning groete mij zeer minzaam.

Men zegt dat zijne Majesteit op de Schouw in de stoomboot naar Sneek en wijdere plaatzen reist, om vanavond weder in de Stad te zijn. De Koninginne en de Princesse, waren in het voorbijrijden weder in Friessche kleding, of het Koninglijk gezin de Koning in het bezoeken van Sneek en elders heden vergezellen zal? weet ik niet.

Het behaagt de Friezen bijzonder dat de Koninginne en dogter tot hunne eer steeds in het openbaar in hun Friesch gewaad verschijnen maar allermeest de vriendelijkheid en minzaamheid van den Koning, waarvan een ieder de mond vol heeft. Of de stoet hedenavond, hierdoor weder of door een anderweg zal te rug keeren, weet ik niet.

Blz. 62

Den 26 Julij, heden allerschoonst weder dog meest betrokken lucht.

De Koning en Kon. Gezin benevens verder gevolg zijn den 24 over Sneek, Heerenveen enz. ‘s avonds te Friens op het slot van den Gouverneur aangekomen, alwaar de maaltijd genooten en van daar om 9 a 10 uur ‘s avonds met een snellen reed hiervoorbij naar de Stad weder teruggekeerd.

Gisteren zijnde Zondag, hebben de Koning, Koninginne, Prins en Princesse, de morgengodsdienstoefening onder het gehoor van Dos Proes predikant te Leeuwarden in de Groote Kerk, bijgewoond, onder een toevloed van een verbazende menigte volke en des avonds de Koning en de Prins te voet, dog de Koninginne en dogter met de koets, de stad doorgewandeld en doorgereden.

Men zegt dat de Koning heden naar Groningen vertrokken is, en donderdag hier weder te rug zal zijn, dog de Koninginne is alhier te rug gebleven.

De Groningers hebben tijdens het toekomstig verblijf van Z.M. aldaar, het hardrijden en andere vermaaklijkheden aangekondigd.

Wij zouden gaarn het partikulier gedurende het verblijf van den Koning en Koninginne alhier wel schrijven, waarvan ons het een en ander wel voorgekomen is, maar omdat wij van de eerste hand totnogtoe niet in de gelegenheid geweest zijn hetzelve te verstaan, onthouden wij ons daarvan te melden, dewijl wij waarheid, maar geen sprookjes schrijven.

Blz. 63

Den 27 Julij, hedenmorgen treurig vergezeld van eenig stofregen.

Wij hebben heden het dongen weder hervat, hetwelk wij om den menigvuldigen regen en onstuimigheid in den verleden week hebben moeten staken. De boeren welke de onleegtijd nog niet gedaan hebben, troffen gisteren een mooije dag, waardoor er nog veel hooi gezweeld en binnengehaald is, maar het is bijkans bedorven.

Onze zoons de beide kleinste Klaas en Sijtze waren ‘s morgens naar Leeuwarder kermis gegaan omdat het de laatste maandag van die kermis ware, en Lijkle ‘s nademiddags om het zoogenaamde Keddespul ‘s avonds bij te woonen en betaalde daarvoor 15 Stuivers, het was opgepropt vol geweest; vele bijzonderheden zijn thans in de kermis niet voorhanden, de kramen zijn in het Ruiterskwartier en op het Zaailand op bevel van de Stadsregeering geplaatst welke op ander jaren langs de Nieuwestad, de Vleeschmarkt en Lange Pijp opgeslagen waren, maar om het verblijf van den Koning en Koninginne verkoos men de stad thans ruim te hebben.

Wij zijn agtermiddag op begravenis verzogt bij de wed. van wijl. Sipke Wopkes te Goutum welke haar middelste dogter na een langdurig sukkelen verlooren, onze dogter Klaaske waakte de laatste

Blz. 64

nacht bij haar toen zij stierf. – Deze vrouw heeft haar man bij korte jaren zooals wij tijdens gemeld hebben, en in dit voorjaar haar outste dogter welke aan den onderwijzers te Goutum gehuwd was en thans deze dogter verlooren, waardoor zij steeds in zwaren rouw gedompeld wordt.

Zij heeft nog een zoon en twee dogters, waarmede zij de groote boerderij drijft. Ik ben voornemens de begravenis bij te woonen.

Wij hebben heden aan het hoofd gemeld, dat de Koninginne volgens zeggen hier te rug zoude gebleven zijn terwijl de Koning naar Groningen zoude afwezig zijn; maar dit is abusief, wij weten thans stellig, dat het gehele Koninglijk gezin gistermorgen op reis naar Groningen vertrokken zijn, dog met een paar dagen alhier te rug gewacht wordt.

Den 31 Julij sedert de vorige nog altoos afwisselende regen, eergisteren vergezeld met hevige donder ook ‘s avonds weerlicht. Het dongen hebben wij weder gestaakt. Heden nog regen, men zegt dat in de lage kwartieren het hooi drijft, ook hebben in den omtrek een menigte boeren de onleegtijd nog niet gedaan.

Het gaat met ons bijen zeer verkeerd van de 11 korven hebben wij 6 aangevuld.

De Koning en Kon. familie zijn maandag den 26 naar Groningen vertrokken en donderdag den 29 ‘s nademiddags alhier te rug gekomen en gisteren den 30 ‘s morgens half 8 geheel vertrokken over het Bildt naar Harlingen, om van daar met de stoomboot naar Amsterdam en wijders naar den Haag te rug te keeren.

Blz. 65

Den 3 Aug. Sedert de vorige nog nu en dan afwisselende stofregen, dog heden schoon weder.

Men haait en zweeld hier en elders, waar de onleegtijd nog niet gedaan is, afwisselend.

Het water is zeer hoog, de polder en watermolens malen bij eenig wind opvolgende.

Gisteren hadden de gecommitteerden comparitie te Wirdum ‘s nademiddags 1 uur, om het tarif van vee, hooi en granen voor dit loopende dienstjaar weder te vervaardigen en te arresteeren, betrekkelijk onze brandwaarborgssocieteit, alle de gecommitteerden waren aanwezig, behalven Sierdsma welke onpasselijk ware.

De waarde van het rundvee is bij dit tarif aanmerkelijk verlaagd, dog het hooi zeer verhoogd, dog de granen nagenoeg gelijk het vorige gebleven.

Een vijfentwintigjarige staat van het bestaan dezer Societeit, bij een vorige vergadering besloten, door den boekhouder te vervaardigen, werd thans door den voorzitter met eenige veranderingen beter door denzelven in eenige schikking der colommen in verband gebragt, de vergadering thans aangeboden, en bij resumsie goedgekeurd, wijders besloten om dezelve tot een getal van 1300 te laten drukken, om aan alle de leden dezer Societeit een exemplaar daarvan te doen toekomen, als ook aan de leden der 4 grietenijbesturen en aan Hr Staatsraad, Gouverneur v. Friesland.

Het heeft mij benevens den Heer Wageningen

Blz. 66

Secretaris van Baarderadeel A. Sierdsma, assessor, mede van Baarderadeel, Rintje Tjerks de Jong landbouwer te Grouw en de boekhouder, mijn zoon W.D. Hellema mogen gebeuren om sedert de oprigting dezer Societeit totnutoe, opvolgende als leden der gecommitteerden en boekhouder en als bestuurders t’elkens herkozen werkzaam te zijn terwijl onze geachte medeleden G.J. Jelles adjunct vrederegter te Grouw Popma te Irnsum N. Hovinga te Stiens en S. Sijbrandij te Rauwerd tijdelijke opvolgers geworden zijn der bij aanvang bestaande gecommitteerden, opvolgende overleden.

De Friezen zijn zeer voldaan, over de betuiging van de tevredenheid van het Koninglijk gezin over het gul en welgemeend onthaal, gedurende Hoogstdeszelfs verblijf alhier genooten.

Den 4 Augustus, de dag van gisteren was zeer schoon en zacht, dog heden even onstuimig als bevorens regen en wind.

Men schreef uit Keulen dat een waarnemer over weersgesteldheid melde: dat het jaar 1766, met het tegenwoordige gelijk stond, want in dit jaar, tot den 23 Julij zijnde den 204 dag dezes jaars, hadden wij 99 regendagen, de sneeuwdagen nog uitgezonderd, dog volgens het handschrift van dien tijd, het overige van dat jaar namenlijk de maand Augustus en de overige maanden zoo droog waren dat de rivieren in Duitschland in gene 150 jaren zoo droog of zoo klein geweest waren als toen; dat een reiziger vaak een of twee daalders moeste betalen om zijn paard te drenken.

Blz. 67

Het ziet er thans treurig uit, want zooveel regen en onstuimigheid als het heden weert, heeft men gedurende eenigen tijd niet gehad.

Men vleide zich dat het voortaan goed weder zoude worden, omdat het met de maansverduistering op den 2 dezer zulk schoon weder wierd, dog het schijnt dat er totnogtoe geen verandering bestaat; trouwens zoovele op elkander volgende zons en maanverduisteringen zijn er maar selden in andere jaren; want den 18 Julij bestond er zon en den 2 Aug. maans den 16 Aug. aanstaande weder zonsverduistering; indien deze verduisteringen invloed hebben op onstuimigheid en regen, dan behoeft men zich thans tot de  aanstaande zonsverduistering niet met eenig hoop te voeden: dat er tot den 16 bestendig en droog weder zal te wachten zijn.

De Regeering van Leeuwarden kondigde de navolgende Publicatie op de komst van de Koning

“Burgermeester en Wethouders der Stad Leeuwarden brengen, bij dezen, ter kennis van de ingezetenen, dat zij, ter handhaving van eene goede orde, en ter voorkoming van ongelukken, het hebben noodig geacht om, bij gelegenheid van de plegtige intrede van H.H.M.M. den Koning en Koninginne, op den 20 dezer maand, binnen deze stad, eenige bepalingen te maken en daartoe hebben vast gesteld het navolgende programma.

Zoodra H.H.M.M. aan de grensscheiding dezer stad zullen zijn aangekomen, zullen Hoogstdezelve aldaar

Blz. 68

door het Stedelijk Bestuur worden verwelkomd, en zal deze aankomst door het luiden der klokken worden bekend gemaakt.

De Stedelijke Schutterij zal zich in batalje stellen op den straatweg naar Marssum, front makende naar het zuiden.

Het 2de Bataljon 9de Regiment Infanterij tegenover de schutterij.

De optogt zal aanvangen op den gezegden straatweg nabij de stad, en den weg vervolgen over de Vrouwenpoortsbrug, langs de breedzijde van de Nieuwestad voorbij de Waag en vervolgens door de St. Jacobstraat naar het Paleis.

Dezelve zal op de volgende wijze worden gerangschikt.  

  1. De eerste kompagnie van de Schutterij in kolonne, om de spits uit te maken, bij dezelve geen tamboer.
  2. De Musyk der Schutterij.
  3. Een detachement van de eerewacht, met den Kommandant en den Standaard.
  4. Z.M. de Koning te paard met Hoogstdeszelfs staf.
  5. De Heer Staatsraad Gouverneur.
  6. De Heer Provinciale Kommandant met den staf.
  7. Een detachement van de Eerwacht met den tweeden kommandant.
  8. H.M. de Koningin met gevolg.
  9. Een detachement van de Eerewacht en aan ieder zijde van de koets van H.M. een lid der eerewacht.

10.Het Stedelijk bestuur.

11.Het bataljon Schutterij in kolonne.

12.Het 2de Bataljon 9de Regiment Infanterie. 

De Treine zal door de 1ste Kompagnie van het 2de Bataljon 9de Regiment Infanterie op de zijde, voor het aandringen van het volk, worden gedekt.

Blz. 69

Wanneer H.H.M.M. het Paleis zijn intreden alwaar Hoogstdezelve door eenige jonge juffrouwen onder het strooijen van groen en bloemen, zullen worden ontvangen, zal het bataljon Schutterij en het 2de Bataljon 9de Regiment Infanterie zich in batalje stellen, met de regtervleugel aan de Eerepoort, front naar het Paleis makende, om de inspectie van zich af te wachten.

De Eerwacht zal zich stellen tusschen de regtervleugel van de Schutterij en het Paleis, waardoor het plein aldaar ruim zal worden gehouden.

Burgermeester en Wethouders achten het onnodig bij de vreugdebetooningen, welke deze plegtige intogt algemeen zal uitlokken, te waarschuwen tegen alle zoodanige handelingen, welke strijdig zouden zijn met den eerbied aan de Hooge Personen van H.H.M.M. en verder Koninklijk Gezin verschuldigd, vertrouwende dat een iegelijk zijne gehechtheid en belangstelling op eene bescheidene wijze zal aan den dag leggen.

Eindelijk wordt aan de belanghebbenden bekend gemaakt dat van 2 uur des nademiddags tot na de inkomst van H.H.M.M. geene rijtuigen zullen mogen passeren langs den weg hierboven aangeduid, dan in de rigting welke de optogt neemt.

En zal deze op de gebruikelijke wijze worden afgekondigd en aangeplakt.

Leeuwarden den 17 Julij 1841

Burgermeester en Wethouders voorn.(was get.) van Boelens ter ordonnantie van denzelve was get. M.S. de Wal.” 

Ik heb gemeend deze publicatie hoewel laat echter een plaats in mijne aanteekening te gunnen.

 

 

Blz. 70

Den 5 Aug. heden droog en goed weder

Men meldt uit Leeuwarden den 30 Julij aangaande de afreizen der Kon. familie onder breedvoeriger.

Dat de Burgermeester in naam des Bestuurs een plegtig afscheid nam van H.H.M.M. en K.K.H.H. op de Audiëntiezaal tot dat einde tezamen gekomen ‘s morgens 7 uur; hetgeen door Z.M. met een hartelijke toespraak werd beantwoord, onder tekennengeving dat Z.M. dit gewest, spoedig weder dacht te bezoeken.

Wijders dat de vorstelijke familie half 8 onder toejuiching de Stad verliet, zich eenigen tijd te St. Anne opgehouden te hebben, ongeveer onder geleide van de Staatsraad Gouverneur Provinciale Commandant Burgermeester der Stad en Eerewacht, half 12 te Harlingen aankwamen, waarna de vorstelijke familie en derzelver gevolg zich dadelijk op de stoomboot Friso begaven, die weldra onder het herhaald gejuich en aanhoudend vaarwel der op beide hoofden zaamgevloeide menigte de haven verliet.

De Heeren Staatsraad Gouverneur, Provinciale Commandant en Burgermeester dezer stad namen afscheid van de vorstelijke familie, en deze herhaalde nogmaals hare afscheidsgroeten, waarbij men met deelneming de aandoening der Princes ontwaarde, die op eene ondubbelzinnige wijze de gehechtheid aan Friesland kenmerkten.

Zoodanig werd de plegtige intogt en het verblijf in Friesland van den geeerbiedigden Koning Willem de II met Hoogstderzelver Gemalinne en Telgen besloten.

Dit Gewest en bijzonder deze Hoofdstad vonden

Blz. 71

zich hoogtens vereerd en bevoorregt, door zoovele dagen het Koninglijk gezin in hun midden te mogen aanschouwen, en te deelen in het geluk en in zoo wezenlijke genoegens, die dergelijk een tegenwoordigheid aan zoovelen verschaft. – Hoe zeer eene uitgelatene vreugde zich niet telkens hooren liet omdat uitbundigheid niet tot het bedaagde Friesch karakter behoort, was het echter opmerkzaam, hoe op het gelaat der altoos verzamelde volksmenigte, zoo wel als van hen, die steeds den Kon. Stoet omgaven of nabij waren, stond te lezen: dat eerbied en hulde voor den Vorst en de Vorstin vreugde en vergenoegen over derzelver aanwezen en hoogachting en liefde voor den Vader des lands en de Moederdes Volke hen allen oprechtelijk bezielden. H.H.M.M. hebben dan ook meermalen en bijzonder voor het verlaten der Residentie Hoogstderzelver tevredenheid te kennen te geven, met des Konings betuiging van opregte welgezindheid om Friesland in deszelfs bijzondere belangen in ernstige aandacht te houden.

Overal en bij alle gelegenheid is er niets verzuimd om het genoegen der Koninklijke gasten te verhoogen. Zoo werd ook door den Heer Staatsraad Gouverneur bij het laatste diné ten Hove eene afscheidsgroete aan H.H.M.M. door den Heer J. v. Leeuwen Griffier van het Provinciaal Geregtshof en Archivarius van Friesland vervaardigd, voorgedragen. Door welke de Koninklijke familie zigtbaar getroffen scheen, en Hoogstderzelver gevoeligheid deswege bij herhaling te kennen gaf.

Weinig bleef er alzoo te wenschen over. Echter zou het hoogst aangenaam geweest zijn dat Hare Majesteit de de Koningin het voorgenomen plan had konnen volvoeren om met de Princes Sophia Bolsward, Hinlopen Molkwerum en Gaasterland te bezoeken, en op dien togt de

Blz. 72

merkwaardige overblijfsels van Friesche oudheid op te nemen. De voortdurende regens hebben dit belet en het plan is tot een volgend bezoek, waarop alle uitzigt is gegeven, uitgesteld.

Zijne Majesteit heeft den Heer Wageningen Commandant van de Eerewacht, als bewijs van erkentenis eenen kostbaren diamanten ring, vereërd en tot een duurzaam aandenken aan de kerkvoogden der hervormde gemeente 3 bankbilletten ter waarde van 3000 Gulden tot noodig herstel der respective kerken.

Ook heeft de Koninginne den schilder Bonga oud 83 jaren vorstelijk beloond, wegens een schilderij voorstellende een gezigt op de stad Leeuwarden vanaf den Breeden dijk bij Tonnenburg, en daarbij toegezegd, dat  hetzelve in haar Majesteits kabinet eene bijzondere plaats zoude erlangen.

Wijders melden wij tenslotte dat volgens een publicatie van het stedelijk bestuur te Leeuwarden de dato den 31 Julij 1841:

“De ingezetenen bij deze hunnen openlijken en welmeenenden dank aan allen zonder onderscheid moeten ontvangen: voor de waardige en hoogstvereerende wijze gedurende het verblijf van H.H.M.M. binnen deze Stad de ondubbelzinnigste blijken van hunne hoogachting en liefde voor Hoogstdenzelven en van het Koninklijk Gezin, hebben aan den dag gelegd. Dat H.H.M.M. daarvoor gedurende derzelver verblijf, bij herhaling als bij het afscheid hebben te kennen gegeven, daarvoor niet alleen zeer gevoelig te zijn geweest, maar ook dat H.H.M.M. de dagen in hun midden doorgebragt, nimmer zullen vergeten.”

Zoo is dan voor Leeuwarden en wijders voor geheel Friesland dit vorstlijk bezoek ook onvergetelijk.

Blz. 73

Den 7 Aug. heden droog en koud weder, gisteren was zeer onstuimig en het regende nu en dan zeer sterk.

Vijf korven met bijen, hebben wij gistermorgen met behulp van F. de Haan, bijenhouder te Bergum, in gereedheid gebragt, en toen vervoerd op de wagen naar Leeuwarden in het Bergumer schip teneinde door de Haan met de zijne en anderen in een schip naar de Heide digt bij Kolonien te vervoeren.

De minste korf heb ik te huis gehouden, om te proeven ofze hier bestaan konnen?, de klaver is wel overvloedig maar men vreest dat er door de menigvuldige regen, geen voedsel voor de bijen bestaat.

Trouwens als wij geen beter weer krijgen, dan zal het op de Heide, dan zal het hier even slecht voor de honingteelt zijn, maar dan zullen er bij honderden van korven verlooren gaan, het is zoo onmogelijk datze de kost konnen verzamelen veel min om uit te breeken.

Ons buurmans watermolen is gisteren door den harden wind gebroken, hetwelk deze boer thans zeer te onpas is, dewijl de slooten boordevol water zijn en het water op het laagste op het land staat.

Ons pompmolentie werkt nogal veel water uit, zoodat het water binnen de wallen der slooten is.

Blz. 74

Den 9 Aug., hedenmorgen schoon weder, het begon overal te bepaden en droog te worden; maar gisteren zijnde Zondag den 8 was het ‘s morgens eerst min en meer stofregen, maar wel klaarde de lucht even wel steeds met opkomende en afdrijvende wolken echter vergezeld met een zoele en warme luchtsgesteldheid tegen den avond betrok de lucht meer en meer echter zonder veel drift, werkte de lucht diep uit het zuiden met veel stilte, tegen den avond om 7 uur, hoorde men diep in het zuiden donder van tijd tot tijd vermeerderende, totdat eendelijk 8 a 9 uur met hevigheid donderde vergezeld met sterke bliksem en weerlicht, zoo hevig dat er zeer weinig tusschenpoos ware, dit schrikkelijke, duurde in mindere en meerdere hevigheid langdurig tot diep in de nacht, vergezeld van veel regen, zoodat het water thans de vorige hoogte bereikt, gedurende het onweder was het stil.

Onze Klaaske was gisteren ongesteld, en of het onweer, daar ook eenig invloed op hadde of niet, althans men deze ongesteldheid toe: dat wij na het onweder, ons knegt en Lykle naar den chirurgijn zonden, welke ook terstond kwam, haar aderliet en medicijnen toediende thans is zij wat beter en zit op.

Onze IJtje is nu sedert eenigen tijd fiks op de stap trouwens zij heeft sedert het begin harer ongesteldheid totnutoe 317 Gld. aan den chirurgijn en 40 Gld. aan de dokters gekost, waaronder een weinig wegens chirurgische diensten aan Akke.

Men schreef uit Berlijn dat er op den 18 Julij zulk een hevig onweer van donder en bliksem vergezeld van een verschrikkelijke orkaan en hagel ter grootte van een hoendereij aldaar en in den omtrek, zonder voorbeeld hadde gewoed.

Blz. 75

Den 11 Aug. harden wind en onstuimig. Gisteren gedurende den dag veel zonneschijn, echter afwisselende met regen.

Gisteren Wirdumer Kermis, vele vrienden bezogten wel hunne familie aldaar, maar wijl de rijtuigen van verre misten wegens de volstrekte onbruikbaarheid van de dijken en wegen, was er niet veel volk.

Er zoude ook een prijs verharddraafd worden, maar had om den slechten toestand van de Wijtgaarder dijk als gewoone harddraversbaan, geen voortgang. Ik had evenwel het genoegen om volgens verzoek gedurende den dag, bij mijn zoon en vrouw, door te brengen, alwaar zich ook Douwe Pieters en vrouw Sije v. Wijngaarden en vrouw benevens de oude meester Idzerda mijn zoon vrouws vader, bevonden.

Heden zijn mijne zoons Lijkle, Klaas en Sijtze benevens Hanna naar het gebuurte bij onze kinders om den tweede dag der zoogenaamde kermis bij te woonen.

Ons predikant heeft verleden zondagmorgen een opzettelijke redevoering gehouden, om de jonge lieden af te maanen, zich ter dezer gelegenheid aan geen ijdelheid en loszinnigheid over te geven.

De watermolens zijn overal dapper aan den gang door de steeds opvolgende regens; hetgeen men vaak den eenen dag uitmaalt wordt steeds ‘s nachts of den volgenden dag weder aangevuld, blijvende alszoo meest op dezelve hoogte van den waterstand.

Indien de voorzienigheid ons voortaan geschikt weer mogte schenken, dan kan het eeniger mate weder teregt komen.

Blz. 76

Den 17Aug. sedert de vorige goed weder dog nu en dan min en meer regen afwisselende.
Ons voornemen is om de 5 bij de buren aanstaande vrijdag en zaturdag te maaijen, er is zooveel op als er misschien nog nimmer geweest is; indien het mooi weder mogte worden dan zal er misschien nog veel hooi gewonnen worden, wijl elk der boeren, bij de groeizaamheid van het weer, een en meer stukken afzonderd om te maaijen.

Wij hebben gedurende den zomer totnutoe goed gemolken steeds 11 a 12 emmers, dog thans kunnen wij geen 11 meer houden maar ruim 10.

De boter is steeds 3 a 34 Guld. en de kaas middelprijs 20 Gld. er komen overvloed van appels.

Ik gaan op verzoek zoo op het oogenblik naar het gebuurte, om den Heer Palsma te spreeken, over den brandspuit, naar aanleiding van een missive aan den Grietman gezonden, welke begeerde om dezelve te proberen, dog dat de kerkvoogden in gem. missive berigten, dat niemand een hand aan de spuit wilde slaan, alvorens zij voor hunnen arbeid in de brand van verleden jaar in de Schrans niet betaald wierden.

Over het een en ander denk ik, dat Palsma zal verlangen mij te spreeken.

Blz. 77

Den 19 Aug. heden en gisteren allerschoonst weder, dog misschien heeft het elders gisteren wel geregent, althans stond de lucht ‘s nademiddags in het zuiden zwaar.

Heden eindigen de Hondsdagen, zoodat er van het begin tot heden toe geen dag voorbijgegaan is dat het min en meer, zacht en sterk niet geregent heeft, vaak vergezeld van hagel, storm en harden wind donder en bliksem; over het algemeen zijn de Hondsdagen zeer onstuimig geweest, waardoor gedurende dien tijd, het water zeer hoog, de weidlanden getrapt de wegen in het laatst volstrekt onbruikbaar geworden zijn.

Dog de laatste dezer dagen begon het weder zachter te worden, en bragt met den regen meest stof niet veel water bij, en scheen het weder tot verandering te neigen, met afwisselende droogte, waardoor men thans ijvrig bezig is om de wegen en paden weder bruikbaar te maken; ook ons volk zijn thans bezig om de reed, eigen reed door ons land, met de  modder van de trekvaart te berijden en te slechten.

Wij melken thans ook weder in de ijster, wij molken bevorens buiten de ijster, en om niet teveel te trappen over het land, hetwelk een zeer moeijelijke bezigheid is; naauwelijks was ons volk in staat, om droogvoets door de modder van het hornleger te komen.

Op den 14 is de afbraak van de schuur op de Werp bij boelgoed verkogt, ik heb ook een partij hout, steen enz. gekogt.

Thans rijden hier voorbij wagens met koolzaadstroo.

Blz. 78

Den 23 Aug. sedert de vorige schoon weder heden min en meer eenigzins betrokken, het is in den verleden week den 20 en 21 zoo buitengewoon warm geweest, als er maar selden zulke zomerdagen zijn.

Door de thans invallende schoone dagen is het buitengewoon druk aan de bouwkant, opvolgende haalt men koolzaadstroo, ook hebben wij den 21 een paar fikse weiden van Dijksterhuizen onder Beetgum gehaald; maar betaalden daar voor de weide 3 gulden, hetwelk echter geen prijs is maar deze boer vorderde deze som toen de weiden geladen waren, anders hadde men dezelve zijn stroo laten houden, de gewoone prijs is 1, 1½ a 2 gulden.

Er wordt hier en elders veel gemaaid, de 5 bij de buren komt er hedenmorgen af, ons volk zullen er straks henen om te keeren dat de 20 en 21 daarvan gemaaid is, gisteren was het zondag, de maaijers hadden mij anders beloofd om het op die dagen af te doen, maar konden dat niet doen er ligt zeer veel daarop.

Heden ben ik in de buren bij mijne kinders verzogt, waar ook andere vrienden komen.

Verleden den 21 was ik in de buren op eene comparitie van diakens en armvoogden verzogt, om met elkanderen een geschikte kelder te verzekeren, tot berging van winteraardappels voor de gealimenteerden hetwelk tot stand gebragt is.

Blz. 79

Volgens aanschrijving van den Heer Wageningen voorzitter der gecommitteerden van de Brandsocieteit om benevens mijn zoon als boekhouder ons morgen op het Grietenijhuis te Weidum te compareren om de polissen van hooi vee en granen te teekenen, dit gebeurt anders te Wirdum, maar omdat Sierdsmamedegecommitteerde onpasselijk geweest is en deze mede ter teekening is gekwalificeert, achtte men het thans beter, deze comparitie te Weidum te beleggen. De Heer Wageningen schrijft dat hij voor een maaltijd zal zorgen, wijl wij van ‘s morgens 9 uur de gehele dag werk hebben. Ik ben voornemens met mijn zoon daarhenen te rijden.

Den 25 Aug. heden zoo ook gistermorgen droog, dog ‘s middags regen met afwisselende donder, wat weder het heden worden zal, weet ik niet.

Gisteren bragt mijn zoon Lijkle, mij en Wijger de boekhouder, ons met den digten wagen naar Weidum, alwaar wij te 9 uur rede waren, Jelles medegecommitteerde van Grouw was voor ons aanwezig, ook Wageningen en Sierdsma kwamen eindelijk bij ons, en hadden gedurende den dag ons verblijf op de grietenijkamer; de werkzaamheden namen terstond aanvang en duurden tot ‘s avonds half 6 uur, tusschen

Blz. 80

werks eenige ververschingen en een goede maaltijd genietende, het was een drukke dag; Wageningen ontving ‘s middags familiebetrekkingen en moest ons verlaten, ik nam in stede het overige van den dag zijne bezigheden in het nazien en teekenen van de polissen waar. Sierdsma als fungerende substituut grietman dewijl Buma lid van de 2de Kamer der Staten Generaal thans in den Haag, liet ons door den executeur bedienen; na den afloop van het werk te half 6 dronken wij een kopje thee, Jelles vertrekt 6 uur te voet naar Grouw, terwijl mijn zoon en ik een weinig daarna vertrokken, Sierdsma geleide ons uit tot halfweg het Weidumer hout nam bij het ontmoeten van onzen wagen, om ons aftehalen, een vriendelijk afscheid.

De verjaring van onzen ouden Koning is gisteren den 24 door sommige grietenijen door het uitsteeken der vlaggen van de toorens gedagt geworden, waaraan echter Baarderadeel geen deel nam.

Zoo dat de gedagtenis van Willem de 1ste over het algemeen niet zeer in zegening is.

Wij verlangen zeer naar droogte om te zweelen over het algemeen wordt er veel gemaaid, of staat gemaaid te worden, wijl het gras bij het onlangs warme weder ongemeen wies. De koolzaden leveren een buitengewoone kwantiteit zaad, selden is daar voorbeeld van.

Blz. 81

Den 26 Aug. droog betrokken lucht, gistermiddag regende het uit een bui, ons volk waren voornemens, zoo mogelijk een weinig te zweelen, maar kwamen dus onverrigterzaken weder te huis; het weerglas klimt, dog het weder treurig.

De bijen vlogen gisteren, schoon afwisselende zonneschijn geheel niet uit, de zoogenaamde voleblom is er anders overvloedig.

Als eene bijzonderheid melde ik: dat een jong appelboom voor een paar jaren gezet, en waaraan een paar appels zitten, thans voorzien is van een fikse tros bloeizem, waarvan een der botten in volle bloei staat. Of de andere botten ook zoo fors uitkomen zullen weet ik niet. Evenwel is deze bijzonderheid alhier niet zonder voorbeeld, meermalen is het gebeurd, dat de appelboomen in het na jaar bloeiden, zetten en nogal een menigte hoewel niet volwassene appels voortbragten.

Het Oosten glimt en komt de zon somtijds door, misschien dat met den middag het luchtgestel wat dunner en ijlder wordt, althans verlangen wij zeer naar zonneschijn teneinde ons hooi te mogen zweelen, dog wij leeren uit het een en ander dat wij in alles afhanglijke schepsels zijn, dat wij niet al ons bezorgt te zijn er niets konnen toedoen; maar dat de Heer een vrij machtig Bestuurder is van Hemel en Aarde, naar zijn welbehagen.

Blz. 82

Den 30 Aug. sedert de vorige allerschoonst weder, wij moeten heden nog een klein gedeelte van ons liggend hooi op de 5 zweelen, het grootste gedeelte is te huis.

Het is zeer op merkelijk dat er thans hier en overal zooveel land gemaaid wordt, het is bijna evenals in den onleegtijd, en door het schoone en warme weder wordt deze nahooioogst zoo bijzonderd begunstigd; onze 8 staat nog, wanneer die gemaaid zal worden, is nog onbepaald.

Men heeft de verjaring van onze ouden Koning zeer weinig over het algemeen gedagt; de Natie schijnt over hoogstdelzer [kennelijke schrijffout van Hellema.] gewezen bestuur ten aanzien van het finantieele, niet zeer tevreden te zijn. Z.M. afwezigheid in een vreemd land, draagt daartoe niet weinig bij.

Zoo ondergaan ook koningen en vorsten verbaasde wisselingen in hún lot. Ik heb dit met onze Princen in ons vaderland beleeft.

Toen ik een kind was zag ik den Prins Willem de V Erfstadhouder der vereenigde Ned., ik meen in den jare 1772 toen Z.H. gedurende zijn toenmalig verblijf in Friesland te Hoogebeintum bij den Grietman Schepper een bezoek afleide. De eer welke men Z.H. bewees, ging alle verbeelding te boven, de blijdschap en vreugde over de tegenwoordigheid van den vorst zag men onder de Friezen vooral daar ter plaatse met allerlei eerbetooningen ten toon spreiden! Zoo ook toen bij het inhalen en eenige jaren daarna met Z. Gemalinne

Blz. 83

in Frieslands Hoofdstad, het klokkengelui en gebulder van grof en klein schietgeweer hadde geen einde; de verjaring van Z.H. t’elkens den 8 Maart, hoorde ik ten platten lande overal het gelui der klokken schieten met kanonnen en kleingeweer, het was dan overal een feesttijd, tot laat in den avond en nacht zag men heinde en verre, vreugdevuren.

Maar hoe wisselde dat lot in 1781 bij het uitbarsten van een oorlog met Engeland, en daarna met Keizer Joseph, hoorde men eerst een zachte kwellingen gemelijkheid en daarna meer een openbare opstand en onrust over ‘s lands bestuur, en vooral over het misbruik van ‘s lands land en zeemachten in handen van het stadhouderlijk bestuur. De wapenhandel werd van hoogerhand aanbevolen, een ieder oefende zich, ik deelde er ook in, zoodat overal ten platten lande corpsen opgerigt en geoefend werden; dit zag de regering en verbood alle wapenhandel, maar het was te laat. De verbittering tusschen de oranjegezinden en patriotten steeg ten hoogsten top; de ontevredene staatsleden moedigden de wapenoefening aan, vestigden zich te Franeker onder den naam van de Staten van Friesland en eigenden zich het beheer van ‘s lands statuten en geregtigheden, dagelijks gingen er plakaten uit van zoogenaamde Staten van Friesland te Franeker gevestigd en van de wettige Staten van Friesland, de steden versterkten zich met zware batterijen; nooit heb ik zooveele en zulke zware kanonnen gezien als op de wallen, op de dwingers, en vooral op de gevreesde punten naar Stiens, rondom de stad Leeuwarden op de bolwerk; het was even als in een belegerde stad.

Blz. 84

De moedwil en verbittering der patriotten steeg ten top, men vloekte de zoo eertijds algemeen geliefden vorst en alle zijnen aanhang, en scheen eindelijk tot een openbaren oorlog te zullen uitbarsten het was in 1787 dat het defensiewezen, zich eenige weeken te Franeker gevestigd hadde en versterkt alle wapengenootschappen riep men derwaarts.

Ik was met een goed vriend in diens tijd derwaarts van Wanswerd gereden, want daar woonde ik toen en zag met ontzetting het verbazend aantal van gewapende manschappen uit alle oorden van Friesland aldaar verzameld, een paar honderd ingekomene Zwarte Huzaren uit Holland hiernatoe geschikt, wij zagense inkomen en versterkten het aantal strijders, ik beklaagde de burgerij, welke met dien woesten hoop ter inkwartiering belast waren. Men hoorde niets anders als zwetsen, vloeken en tieren op Oranje en zijn aanhang, vooral op de Leeuwarders, welke de wettige regeering staande hielden, en de gehaatte prins van Waldek met zijne benden ruiterij in hunne vesten opgenomen hadden, Franeker en Leeuwarden hielden met patrouilles elkanderen steeds in het oog, en scheenen op het punt van aan te vallen.

Eindelijk vermeesterde de hertog van Brunswijk met 25000 Pruissen Utrecht het steunpunt van patriotismus. Weldra verspreidde dit gerucht zich ook alhier, ik hoorde het op een begravenis in de nabijheid van mijne woonplaats het eerst vertellen.

Blz. 85

Franeker hoorde het en was verslagen, alles in de war, de aanvoerders zogten een heenkomen, maar men sloot de poorten, totdat eindelijk bij nacht en dag de stad ledig liep en een ieder huiswaarts keerde, de wettige regering overal zich trachte te herstellen maar de gewapende en verstrooide manschappen vonden goed zich te Stiens te versterken, men versperde de dijken met aaneengeslagene eiden en wierp aldaar een batterij op met stukken voorzien het was op een maandag ‘s morgens vroeg: dat prins Waldek met 400 ruiters de stad gewapend naar Stiens uittrok, weldra nam aldaar het vuur aanvang. Ik stond met Domeni Pollius op het kerkhof te Wanswerd en hoorden daar het schieten met de kanonnen en kleingeweer, en zagen de rook bij ieder losbranding van het kanon opgaan. Het duurde niet lang of het schieten hield op, want de patriotten verstrooiden zich her en derwaarts. – Eenige dagen daarna kwam er een gerucht dat de patriotten zich weder herstelden en in aantogt waren, nooit heb ik groter verwarring aldaar gezien, een ieder was ontsteld en bevreest maar dit gerugt was valsch; de regering en de rust herstelden zich weldra, de aanvoerders van den opstand vlugten naar Frankrijk, anderen wierp men in de gevangenis geesselde en brandmerkte confisqueerde hunne goederen, en daarmede scheen het gedaan te zijn. Doch het vuur smeulde onder de asch, de uitgeweekenen in Frankrijk, bereiden aldaar met de Franschen een gedugter opstand welke in 1795 tot rijpheid gekomen, met de Franschen teruggekomen, ons vaderland weldra overstroomde,

Blz. 85 [Kennelijke vergissing in de paginering.] 

Na alvorens den Stadhouder den oorlog gedeclareerd te hebben, was de geliefde vorst niet meer veilig, scheepte zich te Scheveningen in en vertrok met het vorstelijk gezin naar Engeland, alwaar hij overleden is.

Dit was het lot van Prins Willem de vijfde algemeen van de oranjegezinden betreurd.

Het is opmerkelijk dat de beste braafste echte godsdienstvrienden zich nimmer in dezen opstand mengden maar altoos stil en onderworpen, het huis van Oranje en dus den Prins voorstonden. Ik heb in dien tijd vaak staande de onlusten, bij mijne vrienden deze aanmerking gemaakt, dat de patriotten nimmer konden triompheren op den duur, wijl de ware voorstanders van God en Godsdienst en het Vaderland, altoos voorbidders en voorstanders van het huis van Oranje waren.

Ik leefde wijders onder de wisselingen der volgende besturen, onder het bestuur van den raadpensionaris Schimmelpenning wierd ik alhier in 1805 ontvanger van de indirecte belastingen.

Staande onder de wisselingen der opvolgende hooge besturen, was er geen einde aan werkzaamheden tot de wapenhandel sociëteiten committis leesgenootschappen waarvan ik ook lid was en ons domeni voorzitter, de handelingen daarvan zijn door mij gesteld en aanwezig.

Ik leefde wijders onder het meer rustiger bestuur van Lodewijk broeder des Franschen keizer Buonaparte, ik zag de eereboogen te Leeuwarden en elders opgerigt omdat hij Friesland zoude bezoeken, de dag was bepaald maar de Koning kwam niet, wijl de Keizer zijn

Blz. 86

broeder het behaagde hem te ontbinden en zijn afscheid te geven juist toen hij in Friesland verwagt wierd, Holland met alle de gewesten Frankrijk inlijfde en ons gemenebest voor een achtbaar maatschappij van kooplieden, verklaarde.

Toen waren wij Franschen onder het beheer van Buonaparte, ik kreeg namens den Keizer mijne aanstelling van percepteur of ontvanger van alle de belastingen alhier ook als gemeenteontvanger in den jare 1811.

De druk der ingezetenen onder het beheer van den Franschen Keizer is overal geboekt.

Eindelijk in den bangen winter van 1813, was de eindpaal dezer regering door den brand van Moskou en de daaropvolgende bloedige veldslagen te Leipzig, door de vlugt van Buonaparte, en zijn bannissement op Elba, geraakten alle onderworpene rijken weder onder deszelfs wettig bestuur, ook ons gemenebest, riep onzen ouden Koning uit Engeland, en huldigde hem als souverijne vorst der Nederlanden, ik was te Leeuwarden toen hij in die hoedanigheid plegtig aldaar geproclameerd wierd en daarna als Koning onder den naam van Willem de I.

Toen proklameerde de vorst alles vergeten en vergeven, alle harten wierden verheugd, vriend en vijand neigde zich tot eensgezindheid, die ambtenaren welke staatsambten bekleedden wierden provisioneel in hunne posten bevestigt, ook de ontvangers der Dir. en Ind. Belastingen.

Blz. 88 [Kennelijke vergissing in de paginering.] 

De gebannen Keizer kwam van Elba en steeg weder op den troon van Frankrijk, onder een vreeslijke dreiging van zijn toorn, op de hem ontworstelde mogendheden, ook op ons Nederland. Maar de moed en dapperheid der helden van de verbondene mogentheden ook onze dappere Willem de II boden zulken kragtigen wederstand te Waterloo, dat er na een allerverschrikkelijkst bloedvergieten, de eindelijke uitslag, de overwinning, zich geheel ten voordeele der Geallieerden verklaarde, alle de Franschen met hunnen Keizer aan het hoofd op de vlugt sloegen, de Keizers van Rusland en Oostenrijk enz. bepaalden in Parijs met de overige Europische vorsten het lot van den verslagen Keizer, welke zich aan de Engelschen overgaf, en deze hem naar het eiland St. Helena verzonden, alwaar hij gestorven is.

Toen werd Willem de I als Koning in zijne regering bevestigd alles neigde zich tot rust en kalmte, geen partijschap onder de ingezetenen wierd meer gehoord of gezien, alles vergeten en vergeven, en de Koning wierd algemeen geliefd en bemind, waarvan ook de Friezen bij Z.M. bezoeken alhier bewijzen gaven, totdat eindelijk ook heeft konnen goedvinden zijn weleer geliefd volk te verlaten en met zijne gemallinne, eene graafinne met wien onlangs getrouwd, zich te Berlijn meterwoon te begeven.

Dit alles heb ik beleefd, en zoude indien het mij luste een geheel boekdeel van alle de bijzonderheden in dit tijdvak voorgevallen konnen schrijven.

Wat onzen thans geliefden Koning Willem de II wedervaren zal, moet de tijd leeren.

Blz. 89

Ik zag de eerste Franschen 1000 man Carniezen te Leeuwarden binnenkomen des winters 1795, het was een berooid volk, met dekens over den schouder op sleepschoenen met wijven en kinderen, meest ligte en kleine kereltjes gewapend met ligte geweeren, maar vlug als de wind.

Ik zag het zevenhoofdig monster, verbeeldende de zeven vereenigde gewesten, op de lange pijp, met knuppels en brand verbrijzelen en vernietigen onder een verbazende toestel en rumoer van de gewapende magte. Toen proclameerde men de Bataafsche Republiek een en ondeelbaar, onder de leus Vrijheidgelijkheid en broederschap, de onzinnigheid kende paal noch perk in het verstellen van hooge en lage besturen ambtenaren enz. De wapengenoodschappen vermeerderden dagelijks in aantal en manschappen, alle burgers der Bat. Republiek moesten daaraan deelnemen, de genen welke dit niet verkozen of om lief of leed niet wilden, wierden gedwongen wapengelden te betalen, de Kerk wierd van de Staat gescheiden, de corpora en geestelijke goederen met een opbreng van 1/5 en daarna van 1/6 gedeelte bezwaard. De eene gedwongene geldheffing volgde de andere, bij opvolgende veranderingen der besturen, wierden uit en door de grondvergaderingen t’elkens kiezers benoemd om de leden der besturen te benoemen, de lijsten van deze vergaderingen toenmaal alhier in de kerk gehouden met geslotene deuren, zijn bij mij voorhanden, een gehelen dag was men vaak in de kerk, ik wierd dikwijs mede als kiezer benoemd.

Blz. 90

Dikwijls was ik op een kiezersvergadering, welke somtijds zeer onstuimig waren, eenmaal was ik met Palsma op een algemeene kiezersvergadering op het Raadshuis te Leeuwarden, om leden in den Haag voor het Bataafsche bewind te verkiezen ‘s avonds bij keerslicht om 10 uren, was de verkiezing onder vele protesten afgeloopen, de deuren ontsloten en wij met een gewapenden magt buiten de Wirdumerpoort geleid, met een woord, de eene werkzaamheid verdrong de andere, de eene partij verjoeg de ander van het bestuur. – Zoo was ik eenmaal omdat hier niet gepredikt wierd, in de kerk te Leeuwarden en toen wij de kerk uitkwamen waren de poorten gesloten, men wilde een suspect persoon vangen, met een pas van de regeering kwam ik buiten.

Een booze geest heerschte onder de Natie. Oranjegezinden, slijmgasten (gematigden) en heete patriotten, elk dezer partij schoon de Oranjepartij onderworpen en stil, zonder eenig deel aan de beroerten te nemen of buiten gehouden, zogt de ondergang van den anderen, een opgeworpen Committé van Herstel zogte de guillottine evenals in Frankrijk onder het schrikbewind van Robespierre, in te voeren, maar Buonaparte kwam uit Egijpten, en verhing daar de hekken, en door de invloed van zijne magt op ons Bestuur wierd het bloedvergieten alhier verhinderd, de parthien gemuilband en in toom gehouden.

Bij geldgebrek zag men de Fransche assignaten, papieren munt franken en halve franken en waarvan de Franschen rijkelijk voorzien waren overal

Blz. 91

verspreiden, en bij het inkoopen van hunne behoeften of weelde, de winkeliers opgedrongen, en daardoor zag men de Franschen eerlang in de beste kleeding en monteeringen.

Ik zag bij de omwenteling in 1813 de eerste Russen Kozakken te Leeuwarden binnenkomen. En de Fransche douanen en ambtenaren vlugten en een goed heenkomen zoeken; – dog er is geen einde om al hetgeen ik de natie in deze tijden ondervonden en gezien hebbe, te beschrijven, en daarom keer ik tot mijne gewone aanteekening te rug, het lot van onzen afwezigen ouden Koning, heeft mij tot deze denkbeelden geleid.

Den 31 Aug. allerschoonst weder, wij hebben het hooi van de 5 gisteren binnengekregen 12 weiden allerschoonst hooi. Onze buurlieden bereiden en keeren het hooi, om morgen te zweelen. Ons volk zijn thans weder aan het dongen. Wij melken weder 11 emmers, het spant met het warme weder, de melk goed te houden en zuivere kaas te maken, de prijs van boter en kaas als voren, de granen dalen, welke met het bevorens langdurig natte weder, geklommen waren de aardappels beneden de Gulden de korf.

De tros bloezem aan het appelboomke bloei fiks uit, ook openbaart zich daaraan weder een ander tros.

Dit aanhoudene schoone weder is van een onberekenbare waarde, morgen volle maan, er schijnt verandering.

Blz. 92

Den 2 Sept. Sedert de vorige heeft het weder na het zware onweder op den avond van 31 l.l. zich even mooi, dog wat frisser hersteld.

De naoogst van het hooi, en de oogst der granen ploegen en zaaijen gaat voorspoedig voort.

Zoo vertelde Draaisma, welke hier gisteren met Domeni mijn zoon en hunne vrouwen waren, dat koolzaden buitengewoon opleverden het was niet vreemd dat ieder pondemate 20 meer en mindere zakken aanbragt, waarvan de zak tot 10 Guld. na de kwaliteit boven en beneden verkogt wierd, zoodat dit produkt voor den  bouwman thans een zeer voordeelig gewas opleverde. De tarwe was zeer matig, maar de overige granen beloofden uitmuntend, behalven de boonen, niets.

Om half 6 ‘s avonds vertrokken de Achlumer vrienden, onze kinderen uit de buren, welke hier ook waren een paar uur daarna.

Heden verwachten wij Hette en zijn huisgezin van Hallumermieden, ook onze kinderen uit de buren dog nu ‘s nademiddags.

Den 8 Sept. sedert de vorige goed weder, maar altoos afwisselende met eenigen regen; het maaijen gaat nog steeds voort, morgen verwachten wij de maaijers in de 8, het is mij anders te laat, maar de maaijers zijn tothiertoe besteld, eenen Hotze Ruurds onzen buurman en Hessel Pieters op de Werp, beide Wirdumers, hebben tezamen als onze 8 gemaaid is alleen onder Wirdum 55 pondemate nagras gemaaid, behalven de  menigte pondematen

Blz. 93
welke door anderen en vreemde maaijers onder Wirdumer behoor gemaaid zijn of nog gemaaid moetende worden; tothiertoe is het hooi goed gewonnen, en hoe het nog op zwee liggende en gemaaid zullende worden, gewonnen zal worden moet de tijd leeren. De voorzienigheid voorziet dus nog veel in de behoefte van hooi en granen, al hoe duister met het onstuimige weder er uitzag voor den landbouw, komt alles te regte, alleen de lage landen konnen nog niet gemaaid worden dewijl het water hoog blijft.

Hette en zijn huisgezin benevens onze kinderen uit de buren, zijn op den dag der vorige gemelde alhier geweest.

Onze dogter IJtje is sedert eenige dagen weder ongesteld geworden, nadat zij een geruimen tijd zeer welvarende was geweest.

Hedenmorgen zijn hier een aantal militie met een corps musijkanten voorbij naar de Stad gemarcheerd, waarvan deze soldaten vandaan gekomen zijn heb ik nog niet gehoord.

Een brief van het Collegie van toezigt over de kerkelijke administratien der hervormden in Friesland ontvangen hebbende, waarbij de kerkvoogden alhier over eenige nalatigheid van berigten herinnerd worden over het verassuaranderen der kerkgebouwen.

Ik zal aan gemeld Collegie diensvolgens berigten dat de pastorij kerk en toren alhier den 12 Mei 1838 rede in de brandsocieteit van  Leeuwarderadeel opgenomen zijn

Blz. 94

Den 11 Sept. sedert de vorige uitmuntend schoon weder.

Bevorens de 8 bezogten mijn broeder en zijne vrouw ons, gedurende een paar nachten.

Onze Hanna en Lysbeth Hiemstra bragten wij met den wagen ‘s middags naar de Stad, om in het 1 uur naar Franeker, om van daar naar Achlum uit van huis te gaan; mijn broeder en zijne vrouw, kwamen toen van de Stad met de wagen alhier te rug en vertrokken gisteren tezamen met de wagen tot aan het tolhuis, en wij wandelden van daar naar de Stad, het was weekmarkt, na een hartelijk afscheid verlieten wij elkanderen aldaar.

Gisteren kregen wij een extract uit de notulen van het Grietenijbestuur van Leeuwarderadeel aan ons kerkvoogden gezonden rakende het eigendom en beheer der brandspuit alhier, benevens een Extract Reglement, ten gevolge der besluiten, over onze missives opvolgende aan het bestuur gezonden, waarbij het bestuur het eigendom aan de kerk van Wirdum toekent, maar tot gebruik van het Z. Trimdeel, waarvan het onderhoud, ten laste der Grietenij, benevens de kosten van onderhoud en belooning der noodige werkzaamheden in cas van brand.

Blz. 95

Den 15 Sept. sedert de vorige nog even droog en zonneschijn.

De hooiwinning gaat voorspoedig, indien onze Friesche maaijers zoo spoedig en vaardig konden maaijen als de vreemde grasmaaijers dan hadden wij de 8 heden konnen in huis hebben, maar ‘s daags ieder een pondemate geeft hen druk werk, zij zijn de 10 met de 8 begonnen, de Zondag tusschen beiden, en hedenmorgen konnen zij het eraf dus ruim 4 dagen. Onze buurman maait 12 pondem. digt aan ons huis, twee vreemde grasmaaijers zijn de 12 op den Zondag daarin begonnen, en heden den 15 konnen zij het eraf, dus maaijen vreemden 12 pondem. tegen de onze 8 pondem.

Het rijpen van het hooi is zoo gunstig door het schoone weder, dat op den 2den dag nadat het gemaaid is, gezweeld en in huis kan gehaald worden, dog wij moeten een dag langer wachten, omdat er schoon hooi op de 8 is.

Onze buurman heeft gisteren gezweeld dat de maaijers Zondag den 12 maaijden; de vreemde grasmaaijers als zij niet R.C. zijn, maken weinig zwarigheid op den dag des Heeren te werken, zij rusteden maar van 11 tot 2 a 3 uur.

Wij hebben onze 8 op 4 akkers na binnen.

Blz. 96

Dezer wijs is het oogsten van hooi en granen niet alleen veel minder werk, maar ook zeer genoeglijk en aangenaam; bij wankel weder is men vaak met kommer behept, hoe dat men het hooi zal winnen? en thans bij dit schoone weder wil alles vanzelf rijpen evenwel gaat dit alweder met zorg gepaard men vreest dat het weder zal omslaan en tast het hooi ontijdig aan omdat het zoo laat in de tijd is; zoo is de mensch steeds in het zweet zijns aanschijns, om zijn brood te winnen, of om zijne bezittingen te vermeerderen, indien men vergenoegd en tevreden de weldaden Gods genoot met dankzegginge, dan zoude men zoo ongerust niet over de toekomst zijn; maar met een kinderlijk toeverzigt door het geloof in Jezus alle zijne nooden en belangen den Heere aan te bevelen en toe te vertrouwen en voor ons zorgen laten.

Bevorens den 13 was ik benevens mijne kinderen uit de buren Meile en zijne vrouw, gedurende den dag, bij Douwe Pieters te Hempens te gasten. ‘s Avonds gingen de vrienden naar de Stad wijl een afgescheiden domeni onder de afgescheidene aldaar zoude prediken en het nachtmaal zoude uitdeelen, een geschikt lokaal, in de Stad, was hen van de Regering toegestaan.

Blz. 97

Onze dogter IJtje is op den 13 in het 9 uur schip, met de wagen naar de Stad gebragt om naar Achlum uit van huis te reizen, mogelijk dat zij er eenigen tijd blijft, maar de andere verwachten wij maandag te huis.

De afgescheidene gemeenten worden opvolgende van de Regering vrijheid van godsdienst verleend dientengevolge worden ten behoeve daarvan overal nieuwe kerken gebouwd.

Op de streek onder Wanswerd zoude de aldaar nieuw gebouwde kerk verleden Zondag ingewijd worden, men heeft aldaar een vasten predikant de Haan, voormaals predikant onder de Hervormden agter Dokkum, maar die zich afgescheiden heeft; deze heeft verscheidene leerlingen welke tot den H. dienst opgeleid worden, en waarvan sommige onlangs proponent er andere rede predikant geworden zijn.

Morgen hebben wij vergadering van de Brandsocieteit om de nog resterende polissen van vee hooi en granen te teekenen.

Den 18 Sept. sedert de vorige uitmuntende zacht en schoon weder, maar na de donder op den morgen van den 16 steeds afwisselende regen en mattig. Tengevolge daarvan hebben wij sedert aan het hooi niets konnen doen.

Heden schijnt het droog te zullen worden dog het is in den morgen door den daauw

Blz. 98

is de oppervlakte doornat, de boomen druipen de visschen in de gragt, onder anderen de baars, snakken naar lucht.

De lucht is met ligte dampen bewolkt, de zon schijnt door, de wind N.O. zoodra het gras droog wordt zullen wij in het hooi moeten werken, een paar weiden staan in oppers en ruim een paar akkers ligt nog in zwee en worden op ruim 4 weiden geschat, zoodat wij nog vrij wat belang bij droog weder hebben.

Indien met de N. maan op de 15 het regenachtige en mattig weder niet ingevallen ware, dan hadden wij heden gedaan gekregen, maar konnen het nu niet doen, morgen Zondag, dus zullen  in de nieuwe week daarmede nog belast zijn.

Wij hebben de 16 gedurende den dag in de herberg te Wirdum bezig geweest met het teekenen van de kleine en groote polissen; van ‘s morgens 9 tot ‘s avonds half 6 uur, de Heeren Sierdsma en Wageningen, waren met een digten wagen, Jelles te voet van Grouw, ik was ook door mijn zoon met de wagen naar het gebuurte gebragt de boekhouder mijn zoon was niet te behoeven te reizen, aldaar tegenwoordig; de Heeren waren zeer tevreden, dewijl zij nog in de polissen nog in de registers geen enkelde fout hadden opgemerkt, zoo is mijn zoon en aan het Kantoor der Belastingen, de ontvanger is meest afwezig en in het boek-

Blz. 99

houden van de uit gebreide werkzaamhedene van de Brandsocieteit altoos zeer aktief en accuraat, waardoor hij in beide betrekking het volkomenste vertrouwen bezit.

Ik heb mij dikwijls over hem verwonderd dat hij bedaard, zonder zich te laten afleiden zijne onderhavige werkzaamheden zoo juist en zonder eenige fouten, met onafgebroken ijver weet voort te zetten en ten einde te brengen, vaak ook tot krenking zijner lichamelijke en zielsvermogen, waardoor hij ‘s avonds afgemat zijn werk de rust aanbetrouwd.

Den 20 Sept. sedert de vorige droog en helder evenwel afwisselende bewolkte lucht en daarmede vergezeld gaande frissche lucht, zoodat men een geheel veranderde luchtsgesteldheid gevoeld.

Wij hoopen heden het hooi van de 8 te zullen binnenkrijgen.

Heden Bergumer Kermis, ten gevolge daarvan passeren hier vele rijtuigen voorbij, om derwaarts volgens gebruik uit plaisier te rijden vooral het jongvolk.

Den 21 September, sterk droogte O. wind heldere lucht.

Onze kinderen zijn gisteren van Achlum weder te huis gekomen, n.l. Hanna en IJtje benevens Pieters Lysbeth. Heden reizen aldaar henen uit de buren Wijger en zijne vrouw en Dieuwke en Pieter

 

Blz. 100

ten einde aldaar een nacht uit van huis te reizen.

Gisteren hebben wij het hooi te huis gekregen en hebben tezamen van de 5 en 8, 24 weiden allerschoonst nagras hooi en ruim 1 weide bos en hiemshooi gewonnen.

Mijn zoon de domeni van Achlum zal wel bij de 400 korven appels uit zijn hof krijgen. Wij zijn thans ook bezig de onze te plukken wij rekenen op 20 korven.

Den 23 Sept. sedert de vorige schoon weder, maar veranderlijk, gisteravond regen dog heden heldere lucht.

Gisteren wierd ik in de buren verzogt om de vereischte rigting van de straat naar de kerkhof achter de school mede te bepalen, voorzoover de Kerk betreffende.

Door het bouwen van de nieuwe school moet de straat eene breeder rigting aannemen dewijl de school een gedeelte der oude straat tot deszelfs ruimte genomen heeft.

De school is in zooverre afgedaan, als de vloer, waarmede zij thans bezig zijn gevloerd is en de glazen in de ijzeren ramen gezet zijn, waarmede de verwer met een paar dagen zal beginnen.

Indien de vloer, welke in kalk en cement gemetseld word

Blz. 101

behoorlijk droog is, dan moet het mobilair, hetwelk apart besteed en door een Boxumer timmerman aangenomen is, geplaatst worden, en als dan het onderwijs in de nieuwe school aanvangen hetwelk sedert den aanvang van bouwen tot nu toe in de kerk gegeven wordt.

De nieuwe school is een verbazend ruim en groot gebouw, dog van buiten niet fraai in het gezigt, dewijl de spanten ter hoogte van het verwulf van daar veel vlakker gelegd zijn, om de hoogte wanneer die in een vlakke rigting vanaf het muurwerk zouden getimmerd zijn niet alleen veel meer materialen zouden vereischt hebben en een onnutte en ledige ruimte zoude veroorzaken, maar dezer wijs gevlakt, is hoewel sterkte daardoor bekomende is het gezigt daarvan niet fraai.

Het is buitendien een verbazend sterk gebouw geen kosten zijn gespaard; trouwens alles voor rekening van de Grietenij besteed; het dak is geheel beschooten en van binnen een fraai verwulft, men zoude wel gaarn een houten vloer gehad hebben maar men oordeelde om de duurzaamheid het beter te zijn een dikke gesmoorde estrikken te leggen. De architekt van dit alles is leerling Mr. timmerman te Stiens.

De Joure treft het schoon, dewijl het heden aldaar kermis is, velen hebben de gewoonte om jaarlijks deze kermis te bezoeken.

Blz. 102

Den 25 Sept. sedert de vorige afwisselende regen nu en dan vergezeld van verre donder en ‘s avonds weerlicht bijzonder gisteravond.

Den 4 October ben ik genoodigd ter bijwooning van een vergadering van ons Friesch Genootschap.

Den 4 October zijn de Flor. pligtigen opgeroepen ter vaststelling van de begrooting en een kerkvoogd te verkiezen.

Den 4 October uitnoodiging van P. Zandra, om gedurende den dag met de gewoone vrienden volgens jaarlijks gebruik bij hem door te brengen.

Den 4 October is IJtje Draaisma hier uit van huis, en komen op dien dag onze kinderen van Achlum, om haar weder aftehalen.

Mijne betrekking gebied mij om in hunnen tegenwoordigheid te deelen.

Mijne genoegens om een dag in een vriendengezelschap door te brengen, vorderen om aldaar dien dag daar tegenwoordig te zijn.

Mijn pligt als kerkvoogd vordert de tegenwoordigheid van de vergadering der Floreenpligtigen.

Mijne belangstelling in ons Friesch Genootschap eischt om van de uitnoodiging ter bijwooning van de 40ste vergadering, gebruik te maken.

Genoegen betrekking en pligt, staan hier tegen elkanderen in strijd; mijne tegenwoordigheid kan bij ons Fr. Genootschap bij P. Zandra, bij mijne kinderen gemist worden, maar niet

Blz. 103

bij de vergadering der Floreenpligtigen en daarom zal mijn pligt vorderen om aan de oproeping der Floreenpligtigen gehoor te geven hoewel mijne laatste verkiezing.

Niettegenstaande het gedurende den morgen regende begint het thans tegen den middag wat op te klaren.

De levensmiddelen worden opvolgende duurder de boter gisteren 37½ de gele kaas 20 de nagelkaas 23 Gulden. Het brood een halve Gulden, de aardappels de korf 16 en op het land 13 a 14 Stuivers; het meel het oude lb. 12 Centen de olie half kanne 21 St. en zoo na advenant.

Het bestuur heeft eene dankbetuiging van den Gouverneur ontvangen voor het toezenden van den 25 jarigen staat onzer Societeit, met verzekering zijner belangstelling in gemelde brandsocieteit.

Onze weidschapen heb ik verkogt voor 12½ Gulden het stuk, waarvan 5 binnen een week en de resterende 6 de volgende week moeten afgehaald worden.

Gisteren verkogt ik een spallingsvarken voor 22 Gulden, welke ik in het voorjaar hadde gekogt voor 14¼ Gld., tezamen met een andere voor 28½ Gld. maar deze is de prijs der inkoop met waard, wijl dezelve niet groeit, behalven deze hebben wij nog een oud en 2 spallingen op het hok en een zeug, met de magere in het land.

Blz. 104

Den 28 Sept. heden onstuimig en veel regen, waardoor ons volk werk in huis moet zoeken.

Gisteren was B. Radersma Mr. orgelmaker te Wieuwerd, op mijne uitnoodiging alhier, om ons orgeltje te stemmen, waarmede en eenige reparatien aan de registers welke wat stram in het uit en intrekken waren, gedurende den dag bezig zijnde ‘s avonds vertrokken is, na alvorens hun het jaarlijksche stemmen van ons orgel in de kerk hetwelk in dit jaar in de maand van Junij gedaan is, en waarvoor hij toen geen geld ontvangen hadde, omdat het hem toen te laat was na het gem. stemmen hierhenen te gaan ter som van 15 Gulden betaald te hebben, gemelde orgelmaker is een zeer zacht en bescheiden bejaard vrijgezel.

Heden zijn 5 van onze verleden week verkogte weidschapen afgehaald, door den slachter zelf, woonachtig onder Lekkum, naast de oliemolen tegenover het Vierhuis aan de Dokkumer Ee. Hij heeft eene dogter getrouwd van de voormalige overledene schoolmeester van Goutum; de man zal om den sterken regen doornat worden, eer hij met de schapen aan zijn huis is.

Over 8 dagen, moet hij de overige zes afhalen. Er zijn in den omtrek veel gallige schapen, ik hoop dat de onze zuiver zijn.

Blz. 105

Misschien dat het natte zomerweder daar wel de oorzaak van is, althans wordt het daarvoor gehouden, dat de schapen bij goed droog weder gezonder zijn, dan bij nat weer.

Den 30 Sept. gisteren harden wind, steeds heldere lucht en sterke droogte, dog hedenmorgen regen, dog schijnt de lucht door te breeken. Wij hadden gisteren onze kaas om af te leveren klaar gemaakt ongeveer 3 sch.lb.; maar omdat het regende is het wat vertraagd, evenwel is hij thans half 10, mijn zoon n.l. op reis getogen naar Wirdum de wagen met 2 paarden bespannen, behalven deze hebben wij opvolgende van de aanvang van dezen zomer ruim 16 sch.lb. afgeleverd, behalven die voor eigen gebruik, onleegtijders en wrakken welke wij tezamen met deze aflevering op 4 sch.lb. mogen schatten, zoodat wij rede dezen zomer ongeveer 20 sch.lb. gemaakt hebben, en sedert den 12 Mei totnutoe 34 fandels boter behalve de overwigt bedragende 330 oude lb.

Akke, IJtje, Klaaske en Hanna, zijn eergisteren bij onze dogter in de buren geweest, Lijkle haaldeze ‘s avonds met den digten wagen te rug, en gisteren warenze gedurende den dag bij Andries en Tetje in de buren, eene dogter van wijl. mijne eerste vrouw, Lijkle haaldeze ‘s avonds te rug.

Wij hebben steeds onze kaas aan mijn zoon in de buren geleverd, zijn outste zoon belast zich met deze koopmanschap, het wil nog niet met hen verkoopen, het pakhuis is vol.

Blz. 106

Den 2 October. Sedert de vorige, afwisselende sterke regen, het wordt door den menigvuldigen regen modderig en nat.

De aardappels rijzen bij aanhoudenheid zij worden buiten ons gewest zeer getrokken, op de markt is de Korf een Guld. in partij 5 a 36 St. de mudde, zij konnen thans om de nattigheid en den modder niet voortwerken.

Bij het schoone drooge weder der vorige maand is het hooi en de granen droog binnengekomen maar thans wil het met den bouwman niet voorwaarts met ploegen enz. Zoo sprak ik gisteren mijn neef Memerda van Vrouwen Parochje welke mij zeide, dat het thans griemerij ware om de bouwlanden te bewerken. Wij de greid en bouwboeren verlangen zeer droogte, het weder is buitendien zeer zacht, somtijds donder en weerlicht zooals voor gisteravond.

De bargemarkt was gisteren zeer vol, misschien dat er wel 3 a 400 waren, dog de prijs slap en daardoor zijnze allen niet verkogt althans laat op den nadenmiddag, waren er nog aan de markt.

De schapen worden prijziger ook het melkvee.

Heden zijn wij mij bij S. van Wijngaarden verzogt, ik ben voornemens derwaarts te gaan.

IJtje en Klaaske waren gisteren gedurende den dag bij onzen buurman Johs. Haitsma te gasten alwaar tezamen met dogters van den gastheer 15 jonge meiden den dag met elkanderen tot laat in den avond doorbragten.

Blz. 107

Den 5 October, sedert de vorige nat en weinig regen bij afwisseling.

Gisteren waren wij gedurende den dag bezig in de herberg, ten gevolge van de oproeping der flor.pligtigen huiskondiging en klokkleppinge.

De begroting over 1842 voorgedragen werden vastgesteld A. Himstra moest als kerkvoogd aftreden, dog is weder herkozen, de gewone commissie om de rekening over 1841 op te nemen, weder benoemd, van het een en ander proces verbal gemaakt en alle stukken behoorlijk geteekend zijnde is de vergadering 4 a 5 uur gescheiden.

Ik heb dus de vergadering van ons Friesch Genootschap verzuimd, onze kinderen van Achlum zijn niet gekomen, de uitnoodiging bij Pieter Zandra, heeft ten mijnen gevalle gisteren geen voortgang gehad, maar tot heden afgesteld, ik ben voornemens derwaarts te gaan.

Den 7 October sedert de vorige afwisselende regen, dientengevolge zijn de landen wegens den sedert een zeer geruimen tijd opvolgenden regen zeer nat, de paden dijken en dammen modderig.

Het staat te vrezen dat wij thans in den loop van dezen herfst gene drooge paden, dijken en wegen zullen verkrijgen.

Blz. 108

Ik heb van de uitnoodiging van P. Zandra gebruik gemaakt, de vrienden en mijne kinderen uit de buren waren tegenwoordig, alwaar tezamen gedurende den dag in aangename en stichtelijke gesprekken met elkanderen doorbragten.

Ik ging derwaarts te voet dog reden allen ‘s avonds met 2 digte wagens, waarmede S. Wijngaarden en Meile welke daarmede ‘s morgens gekomen waren en hier voorbij moesten weder te rug, mijne kinderen tot Wijtgaard om van daar het steenen padtje naar het gebuurte te wandelen.

Den 9 October, sedert vorige nog altoos afwisselende veel regen.

Gisteren zijn mijne 5 korven bijen uit de wouden met het Bergumer schip te Leeuwarden gekomen en van daar haalden wijze met de hooiwagen te huis, ik had eene te huis gehouden.

Het zag er maar zeer slecht uit, er was maar een onder die eenig gewigt hadde, alle de overige uitgezonderd twee welke wij de vellen hebben laten behouden en gezwaweld, zijn gebruikt, na alvoorens alle de bijen uitgerookt, uitgestoten en gedood te hebben, om de eerste met het weinigje honing daarin zijnde te verzwaren en toen wij dit gedaan hadde, woog dezelve nog maar 25 oude lb. zoodat dezelve gerekend wordt, slecht tot aan Maart de kost te hebben.

Blz. 109

Voor 3 jaren kogt ik een korf, het volgende jaar bracht ik daarvan 3 door de winter; ik won daarvan nog 2, den verleden winter kwamen er 5 goed door, ik begon dus het voorjaar 5 goede korven, deze vermeerderden gedurende den zomer tot 11 dog niet genoegzaam zijnde om te bestaan verminderden wij dezelve tot 6, waarvan zooals op tijd gemeld is, 5 naar de Wouden geschikt wierden en een te huis bleef.

Thans ben ik, daar ik voor 3 jaren begon, namenlijk ik heb maar een korf, zonder in alle dien tijd eenig voordeel daarvan genooten te hebben, als alleen, dat wij allen, ons geheel huisgezin n.l. verleden jaar bij het uitbreeken ik had er toen 7 ieder tot genoegen en sommigen tot walgens toe honing aten.

Dit bijenhouden heeft mij dus niets ander als kosten veroorzaakt wegens het aanschaffen van korven, krammen bijendoeken en verwen, het zenden naar de Wouden, het beloonen dergenen, welke mij de behulpzame hand boden, enz. dog daarvan genooten wij allen het genoegen zoovele bijen aangekweekt te hebben, en bij mooije dagen de werkzaamheid dezer diertjes op te merken, dog thans de droefheid alle deze uit noodzakelijk te moeten dooden, door zwawel en in de grond te versmoren en te begraven.

Blz. 110

In het eerste jaar hadde ik twee korven en in het derde jaar vijf korven naar de Wouden en t’elkens geheel mis. Het tweede jaar hield ikze te huis en waren van de kost voorzien.

Deze handeling heeft mij geleerd, dat het voor diegenen welke om genoegens bijen houden beter is dezelve te huis te houden, dan naar de Heide te schikken; want bij goede jaren, konnenze hier de kost ja meer dan de kost winnen en dan heeft men tevens het genoegen dagelijks hunne ijver en gedurige werkzaamheden waar te nemen, terwijl men bij hunne afwezigheid daarvan ontbloot is.

Ik houde het dan daarvoor, dat het beter is dezelve te huis te houden, zich daarop toe te leggen, gedurende den zomer zooveel mogelijk goede zwermen te verzamelen en te vermeerderen, dezelve ongemoeid te laten staan, tot aan de herfst, en als dan te onderzoeken het gewigt van ieder derzelver, meer dan de kost hebbende, daaruit te nemen, en die te weinig hebben daarmede tot het noodige gewigt aan te vullen, en het dan nog overige zijnde tot genot op te slaan.

Dit is zeker stellig de waarheid indien het in de Wouden goed weder is, dan is het hier ook goed, indien zij in de Wouden konnen winnen, dan konnenze hier ook de kost verzamelen.

  1. de Haan een kundig bijenhouder te Bergum heeft mij in dit jaar gediend; maar de dienst van Johs. Schipper te Wijtgaard, heeft mij in den verleden jaare vermeerdering van bijen genot en genoegen aangebragt.

Blz. 111

Den 12 October, sedert de vorige nog altoos afwisselende regen.

In het laatst der vorige week haalden wij 25 korven aardappels van Engelum en gisteren 24 korven van Goutum, voor 18 Stuivers de korf.

Wegens de sterke uitvoer, zijn de aardappels thans in dezen tijd buitengewoon duur, voor de gemene man, wier noodzaaklijke behoefte aardappels zijn, konnen zich bezwaarlijk van dit zoo noodige levensbehoefte wegens den duren prijs, voorzien.

Den 13 October, steeds droog en afwisselende regen, niettegenstaande afwisselende droog, heeft de regen altoos de overhand, zoo bijvoorbeeld was het gisteren gedurende den voormiddag droog dog ‘s nademiddags krijgt de nattigheid door een sterke regenbui de overhand, dog daarna tot laat in den avond droog, hedenmorgen door den sterken nachtregen is alles weder nat zoodat het natte weder steeds de overhand heeft, en daardoor dijken en wegen onbruikbaar.

De beesten worden ‘s avonds en ‘s morgens niet meer in de ijster opgehaald maar melken over het land om niet onnoodig te trappen, wij melken 7 a 8 emmers melks ‘s daags 15 a 16 emmers.

Ik  heb 4 kalvers verkogt a 15 Gld. ‘t stuk en verlange zeer om te leveren, maar zullen misschien tot Dragtens markt moeten houden.

Blz. 112

Gisteren was ik op eene begravenis in de buren. De wed. van R. Sijbrandij was na langdurige verzwakking in den ouderdom van 82 jaren overleden nalatende een eenigste bejaarde ongehuwde dogter bij haar inwoonende, de huishouding in alle hare zaken besturende, zij was een zeer welgestelde renteniersche, gaande tot de dogter welke zonder eenig bedrijf is, alle hare vermogens in handen over, welke niet voordeelig van lichaamsgestalte maar zeer goed van verstandsbegaaftheden voorzien is.  

Ik heb in mijn tegenwoordigen staat van 1823 deze lieden beschreven, en zegge thans alleen daarvan, dat tijdens mijne eerste vrouw, veel vriendschappelijke verkeering met deze lieden en wederkeerig met mijne vrouws familie onderhielden, zoodat jaarlijks een of tweemaal gedurende een gehelen dag wederkeerig bij elkanderen bij beurten gasteden door de uitgestrektheid van dezen vriendenkring was men in het najaar en ook wel in den winter meest weekelijks een dag besteld.

Het was dan meest dezer reden, dat ik de laatste eer aan de overledene te bewijzen, met een aantal harer vrienden en bekenden op uitnoodiging op eene gewoone begraaffenis 11 uur ‘s morgens bijwoonde, en daarna met velen, in een naast bijgelegende huizinge, dewijl het sterfhuis alle de genoodigden niet konde bevatten, het gewoone maal bij zulk een gelegenheid bereid mede genoot; waarna ik voor thee te drinken mijn afscheid nam, ik had toen tijd de wagenmaker een rekening te betalen, wegens reparatie mijner wagens en de onderwijzer de rekening te voldoen wegens het onderwijs mijner kinderen.

Blz. 113

Den 16 October, het is thans droog dog het heeft gisteren zoo buitengewoon geregend als het gedurende dit opgevolgd regenachtig jaargetijde nog niet gedaan heeft, alles is water; de sloten en greppels, zijn daarmede opgevuld.

Het ziet er dus voor bouw en greidlanden bedroevend uit, de eerste bouwvrugt zooals koolzaad, heeft toen bij eenige dagen mooi weder nog konnen gezaaid worden, maar de overige wintervrugten hebben meest niet konnen gezaaid worden, omdat het land niet wel konde geploegd geegd en bereid worden – De meeste aardappels zitten nog in den grond, en die gedold zijn of gedold worden, zijn zeer modderig, althans de onze welke wij in den verleden week haalden. Van de eigenlijke prijs heb ik gisteren marktdag niet gehoord maar men zegt datze duur zijn. Er is wel in den verleden week in dezelve wel eenigen val geweest, maar heeft van geen gevolg geweest.

Even bedroevend ziet het er met de greidlanden uit. Algemeen is er geen overvloed van hooi gewonnen, althans niet genoegzaam om bij ieder der boeren meer dan gewoon aangevoed vee te houden en te stallen zooals in vorige jaren; want een ieder stalde zooveel vee als hij met mogelijkheid bergen konde; maar thans

Blz. 114

zal hij zich met vooral niet meer dan zijn gewoon beslag moeten tevreden stellen, en uit dien hoofde, al de overige tegen alle prijzen te moeten verkoopen, te meer, omdat het zich laat aanzien, dat het vee vroeg zal moeten gestald worden; doorgaans rekent men op Allerheiligen 4 weeken zijn wij er nog voor, en het gras is algemeen verslonden en vertrapt. Wij moeten ten minsten 6 a 7 verkoopen onze buurman Haitsma meer dan 12, behalven de kalvers, ik meen dat hij 15 kalvers heeft, waarvan hij ten minsten 7 a 8 zal moeten verkoopen, wij hadden 11 en daarvan heb ik 4 verkogt. Mijn buurman zal dus bij de 20 rundbeesten en wij 11 moeten verkoopen, en zoo bestaat thans de gehele boerenstand.

De kalvers schijnen naar buiten getrokken te worden, en indien dit het geval ook mag zijn van het melkvee, dan zullen zich de prijzen nog wel schikken, maar anders zal dit zoort van vee goedkoop zijn, en tot nadeel van de boer moeten verkogt worden.

Thans voor de middag is het alweder regenachtig, de lucht wordt vol, ons volk zijn naar de 5 bij de buren, te zoodrijden en om te hekkelen, en wel om het gedurende den gehelen middag af te doen. Zij aten daarom 9 a 10 uur, maar als het regent dan zal het wel mis zijn.

Blz. 115

Den 18 October, sedert de vorige nog altoos afwisselende regen, heden harden wind en regen.

Ik ontving verleden week een brief van de directie van ons Friesch Genootschap, waarbij ik uitgenoodigd de winteravondvergaderingen t’elkens Oct., Nov., Dec., Jan. en Febr. van ieder maand de derde donderdag, in het locaal op het Aardenwaltje te Leeuwarden ‘s avonds 7 uur te willen bijwoonen.

Dewijl deze vergaderingen tot in de nacht duren zoo zal mij dit niet wel voegen, of het moest zijn dat ik ‘s nachts in de Stad overbleef, en dit is mijne gewoonte niet; want zelf bij dag en veel meer bij avond, als ik mijne bezigheden of bezoeken verrigt hebbe, verlange altoos dan te huis te zijn.

De lucht staat uiterst onstuimig, de wind gedurende Zuid, Zuid W., West, N. West, selden dat hij nu een langer tijd uit andere streeken waait. Onlangs hadde men opvolgende bliksum en weerlicht.

Bij alle dit steeds opvolgende onstuimige en regenachtig weder is de weersgesteldheid meer zoel dan koud.

Onlangs is A. v. der Zee Mr. bakker te Wirdum na langdurige kwijning in de maag, overleden. De bakkerij wordt door de wed. en zoon opgehouden.

Op het laatst der voorgaande week is ons bulle geslacht op 28 Gulden geschat, de huid woog over de 70 oude lb. waarvan de prijs 13 Centen per lb. De impost bedroeg 6 Gulden 35 Cent.

Blz. 116

Den 19 October, even regenachtig en onstuimig als bevorens.

Wij melden onlangs, dat het vee waarschijnlijk goedkoop zoude moeten verkogt worden, dit ondervond ik gisteravond, ik zoude aan twee kooplieden 5 vare en een kalfkoe verkoopen, welke ik door elkanderen op 50 Gld. schatte en waarvoor zij 235 Gld. boden zoodat het verschil 65 Gld. bedroeg en daarom onverkogt bleven. De kalve koe schatten zij op 55 Gld. dezelve hadde ik verleden herfst omtrent dezen tijd gekogt voor 95 Gld. zij is even geschikt in vleesch en anders als verleden jaar, vierde kalf.

Waar uit men zien kan hoeveel goedkooper het vee is als in het verleden jaar, dit zal nog erger worden, indien het weder niet veranderd. Het ziet er thans zoo vuil en herfstachtig uit, evenals bij een natten herfst midden November, en thans zijn wij nog maar midden October.

Het is nadenmiddag terwijl ik dit schrijf en droog weder, daar het gedurende den voormiddag regende.

Wij leveren thans onze partij kaas tot Uniapijpke, alwaar door een schip zal afgehaald worden, wijl de Werpsterdijk met een rijtuig, uiterst moeilijk kan gereden worden.

 

Blz. 117

Den 20 Oct. het weder scheen hedenmorgen gunstiger, maar wordt door buijen afgewisseld.

Onze jongetjes zijn naar de school gegaan en Lijkle naar de Stad om de couranten te halen en andere bezigheden te verrichten.

Een groote partij soldaten reisden hier hedenmorgen van de Stad voorbij, of dit eene morgen wandeling is of dat zij elders heen marcheren weet ik niet, zij zijn nog niet te rug.

Eene zeer groote menigte militiens van allerlei wapen komen opvolgende met groot verlof te huis, ook diegene welke in het voorjaar uitgetrokken zijn.

Het is dezer schikking van de Regering om ‘s lands finantien te bezuinigen.

Den 23 Oct. gisteren en heden schoon weder dog tot dien tijd nog altoos regen en onstuimig.

Vreemde kooplieden uit Oldenburg hebben een groot aantal koeijen zoowel bij de boeren als op de jongstleden marktdag gekogt, ik verkogte aan hen 5 koeijen ook verscheidene van mijne buren verkogten aan hen onder anderen A. Everda 6 stuks; leverden ‘s morgens aan het Blaauwhuis te Leeuwarden den 22 dezer, betaalden terstond den bedongen prijs. Dit aantal vee, door hen opgekogt, wierd terstond door een aantal drijvers bijeengezameld en langs de straatweg naar Groningen gedreven.

Ook weder andere vreemde kooplieden heb-

Blz. 118

ben een menigte opgekogt, en die koeijen hierdoor laten drijven omze naar Hasselt te vervoeren.

Nimmer zijn er misschien zoovele kalvers in koppels vaak van honderden opvolgende sedert eenige dagen hier door gedreven, omze naar Veenwouden, Dragten en elders ook misschien naar buiten te vervoeren.

Het vee in alle soorten is wel niet duur, maar worden thans nog voor een prijs boven vermoeden verkogt.

Het is dus voor den boerenstand van het grootste belang, dat het vee naar buiten wordt vervoerd; wegens de schaarsheid van hooi en inzonderheid der weide, door het natte weder en trappen van het land veroorzaakt en waardoor het vee buitengewoon vroeg zal moeten gestald worden, en wegens den grooten overvloed, indien er in vreemde landen geen behoefte bestond, het vee in eenen zeer lagen prijs zoude geraakt zijn. – Wij zijn nog voornemens 4 stuks te verkoopen, waardoor wij 6 stuks minder opzetten dan verleden jaar.

Den 27 October, het is nog droog, maar sterken N. wind.

Ons onderwijzer is voornemens met alle de schoolkinderen morgen feest te houden, bij het inwijen der nieuwe kapitale school, de kinderen alsdan te vermaken met koek en bier.

Ik was daarom gisteren in de buren om over het een en ander mede te beschikken, dewijl de

Blz. 119

kerkvoogden besloten hebben een klein sommetje tot het feest uit de kerkebeurs uit te reiken, in aanmerking nemende: dat kerk en school met elkanderen in verband staan en dat een goed onderwijs zeer bevorderlijk kan zijn tot een godsdienstige kennis.

De kerkvoogden zijn verzogt het inwijen der school mede bij te woonen; ik heb daarom het voornemen derwaarts te gaan, het feest is op den middag van morgen den 28 dezer bepaald, waarna wij verzogt zijn, het overige van den nadenmiddag bij den meester aan huis door te brengen.

De school is ten koste van de Grietenij gebouwd.

Tot dusver is van den aanvang af in de kerk school gehouden, maar zal na het feest in de nieuwe school aanvang worden genomen, waarna door den meester en schoolkinderen zeer wordt verlangd; het getal daarvan wordt bepaald op ongeveer 180.

Den 28 October, sedert gisteren nadenmiddag gedurende den nacht tot heden voordemiddag opvolgende regen, waardoor alles water is, de sloten en gragten zijn boordevol; het ziet er thans akelijk uit, men hoort het vee overal loeijen en zijn zeer ongerust, daarin kan niet voorzien als op stal te zetten, dog omdat het nog meer dan 14 dagen voor Allerheiligen is en de schaarsheid van hooi, zorgt men daar tegenaan.

Het feest tot de inwijing der school op heden nadenmiddag bepaald, zal om den regen zeer slecht zijn.

Blz. 120

Den 30 October. Sedert de vorige regen behalven gisteren marktdag droog weder; de gehele markt was vol vee, en tot mijne verwondering wierd de kooplust gedurende waargenomen, de prijs was boven verwachting wel niet duur, maar bij gewoone jaren een goede herfstprijs.

Het inwijdingsfeest heeft voortgang gehad, niettegenstaande het gedurende den dag sterk regende. Nadat de kinderen ieder na dezelfs klasse op aanwijzing en order in de school geplaatst waren, de kerkvoogden en predikant plaatsgenomen hadden deedde de onderwijzer een redevoering, met dankbaarheid erkennende door de bewerking van de besturen, dat wij thans met een ruim schoolgebouw voorzien waren, dat de kinderen zich overeenkomstig hunne verpligting mogten gedragen en tot nuttige leden der maatschappij laten vormen. – Het een en ander wierd met gezang afgewisseld; daarna sprak Domeni een redevoering, dat de meester getrouw aan zijne bestemming mogte beantwoorden, dat de ouders hiertoe medewerkten, dat de kinderen niet alleen nuttige leden der maatschappij mogten worden, maar vooral, dat de kennisse van God en Godsdienst, verlossing en zaligheid in Jezus Christus, door een doelmatig onderwijs bij de jeugd mogte toenemen om tot leden van Jezus Koningrijk gevormd en voor den Hemel opgeleid wierden, met gezang gesloten verwijderden wij ons met een kopje thee bij meester aan huis te drinken. De kinderen wierden afwisselende met koek en bier gediend na den buren in order omgewandeld te zijn, nam het feest om 4 uur een einde. Onze Klaas en Sytze waren onder de aanwezige schoolkinderen ten getale van 170.

Heden zetten wij 8 a 9 koeijen op stal. Het water is ontzettend hoog, overal blaakt het water over de landen.

 

Blz. 121

Den 1 November, heden allerschoonst zonneschijnweder gisteren mistig dog zeer zacht, het is stil zoodat de watermolens niet konnen malen, het water is buitengewoon hoog, de landen zeer week alles druipt van water.

Toen wij den 30 October 9 melkekoeijen opzetteden, heeft onze buurman Haitsma 20 opgezet en deze heeft nog veel minder hooi om door den winter te komen dan wij; maar de nood drong hem. Eenige in den omtrek zijn wel van gras voorzien, dog het land zal teveel trappen om lang te weiden. Palsma onze andere buurman heeft 14 koeijen opgezet.

Wij laten thans de kerk schoonmaken wijl de kinderen het onderwijs in de nieuwe school genieten. De kerk was wel niet smeerig, maar echter eenigzins met stof bestoven van het aldaar langdurig schoolhouden.

Het zal voor de kinderen en voor den onderwijzer dat zij in de welingerigte nieuwe school overgegaan zijn, wel aangenaam zijn, althans onze kinderen verlangden hedenmorgen zeer naar de school te gaan, hoewel het pad van hier naar het gebuurte bijkans onbruikbaar is.

Den 4 November sedert de vorige altoos schoon zacht weder; het aardrijk droogt wel een weinig maar het getijde is te ver om een doorgaande opdrooging te wachten. Dit mooije weder gaat met stilte vergezeld, zoodat de watermolens niet konnen uitmalen.

Blz. 124

Den 13 Nov. hedennacht en gisteren zeer onstuimig vergezeld van donder en weerlicht vooral hedennacht.

Domeni van Achlum en zijne vrouw zijn een nacht te Wirdum en de volgende nacht dat is den 10 en 11 hier geweest, ‘s morgens bragten wij hen met den digten wagen naar de Stad in het 9 uur schip.

Als questor der classe van Harlingen, was hij belast met de uitdeeling der weduwegelden, waarvan hij een gedeelte aan weduwen in de Stad en elders woonachtig, moeste uitdeelen, en het ander gedeelte te Harlingen woonachtig ‘s nademiddags van den 11 om 2 uur, aldaar aan de weduwen in dien omtrek woonachtig zoude uitdeelen.

Gisteren marktdag, was er zeer veel vee ter markt, er was veel kooplust, evenwel was het vee niet duur dog de prijs nog boven verwachting. De boterprijs is opvolgende 40 gulden min en meer; de kaas is in de pakhuizen nog onverkocht. De aardappels houden prijs.

Wij slachten heden een oud varken door den schatten op 68 Gulden gepriseerd en woog 456 lb.

Den 15 Nov. heden droog N.W.W. maar den verleden nacht zeer harden wind, gisteren zoel en regen, thans koud. – Het is opmerkelijk, dat men heden behalven voor eenige weeken naauwlijks merkbaar, gedurende den herfst, geen de minste vorst, heeft waargenomen.

Blz. 125

De natuurlijke pokken, hebben sedert jaren in andere gewesten van ons Rijk gewoed, verleden jaar en gedurende dit jaar zeer sterk te Workum en in dien omtrek, ook eenigzins te Hallum maar thans zeer sterk, mijn zwager H.P. Hettema, voormaals aan een mijner dogters getrouwd dog weder hertrouwd en aldaar nog op dezelfde plaats woonachtig, is daaraan sedert 14 dagen sterk aan laboreerende, hij zat geheel vol, maar was verleden vrijdag den 12 gezond, schoon hij het bed nog hield, er was hoop tot beterschap; hij was ongeënd benevens alle zijne 6 voorkinderen en ons kind bij de tegenwoordige vrouw, en waren allen nog gezond.

Dog gisteren kregen wij een brief dat de vrouw van Pieter Memerda een zusters zoon, aldaar ook woonachtig, aan de gevolgen der pokken op den 13 l.l. overleden was, en zoude heden ter aarde besteld worden, waartoe wij ook verzogt wordende, dog niet henen gaan. Zij hadden eenige jaren getrouwd geweest, maar hebben geen kinderen, de man is zeer treurig, zukkelachtig van aard, hij zal zijne vrouw zeer missen, zij was oppassende.

Er zouden thans wel 50 te Hallum aan de pokken laboreren, waarvan sommige zeer gevaarlijk, 6 zijn er aldaar rede aan gestorven; de natuurlijke pokken verschoonen ook de gevaccineerde niet, maar zijn algemeen.

Den 18 November, sedert de vorige afwisselende vorst, hagel en sneeuw, donder en nliksem, heden koud O. wind.

Dezer dagen was op een achtermiddag hier, eenen S. de Vries, ondermeester in de Stad en aldaar bij zijne moeder een Wed. van wijl. deurwarder de Vries

Blz. 126

welke verleden jaar en voormaals aan onze kinderen aan ons huis lessen gaf, op uitnoodiging van het bestuur van het Eiland Terschelling als ondermeester aldaar tot een vergelijkend examen zich derwaarts hadde begeven, en na een verblijf aldaar van 11 dagen het examen in het Fransch Engels, stuurmanskunst en andere noodige wetenschappen hadde ondergaan, met dat gevolg, dat men hem dezen post op een traktement van 250 Gld. hadde aangeboden, waarvan hij achtte ons het gebeurde te moeten mededeelen, en tevens dat hij dezen post hadde aangenomen en aanstaande dingsdag derwaarts vertrok om in die betrekking zich op Terschelling te vestigen, nemende dan alzoo afscheid van ons.

Ik ben hedenavond van het bestuur van ons Friesch Genootschap uitgenoodigd om de 2de  winteravondvergadering aldaar te willen bijwoonen maar omdat het koud en guur is en in de nacht voor mij niet gevoeglijk is naar huis te reizen, zien ik daarvan af.

Onze dogter Dieuwke is hier met een harer kleinste jongetjes uit van huis.

Men schreef in de Leeuwarder Courant uit Londen van den 10 Nov.: dat een Engelsman zich 3 jaren lang 8 uren op elken dag de moeite gegeven hadde, om de versen woorden en letters van den Bijbel te tellen. Hij bevond dat dezelve bevatte: 31.173 versen 773.692 woorden 3.566.480 letters. De naam Jehovah vindt men 5855 en het woordtje en 46.227 malen, de 117 PS was het juiste midden des Bijbels.

Blz. 127

Den 20 Nov. sedert vorige vorst hagel en sneeuw, dog heden dooi, goed en zonneschijn weder Z. wind.

Ten gevolge van het dezer dagen onstuimige weder zijn er twee menschen eenen slachter en een boerenzoon, te Oenkerk op den weg dood gevonden, zij waren naar het kantoor om aan te geven; misschien door den bliksem getroffen, althans word hunnen dood daaraan toegeschreven.

Den 25 Nov. sedert de vorige goed weder zacht en bestendig, dog afwisselende met regen.

Eenmaal wilsterden wij, maar vingen niets thans zijn wij weder uit. Mijn stelreeuw is niet zooals behoort, ik heb houtene, die der veeren hebben de mot verteerd. Ik schreef daarom aan mijn broeder te Birdaard of hij zich belasten wilde, om mij van een 30 stuks daarvan te voorzien, van eenigen vriend in zijne contreije rijkelijk daarvan voorzien, benevens een levendige wilster.

Hij of zijn zoon, schreef mij hedenmorgen, dat aan mijn verzoek zoude voldaan worden, en morgen hadde te wachten, de vogelvangers vingen daar dagelijks van de 40 tot 80, blijkende alzoo dat dit gevogelte zich in dien omtrek, altoos veel meer ophoud dan hier, misschien dat het voedsel aldaar voorhanden, meer met hunnen smaak en aard overeenkomt.

Mijne kleine jongens zijn thans daarmede bezig ik kanze op een afstand niet onderscheiden.

Blz. 128

In de Leeuwarder Courant, staat de volgende advertentie.

“Hedenmorgen ongeveer 8 uur, werden op de weg van Oenkerk naar Wijns, door een bliksemstraal getroffen en gedood P.F. Bakstra koopman te Oenkerk oud 36 jaren en L.K. v.d. Meer boerezoon te Wijns oud ruim 28 jaren. Zwaar treft ons dezen slag voor de naastbestaanden der overledenen, waarvan de eerste slechts eenen broeder en de laatste bejaarde ouders twee broeders en eene zuster achterlaat welke allen dit verlies met innige droefheid betreuren.

Wijns den 17 Nov. 1841

K.D. v.d. Meer

J.F. Bakstra”

De jongeling was met het schatbillet en ook dat van hun buurmans naar Oenkerk om het geschatte aan te geven, (de koopman die hem vergezelde, of dit de slachter was heb ik niet stellig gehoord) de aangifte was denkelijk geschied omdat men meld van Oenkerk naar Wijns. Men wachtte de jongeling, maar kwam niet te rug er werd iemand uitgezonden, en deze vond de lijken achter elkanderen, achterovergevallen ter aarde liggen waarvan de jongeling in het aangezicht zoo het scheen eenigzins bezeerd, met de hand in den zak, en een pijp in den mond, deze bijzonderheden heb ik ervan gehoord en dat Dos. Viëtor van Wanswerd, bij de begraving de voorgang hadde gehad, dewijl die van Oenkerk niet konde. Een broeder van de overledene woonde op een pastorijplaats te Wanswerd.

Blz. 129

Den 30 November, sedert de vorige zoo onstuimig als het nog geweest is, vergezeld van zeer veel regen dog heden droog en harden Z.O. wind.

Wij hebben gisteren de jongbeesten op stal gezet, een dag vroeger als verleden jaar.

Het water is buitengewoon hoog, en wordt door den harden Z.O. wind nog hooger opgejaagd.

Min heeft te Wirdum een plan ontworpen om gedurende den winter nachtwacht te houden, en rede de gebuurten Wirdum, Tjaard en de Him daartoe bepaald, alsmede 8 perzoonen waarvan t’elkens 4 om de andere nacht in dezen omtrek de wacht zullen waarnemen op een verdienst van ieder persoon ‘s nachts 12 St.

Deze onderneeming zoude daartoe strekken om de arbeiders te laten verdienen niet alleen maar ook de vreemde nachtbidders te weeren welke uit vreemde plaatzen, daar veel gebruik van maken, en vaak zoo driest en onbeschaamd zijn dat zij somtijds midden nacht vroeger en later, de lieden opkloppen en daardoor vaak een geheel huisgezin uit de slaap wekken en in onstuur helpen, zooals wij onlangs nog van een paar drieste kerels ondervonden.

Of de overige gebuurten onder Wirdum, als Barrahuis, Wijtgaard, Braerderburen, Noodend en de Weiwiske, ook een zoodanige wacht, zullen aanstellen of niet? is nog niet bepaald.

 

Blz. 130

Den 1 December. Heden is het weder bedaard althans waait het zoo hard niet als bevorens, het is in huis ook veel drooger dan gisteren en bevorens het druipte toen bijkans van vogtigheid.

Wij melken thans nog 7 a 8 emmers melk daags, en voederen sedert den aanvang van en totnutoe en nog eenige dagen van het nagewonnene, met daar te boven ieder melkkoe, daags een halve lijnkoek, waarvan de prijs 14 Gulden de 100 is.

Het koolzaad is goed gewonnen, maar de olie en lijnkoeken zijn duur, misschien is de duurte der lijnkoeken in het niet ruime hooi te zoeken.

Den 4 December, sedert de vorige afwisselende nat en droog weder, hedenmorgen heldere lucht.

Er zijn van tijd tot tijd veel wilsters aan de Birdaarder kant en omtrek gevangen, waarvan ik de verzending wekelijks met het Balkster schip t’elkens in de Stad opmerkte, welk schip met verscheidene groote korven vol zich met de overvoering daarvan naar Sneek bevrachte omze van daar naar Rotterdam te verzenden. De prijs was 10 Cents het stuk.

Bij open weder zijn deze vogelen alhier zeer weinig voorhanden, wij hebben 3 maal uit geweest, maar niets gevangen, de acte tot vrijheid

Blz. 131

om te mogen wilsteren bedraagd jaarlijks 4 a 5 Gld. en kan dezer wijs de belasting met ons niet hoeden, trouwens mijn stellen reeuw is ook niet in de haak.

Er was gisteren op de markt nog veel vee en duurder dan bevorens.

Den 8 Dec., sedert de vorige regen, behalven gisteren mooi, dog heden voor de middag sterke regen met harden wind.

Ik was heden naar de Stad met de kansbilletten en uitgestelde schuld om te doen converteren in werkelijke schuld, volgens de wet onlangs bij de Regering en het goedvinden der Staten Generaal bij de jongste zittingen vastgesteld, met de overname ten gemelden einde, zich het kantoor van A. Gratama te Leeuwarden mede belastend. Alle deze kansbilletten en certificaten ter som van 10600 behoren aan mij, 22400 aan de Kerk 1800 aan de Armvoogdij van Wirdum en 5000 Gld. aan IJmkje Sytzes Rijpma eene voordogter van wijl. mijne eerste vrouw in het St. Anthonij Gasthuis te Leeuwarden. Wijders moet ik nog mij belasten met de kansen van de pastorij te Wirdum.

Mijnenthalven mogte de Regering deze wet wel agtergelaten hebben, want 1850 moeste de loting der kansen weder aanvangen en dan had men in het geval konnen zijn, om uit te lotten.

Blz. 132

Den 9 Dec. heden N.W. en buijig met harden wind. Ik was hedenmorgen naar het kantoor van Gratama wijl de bewijzen van de overname der kansen enz. wel de totale som bevatten, maar niet de nummers van ieder derzelver, op welke bewijzen in dorso, thans de nummers op mijn verzoek aangeteekend wierden.

Wij slachten heden onze beide spallingen waarvan de eene mijne kinderen in de buren hebben zullen, zij zullen met een scheepje hun geslachte varken heden afhalen van de straatweg, alwaar het spek enz. met de wagen of karre zullen bezorgen om 3 uur in den nadenmiddag, woog 257 lb. a 3½ St. per lb. de prijs.

De kansen zijn de 1000, 50 Gulden waardig, en brengen dus verbaasde weinig op.

Onze Natie heeft in navolging van andere en buitenlandsche volken sedert jaren en meer opvolgende het gebruik ingevoerd, eerst door weinigen en naderhand meer thans algemeen vooral bij de jonge manspersoonen, om zich van bakkebaarden te voorzien en thans bij de aanzienlijken en onaanzienlijken van den Koning tot de geringste onderdanen om niet alleen bakkebaarden te houden, maar de baard tot onder de kin door te behouden, wordende de boven en onderlip, benevens het voorste deel der kin glad geschooren, sommigen echter en vooral de meer bejaarde en oude mannen, houden zich aan het oude gebruik om den baard geheel te scheeren.

In mijne jeugd herkende men de joden ook aan den baard, maar onderscheiden zich zooveel niet, daardoor van andere Natien.
Blz. 133
Den 15 Dec. sedert de vorige zacht dog afwisselende regen, heden droog, dog dreigt op den avond onstuimigheid.

Onze kinderen gaan dagelijks naar school niet langs ons gewoon pad, dewijl het onbruikbaar is, maar bij Wijtgaard om zooals ik en de meeste doen, men heeft dan langs de straatweg naar Wijtgaard en van het steenen padtje naar Wirdum een schoon en een zeer goed pad, dog langs dit pad naar Wirdum van hier een uur werk, maar men moet zich in dit natte zaizoen troosten.

Den 13 l.l. was ik op begravenis van Akke Sytzes Dotinga wed. wijl. Andries Dooitzes Smeding in 1828 overleden en waarvan ik tijdens melding gemaakt heb. De wed. had voor eenige jaren haar boerderij aan een harer zoonen overgedragen en haar huizinge in het gebuurte bewoond; zij was een zeer godsdienstig mensch, levende zeer in gemeenschap met alle hare kinderen, gehuwd en in den boerenstand, welke haar opvolgende bezochten en des zomers dikwijls met den wagen afhaalden, zij stierf in den ouderdom van 66 jaren en 7 maanden. – Eene dogter in den boerenstand alhier ook getrouwd, is dezelfde welke men in den jare 1826 te Grouw voor dood uit het ijs gehaald heeft, in het brede van mij toen aangeteekend, zij heeft thans verscheidene kinders.

Blz. 134

Den 20 December, sedert een paar dagen min en meer vorstig, gisternacht wat sneeuw, dog sedert de vorige afwisselende onstuimig.

Het water is zoo buitengewoon hoog als men in zeer vele jaren niet gehad heeft. Men zegt dat het naar de zoogenaamde lege Aen 1½ duim hooger is dan in den vloed van 1825 en zoude aldaar bijkans een voet hooger zijn als hier. Maar dat is misschien abuis, althans in den vloed stroomde hier alles onder, men kan de gewoone paden als het niet te modderig was, overal op schoenen wel reizen; desniettemin, als er eens een harde Oostewind ontstond dan jaagt het water hier ook misschien zoo hoog als het om kerstijd voor en in den vloed ware toen stond alle het nieuwland onder water, en dat kan nu het geval ook wel eens worden.

Bevorens den 16 was ik uitgenoodigd om een winteravondvergadering van ons Friesch Genootschap bij te woonen, dog ik ben absent gebleven, om de duisterheid, wijl ik niet gaarn zoo laat reize.

Van ongelukken heb ik niet gehoord, maar een boer te Ter Hanna, moest mijn zijn vee vluchten, wijl zijne krijte onderliep, en stond het water op het diepst in zijne polder wel 7 voeten, misschien is dit wel eene vergrooting zooals menigmaal het geval. 14 zijner schapen zouden verdronken zijn. Hier sterven vele schapen aan de galle.

Blz. 135

Den 26 December sedert 3 dagen altoos goed en zacht weder. Heden allerschoonst een weinig nachtvorst, echter bevorens afwisselende regen.

Bij mijn geheugenis heb ik nimmer zachter kersdagen welke op zaturdag en zondag, eergisteren en gisteren den 24 en 25 invielen, beleeft. Gisteren was het in de zonneschijn zelf warm; thans is de lucht ook helder, en zeer stil, zooals ook de beide kersdagen.

Het water blijf ontzettend hoog, en vermeerdend door de gedurige invallende regen.

Het geen wij onlangs van het hooge water schreven naar Oldeboorn en Ter Hanna wordt allezins bevestigd. De boer wiens polder te Ter Horne ingebroken was, hadde verleden vrijdag 5 rieren en 4 kalvers welke hij niet besteden konde op de mark omze te verkoopen, zijn ander vee was elders geborgen; zijn hooi stond diep in het water.

De gewoone deligiance welke hier dagelijks voorbij naar de andere provincien passeert en weder te rug komt heeft bij Zwol een deerlijk ongeluk geleden, verscheidene passagiers hebben daarbij het leven gelaten; de wagen namentlijk zakte aldaar door de Stadsbrug welke brak en alzoo in de diepte stortte. Wij verwachten daarvan bericht in de volgende courant, en komen misschien dan hierop te rug.

Blz. 136

Den 31 Dec. goed winterweder. Ik was heden marktdag niet naar de Stad, mijn zoon nam de boodschappen waar onder anderen ook om het geld voor 9 verkogte lammeren welke gallig waren te ontvangen 4 Gld. het stuk tezamen 36 Guld. wij hebben 1 verlooren aan de galle, en hebben nu nog te zeven voole schapen.

Ons buurman Haitsma heeft de zijnen allen verkogt, want deze stierven opvolgende aan de galle, ons overbuurman Greben heeft ten minsten al 16 stuks verlooren, en zoo is het over het algemeen onder den boerenstand, ten gevolge van het duurzaam natte weder.

Volgens nadere berigten waren er 12 passagiers in de deliange waarvan 5 voor de brug in de herberg gegaan waren de overige storten met het breken van de Flapbrug in de diepte, eene vrouw van Feendam met een kleine en eene dogter van 20 jaren, welke naar Rotterdam geweest waren om haren man en vader aldaar gestorven te begraven benevens nog 3 zoons bevonden zich in het rijtuig, de moeder en de dogters kwamen om dog de zoons wierden gered een man van … kwam ook om en nog een was zeer gevaarlijk, een jonge die agteraan liep wierd het hoofd door de wip verpletterd, een van de 3 paarden stierf ook.

De burgermeester en architekt van Zwol worden zeer beschuldigd over de nalatigheid van de Flapbrug te herstellen er was een nieuwe in gereedheid ook dat de deligeance zoo zwaar geladen ware.

 

Blz 137

En hiermede sluiten wij dit jaar.

  1. W. Hellema
    Oud Rijks ontvanger
    te Wirdum