1842
Blz. 1
In het afgeloopen jaar genooten wij zegen en welvaren, ook onze dogter IJtje schijnt volkomen hersteld te zijn.
Wij hoopen en wenschen, dat wij het ingetreeden jaar in zegen en welvaren weder mogen ten einde brengen; dat het ons land en volk, de Koning en onderdaan mogen welgaan en van den Alderhoogsten elk in zijne betrekkingen gezegend worden.
Dat vooral de Godsdienst moge behartigd worden in leer en leven, dat de afgescheidenen welke opvolgende vrijheid van godsdienst en bescherming van Konings wegen toegekend worden meer en meer gevestigd in de reeds bestaande en nog toekomende gemeenten mogen bloeijen in onderlinge stichtinge en godsvrucht.
In deze hoop en wensch vangen wij het nieuwe jaar weder aan, en zullen bij welzijn op onzen ingeslagen weg voortgaan, om meer en mindere belangrijke gebeurtenissen vooral Wirdum betreffende aanteekenen.
Den 1 Jan. vorstig, ik nam dezen morgen deel aan de gewoone godsdienstoefening te Wirdum, en ging derwaarts ons gewoon pad
Blz. 2
gangbaar wegens den vorst, en woonde ‘s nademiddags de diakonierekening bij; er bestond een profijtelijk slot ruim 300 Gulden. De nieuw benoemde ouderling Aize Renema en de diaken Broer Smeding wierden in de morgengodsdienst bevestigd. Om vier uur ging naar huis.
Den 3 Jan. sterke vorst hedenmorgen aangevangen, nadat het sedert de 1 tusschen de vorst en dooi en eenig sneeuw afgewisseld was.
Door het stille en schoone weder is het water eenigzins gezakt. Door alle sluisen stroomt men zooveel mogelijk en waartoe de thans bestaande oostewind veel gelegenheid zal geven. Zoodat wij hoopen van het buitengewoone hooge water eerlang ontlast te zullen worden.
Gisteren woonde ik tweemaal de godsdienstoefening bij waarvan ‘s nademiddags bij de afgescheidenen ten huize van mijn zoon.
Heden zijn mijn zoon en knecht naar de buren, om onderwijs in den godsdienst voor jonge lieden te genieten waarvan zij wekelijks gebruik maken. Onze beide jongste kinderen zijn naar de school. Mijn zoon belast met het kantoor van ‘s Rijks Belastingen verantwoord heden.
Blz. 3
Den 4 Jan. goed weder, de vorst is aanhoudende, de jonge lieden rijden rede op schaatsen her en derwaarts; ook bragt de bakker van Wirdum het benoodigde weekelijksche brood op schaatsen en indien de vorst, zoo het schijnt zal aanhouden dan zijn de stille waters spoedig sterk.
Ik ben bezig met de rekening van de kerkelijke administratie in order te schrijven om die eerlang in het origineele kerkeboek af te schrijven en alsdan van dezen jaare daarvan de rekening te verantwoorden.
Den 6 Jan. hedennacht en voordemiddag eenigzins dooi en afwisselende een weinig sneeuw; dog op den nademiddag een verhelderde lucht en sterke vorst.
Het ijs wordt overal gebruikt, dog met eenige behoedzaamheid, de benoodigdheden worden met sleeden aangevoerd, zoo ontvingen wij per sleed 100 lijnkoeken en ook weder per sleed uit de buren door de zoons van mijn zoon, benoodigdheden tot de huishouding; ook de jongelieden zijn op schaatsen her en derwaarts steeds van huis en op het ijs.
De tweede zoon van mijn zoon Otte W. Hellema ondermeester alhier uit de buren was ingevolge de oproeping der regeering heden naar de stad om zich tot de loting der militie aan te geven.
Blz. 4
Den 8 Jan. sedert de vorige nog altoos vorst. Gisteren reed ik binnendoor op schaatsen naar de Stad, na mijne bezigheden aldaar verrigt te hebben was ik op schaatsen te half 11 weder te huis.
Door het sterke stroomen, waarvan de aankondiging door den Gouverneur ook in de couranten geschied, moet men zich zeer in acht nemen en behoedzaam het ijs gebruiken.
Rede worden de hardrijders te Dokkum uitgenoodigd om naar den prijs van een gouden horologie te dingen, en een zilveren tabaksdoos tot een premie.
Den 12 Jan. sedert de vorige tot heden afwisselende zachte vorst en sneeuw, evenwel zooveel sneeuw niet, of het is nog rijdbaar. Gisteren maansverduistering en daarmede is het weder heden veranderd in sterker vorst en heldere lucht.
Eergisteren zijn Lijkle, Klaas en IJtje op schaatsen naar Birdaard geweest, en bevonden de familie aldaar wel, en kwamen ‘s avonds tijdig weder te huis. Er wordt veel en dagelijks van den vroegen morgen tot den avond gereden, maar met veel behoedzaamheid om den sterken stroom, wijl de weinige vorst de stroom niet kan overtreffen.
Ik heb de kerkerekening in order, maar ten koste van een grote verkoudenheid, zooals jaarlijks
Blz. 5
meest bij mij het geval, wijl ik gedurende deze werkzaamheid mij bij een goed vuur te zitten ophoude, en daardoor een zware verkoudenheid mij aanvoere.
Wij kregen voor een paar dagen brieven van mijn zoon en deszelfs zoons van Achlum, zij bevonden zich wel, maar de pokken heerschtten daar ook waaraan thans 9 gelaboreerd hadden, zoowel gevacineerden als ongevaceerde.
Te Sneek woedden de pokken zeer sterk, waaraan nogal vele menschen sterven.
Na de berekening van Herschel is de weersgesteldheid dezes jaars als volgt.
Januarij is bijkans geheel mooi, dog in het laatst regen en sneeuw, tot aan
Februarij, na een tusschenpoos van 8 dagen koud en winderig tot in
Maart loopen, afwisselende storm en veel sneeuw, dog met mooi en zacht weder eindigd.
April slechts eenige dagen mooi, maar vervolgens echt Aprils weder, dog op het laatst met fraai weder afwisselt.
Mei veel regen naauwelijks een goeden dag.
Junij, de eerste 8 dagen zeer schoon.
Julij, van 8 tot 18 dagen regen en mooi weder afwisselen.
Augustus niet heet maar voortdurend koud en regenachtig.
September met een opgeklaarde hemel gedurende de gehele maand aangenaam weder.
Blz. 6
October zal fraai beginnen maar vervolgens akelijk weder, tot tamelijk tot aan het einde des jaars zal voorduren, regen wind en sneeuw, zullen naauwelijks meer fraai weder doorlaten slecht voor 8 dagen in.
November en December zal dit het geval zijn.
Is de opgaaf van de beroemde Herschel juist dan hebben wij gedurende dit jaar geen aangenaam maar een slechte weersgesteldheid te wachten. Mogelijk krijgen wij op een andere wijze daarvoor vergoeding,
Zooveel getrokken uit de Leeuwarder Courant en dachte het bovenstaande der aanteekening waardig.
Den 13 Jan. heden vorst, onze kinderen waren heden op schaatsen, om de orgelmaker eenige pijpen uit ons orgel te Wieuwerd te bezorgen, maar omdat het ijs gevaarlijk was vooral volgens de ingewonnene berigten van de Britswerder vaart, rusten zij zich op de Dille en kwamen alzoo zonder dit bezoek afgelegd te hebben en zonder die verwonderlijke kelder der Labadisten te Wieuwerd gezien te hebben, tijdig te huis.
Ook kwamen Pieter en Dieuwke van Hallumermieden, die onlangs mede aan de pokken gelegen hadden ons heden bezoeken en vertrokken weder om 3 uur ‘s nademiddags.
Blz. 7
Den 17 Januarij, heden alleronstuimigst, regen en sneeuw, vergezeld van harden Z.O. wind.
Het water heeft gedurende deze dagen zeer verlooren, en als de dooi zoo continueerd, dan is het spoedig open water, te meer wijl het ijs door de sterke strooming zeer verzwakt is, gedurende dezen vorst, heeft men maar van enkelde drenkelingen gehoord, door de waarschouwing des Gouverneurs was een ieder behoedzaam in het ijsgebruik. Hier en elders heeft men het ijs met paard en sleed gebruikt.
Door het bedanken van mijn zwager Palsma als assessor, zijnde rede over de 80 jaren oud is deszelfs zoon Jakob Palsma, onder Wirdum in de Noodend boer, na alvorens lid van de grietenijraad benoemd, tot assessor in de plaats van zijn vader verleden vrijdag ingestalleerd, tot groot genoegen van de ingezetenen alhier.
De boter was verleden vrijdag 36 a 37 Gulden. Ik ben sedert verscheidene dagen zeer verkouden veroorzaakt, door bestendig bij het vuur zitten wegens het opmaken van de kerkerekening.
Evenals bij andere andere jaren is de courant opgevuld met uitnoodiging van hardrijden om aanzienlijke prijzen; te Dokkum is het afgeloopen, en op de Oude Schouw door vrouwspersoonen ten deele, en zoude heden voortgezet geworden zijn, twee Wirdumer meiden zijn er nog aan.
Blz. 8
Den 20 Jan. sedert de vorige zacht afwisselende dooi en vorst, heden O. wind een weinig vorst.
De wed. van Sipke Overdijk voormaals aan mijne zuster getrouwd geweest, heeft haar jongste dogtertje in den ouderdom van ruim 10 jaren verlooren, een schoon goed en gul meisje, de lust harer moeder en het vermaak des overigen gezin en familie. Voor drie weeken was zij hier een paar nachten uit van huis. Zij klaagde toen al over eenige ongesteldheid vooral in het hoofd, waardoor het hare opgeruimdheid eenigzins benam, levendig van aard anders zijnde.
Deze wed. treft alzoo groote verliezen in hare dierbaarste betrekkingen, het is ruim 4 jaren geleden dat zij haren man verloor, bijkans een jaar geleden stierf hare outste dogter aan de meester van Goutum gehuwd, ruim 24 weeken geleden overleed een volwassene dogter bij haar in huis, alle deze sterfgevallen hebben wij tijdens gemeld, en thans ontrukt de dood haar lievelingen, de lust en het genoegen des levens. Aldus 3 dogters binnen een jaar worden opvolgende naar de groeve der verteeringe uitgedragen! Zij heeft nog een volwassen zoon en eene dogter overig bij haar in huis.
Zeer gezegend in haar boerenbedrijf, wordt dit genot steeds met smart op smart afgewisseld, overmorgen zal het lijk ter aarde besteld worden!!
Geheel van een anderen aard heeft een jong boer te Warga zich dezer dagen verworgd, zittende op een toele van een karre hebbende de strop aan het bovenste van de tjel vastgemaakt en heeft zich alzoo zittende vermoord, in dezen toestand had hij maar een weinig verkeerd, toen men de strop doorsneed maar hij was dood en is gisteren te Warga opgedragen.
Blz. 9
In vroegeren tijd hoorde men maar selden van zelfmoorden, dog sedert verscheidene jaren heeft dit helsche kwaad zeer toegenomen, opvolgende hoort men vooral in de Stad, dat deze en gene op allerlei wijze, dat dierbaar leven gram, zichzelven vermoord en zich alzoo moedwillig in het eeuwig verderf stort tot een prooi van de Hel?
Den 24 Jan. Vorst sedert de vorige afwisselende vorst, gisteren Zondag buitengewoon onstuimig vergezeld van sneeuwjagt, ik bleef ‘s voordemiddags te huis, maar omdat het weder wat bedaarde ging ik ‘s middags naar de kerk.
Zaturdag l.l. was ik op de begravenis van het kind van de wed. van Sipke Wopkes Overdijk, het was een treurig bijeenzijn, een ieder was mee met de wed. bewogen; maar zij was bedaard.
Doekle Sjoerds Andringa een neef van mijn eerste vrouw, is zeer onverwacht overleden, in den ouderdom van 77 jaren, hij klaagde ‘s nademiddags om 4 uur over eenige ongesteldheid, en dogte om 10 uur dat hij een weinig koortsig was, verzogte zijne vrouw bij zich te bed en zonder eenige bedenkelijke toevallen lagen tot middernacht, zeide dat het scheen de borst vol te wezen en begon te reutelen, de vrouw stak het licht op en de man was overleden. Deze lieden zijn 49 jaren getrouwd geweest en waren beide kreupel, verkogten voor eenige jaren hunne plaats en gingen in de buren woonen. In vroegeren tijd tijdens mijne eerste vrouw, verkeerden wij zeer gemeenzaam met elkanderen. Woensdag den 26 zal het lijk ter aarden besteld worden, wij zijn verzogt om het lijk de laatste eer mede aan te doen.
Blz. 10
Den 27 Jan. dooi, gisteren op den nademiddag betrokken lucht, harden Z. wind, in den avond maansverduistering in den verleden nacht dooi, waardoor de ingejaagde sneeuw op den zolder en elders een sterke druiping over den vloer veroorzaakte, zoo zeer dat mijne dogters opstonden, om belangrijke voorwerpen voor nat te bewaren.
Dewijl het gistermorgen eerst helder weder was nam ik voor, om de laatste eer mede te bewijzen aan den overledenen D.S. Andringa, waartoe wij verzogt waren, ik reed dan op schaatsen langs het Ouddiep en wijders de Werpstervaart naar het gebuurte benevens mijn zoon Lijkle, maar dit beviel mij maar matig, door den sterken tegenwind. Het ijs was hard als glas en de schaatsen stomp.
Toen het lijk ter aarden was besteld en wij aan het sterfhuis tegenwoordig waren, om volgens gebruik te eeten, na alvorens door een gepaste aanspraak en gebed van onzen leeraar opgewekt zijnde, kwam er berigt aan het sterfhuis: dat mijn broeder en zijn zoon hier gekomen waren.
Ik nam toen dadelijk afscheid en reed met mijn zoon voor de wind naar huis, wij waren verblijd elkanderen in welstand te ontmoeten. Gedurende den overigen tijd aangenaam met elkanderen doorgebragt te hebben, vertrok mijn broeder en zoon om half 4, op schaatsen langs de Sneekervaart over Leeu-
Blz. 11
warden en van daar langs de Dokkumer Ee, al hetwelk goed te rijden was; maar met behoedzaamheid gedurende verscheidene dagen heeft het vrij sterk gevroren, anders hadde het ijs weg geweest; heden voor 8 dagen was Dokkum tot Bartlehiem doorgebroken, maar met 7 paarden moesten zij ervan afzien het was toen niet meer mogelijk om verder door te breken.
Den 28 Jan. hedennacht vorst, dog thans dooiweder met zonneschijn.
Heden marktdag, dog omdat ik er weinig te doen hadde, bleef ik te huis, mijn zoon Lijkle heeft zich met de boodschappen belast, onder anderen om een zak haver te koopen tot voeder voor de eenden en hoenders, wij hebben een paar duiven witte slinken, om daarvoor duiveboonen te koopen, welke zeer duur zijn, maar de haver is in een matigen prijs; wij melken weinig en daarom zijn wij opvolgende voorbij van boter welke tot 40 Guld. geld; er wordt over het algemeen zeer weinig gemaakt, althans klagen de kuipers zeer, dat ze geen aflevering van vaten hebben.
Ik heb onze schapen van 4 Gulden ieder verkogt, omdat ze gallig waren, 7 voole schappen hebben wij totnogtoe, waar onder een vare; het schapen houden, is dus een schadelijk produkt.
Blz. 12
De Zwette wierd hedenmorgen op schaatsen nog bereden, en elders ook, maar dit zal zeker met veel behoedzaamheid gedaan worden: trouwens op eenen marktdag worden op sleden indien mogelijk vele voorwerpen derwaards en te rug gevoerd, omdat er anders niet veel gelegenheid is, en daarmede bij wankel ijs, zooals thans brengt menigeen zich dikwijls is groot gevaar.
Den 1 Feb. Sedert de vorige steeds nachtvorst, waardoor het ijs in stille wateren ‘s morgens nog bereden wordt, zoo ook de Sneekervaart.
Eergisteren kwam Lijkle Memerda van Vrouwenparochje hier een nacht uit van huis en vertrok gister nademiddag te voet, bij zeer onstuimig weder van harden zuidenwind afwisselende regen sneeuw en hagel, tot laat in den avond altoos vermeerderende dog.
Heden gunstiger dooi N. wind, indien de dooi zoo continueert, dan zal de vaart naar Dokkum en Harlingen spoedig open zijn, waarna wij zeer verlangen.
Het water is buitengewoon gezakt ten bewijze, dat men bij alle gelegenheden gebruik heeft gemaakt door de zeesluizen te stroomen. Zeker een welbegrepen belang voor de provincie en dit zooveel te meer dat men gedurende den vorst, het belang om te stroomen, boven het ijsvermaak, waaraan de natie zoo zeer gehegt
Blz. 13
is, heeft geacht te bevorderen; de regeering en vooral de Gouverneur anders een groote liefhebber van ijsvermaak gelijk wij dit vroegen gemeld hebben, heeft hiermede bewezen dat het algemeen belang der Provincie meer ter harte ging dan sleedjagen en schaatsrijden.
Trouwens men heeft zeer weinig van ongelukken gehoord, vooral niet meer dan in andere jaren, een ieder was behoedzaam om het ijs te gebruiken, dewijl de Natie van het Besluit des Gouverneurs, volgens een advertentie in de courant kennis droeg. Wij prijzen daarom het goede bestuur ook in dezen, in den aanvang van des Gouverneurs regering.
Een kleinzoon van mijn overledene dogter op Hallumermieden Doeke, te Rinsmageest woonachtig om het huistimmeren te leeren, is den 28 l.l. hier uit van huis, dog gisteren met mijn zoon Lijkle een nacht naar het gebuurte bij mijne kinderen gegaan; deze kleinzoon is verleden jaar aangelot, en onder de Cavalerij aangeschreven, dog een jaar van den dienst vrijgesteld, het is hem nog niet gelukt een remplaecent te koopen, waarmede zijn vader H. Hettema zich nu en dan heeft onledig gehouden. Hij ziet niet tegen den dienst op, maar bij de oproeping en voor eenigen tijd te dienen, zal hij in het beoefenen van timmerman schade lijden.
Blz. 14
Den 2 Febr. hedennacht sterke vorst in den morgen stond dooi en gunstig weder.
Mijn zoon in de buren drijft behalven de winkel en kaas ook handel in lijnkoeken; maar het heeft thans groote zwarigheid om dezelve van de Stad en wel bepaald van het Vliet te bekomen, de scheepvaart is door het ijs belemmert en het ijs is te zwak om per sleed te gebruiken, zij verzogten mij om met paard en karre 2 a 300 af te halen, maar ik zien geen kans om met het rijtuig op het Vliet te komen.
Dezer dagen heeft zich in de Stad weder een vrouw opgehangen, en ten zelfden tijd hare naaste buurvrouw zichzelven aan sterke drank dood gezopen.
De bedelaars of eigenlijk arme menschen welke thans niets konnen verdienen, van vreemde plaatsen komen opvolgende om langs de huizen bij den dag en in den avond gaven en giften te vragen, niemand wordt hier afgewezen. Zij bekomen t’elkens een stuk brood of op den dag een en bij den avond een paarCenten, waarmede zij zich ook tevreden stellen; behalven polderlieden, welke bij open water aan de Sneeker straatweg arbeiden en aldaar en in den omtrek in hutten en tenten logeren, vragen soms in den avond of nacht verscheidene in getal brutaal giften aanzienlijke gaven, en laten zich soms met veel moeite afwijzen, vaak met bedreiging maar zoodanig iets is ons niet ontmoet.
Blz. 15
Ik heb mijn kleinzoon ondermeester te Wirdum in navolging van mij aanbevolen, minder of meerdere belangrijke dingen aan te teekenen vooral met betrekking tot Wirdum. Hij heeft daaraan gehoor gegeven en is daarmede nu en dan onledig.
Het spijt mij dat ik dit van mijn jeugd af aan niet gedaan hebbe, ik zoude een rijke verzameling hebben, van merkwaardige gebeurtenissen gedurende mijn leven voorgevallen, vooral de omwentelingen, welke ons vaderland en ons gewest zoo menigwerf op den rand des verderfs teisterden maar dit is voorbij elders heb ik daarvan het een en ander aangeteekend, maar zoo niet, als bij den dag daarvan levendiger kan gemeld worden.
De Ondermeester de Vries op Terschelling heb ik dit ook aangeraden, maar of die daar gebruik van maakt weet ik niet, ik heb eenmaal een brief van hem ontvangen maar meldt daar niet van.
Drie nachtbidders hebben ons 11 uur ‘s avonds voor eenige dagen, groot geweld aan het Tolhuis naast de Schrans, uitgeoefend, de gave hen door den tolman toegediend genoegde hen niet, zij vragen meer en gebruiken geweld, de tolman verweerd zich en met behulp van zijn gezin, worden zij met luiwagens en bezemstokken afgewezen, zij worden opgespoord en behoorden onder de polderlieden in een keet te Deerzum zich ophoudende; ‘s anderendaags zijnze gevangen naar de Stad gebragt.
Blz. 16
Den 4 Febr. sedert de vorige allerschoonst zonneschijnweder met nachtvorst hedennacht vorst en thans mist.
Heden marktdag, maar omdat wij geen boter hebben en geen belangrijke bezigheden hadde waar te nemen, ben ik te huis gebleven en mijn zoon Lijkle met de boodschappen belast; hij is met paard en karre naar de Stad om volgens afspraak met mijn kleinzoon een paar honderd lijnkoeken mede te brengen.
Mijn knegt en arbeider zijn thans bezig om het kaphout kort en klein te maken hetwelk een tamelijke hoeveelheid uitmaakt.
Gisteren waren hier gedurende den dag D.S. Andringa en vrouw boer te Wirdum en Hein Baukes en vrouw boer te Goutum, zijnde de vrouwen zusters dogters van mij, nagelatene voorkinderen van wijl. Sipke Wopkes Overdijk aan mijne zuster getrouwd geweest zijnde.
De ingezetenen verheugen zich zeer dat de tolman onlangs die 3 booze karels onlangs gemeld na een bloedige schermutseling op de vlugt geslagen heeft, en door de Justitie in verzekerde bewaring genomen zijn. Deze feit zal zeker tot een afschrik van andere brutale nachtbidders verstrekken althans meenen wij: dat er sedert zooveel niet loopen, gisteravond is er geen een geweest, dat zonderling is.
Blz. 17
Den 11 Febr. sedert de 9 afwisselende dooi, heden dooi het schijnt dat het spoedig open water zal zijn.
Zondag l.l. den 6 Febr. mooi weder en goed ijs reden wij naar de kerk, mijn zoon Lijkle reed tusschen kerktijd naar huis, ik en mijne dogters bleven bij onze kinderen in de buren, na te huis gegeten te hebben, kwamen Lijkle weder te rug om de nademiddaggodsdienst met ons bij te woonen, na het eindigen daarvan reed hij weder naar huis om te zeggen dat hij de avondgodsdienst wenste bij te woonen, wierd hij door een zijner kennissen opgehouden, en reden in plaats naar eene vlakte agter de buren alwaar een groote menigte schaatsrijders, ook onze dogters Akke en IJtje, waren tezamen gevloeid met voornemen van de mijnen om tot aan kerktijd 5 a half 6 uur te rijden en dan in de kerk te gaan tegen het vertrek, wierd Lijkle door tegenrijden of aanraking omver geworpen, zoodanig dat hij voor dood over het ijs lag!
Hij wierd opgenomen en leefde, maar geheel verbijsterd en bedwelmd leide men hem onder den arm in het gebuurte.
Het geruchte daarvan kwam vooruit bij Wijgers alwaar ik ook was, verschrikt liepen wij de buren uit tot nabij de schoolhuizinge ontmoette ik hen in de armen van mijn zwager Pieter, en Pier Visser en toogden hem alzoo in het huis van mijn zwager en zetteden hem op een stoel.
Dadelijk kwam onzen chirurgijn Beekhuis, hij wier terstond adergelaten en naar bed gebragt. Zijn toestand was ontzettend, ook was de geneesheer verslagen.
Blz. 18
De naastbestaanden vooral schreiden in groote verlegenheid, ik was volkomen radeloos, ik zag den toestand des lijders met ontzetting; hij woelde jammerde en was geheel verbijsterd, kende niemand althans beantwoorde hij niemand.
Gedurende de avond gene de minste verandering, mijn zwager Pieter verliet hem geen oogenblik van het bed, andere mijne dogters en inzonderheid Pieter zijne vrouw Dieuwke handreikten.
Het was 10 a 11 uur ‘s avonds vroeg ik de Chirurgijn of ik ook afwezig konde zijn om mijn vrouw en ander gezin, naauwkeurig verslag te brengen, toestemmend beantwoord, kwam ik om 11 uur te huis, ontzettend was de verslagenheid van mijne vrouw en overig gezin.
‘s Maandagsmorgens was ik vroeg tijdig in de buren, bevond de toestand des lijders hetzelfde, ook gedurende den dag, de geneesheer zettede hem bloedzuigers aan het hoofd met veel moeite, om het woelen van den lijder. ‘s Avonds bragt ik bescheid aan mijne vrouw.
Dingsdag was ik vroegtijdig in de buren, de toestand nog hetzelfde, volgens afspraak zoude mijne vrouw ook zelf met de trog zoo mogelijk naar het gebuurte gevoerd worden. Zij was in geen 2 jaar van het hornleger geweest, maar de nood drong, zij wilde nog gaarn haren zoon levend zien; dit voornemen werd des te meer gesterkt door het aanbod van D. Andringa welke aan een zusters dogter van mij getrouwd was en bruikers der kerkeplaats, die bijzonder met paard en rijtuig altoos klaar zijn, te meer omdatze een paard op scherp hadden, om mijne vrouw met de trog te halen. Dadelijk waren zij klaar, toen ik daarin toestemde, ter-
Blz. 19
wijl de beide kleine zoontjes van mijn zwager en dogter, naar de plaats reden om stilte te bevorderen, mijne vrouw kwam met Andringa spoedig te rug in de buren; aandoenlijk was de ontmoeting van mijne vrouw, zonder door den lijder herkent te zijn. Gedurende den dag, de toestand hetzelfde, ‘s avonds zettede de chirurgijn weder bloedzuigers aan het hoofd en bragt ‘s avonds weder bescheid aan mijn gezin.
Woensdagmorgen was ik vroegtijdig in de buren aan het bed en O! er was in den vroegen morgen eenige verandering ten goeden ontstaan, hij begon stiller te worden, hadde zijne moeder en anderen herkend; ook verklaarde Beekhuis, dat het beter met hem was.
Alle de kinderen van mijne dogter en zwager 5 in het getal waren op de plaats, de outste dogter Lysbeth bleef aan huis, benevens onze Klaaske om aldaar het huiswerk mede waar te nemen, ook mijn vrouw huisveste aldaar, ik kwam ‘s morgens en was ‘s nachts te huis.
Boven dit alles, was ons Akke ‘s dingsdagmorgen ongesteld geworden, de knegt haalt Beekhuis, en deze was hier om 5 a 6 uur, zij wierd adergelaten en het scheen zich te zullen schikken. Dog toen ik vroegtijdig in de buren kwam, lag mijne dogter Dieuwke de moeder van dit huisgezin ziek te bed, welke zich des maandag zoo ijvrig in het handlangen en bedienen van Lijkle had betoond. Zoodat de chirurgijn op dat oogenblik 3 mijner kinderen bediende.
Ik zeide woensdagmorgen was de toestand van mijn zoon beter, zoo was het ‘s avonds toen ik hem verliet.
Blz. 20
Donderdag was ik tijdig in de buren aan het bed, O! hoe was de toestand ten goeden veranderd, en hoorde met de grootste blijdschap, dat de lijder mij op mijne goedenmorgenwensch, bescheiden noemde, hij hadde volkomen zijn verstand, en dit was ‘s avonds toen ik hem verliet even vertroostend, zoodat er een gunstige hoop van herstelling is.
Heden ben ik er nog niet geweest, maar het bescheid dat wij opvolgende ontvangen en heden ontvangen hebben is even gunstig, ook van mijne dogter Dieuwke, Akke is weder genoegzaam hersteld. Strak gaan ik naar de buren. De gehele bevolking nam deel aan dit ongeluk, thans onder de gunstige hoop aan herstelling.
Hoe hartelijk drukte ons Domeni mij vaak de hand met de wensch: dat de Heere hem weder herstellen mogte. Van den vroegen morgen tot den laten avond kwam men over den toestand van mijn zoon vragen.
Hoe mijne betrekkingen mijne vrouw en kinderen gedurende den bedenkelijken toestand van mijnen zoon te moede waren laat zich gemakkelijk beseffen. Maar het was mij inzonderheid bang, het zijn dagen en nachten van benaauwdheid geweest, ik zuchte en bad, en de droefheid en treurigheid hadde zoodanig de overhand over mij dat ik geheel lust en moedeloos daarheen leefde. O! ik wilde mijn zoon zoo gaarn behouden, hij was mij een troost en steun in het bedrijf der boerderij en een genoegen in zijn goedhartig karakter.
Thans zijn de aangezichten in plaats van treurigheid met een blijde hoop van herstelling verwisseld en O! mogte de Heere dat schenken, en dat wij uit dankbaarheid tot Zijne eer voor deze weldaad mogten leven.
Blz. 21
Vrijdag, ‘s middags kwam ik in de buren, bevond mijn zoon bedaard, en antwoorde geregeld op mijne vragen; maar mijne dogter, was genoegzaam hetzelfde en ligt steeds te bed, zoo verliet ik hen ‘s avonds.
Het was een wonder hoe mijn zwager Pieter, gedurende hem en zijne woelingen met zachtheid, bestuurde en bediende om den lijder voor hevige aandoeningen te bewaren, zoo ook in het aanzetten van bloedzuigers, dat veel moeite veroorzaakte om hem de handen van het hoofd te houden.
Ook Wijgers Doeke, met welke hij altoos gemeenzaam verkeerde en van zijnen ouderdom (20 jaren) konde hem naar zijnen toestand zoo leidelijk behandelen, dog het was iets zeldzaamst dat hij dezen altoos bij een anderen naam noemde.
Zaturdag den 12 Febr. sedert altoos ook heden dooiweder.
Dewijl Wijgers Otte mijn zoontje Sytze in de musiek les geeft, en des zaturdags hier komt, had is gisteren besteld dat hij ons bescheid zoude brengen, deze zeide dat de deuren en vengsters gesloten waren, toen hij uit het gebuurte hiernatoe zoude gaan, en vermoedde daardoor dat zij bij mijn zwagers allen in rust waren, en hen daarom niet durfde wekken, zoodat wij hedenmorgen zonder bescheid, maar het goede vermoedende zijn. Middag ben ik voornemens om naar de buren te gaan.
Ik bevond mijn zoon genoegzaam in denzelfden toestand als bevorens, hij is wel niet ziek, maar evenwel zonder eetlust ligt hij steeds te bed, hij is pas zoo lang op, als het bed vermaakt wordt, klaagt over het hoofd en de oogen, vooral het voorhoofd.
De toestand van Pieters vrouw, was genoegzaam hetzelfde, en lag steeds te bed.
Blz. 22
Zondag den 13 Febr. mooi weder, bevond bij mijne komst in de buren, de toestand der patientengenoegzaam hetzelfde. Woonde de voor en nademiddaggodsdienst bij, terwijl mijne vrouw aan het huis van mijn zoon, hetwelk maar door een klein huisje van mijn zwager afgescheiden is, en alzoo van min of meer een roede breedte agter van het hiem van mijn zwager op dat van mijn zoon leid, en alzoo een gemakkelijk overgang bevat de morgengodsdienstoefening der afgescheidenen bijwoonde welke mijne vrouw ‘s nademiddags weder zoude bijwoonen; maar mijne zieke dogter verlangde haar te huis te houden, benevens haar man om haar en mijn zoon onder kerktijd te bedienen, en om een geschikte leerreden te lezen, ik en de overige mijner dogters en mijne kleindogter, verwijderden ons naar de kerk en der afgescheidenen.
De wegen van de voorzienigheid zijn wonderbaarlijk, mijne vrouw meende, dat zij om de zwakheid van haren gang, niet van het hornleger op welk eene wijze met een rijtuig ook, konde afkomen, en ziet de toestand van onzen zoon brengt haar in een oogenblik in de buren, bij onze gehuwde kinderen aldaar, haar een been is haar stijf, en daarom meende zij, dat zij op geen rijtuig konde komen; maar zoo weet de voorzienigheid met of tegen onzen wil, middelen te gebruiken, om onze neigingen te kneden, en onzen wil te buigen, tot alles wat hem behaagt en O! mogten wij allen een buigzaam harte bekomen, om voor den Heere te leven, en hem boven alles lief te hebben, Hij is daartoe in staat.
Blz. 23
Een verbazende omzetting onzer huisgezinnen vijf kinderen van mijne dogter en zwager logeren hier, de outste dogter van hen is alleen te huis, terwijl aan de andere kant mijne vrouw ons Klaaske benevens onzen kranken zoon aldaar huisvesten. Wie zouden van tevoren, een zoodanige schikking en wederzijdsche uithuizinge konnen uitgedagt hebben! hoe wonderlijk zijn des Heeren! wegen!
Mijn zwager Palsma een man van 82 Jaren vast anders van gestel, bevind zich in een bedenkelijken toestand, zijne kinderen en betrekkingen bevonden zich allen aan zijn huis! toen ik ‘s avonds vertrok, des morgens sprak ik hem niet omdat hij sliep, maar des Zaturdags bemoeide hij zich nog zeer veel met mijn zoons toestand, hoewel hij zelf zeer ongesteld was.
Maandag den 14 Febr. mooi weder, heden hebben wij nog niet van den toestand der patientien in de buren gehoord; op den middag ben ik voornemens derwaards te gaan.
Heden wierden wij verzogt, om donderdag de laatste eer bewijzen, aan een onzer verwers Markus de Vries, welke na een geruimen tijd zukkelens Zaturdag l.l. overleden is; hij laat eene vrouw na en gehuwde kinderen.
Heden voer het Sneeker trekschip hier voorbij ik zeg het Sneeker trekschip, maar het kan ook een landschip geweest zijn: omdat ik gene onzekere waarheden wil schrijven, herhaal ik dit.
Ik ben nog sedert het begin van Januarij, steeds verkouden.
Blz. 24
Ik bevond de toestand van mijn zoon en dogter zeer gunstig; na alvorens te vertrekken zag eerst bij Palsma bevond hem in geen besten stand, maar sprak hem niet, om hem te vermoeijen! toen ik te huis kwam was Pier Lettinga van Stiens hier om ‘s anderendaags met mij mijn zoon te bezoeken.
Dingsdag den 15 Febr. zeer goed weder. Lettinga en ik gingen vroegtijdig naar de buren en bevonden mijn zoon en dogter gunstig, dog mijne dogter evenwel zoo niet als bevorens.
Tot mijne droefheid hoorden wij dat Palsma rede ‘s morgens 7 uur overleden was. Als assessor was hij in het begin dezes jaars afgetreden en hadde het genoegen zijn zoon Jakob Palsma in zijn plaats aangesteld te zien. Sedert 1792 was hij opvolgende kerkvoogd tot nu toe; en moest in 1844 aftreden. Ik hadde aan hem en deze administratie zeer veel steun en bijstand. (Lettinga vertrok van hier na den eeten.)
Gedurende zijn leven is hij in aanzienlijke bedieningen geweest, voor de omwenteling van 1795 was hij hier ontvanger van de floreenen, in de omwenteling was hij onder de Provisionele Representanten van Friesland aangesteld, commissaris in de geforceerde geldheffingen, onder het Bat. bewind schout dezer gemeente onder het beheer van Napoleon maire en na de omwenteling van 1813 bij de aanstelling van grietslieden: assessor, in het beheer der gemeentezaken en vooral in die der partikulieren een man van raad, altoos de vrede en eensgezindheid bevorderende, nooit verzuimde hij de openbare godsdienst en bevorderde dezelve, hij strekte altoos daarin tot een voorbeeld.
Blz. 25
Woensdag den 16 mooi weder. De toestand van mijn zoon en dogter bevond ik bij mijne komst ‘s middags in de buren gunstig, evenwel was het gezigt van mijn zoon zeer zwak, en meende de chirurgijn nog zich van bloedzuigers aan het hoofd te zetten, te moeten bedienen.
Wij meenden dat de toestand van mijn zoon het toeliet, dat mijne vrouw naar huis konde vertrekken, en met overleg van D. Andringa wierd de tijd daarvan op morgen 9 uur bepaald met de trog, dat ik als dan een mijner paarden aldaar zoude schikken, om alsdan met de zijne tezamen gespannen, meende hij, dit zeer wel zoude konnen geschieden, hij hadde zelf 3 paarden, maar de 2 anderen waren jong en dartel.
Ook waren wij bedagt onzen zoon te vervoeren met het schip aan de straatweg, en alsdan te voet onder geleide en steun aan den arm naar huis te geleiden, dog alvorens den chirurgijn daarover te raadplegen, als de toestand van onzen zoon dit konde lijden en verdragen.
Donderdag den 17 Febr. nachtsvorst en mistig, mijn zoon Klaas is met het paard naar de buren en verwachten mijne vrouw, zoo aanstonds terug zal als dan verstaan, of mijn zoon ook te huis komt; nademiddag gaan ik bij welzijn op de begravenis van M. de Vries en Zaturdag van A. Palsma.
Blz. 26
Heden is mijne vrouw te huis gekomen met de trog zeer voorspoedige reis.
De nademiddags is mijn zoon met het Wirdumer veerschip aan de straatweg gebragt en van daar te voet onder geleide van Pieter en Doeke in een tamelijken stand te huis gekomen.
Bij mijne komst uit de buren van de begravenis bevond ik mijne vrouw en zoon tot mijne groote blijdschap te huis, zoodat wij allen weder bij elkanderen zijn behalven ons Klaaske welke nog in de buren is.
Bij mijne tehuiskomst bevond ik Sipke Hoogterp van Rinsmageest hier ook, om ons een nacht te bezoeken.
Den 18 Febr. schoon weder nachtvorst. Mijne vrouw en zoon zijn van het vervoer vanuit de buren naar huis goed ontkomen.
De toestand van mijn zoon is gunstig, behalven de oogen waarover hij klaagt; Beekhuis zoude heden bloedzuigers aan het hoofd gelegd hebben, maar omdat bij hem geen meer voorhanden en in de Stad gene te bekomen waren, moest hij daarvan tot nader gelegenheid van afzien.
De beide kleine jongetjes zijnde tweelingen zijn hedenavond met Pieter hunnen vader naar huis genomen te voet. Zij zijn ongeveer 3 jaren oud, lieve fikse jongetjes.
Blz. 27
Den 21 Febr. opvolgende goed dooiweder, hier en daar merkt men in slooten en elders nog een weinigje ijs of sneeuw in bergen tijdens den vorst opgejaagd.
Mijn zoon is gezond en is het meest van den dag op den been. Ook mijne dogter Dieuwke bevind zich tamelijk, dog is nog niet hersteld.
Ik was hedenmorgen naar het gebuurte en betaalde de verponding voor de helft ter som van 157 Gld., mijn zoon was aan het kantoor ook de ontvanger; mijn zoon hadde rede betaald en ik was de tweede die bij den aanvang van 1842 na het binnenkomen van de kohieren betaalden de billetten zijn in den loop van deze maand uitgegeven. Mijn zwager was met een paar commiesen in omloop om de patenten op te schrijven in deze gemeente.
Den 18 ‘s vonds kwam Domeni van Achlum hier om ‘s anderendaags zijn oom Palsma de laatste eer mede te bewijzen. Wij gingen dan ‘s anderendaags den 19 naar de buren en bewezen tezamen met mijne gehuwde kinderen het lijk de laatste eer; het was een aanzienlijke begravenis, dewijl de overledene, verscheidene kinderen en kindskinderen nalaat welke allen tezamen met anderen een aanzienlijk aantal uitmaakten; Domeni vertrok ‘s nademiddags 2 uur, Sipke Hoogterp gisteren, na alvorens hier in de kerk geweest te zijn.
Blz. 28
Den 22 Febr. mooi zonneschijnweder, gisteren nademiddag koud en in den avond onstuimig van regen vergezeld.
Mijn zoon bevind zich dagelijks beter, gisteren was hij gedurende den dag op, en is hedenmorgen weder vroegtijdig opgestaan.
Des nachts van den 5 en 6 dezer is de hooge stompe Boxumer toren met een verbazende slag ingestort, de zware klokken in dezelve zijn verbrijseld, de kerk is weinig beschadigd omdat hij zuidwaarts overviel. Men scheen dit aldaar niet vermoed te hebben, althans den bouwvalligen toestand van muur en binnenwerk niet opgemerkt te hebben, verleden jaar zegt men hadde men nog aanzienlijke reparatie aan het muurwerk gedaan, sedert jaren stond hij eenigzins scheef, naar het Zuiden hellende, althans van hier te zien, en afstand van een regte snede ongeveer ¾ uurs.
Deze dagen is de Fruële Cammingha op Wiardastate te Goutum als eigenaarsche zelf bewoond en gebruikt, op eenen avondtijd, door eigen vuur of licht zonder te weten op welke eene wijze, met hare kleding in brand geraakt, zoodanig dat de knegt, welke aldaar jaren lang bij haar hadde gewoond, op het hooren van het gillen van de Fruële naar hare kamer snelde en bevond haar geheel in lichte laaije vlam te staan, door het omslaan van een deeken en met water, was
Blz. 29
hij de brand meester geworden; maar aan de eene zijde waren de klederen tot op het vel afgebrand. Men zegt dat zij in eenen deerlijken toestand is, aan de eene zijde en vooral den arm en wijders over het gehele ligchaam zoodanig gebrand is, dat haar toestand zeer gevaarlijk is, er gaan 3 voorname dokters uit de Stad over, welke haar dagelijks bezoeken.
Zij is een mensch van groot 50 jaren, haren vader de oude Heer Cammingha hadde haar benevens een zoon welke thans nog sedert jaren Grietman van Leeuwarderadeel en te Huizum altoos resideert bij zijne tweede vrouw in echte verwekt, haar vader toen die overleden was is des avonds bij toortslicht van Goutum en naar Wirdum gebragt en aldaar in de kerk in de familiegraven bijgezet, hetwelk omtrent voorviel toen ik eerst te Wirdum kwam bijkans 50 jaren geleden, en door het afsterven hunner moeder, geraakte de Fruële bij scheiding of anders in het bezit van Wiarda State met den aankleve van plaatzen van dien.
Zij vereenigde zich sedert een geruimen tijd zeer met de Goutumers, zij hadde zich van hare adelijke kleeding ontdaan, en kleedde zich geheel in Friessche kleeding, met een breed gouden oorijzer, zoodat zij van een Goutumer boerinne niet te onderscheiden was, ik zag haar onlangs ook zoo gekleed op de begravenis van het kind van de wed. S. Overdijk.
Blz. 30
Den 26 Febr. heden droog, helderen lucht nachtvorst koud.
Mijn zoon wordt opvolgende beter, dog mijne gehuwde dochter Dieuwke de huis vrouw van P. Hiemstra is nog laborerende aan ongesteldheid, sedert mijns zoons huisvesting aldaar in den beginne aangevangen; mogelijk door de deelneming in deszelfs ongeluk te veel wortel geschoten.
Mijn kleinzoon Doeke, heeft gisteren met overleg van zijn vader Wijger, 1000 geele kazen verkogt voor 25½ Gld. Het …* om woensdag aanstaande te leveren. Bij deze aflevering blijven hun nog ongeveer 700 meest nagelkazen in het pakhuis onverkogt overig, deze heeft hij voor 27 Gld. aangeboden, maar zijn onverkogt gebleven.
De winst is wel niet zeer groot, naar aftrek van rabat maar evenwel dat het nog een goed gewin geeft, vooral in aanmerking genomen, de steeds opvolgende aflevering aan de kooplieden in de stad tot dagelijks verkoop om uit te snijden, met goed gewin geleverd.
In partij zooals boven aan de groote kooplieden te verkoopen, heeft in dit opzigt deze aannemelijke zijde dat de betaling ineens geschied, daar de uitsnijders op credet in kleine sommen vaak betalen.
Wij melden bevorens op den 22 dezer: dat de Fruële Cammingha in een bedenkelijke toestand verkeerde en wel naar waarheid; want zij is op dien zelfden dag overleden, en zal heden in de familiegraven op het kerkhof te Wirdum bijgezet worden.
Zoo heeft dan de dood dikwijls ontzettende oorzaken, kleine kinderen behoed men zorgvuldig voor de gevaren om zich te branden, maar een bejaard en volstrekt geen ligtzinnig mensch zooals de Fruële, geraakt in brand en sterft aan de gevolgen.
Blz. 31
Den 28 Februarij, koud N.W. wind, heldere lucht, het ziet er Maartsch uit.
Ik heb onlangs de Nieuwlandschweg nevens ons gekogt, omdat deze weg ons zeer gevoegelijk legt tot gerijf en gebruik van onze plaats, wel is waar dat er veel reed en drift langs dezelve naar de landen bij de trekweg bestaat, maar omdat de reed van onze plaats naar de straatweg langs dezelve bepaald is.
Deze weg is altoos als een wettig eigendom van de naastgelegen plaats ten zuiden, beschouwd en behandeld, hoewel het eigendom aan dezelve wel betwijfeld is, onder anderen bij de verkooping dezer plaats en weg ten jare 1839, door gezegde eigendom, wierd deze weg gemeenlijk althans sedert voor mijn tijd, ten behoeve en gebruik voor het onderhoud aan koemelkers en in de laatste jaren aan een schapenhouder afgestaan, met dat gevolg dat de weg en reed voor ons zeer slecht onderhouden wierd, waardoor wij vaak in ongelegenheid waren om met een bemorste rijtuig daardoor tot de straatweg te geraken.
In de gelegenheid zijnde om deze weg te koopen heb ik daarvan gebruik gemaakt, zoodat door een wettig koopbrief, het eigendom daarvan aan mij verzekerd is, met reed en drift, met lasten en lusten daartoe en aanbehorende.
Ik heb rede de verponding 3 Gld. 75 Cents daarvan betaald, en thans 2 mannen daarop aan het werken, om dezelve af te graven aan de kanten en in de midden op te hoogen, om het water te slijten, en alzoo drooger te liggen, daar de midden hol of leger dan de kanten ware, en het water altoos staande bleef.
Blz. 32
Den 4 Maart, sedert de vorige buitengewoon onstuimig, zoodat deze maand een zeer ongunstig aanvang neemt, heden een weinig beter in zooverre het droog weder is.
Hier en daar komen al eendeneijeren, de onzen hebben nog niet gelegd.
De boter begint duurder te worden, trouwens er wordt zeer weinig gemaakt over het geheel, een ieder klaagt over schaarsheid van hooi, het laat zich aanzien, dat wij genoeg hebben, trouwens wij hebben van den aanvang aan tot nu toe zuinig gevoederd, maar tot vergoeding ieder beest een halve lijnkoek gegeven. Ons vee is in een zeer goeden toestand, behalven de rieren, hetgeen ik daaraan toeschrijf, dat wijze bij den zoo onaangenamen herfst te lang lieten uitloopen. 1675 lijnkoeken zijn bijkans op.
Verleden den 2 Maart, heb ik kerkerekening voor de daartoe benoemde commissie over den dienst van 1841, gedaan er bestond een batig saldo van 417 Gulden. Ons mede geachte kerkvoogd is ons ontvallen, zoodat dit collegie een lid ontbreekt; maar om de kosten van oproeping zullen wij de benoeming van een derde tot op de vaststelling der begrooting in het najaar laten wachten, de overledene heeft seder Sept. 1792 opvolgende tot nu toe den dienst als medekerkvoogd alhier bekleed, dus een tijdvak van bijkans 50 jaren.
Blz. 33
Den 7 Maart sedert de vorige gunstig weder heden O. wind, droog.
Den 9 Maart sedert de vorige onstuimig koud N.W. wind, hedennacht vergezeld van veel regen.
Gisteren nademiddag kwam mijn kleinzoon Pieter Hettes Hettema van Hallumermieden, hier uit van huis, en is heden nademiddag weder vertrokken.
Onze IJtje is met een dogter van de wed. S. Overdijk van Goutum, naar Birdaard uit van huis gegaan om de familie aldaar en in dien omtrek te bezoeken, verleden den 2 Maart en is tot nu toe nog niet te huis, zoodat zij nu rede al een groote week weg is.
Wij krijgen ook al eenden en hoendereijers. Onze beesten beginnen ook te kalven, waardoor wij eerlang aan het gemaak hoopen te komen. Selden hebben wij in een wintersaisoen ge…* als nu, in Januarij en Februarij hadden wij t’elkens maar 1 fandel.
Ons volk is thans bezig om de schuur op te redden, om plaats te maken tot een schapenhok dewijl de tijd om te lammeren genaakt, wij hebben 6 voole en een vaar schapen. Er sterven hier en elders in de nabijheid en in de verte nog veel schapen, waardoor de schapenteelt in deze provintie zeer veel nadeel lijdt.
Blz. 34
Den 11 Maart harden W. wind hedennacht veel regen, zoodat deze maand tothiertoe meest zeer onstuimig is.
Ik was hedenmorgen naar het gebuurte alwaar wij kerkvoogden vergadering hielden en deedden planten 200 willigenplanten agter het kerkhof, op de aschdobbe, en een rij lindeboomen ten noorden der school, op de gedempte oude haven benevens eenige elzen aldaar.
Dronken daarna een kop koffij in de herberg onze gewoone vergaderplaats.
Raadpleegden over de beste wijs om een waterbak op het kerkhof te stichten, om in nood tot gebruik der ingezetenen, wij zouden deskundigen vooral Boorsma Mr. timmerman te Mantgum welke ten zelfden einde een bak voor de kerk aldaar hadde gemetseld daarover raadplegen, even na den middag was ik weder te huis.
Den 15 Maart, gisteren en heden, schoon weder, waardoor men gevoeld in de lente te zijn.
Van een oppasser aan de straatweg heb ik eenige honderden willigenpooten gekogt, ook 600 elzentakken a 1½ de pooten 1 Gulden per honderd. De oostkant van de straatweg is gekapt en levert verbazend veel brandhout op.
Blz. 35
De takken en het kaphout tot telhouten wil niet regt aan den man, omdat men hetzelve op de te hoogen prijs houd.
Den 19 Maart, sedert de vorige steeds onstuimig koud en guur.
Ik beplant en bepoot, de nieuwlandsweg, welke ik gekogt heb, van ons huis naar de straatweg aan weerskanten met willigenpooten.
Heden is er verkooping te Wijtgaard van een plaats op Techum onder Goutum, waarvan de eigenaar onlangs overleden is, dezelve heeft wel vrouw en kinderen nagelaten, maar men schijnt beter te vinden de plaats te verkoopen, dan te gebruiken, trouwens men zegt: dat de weduwe, daarvoor niet berekend is, en de getrouwde en bij haar in huis hebbende volwassene kinderen, niet zeer oppassende zijn.
Mijne gehuwde dogter Dieuwke uit de buren is hier een paar nachten uit van huis geweest zijnde gisteravond weder vertrokken.
Ik was voornemens de voors. verkooping op den nademiddag bij te woonen maar het is mij te koud, ik blijf liever te huis.
De tuinvruchten moeten ook gezaaid worden maar het is te nat, koud en te guur, ik wil liever wat wachten om te zaaijen, totdat wij wat beter weer krijgen, de grond schijnt anders niet onvruchtbaar.
Blz. 36
Den 21 Maart, sedert de vorige afwisselende, vooral hedennacht sterke regenbuijen.
Totnogtoe kunnen wij om de nattigheid niet zaaijen, nog in den tuin werken, maar moeten het om die reden nog uitstellen.
Die zathe en landen, waarvan wij bevorens melden, is in perchelen duur verkogt, over 14 dagen is daarvan de finale palmslag; zoo is onder anderen 9 pondemate, gelegen in de hoek van de Techumer Dijk en de straatweg, beschreven op 485 Gulden per pondemate; en de andere percheelen naar rato.
Mijn zoon en de knecht zijn te vraagleeren, de aankomende werkzaamheden laten dit anders niet wel toe. Wij hebben rede 20 koeijen waaruit de kalven zijn, 10 moeten nog kalven; 3 lammeren hebben wij bij 2 schapen.
De prijs der hoendereijeren was verleden vrijdag 6 Stuivers waarvan 2 snees hadden en die der eendereijeren 3 snees 8½ Stuivers.
De eendenkorven, waarvan er vrijdags op de markt bij honderden zijn 2½ a 3 Stuivers het stuk gelden.
Ook wordt er plantsoen van alle zoorten en groote menigte verkogt. F. Bosgra boomkweeker te Bergum, voert er t’elkens een groote hoeveelheid aan.
Blz. 37
Den 24 Maart, sedert de vorige en vooral gisteren buitengewoon onstuimig vergezeld van hagelbuijen, hedennacht sterke vorst, thans goed weder.
Men heeft voor eenige jaren in Engeland uitgevonden, om de landen met beenderen te bemesten waardoor weggeworpene en overal op aschhoopen en elders verstrooide beenderen, van dagelijks vleeschgebruik herkomstig hier te lande bekend wordende eenige waarde bekwamen, en van de gemeene lieden opgezogt en aan beenderenhandelaars verkogt wierden, zoodat in korten tijd de beenderen waarover men vroeger vaak struikelde weggeruimd en door de handelaars naar Engeland vervoerd werden. Men lachte in het eerst daarover als een zotternij maar van tijd tot tijd komt men daarvan te rug zoodat de beenderen niet alleen van de oppervlakte van den grond opgezogt worden, maar ook opgegraven en uit den grond worden opgedolven, ja zommige lieden reizen van plaats tot plaats om beenderen in den grond te zoeken, waartoe zij een ijzeren roede gebruiken, om de beenderen diep vaak in den grond verborgen, waar te nemen, en als zij bij het vermoeden daarvan permissie van de eigenaren bekomen, dezelve uitgraven, zelf met dat gevolg, dat zij een groote kwantiteit dikwijls aantreffen; zooals nu nog onlangs, dat dezulke
Blz. 38
op een boerehiem onder Wirdum, voor 70 a 80 Guld. beenderen uithaalden, zoo elders voor meer en mindere waarde.
Ongeveer 3 weeken geleden, kwamen hier ook zulke beenderengravers, en vroegen mij permissie om beenderen te zoeken?, maar ik liet het hen niet toe, ik wilde het hornleger zoo niet opgegraven hebben.
Men behoeft zich niet te verwonderen, dat men op boerehornlegers, dikwijls voor meer en mindere waarde beenderen uithaalt, in aanmerking nemende, dat in de voorige Eeuw tijdens de veeziekte of veepest, opvolgende een menigte rundbeesten stierven, en in grooten gaten begraven wierden, zoo zeer dat dikwijls genoegzaam alle hunne beesten t’elkens verlooren, en op en om het hornleger begraven wierden.
Ongeveer 60 jaren geleden heeft deze ziekte alhier opgehouden, althans toen ik een kind was en wij in mijn ouders huis ook beesten verlooren, heugt het mij, dat het een deernis was om te zien: hoe die beesten van de ziekte aangetast kreunden en weenden; men nam toen zijn toevlugt tot de vaccinatie waarop men zich echter ter weering der ziekte niet konde vertrouwen.
Veel erger woedde de pest vroeger, voor mijn leeftijd onder het rundvee, waardoor de eigenaren dikwijls hunne plaatsen en landerijen voor de lasten niet konden verhuren.
Blz. 39
De ziek geweeste of gebeterde beesten tijdens de veepest wierden meer en minder tot 200 a 250 Gulden verkogt, deze waren in groote waarde, zoolang dezelve ook tot in grooten ouderdom leefden.
Zij wierden van de onziek geweeste met een brandmerk op de hoorens regeeringswege onderscheiden, ik heb dezulke vaak gezien, en wel gezien dat mijn vader welke ook dorpregter was, met zoodanig een brandijzer de beesten welke ziek geweest waren met het gewoone wapen der Grietenij merktte, om daardoor alle bedrog te weeren; want zoodra zulk een beest ziek wierd, wist men altoos, tot welk een grietenij of gemeente hetzelve behoorde, en den regten eigenaar van wien herkomstig, konde ontdekken, om de straf in zoodanig geval bepaald te boeten.
De longziekte deze jaren in andere provintien vooral in Holland een menigte beesten weg rukkende en zoo of niet minder gevreesd dan de veepest, heeft deze provintie totnogtoe gespaard, behalven in de vorige maand openbaarde volgens openbare advertentie van de regeering deze ziekte zich te …* ten gevolge daarvan heeft de regeering al de beesten van deze boer tot 65 stuks laten dooden, gezonde en zieke, en gedood zijnde met huid en hair in groote kuilen aldaar begraven; er wordt thans over dit geval veel gesproken, en de handelwijs der regeering daarin niet geroemd.
Blz. 40
Den 26 Maart, verbaasde onstuimig koud en N.W. wind.
De kievietseijeren, worden al gevonden, mijn zoon Klaas, hadde gedurende de week 7 gevonden, en gisteren marktdag voor 16 Centen het stuk verkogt.
De eendeneijeren gedurende de leg der éénden voor 9 Stuivers het snees, gisteren hadden wij 6½ snees.
600 willigenpooten zijn aan de weg geplant en kosten mij met arbeidsloon 7 Gulden.
Ik zoude heden groote boonen salaad en radijs zaaijen, maar het is mij te koud, althans op dezen stond in den voormiddag; in den voorleden nacht was er zeer harden wind, op het hooren woei het een storm, vergezeld van veel regen; trouwens in de voornacht, was het behalven de sterke wind uit het Z. Oosten ten Zuiden goed weder, mijn zoon Lijkle en ik kwamen om 11 uren te huis, en hadden de avondgodsdienst bij gelegenheid, van de Goede Vrijdag bijgewoond en daarna den avond bij onze gehuwde kinderen in de buren doorgebragt.
Mijn zoon als afgevaardigde van de Leeuwader Classe der afgescheidenen, hadde de provinciale vergadering gehouden te Birdaard, gedurende 2 dagen bijgewoond, en verhaalde ons van de besluiten en werkzaamheden dezer vergadering, ook dat hij mede verkozen ware, om de algemeene Synode den 1 Junij e.k. te Leiden te houden bij te woonen.
Deze voormelde Goede Vrijdag, was bevoorens een H. dag althans
Blz. 41
althans wierd dezen dag als een Heilige dag gevierd in de landgemeenten wierd er des voormiddags eenmaal en in de Stad 2 maal gepredikt overigens, besteedde men dezen dag met uitgaan als anderzins, en onthield zich van de gewoone bezigheden.
Maar toen de marktdag tijdens de omwenteling op een vrijdag verzet en bepaald wierd heeft dezen dag een andere wijziging bekomen omdat velen zeer veel belang vooral de boerenstand, kooplieden enz. in de markt hebben, schikken de landpredikanten met de godsdienstoefening op zoodanige uren, als het best met de belangen der gemeenten overeenkomt; ons Domeni bepaalde het op gisteren des avonds 5 uren, zooals bevorens zeide.
Sedert onheuglijke jaren, althans gedurende mijn leeftijd was de marktdag te Leeuwarden altoos op een Zaturdag, en toen konden de godsdienstoefeningen altoos op bepaalden tijd en alzoo den Goeden Vrijdag onverlet gevierd worden; de Joden hebben een onberekenbaar voordeel bij deze verzetting van den marktdag en is daardoor niet onbeduidend voor den meerderen koophandel geworden.
Ik heb behalven andere jonge vruchtboomen gisteren ook een nootenboom bij de kleinen schuurdeuren gepland.
Zoo op het oogenblik kwam de opziener van der jagt hier om volgens andere jaren het visschen en vogelen hem aan te geven, dit kost mij ongeveer 9 a 10 Gld., ik heb er weinig genot van, maar ik wil vrij zijn.
Blz. 42
Den 30 Maart, sedert de vorige afwisselende N.W. wind vergezeld van koud en schrok weder en Z. wind zooals heden vergezeld van regen.
Het is voor de schoolkinderen wegens de Paaschvacantie, welke Paaschdagen verleden Zondag en Maandag den 26 en 27 l.l. invielen, geen aangenaam weder tot uitspanning en om kievietseijeren te zoeken of op het veld te verkeeren; want het is dagelijks onstuimig en koud of regen.
Dieuwke een kleindogter van Hallumermieden is hier ook uit van huis. Wijgers Folkert een kleinzoon is hier ook uit van huis, welke met ons Klaas naar de Stad om biest naar den bakker te brengen, en om 5 kievietseijeren welke zij gevonden hadden te verkoopen. Deze eijeren worden in den omtrek nog in een tamelijke hoeveelheid gevonden, niettegenstaande het koude en onstuimige weder.
Onze koeijen hebben meest gekalfd, de zeug moet nog biggen, ook 3 schapen nog lammeren de boter zakt en was verleden marktdag 39½ Gulden, de aardappels 1 Gulden de korf.
Mijn kleinste jongetje brengt de mollevallen agteruit, hij heeft heden 2 gevangen. Deze dieren openbaren zich in het voorjaar en wroeten vaak groote hoopen aarde, niettegenstaande zij hun voedsel in de wormen zoeken, en vele verslinden, zijnze met dit alles schadelijk en veroorzaken door het wroeten een raauwe grond.
Er houd zich iemand in de buren op, welke zich met molvangen belast en daaraan veel geld verdiend, maar onze kinderen vangenze zelf.
Blz. 43
Den 4 April sedert de vorige altoos koud en onstuimig, zooals ook heden.
Ik ben voornemens de vergadering van ons Friesch Genootschap heden bij te woonen.
Den 6 April, heden en gisteren allerschoonste weder, behalven nachtvorst, tot en met den 4 ingesloten was de koude, N.W. hagelbuijen en sneeuw buitengewoon.
De vergadering van ons Friesch Genootschap, was tamelijk aanzienlijk; behalven het verslag der werkzaamheden van de winteravondvergaderingen geschenken van boeken en penningen, hield Eekhof eene voorlezing over de bekrompene wetenschappen en letterkunde der Friezen in de 15 en 16de eeuw, dog door de overkomst van een jong Engelsman, wiens leven en bijzonderheden alhier in Friesland te Leeuwarden en Franeker nader uitgebreid verscheidene vakken van wetenschappen, vooral de dichtkunde in een voordeelig licht ontwikkeld wierden, zoodat Starter zoo was deze Engelsman genaamd, in aanzienlijke kringen en vooral op bruiloften een eerste plaats bekleedde, om zijne bruiloftsliederen bij zoodanige eene gelegenheid uitgesproken.
Heden wachten wij ons Domeni en Juffrouw te theedrinken.
Blz. 44
Deze visite konde ons wel gelegener geweest zijn, wijl IJtje en Hanna buitengewoon verkouden zijn; ook is mijne vrouw niet wel, de verschrikkelijke koude en scherpe lucht, schijnt een nadeeligen invloed op de gesteldheid der menschen gemaakt te hebben, behalven de verkoudheid van mijn gezin in minderen mate, hoestte ik in den verleden nacht geweldig.
Den 9 April, sedert de vorige scherpe koude heldere lucht.
Ten gevolge van de ongesteldheid mijnes huisgezins verzogten wij door een briefje, dat Domeni en Juffrouw indien hun zulks paste liever des anderendaags wilden komen, hetwelk zij ook deden, ook kwamen hier Jan Hoogterp en zijne vrouw een nacht, Pieter en Dieuwke uit de buren waren hier ook; schoon ik zeer verkouden was, bragten wij den nademiddag aangenaam met elkanderen, ‘s avonds bij hun vertrek was het geweldig koud.
Onze zeug heeft 3 biggen meer nog minder gekregen.
Onze buurman Haitsma, heeft heden de jongbeesten in het land gelaten, een ieder klaagt over schaarsheid van hooi en wordt zeer duur in de boelgoeden verkogt. Ook is het vee zeer duur men zegt dat er in Holland schaarsheid van vee is.
Ik hoop dat wij genoeg hooi zullen hebben, de kwantiteit is evenwel zeer verminderd.
Blz. 45
Den 16 April, sedert de vorige altoos hetzelfde weder koud en droog N.N.O. wind.
Het water bleef ontzettend hoog gedurende maart tot voor enige dagen; maar het schijnt thans dat de lage stand van het zeewater gedurende eenigen tijd het stroomen door de zeesluisen toelaat, althans neemt men steeds een geweldigen stroom waar, ten gevolge daarvan zakt het water aanmerkelijk.
Schoon het steeds geweldig koud is, vergezeld van een groote droogte, waardoor over het algemeen de menschen zeer verkouden zijn, niettegenstaand zij bij het uitgaan zich kleeden, evenals om Kerstijd zoo is dit weder een groote behoefte voor den landbouw vooral de bouwboer welke onverlet het ploegen eggen zaaijen enz. kan voortzetten, ook tot ontlasting van het overtollige water.
Mijn huisgezin hersteld zeer langzaam van de verkoudenheid ook ik zelf.
Deze dagen heeft zich een voornaam timmerman Romein genaamd, door een strop van het leven beroofd, hij was in de Stad zeer gezien en wierd 50 jaren oud, men zegt dat zijn zaken agteruit gingen; de wed. adverteerd, dat hij zeer onverwacht overleed, (niet door den strop) dat zij genoegelijk met elkanderen leefden, en in zaliger gewesten elkanderen hoopte te ontmoeten. Men schijnt alzoo met den zelfmoord en de eeuwigheid te speelen!!
Ook heeft een boerenzoon in den verleden week zich door den strop getracht te vernielen, hij woonde bij zijn vader een boer te Oosterwierum Jillert Haaijes genaamd
Blz. 46
welk nog juist tijdig hem lossneed dog in zulke eenen toestand: dat het leven zich zeer langzaam weder ontwikkelde en met behulp van dokters te rug kwam, men vreesde voor een gehele herstelling, andere zeggen dat hij overleden is.
Alzoo heeft deze helsche verbijstering nog niet opgehouden de natie door de menigte voorbeelden van deze razernij afteschrikken, maar het dierbaar leven aan den duivel op te offeren en alzoo zich aan de helprijs te geven.
Den 21 April, sedert de vorige nog altoos hetzelfde weder zonder eenige verandering.
Den 18 hebben wij de jongbeesten in het land gelaten, ook in den omtrek en elders zijnze uit zelf zegt men dat er in den omtrek van Sneek Bolsward enz. al veel melkvee uit is, wegens schaarsheid van hooi.
Den 19 waren mijne gehuwde kinderen uit de buren en ik bij S. Wijngaarden te theedrinken, ik bleef er ‘s nachts en bragten voorts onze overeenkomst van het land, dat wij massaal met elkanderen hadden, en aan Wijngaarden mijn 1/3 aandeel en eigendom overging voor de som van ƒ 1660 Gld. bij het teekenen van bewijs, in order.
Mijne kinderen gingen `s avonds naar huis, dog om mijne verkoudenheid en de scherpe avondlucht bleef ik ‘s nachts, en ging om 11 uur `s morgens naar huis.
Blz. 47
Men zegt dat die boerenzoon welke zichzelven hadde opgehangen, nog leeft, dog bezwaarlijk zijn vorige gezondheid zal weder krijgen, akelijke toestand naar ligchaam en ziel! verlos ons van den Boozen! mag de dagelijksche, bede wel van elk en een ieder zijn; want de duivel gaat om als een briesschende leeuw: om te verslinden.
Wij laten de kerk volgens jaarlijks gebruik thans schoonmaken, dit treft met het drooge weder zeer goed.
Er schijnt in den omtrek iemand te woonen, welke zich jaarlijks met het steelen van mollevallen bezighoudt, onze jongetjes zijn alzoo bij de trekweg al weder een nieuwe en beste valle kwijt geworden, alle jaren wordt er hen dezer wijs een of meer ontrukt. Een timmerman te Wirdum maakt en verkoopt ze voor 16 Stuivers het stuk. Ik mogt wel zien, dat de mollenvallensteeler met alle zijne gestolene mollevallen om den hals te pronk op het schavot ten toon gesteld wierd.
Den 25 April, sedert de vorige altoos even droog en schoon.
De scharren op de pollen, zijn zeer ongelijk maar over het geheel duur, verhuurd, mijn zwager Hette, heeft 3 schar ieder 35 Gld. voor ons gehuurd, de 2 Mei worden de Pollen beslagen.
Blz. 48
Volgens ontvangene brieven van Achlum is mijne schoondogter de domeni zijne vrouw den 22 l.l. ‘s avonds half 8 van eene zoon bevallen. Kraamvrouw en kind bevonden zich naar omstandigheden in den besten toestand.
Zij hadden op denzelfden dag der bevalling eene kamer betrokken, alwaar zij gedurende den zomer hun verblijf bij welzijn moeten houden, vermits aldaar een nieuwe pastorij zal gebouwd en de oude afgebroken worden.
De oude pastorij, konde niet als met zeer zware kosten gerepareerd worden, en daarom oordeelde men best te zijn een nieuwe te bouwen, waarvan de kosten bij omslag op de florenen geraamd zijn.
Den 26 April, het weder evenals voren, wij hadden onze buren gisteren te theedrinken, een ieder van dezelve klaagde over schaarsheid van hooi, waarvan sommige maar ook door aankoop maar van eenige dagen voorzien waren en niettegenstaande zij opvolgende vee in het land bragten en sterk koeken voerden, nog hooi moesten koopen.
De boerezoon te Oosterwierum, welke zich onlangs ophing is den 22 l.l. aan de gevolgen overleden.
Blz. 49
Den 30 April, het weder zonder eenige afwisseling even droog en helder als bevorens.
Wij hadden den 27 l.l. ons gewoon gezelschap te gasten, alleen Pieter Zandra van Teerns zijne vrouw was door ongesteldheid afwezig; na gedurende dezen dag bij elkanderen geweest te zijn, vertrokken ‘s avonds, onze kinderen uit de buren het laatst om 9 uur.
De boter is tot 30 Gulden middelprijs gezakt, ook heeft mijn zoon, zijne nog overig hebbende nagelkaas voor 25½ Guld. een Gld. minder dan hij bevorens konde koopen, verkogt.
Mijn zoon Lijkle brengt 12 snees eendeneijeren naar de Stad. Nadat wij eenden hebben, brengen deze dieren in het voorjaar tot dezen tijd nog vrij wat op 9 St. het snees, zooals ik ze aan een der bakkers verkogt heb.
Opvolgende komt er melkvee in het land. Het land staat anders goed, maar is te droog, ook de bouwboer klaagt over te veel droogte.
Dezer dagen heeft een man in de dijkhuizen zijne vrouw aan het roodvonk verloren, alle de kinderen 6 a 7 in getal, waren mede van deze gevreesde ziekte aangetast. Deze lieden zijn R.C.
Blz. 50
Den 2 Mei, gisteren neigde het weder tot eenige verandering, de lucht werd met afdrijvende wolken bezwangerd, het stof stoof geweldig, maar de lucht helderde en herstelde zich weldra in dezelfde klaarheid, met stijve oostenwind vergezeld.
Ik heb den 30 l.l. en heden tusortjes gezaaid, na alvoorens den grond met water zacht gemaakt te hebben.
Mijn zoon Lijkle is met 6 jongbeesten tezamen met Wijger de zoon van mijn wijl. zwager te Goutum ook met 6, en derzelver buurman met 2 hedennacht te 2 uur op de Boxumerdijk op reis gegaan naar de pollen, of zogenaamde Noorderleeg, om heden aldaar in de weide te bezorgen ingevolge conditien der verhuring.
Indien zij geen hinder of ongemak op de reis leden, dan konden zij ongeveer 8 uur aankomen, van daar is mijn zoon voornemens Pier Lettinga te Stiens een nacht te bezoeken.
Mijn jongetjes vischten heden met de schakels in de Werpstervaart, en vingen 30 stuks waaronder eensnoek, zoodat de vangst niet groot is geworden; indien wij wijder afstaken bijvoorbeeld naar de Roordahuistervaart, welke doorgaans vischrijk is, dan was er beter avontuur maar de moeite van hier daarheen is te groot.
Blz. 51
Den 7 Mei, heden onstuimig en koud, gisteren een weinig regen, het weder is thans evenals na onweder van donder.
Mijn zoon en compagnons hadden een goede reis met hun vee naar de pollen om half 8 waren zij aldaar gekomen.
Verleden donderdag den 5 hemelvaartsdag, zijn de stoelen en zitplaatsen in de kerk verhuurd voor een weinig minder dan verleden, doende de beiden verschinen jaren ieder 338-70. Na den afloop daarvan ontvingen wij in de herberg gezegde huur, ieder betaalde zijn verschuldigde met genoegen. Wijders bragten wij het bestek van de regenwaterbak in order, en ligt ter visie voor de Wirdumer timmerlieden om de briefjes voor den 14 dezer maand in te leveren.
Mijn medekerkvoogd, meester, tot adsistentie hadde ik mijn zwager Pieter om het geld te ontvangen mede bij ons verzogt, en verrigten alzoo de werkzaamheden gedurende den dag om 7 uur scheide de vergadering.
Haitsma en Palsma onze beiden buurlieden hebben hun beslag de eerste geheel, de laatste voor een gedeelte bij gebreke van hooi in het land; wij hebben behalven de jongbeesten nog maar 2 melke in het land, ongeveer voor een week hebben wij nog hooi.
Blz. 52
Heden is er boelgoed, op eene plaats aan de Swichumerdijk, Foppe Smeding, hij konde de plaats gehouden hebben maar wilde geen 25 Gld. huur geven, een R.C. boer van elders heeft deze plaats gehuurd en gen. F. Smeding gaat zonder bedrijf met zijn huisgezin in de buren woonen.
Den 10 Mei, sedert de vorige even koud en onstuimig, hier en elders heeft het wel geregend vooral ‘s nachts tusschen de 7 en 8 dezer, zoodat toen wij naar de kerk reden, de spooren op de Werpsterdijk vol water stonden maar door des weders schrokheid is het terstond opgedroogd. De dijken en wegen, landen en paden zijn door de droogte vol scheuren.
Wegens het onstuimige weder, durfde Palsma zijn nog op stal staande vee niet in het land brengen, en vroeg mij, om voor den Zondagavond het benoodigde hooi van mij te halen, hetwelk ik hem toezeide; onze beide koeijen en kalvers welke wij in het land hadden, hebben wij binnengeleid, dog de kalvers hedenmorgen weder uitgebragt.
Gisteren was er boelgoed op de eerst plaats in de Hempenser Meer; ik hadde lust derwaarts te gaan; de gebakken inscriptie en kaart van de voormalige meer en in 1784 droog gemaakt zijnde in deze verscheidenheid op de steentjes der haard gebakken tot herinnering in een bovenkamer aldaar voorhanden. Bij de beschouwing daarvan werden de indrukken bij mij zooals verleden jaar bij zoodanig geval gemeld, opgewekt.
Blz. 53
Wij hooren met genoegen dat de jongste dogter van mijn broeder Wijtske genaamd en verleden jaar aan de Med. dokter Bierman te Nes gehuwd, en in het kraambed gelegen aan de beterhand is, zij heeft gevaarlijk en doodlijk krank gelegen.
Mijne bijen werken bij eenig zonneschijn met grooten ijver er zijn overvloedig paardebloemen en voor dit gedierte genoegzaam voedsel.
Den 12 Mei, schoon weder, zoo ook gisteren ten gevolge daarvan hebben wij heden al ons melkvee 30 stuks in het land gebragt, wij hebben nog een weinig hooi overgehouden, en konden deze week (het is thans donderdag) nog uitgevoederd hebben.
Mijne tusortjes beginnen op te komen, bij het zaaijen, heb ik de drooge grond eerst bereid en daarbij behoorlijk vogtig gemaakt, zonder deze bereiding was het bij deze groote droogte onmogelijk in zulk een harde kleigrond aan de groei te komen.
Den 19 Mei, sedert de vorige hetzelve droog weder N.O. wind heldere lucht eergisteren, den 17 reisde ik een nacht naar mijn broeder, ten gevolge van een brief: dat onze zuster te Wanswerd niet wel was, ik kwam aldaar met het 12 uur schip, bevond mijn broeder en zijne vrouw te huis, na vooral
Blz. 54
de vrouw 7 weeken bij hare zieke dogter te Nes afwezig geweest te zijn; wij dronken tezamen thee en daarna ging ik naar Wanswerd, bevond mijne zuster eenigzins beter, en na eenigen tijd, mijn broeder kwam ook, bij haar geweest te zijn en Dos. Viëtor aldaar aangesproken te hebben vertrokken wij ‘s avonds half 9, ik bleef dien nacht bij mijn broeder, en ging ‘s anderen morgens in het half 10 uur schip en kwam ‘s middags half 1 weder te huis.
Een paar jongetjes van Dom. van Achlum zijn hier gedurende de Pinkstervakantie uit van huis.
Ook is hier een zoon van mijn overleden dogter van Hallumermieden, welke verleden jaar aangelot is en toen een jaar van den dienst vrijgesteld werd, maar thans opgeroepen en voor ¼ jaar in dienst gesteld om den 21 te vertrekken, na alvoorens afscheid van ons te nemen, hij moet onder het paardevolk dienen, zij zullen misschien te Zwol gekleed en gedurende in de dienst geoefend worden.
Blz. 55
Den 24 Mei, allerschoonst vruchtbaar weder.
Eergisteren Zondag ‘s nademiddags toen wij uit de kerk kwamen stond er een zware lucht, het donderde reeds, een ieder die met rijtuigen waren ook wij, maakten de grootste spoed om in te spannen en weg te komen, na een stevige ridt waren wij spoedig en juist voor het onweder te huis, het donderd vrij sterk vergezeld van regen afwisselende gedurende den avond ‘s nachts en gisteren des voordemiddags, zoodat wij een zeer verkwikkende regen genooten hebben.
De waterbak hebben wij aan B. Vogel Mr. timmerman te Wirdum, besteed te maken voor 525 Gulden, om voor den 1 Augustus klaar te zijn.
Ook laten wij de zoogenaamde nieuwe banken in de kerk repareren.
De familie van Eijsinga heeft alhier boven een verwulfde kelder, zeer schoon grafzerken, onder anderen die van Julius Eijsinga in leven Overste Luitenant onder prins Lodewijk in dienst van den staat, gedurende de Spaansche Oorlog, levensgroote staat hij geharnast zeer sierlijk op een der steenen uitgebeiteld, de barte van de vrouwenstoelen, dekt deze zerk en kan weggeschoven worden.
Blz. 56
Bij het repareren der floer en ontbloten van de nieuwe banken, zeide de timmerman, dat de eigenlijke vloer, naast de gemelde zerk, gedekt was met grafzerken, zeer schoon en kras, zooveel hij konde merken; ik zeide dat het mij speet, dat ik dit niet gezien hadde dewijl deze zerken nooit onder mijn oog hadde geweest.
Ik heb wel eens gehoord, dat de nieuwe banken zoo getimmerd waren, dat die konden opgenomen of weggeschoven worden, maar de timmerman hadde ‘t in het repareren der houten vloer niet gemerkt; ik zoude deze vloer wel hebben laten opnemen; maar dit koste teveel moeite en werk.
Ik schrijf dit alleen, indien de familie de kosten daartoe wilde besteden of de tijdelijke kerkvoogden, misschien aldaar belangrijke oudheden zouden te ontdekken zijn, namentlijk: onder de nieuwe banken.
Gisteren was ik bij mijn kinderen in de buren, mijne huisgenooten dreven mij uit, omdat ons gewoon woonvertrek zoude schoongemaakt worden, waardoor mij het gemak zoude ontbreken. Zij zouden zich elders behelpen.
Blz. 57
Den 25 Mei, thans regenachtig en koel.
Nadat het gisteren gedurende den dag zoel en warm vergezeld van een heerige lucht geweest was, begon er in den agtermiddag een onweder te broeijen, men hoorde om 4 uur reeds den donder, ons volk waren vroegtijdig aan het melken, omdat zij voornamen het biduur voor het zendelinggenoodschap, dat te 6 uur door den domeni bepaald ware, bij te woonen; 5 uur was het melken gedaan maar toen was het onweder nabij en duurde tot 7 a 8 uur, met een afwisselende hevigheid, de donder en bliksem waren bij wijlen ontzettend, in jaren heeft men zulk een aanhoudend hevig onweder niet gehad.
De gevolgen daarvan zag men rede in het zuiden om 6 a 7 uur een geweldigen rook opgaan, en verstonden aan de voorbijgangers op de straatweg, dat de huizinge en schuur van Sytze Andries Smeding aan de straatweg onder Roordahuizum getroffen was ook hadde men brand naar de kant van Beetgum en de Bonte Koe waargenomen; bij nadere kennis
Blz. 58
zullen wij dit omstandiger melden.
De appelboomen bloeiden buitengewoon maar thans zijn vele bloesems in zoogenaamde roode mutkes veranderd en tezamengeschrompeld, misschien door de bliksem veroorzaakt.
De maandelijksche bedestonden voor het zendelinggenoodschap, waarvoor men alhier onlangs een collekt bij inschrijving gedaan heeft, schijnt dezer maand geen voortgang te moeten nemen, het was op Zondagavond bepaald maar toen wegens het onweder opgezet en op dingsdagavond bepaald, en moest thans wegens het onweder weder opgeschort worden, althans onderstel ik dat het geen voortgang heeft genomen.
Alleen de schuur te Roordahuizum is verbrand, de huizinge heeft men met behulp der brandspuit behouden.
De watermolen van Dooitze Eekma te Wijtgaard onder Wirdum is verwrongen en ‘t houtwerk daarvan weggeslagen.
In plaats naar de kant van Beetgum is de houtmolen te Belkum en een boeregelegenheid te Dongjum afgebrand, nabij Kielsterzijl.
Blz. 59
De huizinge en Schuur onder Roordahuizum benevens de watermolen onder Wirdum zijn alhier in de Brandsocieteit opgenomen maar de brandschade dezer voorwerpen, is van geen belang in vergelijking van het leven van een mensch; de schade wordt gemakkelijk gevonden maar het leven van de meid bij de boer der afgebrande schuur woonende met geen schatten der wereld kan te rug gebragt worden.
Het huisgezin de boer, de boerinne zuster kinderen de knecht en de meid, dog deze een paar stallen van het gezin verwijderd, waren onder in het buithuis toen de bliksem insloeg en het gehele buithuis in een oogenblik in vuur en vlam ontstak, zoo snel dat het gezin maar even tijd had door de agterdeur buiten te geraken; na eenigen tijd vermiste men de meid en in de ontsteltenis en verwarring er niet op gelet of zij mede buiten gekomen was, vond men haar bij het blusschen van de brand aldaar genoegzaam ter stede, alwaar men haar het laatst gezien hadde geheel verbrand en gebraden, ‘s nachts om 2 uur is zij begraven; des anderen morgens, vond men nog een stuk van een harer voeten.
Zoo heeft men mij verteld, dat dit schepsel een schuitevoerderdogter zoo onbeschrijflijk ongelukkig stierf.
Blz. 59*
Den 28 Mei, sedert de vorige allerschoonst vruchtbaar weder.
Gisteren hadden wij vergadering van deelnemers en gecommitteerden van de brandsocieteit in ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden, nadat wij 14 dagen bevorens aldaar vergadering van gecommitteerden hadden gehad bij welke de rekening van den boekhouder over het dienstjaar van 1841 opgenomen gesloten en geteekend werd er bestond een batig slot van ruim 3000 Gld. De Societeit bevatte ruim zes millioeneningeschreven waarde.
Twee Gecommitteerden waarvan ik wegens Leeuwarderadeel en G. Jelles wegens Idaarderadeel moesten aftreden; maar zijn weder herkozen in de vergadering der deelnemers bovengenoemd, ook is in plaats van S. Sijbrandij in Rauwerderhem welke overleden is ter dezer vergadering tot gecommitteerde verkozen D.E. Rollema te Deerzum, wiens vader of grootvader bij de oprigting dezer societeit ook gecommitteerde geweest is.
In deze vergadering wierd tevens besloten om na het eindigen dezer vergadering; door alle de gecommitteerden een opneming der brand te doen, wij begaven ons derwaarts, en omdat het ons in de reis voegzaam was eerst de molen van D. Eekma te Wijtgaard en bevonden de molen zoodanig uit elkanderen geslagen evenals door buskruid gesprongen, dat de splinters rondom heinde en ver over het land verspreid lagen, in grooter of kleinder stukken zoodanig dat niet alleen het beschutsel van boven tot beneden uitgeslagen maar ook het uitwendige, stander-
Blz. 60
raderen verspinterd en aan stukken over en op elkander geworpen in hoopen op elkanderen geslagen zijn, de hoekstijlen de kop, waarvan het geraamte op de onderste roede steunt en de beide zijdroeden benevens de as schijnen in hun geheel, maar de bovenste roede is in splinters afgeslagen.
Zoodanig een verschijnsel is met geen pen te beschrijven, en moet bij ‘t aanschouwen van de rondom verspreide splinters, stukken en brokken een ieder verbazen en verwekt een indruk, dat men met huivering en ontzetting aan een zoo geduchte kragt zoo vreeslijk in derzelver uitwerkselen, aangedaan word.
Van daar begaven wij ons naar de afgebrande schuur gelegen tusschen het langstek en dijkshoek bevonden het in alles daar, zooals wij bevorens schreven, S. Smeding verzogte ons op een kopje thee, maar bedankten hem; de tauxateurs begonnen dadelijk met de tauxatie, dog wij begaven ons tezamen met den boekhouder naar de Drie Romers verkwikten ons aldaar met eeten en drinken na ernstige deliberatie over den molen, wierd ik verzogt, om op de aanstaande vergadering op vrijdag eerstkomende, te rapporteren na naauwkeurig onderzoek aangaande de rook en brand van de molen tijdens het onweder opgemerkt, waarna de vergadering om half 8 uur scheide, ik reed met Hovinga, welke nog naar Stiens moeste en kwam half 9 uur te huis.
Ontzettende verschijnselen van dit geducht onweder hebben zich ook elders vertoond.
Blz. 61
Den 2 Junij, sedert de vorige schoon weder, dog hedenmorgen regen, thans droog afdrijvende wolken Noord W. wind.
Ingevolge mijne commissie om te onderzoeken naar de molen van D. Eekma te Wijtgaard, begaf ik mij gistermorgen derwaards; Eekma was niet te huis, maar de zoon geleide mij naar de molen, daar wees hij mij aan de N.W. stijl van het onderste huis, en de middelste scheering van het bovenste alwaar het eenigzins zichtbaar was, dat er brand geweest ware, hetwelke hij en de knecht nadat zij rook aan de molen opgemerkt hadden, met een of meer emmers met water uitgedooft hadden; van daar begaf ik mij naar de naaste buurman, deze berigte mij dat toentertijd niet te huis was, maar dat zijn arbeider gezien hadde, dat bliksem insloeg, het oog op den molen houdende na eenigen tijd, merkte dat er aan de molen rookte, en toen hij Eekma zoude waarschouwen, dezen zelf of zijne huisgenooten hetzelfde hadden opgemerkt, en zich dadelijk met emmers derwaards hadde begeven.
Toen begaf ik mij naar een ander buurman welke mij berigte: dat zij wel gezien hadden, dat men met water aan de molen hoosde, maar hoegenaamd geen rook hadden gezien.
Het resultaat van het een en ander is: dat brandschade niet noemenswaardig is; maar hoe de societeitsdirektie bij het uitbrengen van dit rapport, morgen daarover besluiten zal, weet ik niet.
Blz. 62
Hedenmorgen ontving ik een rouwbrief van den Heer Wageningen, kennis gevende van het haastig overlijden van wijl. zijn Ed. Vrouw, met wien hij 14 jaren was gehuwd geweest en hem 10 kinderen hadde nagelaten; het algemeen neemt zeer veel deel in het treurig overlijden dezer vrouw, zij was nog geen 40 jaren zijnde eene dogter van Domeni Crommelin predikant te Leeuwarden.
Den 4 Junij, droog en met N.W. wind vergezeld gaande weder.
Gisteren hadden de gecommitteerden ingevolge vorig besluit, te 1 uur in ‘s Lands Welvaren vergadering. De Heer Wageningen was afwezig, ik nam het presidium waar. Een kennisgeving aan de gecommitteerden van den Heer Wageningen nopens het overlijden van zijn Ed. huisvrouw werd door den boekhouder voorgelezen, aangenomen voor notificatie, en den boekhouder gelast den Hr. Wageningen wegens dit treurig sterfgeval, namens de gecommitteerden te condoleeren. Wijders werd door mij en den boekhouder rapport uitgebragt, nopens het verbrijzelen van den molen van D. Eekma en is daarop na ernstige deliberatie besloten bij de eerste oproeping den deelhebbers met derzelver adviesen en mening stellig te besluiten of de molen in dit geval vatbaar voor vergoeding is of niet? .
De brandschade van de afgebrande schuur enz. van S. Smeding is door de tauxateurs voorlopig aangegeven en bedraagt S.C. 5 a 2600 Gulden
Blz. 64*
en zullen bij de eerste gelegenheid aan den boekhouder het specifiek bedrag schriftelijk overgeven.
In aanmerking der brandschade, zal dezelve met 25 Cents per duizend omslag vergoed konnen worden, zullende ongeveer 11 a 1200 Gld. uit de kas te nemen, de gehele schade vergoed worden, waartoe besloten is.
Overigens nog over de belangen dezer societeit gesproken te hebben is deze vergadering om half 4 uur gescheiden.
Met de onlangs gehad hebbende regen en het daaropvolgende groeizame weder, zijn de landen wel veranderd, maar zoo niet dat er veel hoop is, op een goede hooioogst, vooral daar het nu eenige dagen zoo schraal weerd.
Het vee is deswegen zeer in prijs verminderd, over het algemeen wel tot 20 a 30 Gulden.
Den 7 Junij, het weder als voren, droog N. wind een ieder der boeren heeft rede zijne maaijers, ook wij maar wanneer wij beginnen te maaijen weet ik nog niet; elders is men rede begonnen ook de liezen worden hier gemaaid.
Opvolgende marcheren hier veel soldaten voorbij. Deze beweging ontstaat door de gedurige verandering van garnisoensplaatzen; het minsterij van Oorlog schijnt altoos daar reden voor te hebben, om de militairen geen bestendig garnisoensverblijf te doen genieten.
Tothiertoe hebben wij nog geen berigt van onzen kleinzoon Doeke, welke onlangs in dragondersdienst vertrokken is.
Blz. 65
Den 11 Junij, sedert de vorige tot heden onveranderlijk droog heldere lucht. N. wind.
Heden heeft mijne korf met bijen voor de eerst maal gezwermd, een fikse zwerm het gelukte ons voorspoedig, van de takken van een boom af te schudden en in een korf met een zoogenaamd vel voorzien, waaruit de bijen verleden Herfst uitgejaagd zijn op te vangen.
Heden was ik naar het gebuurte, om het werk van de bak op te nemen, de gravers zijn tot op 3 voet aan de diepte.
Het is bij het graven zoo bevonden als ik altoos vermoedde, namelijk dat de kerk bij het afbreeken van de spitse of westertoren veel ingekort is; men hadde moeite bij het graven van de bak door de fondamenten van dat gedeelte van de afgebroken of ingekorte kerk met houweelen door te breken, en bestond meest uit duivensteen, groote Friesche steen en balsteen en schil; men graaft veel menschenbeenen op; ook gebeenten in hun geheel eertijds in dat gedeelte der kerk zeer diep begraven geweest; van groote lengte.
Op het oogenblik rijden hier 13 a 14 rijtuigen voor bij welke ter begravenis geweest zijn naar Warga, van Marten Sjoerds Himstra een eigenerfde en bejaarde boer uit de Noodend onder Wirdum een zeer vermogend man uit den boerenstand van de Mennonietengodsdienst, het lijk is te scheep derwaarts gevoerd.
Blz. 66
Den 15 Junij sedert de vorige warm en droog. N. wind dog het weder scheen gisteravond tot verandering te neigen het weerglas zakte ook, maar het is heden schrok N.W. wind.
Onze kinderen Lijkle, Klaas, Akke en Klaaske zijn hedenmorgen 8 uur met den digten wagen naar het Noorderleeg of de Pollen gereden, om te zien hoe onze jongbeesten het daar hadden, en ofze ook groeiden. Van daar was het oogmerk om naar Vrouwenbuurt hun neef Lijkle een bezoek te geven, althans om den dag hier of daar, door te brengen.
De boeren maaijen reeds en de eerste zweelen, maar er is weinig hooi, en de fennen worden door de sterke droogte schraal, ook onze maaijers hebben heden onze 9 pondem. bij de trekweg afgemaaid.
Onze kinderen treffen het maar matig, het is wel droog maar de harde koude N.W. wind, vooral daar er zooveel stof op de rijdwegen stuift, is het niet aangenaam uit plaizier ook, zulk een reis te doen.
Den 18 Junij sedert de vorige tot heden nog altoos hetzelfde droog vergezeld afwisselende met eenig stof N.W. wind.
Eergisteren den 16 waren Pier Lettinga en vrouw en kinders benevens Jochum, Doekle Andringa en vrouw, hier gedurende den dag, aangenaam bij elkanderen geweest te zijn, vertrokken de vrienden naar Stiens om 7 uur, de huurders van de Kerkeplaats evennaastbestaanden, de eerste een dogter van wijl mijne outste en de laatste van wijl. mijne jongste zuster
Blz. 67
naar Wirdum om 9 uur, beide met een digten wagen.
Onze kinderen kwamen ‘s avonds tijdig van de Pollen te rug, onze jongbeesten waren zeer welvarende behalven het geld rier kondenze onder de menigte in een aldaar zeer groote uitgestrektheid weidende niet vinden.
De boter was gisteren marktdag 33 en de kaas 19 Gulden.
Den 23 Junij, sedert de vorige afwisselende regen, gisteren droog met zonneschijn, zoodat wij des nademiddags de rest van 9 pondemate zweelden, ook hebben wij het hooi op 2 weiden na van deze trekwegs 9 in alles 20 weiden te huis, 25 pondem. ligt er ongezweeld en 26 pondemate staat nog op steel.
Hedennacht regen en ook des voordemiddags vergezeld in de verte van donder.
Een onzer maaijers is Pruisische soldaat met verlof alhier, ook een onzer onleegtijders is vroeger Hollandsch soldaat geweest, tijdens de Belgische opstand was hij te Mastricht in guarnisoen, door de Belgen toen aldaar ingesloten.
Vroeger in mijne jeugd was het een seldzaamheid een soldaat uit eigen natie aan te treffen zijnde toen meest vreemd of aangewerfd volk of de zoodanige der landzaten, die nergens toe wilden deugen, en daarom voor een klein handgeld zich tot soldaat lieten aannemen; maar sedert de Fransche consistutie, bij de invoering der loting tot de militie, zijn eigen landzaten soldaat of soldaat geweest.
Blz. 68
Wij melden vroeger van zelfmoorden thans heeft zich de vrouw van den gepensioneerden Rijksontvanger Nikolaï te Augustijnsga met een koorde opgehangen eene vrouw van 66 jaren volgens eene advertentie in de courant. Zij hadde met elkanderen 33 jaren gehuwd geweest, zonder kinderen, en leefden niet wel met elkanderen, de man is een groot 76 jaren sliepen ‘s nachts in aparte kamers; des morgens vond men haar hangen en was reeds koud, zij hadde een briefje met het benoodigde geld over hare begravenis op de tafel geschikt. De man wierd gewekt en hem gezegd dat zijne vrouw hing en los moeste gemaakt worden; hij was in het minste daarover niet ongesteld, liet naauwelijks toe dat er vreemde in huis kwamen om haar te beredden, toen zij zeer vroeg op een morgen opgedragen werd, belaste hij aan de meid om de kamer wel te luchten en te poetsen opdat de stank eruit kwam.
Alle deze bijzonderheden vertelde mij mijne eene onleegtijder welke te Augustijnsga woont en welkers vrouw aan dat huis arbeidster was. Deze ontvanger en zijne vrouw waren gene Friezen, althans de vrouw was van Breda, hij was lang in dienst geweest, sedert zijn ontslag, was hij niet wel met het hoofd, hij woog in zijn fleur 260 oude Lb.
Blz. 69
Den 25 Junij heden droog echter betrokken lucht, gisteren sterke regen eergisteren is een paard onder Stiens van den bliksem doodgeslagen.
Heden zweelden wij, de 5 bij de trekweg, het hooi is niet fris met zulk een donkere lucht.
Er was gisteren nog veel zeevis op de markt tongen schelvis enz. uit zee steeds opvolgende aldaar ingevoerd wordende.
Ik mag gaarn op de vismarkt eens zien, alle dagen is er aal, snoek baars enz. voor de belanghebbenden aldaar te bekomen.
Den 27 Junij droog dog afwisselende betrokken lucht het is herfstweder. Gistermorgen reden wij naar de kerk, de spooren stonden vol water, het was evenals bij den Herfst; des nachts was er buitengewoon veel water gevallen vergezeld met afwisselende storm, gister was het afwisselende zonneschijn en droog vergezeld met harden wind, zoodanig dat wij soms bezorgd waren, dat de wagen mogte omslaan.
De boeren in het algemeen, houden de maaijers te rug, ook heb ik onze maaijers werk gegeven om het hooi, dat wij Zaturdag zweelden uit te spreiden en te droogen.
Verleden vrijdag was de markt vol maaijers en onleegtijders, maar zeer weinigen van de onleegtijders wierden besteed, van de maaijers misschien geen een het invallende onweder houdt een ieder te rug; dagelijks ziet men zwermen onweersvogels.
Blz. 70
Bij den voortgang der afscheiding, en het stichten van talrijke gemeenten, staan er van tijd tot tijd aanzienlijke mannen op, welke zich over de Haagsche Synode zeer beklagen, als steeds inbreuk makende op de leer der Gereformeerden Kerk, dog alle klagten oefenen geen invloed uit op de Synode, ook dat adres niet van Moreës met duizenden van onderteekenaren; maar de Synode trekt de besluiten van 1816, en de daaropvolgende reglementen, benevens het rapport op het adres van Moreës (1841) een schaapskleed aan, hetwelk thans weder door zeven zeer aanzienlijke mannen uit den Haag leden van de Hervormde Kerk waarvan in hooge staatsbedieningen, op een zeer bescheidene wijzer opgeligt wordt, waardoor het doel en de handelingen der Synode in een zeer ongunstig licht geraaken, vragen ten slotte ongekunsteld van de aanstaande Synode:
- handhaving van de waarheid des Evangeliums, en als een middel handhaving van de formulieren van eenigheid
- openbare afkeuring van het tijdschrift Waarheid en liefdeuitgegeven door 3 theologische professoren, als strijdig met de leer onzer hervormde kerk
- protest tegen het besluit op het lager onderwijs: als strijdig met de Christelijke godsdienst
- revisie der kerkelijke reglementen als (a) betrekkelijk de kerkelijke tucht enz. (b) Synode (c) classen (d) kerkeraden (e) ouderlingen.
De inhoud van het adres dezer 7 mannen is over de formulieren, de akademische opleiding der predikanten, het onderwijs en het kerkbestuur.
Hoewel over de daad der afscheiding niet eens, geven zij echter de afgescheidene gaarn: de broederhand.
Blz. 71
Den 6 Julij, sedert de vorige onstuimig opvolgende harden wind, donder enz. zoodat de aanvang van Julij meer herfst dan zomerweder teekend; de onleegtijd gaat langzaam voorwaards, heden zwelen wij de rest van de 8, de stekel 9 ligt gemaaid en dit is ons laatst van de eerste winning, het voorgeweide staat nog en indien wij het land konnen missen dan willen wij bij welzijn de 5 en 8 namaaijen; het hooi wordt tothiertoe zeer zwaar gewonnen.
De poldermolenaarsvrouw op Schenkeschans heeft zichzelven verdronken, alweder een proef van een helsche verbijstering, alle deze zelfmoorden bewijzen dat de natie opvolgende bedorvender wordt, die den Heere vreest zal in deze duivelstrik niet vallen, maar verlost worden van den boozen.
Den 9 Julij, sedert de vorige afwisselende regen; zoodat wij een gedeelte van de 9 zweelden, het grootste gedeelte daarvan ligt nog, heden staat de lucht ook niet gunstig.
Gistermorgen van 5 tot 7 uur zonsverduistering bij ons zichtbaar, de lucht was betrokken evenwel gebroken, zoodat men afwisselende de zon nu en dan konde waarnemen, op het hoogst der verduistering was hij ongeveer tot op een kwartier maan afgenomen, in een eeuw schreven de couranten, hadde er zulk een schoone Eclips niet bestaan.
Blz. 72
Den 11 Julij, allerschoonst zonneschijnweder, heden hebben wij de rest van de 9 Pondem. gezweeld en hoopen vanavond dit hooi ook nog binnen te krijgen en vooreerst hiermede gedaan.
Wij hebben alzoo van 51 Pondem. 120 weiden gewonnen.
Heden was ik op de geconvoceerde vergadering van ons Friesch Genootschap tegenwoordig. De vergadering was talrijker dan ik dezelve nog heb bijgewoond; trouwens jaarlijks neemt het aantal leden toe.
De vergadering door den voorzitter den Heer Eversz geopend zijnde las de secretaris de notulen der vorige vergadering en werden goedgekeurd, benevens het verslag over de bijeenkomsten van 1841, hetwelk met eenige wijziging ook goedgekeurd wierd, twee aftredende leden des Bestuurs den Heer Boelens burgermeester te Leeuwarden en den Heer Sminia grietman over Tietjerksteradeel werden herkozen, waarna de Heer J. van Leeuwen griffier bij het Provinciaal Geregtshof van Friesland eene voorlezing hield over de geschiedenis van vroeger en later volken der wereld en bepaalder van Europa in verband met onze vaderlandsche en bepaalder der Friesche geschiedenis waaruit een der beroemdste mannen des levens geschiedenis in staats en krijgsdiensten den beroemden Goslinga, vermeld hebbende, deze redevoering besloot.
Blz. 73
Vier buitengewoone waar onder den Heer Groen Prinsterer te ‘s Gravenhage en vier gewoone leden werden bij ballatagie aangenomen, nog eenige voorstellen onder anderen om Eize Eijsinga met een gedenkteeken ter nagedachtenis te vereeren, alsmede om de winteravondvergaderingen te magtigen, om leden voor het genootschap admitteeren, wierden om daarover te besluiten, tot de volgende vergadering uitgesteld, waarna deze vergadering gescheiden wierd. Ik kwam te 3 uur te huis.
Den 12 Julij allerschoonst zacht weder heden in den vroegen morgen donder vergezeld van regen.
Wij zijn begonnen te dongen, de onleegtijders werken mede bij daghuur.
Een groot corps soldaten marcheren hier door misschien, een kleine route tot Wijtgaard en dan weder te rug; het trommen en krijgsmusiek in de Stad, was hier in den vroegen morgen zeer hoorbaar een afstand ten noorden van een groot halfuur, zoo golvend over het veld, wordt het gehoor daarvan verrukt.
Na eene afwezigheid van een paar uur marcheren de soldaten naar de Stad weder te rug, het is thans 10 uur, de lucht is zeer broeijig, misschien dat wij heden wel onweder krijgen.
De meeste boeren zijn thans midden in onleegtijd, velen zijn voornemens na te maaijen, ons toeleg is om 22 pondem. na te maaijen, als wij daarvan 50 weiden mogen winnen, dan hebben wij nog maar schaars hooi.
Blz. 74
Den 16 Julij, droog sedert de vorige ook heden koude N. wind, de broeijige lucht de vorige gemeld veranderde ‘s nademiddags toen in een koude of althans drooge luchtgesteldheid.
Door de sterke droogte wordt de vochtigheid niet alleen uit het aardrijk maar uit slooten en wateren zeer opgetrokken, zoodat de slooten droog worden, en als dit aanhoudende blijft, de beesten eerlang niet meer in eigen landen zullen te houden zijn, onder de boerenstand is er geen grooter last, dan het vee verstrooid over de velden loopt.
De Leeuwarder kermis heeft voor een paar dagen ook aangevangen, dog het schijnt dat er niet veel te doen zal zijn, althans geleek mij dit gisteren marktdag, zoo toe.
De onleegtijd neemt met het droge weer een voorspoedigen voortgang voor diegenen welke laat begonnen zijn te maaijen, dog ook daardoor meer hooi winnen.
Het vee in alle soorten, ook de schapen en varkens, zijn zeer goedkoop; en komt wekelijks zoo ook gisteren veel vee ter markt; trouwens bij gezonde tijden, zooals wij thans mogen genieten heeft ons gewest een overvloed van vee, en als hetzelve naar buiten niet getrokken wordt, moet het voor binnenlandsche handel wel goedkoop zijn, elk heeft meer dan hij noodig heeft.
Blz. 75
Den 19 Julij sedert de vorige zonder afwisseling sterke droogte met heldere zonneschijn.
Gisteren kregen wij de ruigscherne uit, zonder veel moeite naar onze verstafgelegene landen in vergelijking van verleden jaar, toen werden wij tot 3 of 4 malen door den regen verhinderd om voort te werken ook door de holle spooren was het bijkans onmogelijk voor de paarden om de wagens te trekken en thans konnen wij naauwelijks merken, waar de spooren zijn.
Gisteren reden hier zeer vele rijtuigen voorbij naar de Leeuwarder kermis, wordende op dezen eersten maandag der kermis altoos geharddraafd, velen hebben daaraan een groot genoegen, ook onder het boerevolk, en stellen er doorgaans een sterke prijs op, om deze paardejagerij bij te woonen; bij de terugreis kan men veelal merken, dat de harddraverij veel invloed op de aanschouwers gemaakt heeft, want dan jagenze met een onstuimigheid vaak te rug, dat de voetgangers dikwijls sidderen, omdat zij vrezen overgejaagd te zullen worden; dezer wijs kan men zien, hoe dat de handelingen, bedrijven en vertooningen der kermis de menschen, vooral de jeugd en jonge lieden, zoo zeer tot zinnelijk genot geneigd, de zinnen verbijsterd tot ijdelheid aanvuurd, en daardoor geheel vermeesterd,
Blz. 76
in den stillen huislijken kring en tot de dagelijksche bezigheden wedergekeerd zijnde, alle lust en leven verdwenen is, en eenigen tijd noodig heeft, eer men weder tot zichzelven komt. IJdelheid der ijdelheden het is al ijdelheid.
Ik moet hedennademiddag naar de Stad, waartegen ik nu al opzien; dagelijks zijn mijn gewoone bezigheden, mijn volk in de voorhanden zijnde werkzaamheden in de boerderij bevelen te geven en te besturen, zonder een voet van het hornleger te wijken, hetzelve om te wandelen afwisselende te lezen en als het mij lust: de gewoone aanteekeningen van meer en minder belangrijke zaken bij te houden, vooral des morgens; na den eeten overvalt mij dikwijls onder het lezen den slaap, bij het aankomen leg ik boek en pijp neer, en zit dan min of meer een uur, in mijn armstoel te sluimeren en zonderling, des nachts ben ik op den zelfden tijd ongeveer ook zoo lang wakker.
Den 23 Julij, sedert de vorige afwisselende regenbuijen, en hoewel het nu en dan regende en sterk regende, kan men naauwlijks merken dat er regen gevallen is, zoo droog is het aardrijk.
Wij zijn heden begonnen de 9 bij huis te maaijen welk voorgeweid is. De klaver is er overvloedig selden heeft men jaren dat de klaver over het alge-
Blz. 77
meen zoo overvloedig is, weid en miedlanden zijn daarmede voorzien.
Ik heb thans weder 3 korven met bijen twee zwermen waarvan de eerste rede de kost heeft. Ik hadde hoop dat de korf voor de derdemaal zoude gezwermd hebben, maar hij heeft met 2 opgehouden, en dewijl de moederkorf rede zeer oud was, heeft Johs schipper der bijen kundig, de oude korf uitgebroken na alvoorens de bijen in een nieuwe korf te hebben doen overgaan, zij zijn in hunnen nieuwe wooning wel tevreden en rede werkzaam. Wij vermaken ons met de honing l.l. 20 lb.
Den 25 Julij, sedert de vorige altoos droog, donkere lucht.
Ik heb een sloot besteed te slatten bij de trekweg a 4 St. de roede, alwaar ons buurmans beesten door waadden ook slatten de sloot bij de ijster anders zeer van water voorzien, maar thans zoo droog dat ik met muilen daar in en door wandele, ik laat deze slatmodder ineens over het land brengen en slechten.
Wij zijn op woensdag den 27 dezer bij Pier Lettinga te Stiens verzogt, indien het goed weder blijft zijn wij voornemens derwaards te reizen.
Den 28 Julij afwisselende stof en regenbuijen en droog, ten gevolge daarvan hebben wij ongeveer ¼ gedeelte van ons thans gemaaide 9 pondemate gezweeld, er is goed hooi op, als wij het maar goed winnen mogen, het tegenwoordige is zwaar.
Blz. 78
Gisteren den 27 ingevolge uitnoodiging reed ik om half 9 van hier met 2 mijner dogters en Wijger zijne vrouw, welke hare zuster getrouwd aan de chirurgijn Vlaskamp te Stiens en wij Pier Lettinga zouden bezoeken.
Onze maaijers hadden mij gezegd dat er ‘s morgens even voor 4 uren een sterke brand in de Stad geweest en de klokken geklept hadden, zonder veel daarover na te denken, dewijl gemeenlijk een ontstane brand in de Stad spoedig geblust is, zoo ook deze brand om 5 uur rede opgehouden hadde, maar nog wel rookte.
Wij kwamen dan om 9 uur in de Stad en merkten nogal eenige beweging van menschen op de Wirdumerdijk, maar schreven dit aan den laatsten woensdag der kermis toe, waarvan nogal vele lieden in dien morgenstond gebruik maken, wij reden dan zonder erg verder, en kwamen tot nabij de waag, alwaar wij in de nabijheid een ontzettende menigte ontwaarden, wij konden niet doorrijden, maar moesten te rug, en hoorden dat alle de kramen op de zoogenaamde lange pijp bijna 40 stuks en voorzien van de kostbaarste goederen, in een groot uur ja in een oogenblik tijds een prooi der vlammen waren geworden zonder eenigen tijd te hebben iets te redden, echter zonder verlies van menschenlevens, maar velen in hun nachtgewaad en alzoo nakend even tijd hadden in de tegenoverstaande huizen welke mede in groot
Blz. 79
gevaar waren of naar elders vluchten beschreijende en bejammerende hun verlies welke zij geleden hadden.
Wij hoorden en zagen dit met ontzetting de Stad was beroerd een korps soldaten kwam ons tegemoete, om deze zoo noodlottige plaats te bezetten, diefstal en ongeregeldheden te weeren.
Wij reden dan weg en kwamen half 11 bij Lettinga´s alwaar mijn broeder en zijne vrouw, mijn zwager eertijds aan mijne wijl. zuster IJtje, getrouwd en nagelatene zoon Doeke benevens zijne vrouw ook kwamen, men hadde het ongeluk in de Stad gebeurd rede gehoord, en waarop wij misschien wel eens te rug komen; na aldaar gedurende den dag aangenaam bij elkanderen geweest te zijn, vertrokken wij, mijn zwager was eerder vertrokken zijnde ouderling te Hallum, om een comparitie over het beroepen van een predikant, wijl die plaats vacant was, bij te woonen, om 6 a 7 uur te Stiens alwaar wij Wijger zijne vrouw opnamen en kwamen groot 8 uur behouden en wel te huis.
Men hoort thans veel van onrust onder de volken, vooral in Engeland onder de gemene stand, maar ontzettende zijn de opvolgende berigten van Brand in Duitschland en elders, steden en vlekken branden geheel of ten deele af, deze verschrikkelijke onheilen wordt aan brandstichten toegeschreven. Een Engels kapitein hadde men te Amsterdam gearresteerd welkers schip met veel buskruid was voorzien, schoon men voorgaf met traan geladen te zijn.
Blz. 80
Den 3 Aug. sedert de vorige droog en uitmuntend weder, wij hebben de 9 gezweeld en daarvan 27 weiden in huis, in alles hebben wij 147 weiden gewonnen en moeten nog 13 pondem. nieuwgras maaijen.
Ik bezogte den 1 mijn broeder op de streek en mijne zuster te Wanswerd. Pier Lettinga, Hendrik Huizinga Doeke Memerda en vrouwen, waren ook bij broeder genoodigd en aldaar tegenwoordig, ik reisde des morgens derwaards met het 9 uur schip en vertrok ´s avonds met het half 6 uur schip en kwam om 9 uur weder te huis.
Gisteren hadden wij gecommitteerden van de Brandsocieteit te Wirdum vergadering, om de nieuwe polissen te teekenen en het tarif van vee hooi en granen te arresteren; de bevorens provisioneele besluiten aangaande het vernielen van D. Eekma molen, door den bliksem en van het vernielen van Sije Annes molkenkelder op den 19 Jan. 1840 ook toen door een onweder met harden wind vergezeld gaande, veroorzaakt, werden bekragtigd, namenlijk om de deelnemers bij eene eerstvolgende vergadering te doen beslissen, of zoodanige voorwerpen zonder brand door den bliksem vernield volgens de wet en reglement ook vatbaar waren voor vergoeding of niet?
In de aanteekeningen van 1840, staat dit ongeluk aan de huizinge en schuur van Sije Annes van Wijngaarden, breedvoerig vermeld.
Blz. 81
Den 8 Aug. Sedert de vorige altoos sterke droogte heden veranderlijk, stofregen.
Gedurende deze dagen is er veel koolzaadstroo voorbijgereden, nimmer was het zoo schoon en blank, maar ook zoo duur van de 4 tot 7 a 8 Gulden de weide. Verleden Zaturdag konde ik een paar weiden voor 9 Gulden van Vrouwbuurt gehaald hebben, maar omdat wij turven moesten, heb ik daarvan afgezien.
Wij hebben toen 108 ton a 13 St. van de buren afgehaald, en troffen het zeer schoon, mooi weder en een drooge dijk.
De vrouw van Domeni van Achlum en kindertjes zijn bij de familie alhier uit van huis, Domeni is hier verleden week ook geweest, maar is Vrijdag vertrokken omdat hij gisteren te huis moeste prediken, misschien dat hij morgen te rug komt.
Als een bijzonderheid wordt verteld, dat een zeker Kramer tijdens de brand te Leeuwarden, aan een dienaar der Justitie, een kistje met een aanzienlijke somme geld uit de brand had overgereikt, maar bij het te rug nemen, was de man met het geld te zoek. Hij klaagde daarover en kende de man niet bij naam, men liet alle dienaars voor hem brengen, en hij wees den man aan welke hij het geld gegeven hadde, men zond een paar dienaars aan deszelfs huis en deze bragten werkelijk het geld te rug, waarop deze schurk Starkenburg genaamd terstond in verzekerde bewaring genomen werd.
Blz. 82
Het verschil in de kerk is nog ernstiger dan bevorens; de adressanten bevorens gemeld zijn door een menigte regtzinnige predikanten ouderlingen en gemeenten in ons vaderland met hunne genoegzame gelijkluidene adressen aan de Sijnode in hunne klagten en verzoeken gesterkt; maar daartegen zijn een menigte Friessche predikanten uit alle classen misschien meer dan 1/3 ook van elders, met adressen aan de Sijnode opgekomen lijdende geen de minste veranderingen in de thans bestaande regten en verordeningen in de Kerk, zoo heeft het voor en tegen wel in aanmerking genomen, de Sijnode in hare besluiten van 1841 op nu en voor altijd besloten te volharden, waardoor de voorstanders van de ware Gereformeerde Godsdienst voor altoos van de Sijnode afgewezen zijn.
Wat gevolgen het een en ander zal hebben zal de tijd leeren.
Den 11 Aug. heden zeer harden zuidenwind dog droog, de Straatweg, en andere dijken en wegen, welke door de langdurige en sterke droogte, met diepe moude voorzien zijn, stuiven evenals of de rook daarvan opgaat, of een hevige sneeuwjagt des winters het zien verduisterd misschien een voorteeken van regen.
Gisteren en eergisteren was het Wirdumer kermis en buitengewoon warm, ik was de eerste dag bij mijn zoon, alwaar Sije en vrouw ook waren, en mijne kinderen op den tweeden dag aldaar. De kermis beteekende
Blz. 83
niet veel, evenwel waren van elders op den eersten dag der kermis een aanzienlijk aantal rijtuigen, om bij vrienden en bekenden bezoeken af te leggen. Gisteren was het een dag voor jong volk en kinders.
Door het warme en schoone weder zijn de bijen buitengewoon werkzaam geweest, de korven zijn zeer zwaar geworden; want er is overvloedig klaver en vooltjebloemen. Heden voor 8 dagen bragt mij een vreemde grasmaaijer een kleine nazwerm ik gaf er hem 15 Stuivers voor, deze heeft insgelijks buitengewoon werkzaam geweest, zoodat deze korf thans al met eenige ponden honing voorzien is, ik heb dan thans 4 korven, waarvan 2 uitmuntende, de derde welke uitgebroken is, heeft nagenoeg ook weder de kost, maar de kleine of de 4de zal misschien bij de herfst uitgejaagd moeten worden, trouwens daar is ook niet veel aan verbeurd.
Domeni van Achlum is eergisteren weder terug gekomen, het zeggen is, dat zijne vrouw en kleinen met hem, heden hier komen.
Ons predikant heeft voorleden Zondag in eene daartoe opzettelijke leerreden, de jonge lieden benevens elk en ieder, ernstig tegen de ijdelheid der kermis gewaarschuwd; wat invloed deze leerreden over het algemeen gemaakt heeft, heb ik nog niet gehoord schoon mijne kinderen daar geweest zijn, deelen zij juist niet in het zingen en springen, in de herbergen aan te zitten en de ijdelheden aldaar gepleegd wordende, voor te staan of voort te zetten.
Blz. 84
Den 16 Aug. sedert de vorige tot heden buitengewoon droog en warm, zoodanig dat men door de hitte der zon, de schaduwen en koelste plaatsen betrekt en zich zooveel mogelijk daar ophoudt.
De lucht is nog t’elkens met drooge en afwisselende wolken voorzien, behalven gisteren was het gedurende den gehelen dag een onbewolkten hemel.
Domeni van Achlum is vrijdag vertrokken gisteren te rug gekomen en hedenmorgen met de deliciance naar Groningen vertrokken. Zijne vrouw en kindertjes zijn steeds hier bij de familie.
Het aardrijk is zoo droog en dor, dat de landen welke gemaaid moesten worden, niet gemaaid kunnen worden, de maaiers loopen eruit.
De varkensziekte heerscht thans elders en ook vrij sterk onder Wirdumer behoor, er sterven veel. Misschien heeft de sterke hitte veel invloed tot deze ziekte.
Den 20 Aug. sedert de vorige nog altoos dezelfde droogte en hitte, vooral gisteren was het buitengewoon heet tot laat in den avond, wanneer de lucht eenigzins betrok vooral in het Oosten vergezeld van zachte donder, en hiermede eindigden de hondsdagen hedennacht heeft het een en andermaal een weinig geregend, dog heden is het weder wel eenigzins veranderd met afdrijvende wolken, dog droog, de zon steekt in de lijte nog even sterk. O! het aardrijk dorst naar water.
Blz. 85
Gisteren marktdag, dog het was om de hitte bijkans niet in de Stad te harden, wij waren met de digten wagen, en na de bootschappen verrigt te hebben, spoedden wij ons spoedig naar huis.
De Koningszweep, zoude ook verharddraafd worden, er was om deze plechtigheid bij te woonen zeer veel volk in de stad met rijtuigen, althans passeerden hier buitengewoon rijtuigen voorbij ook in den avond weder te rug; maar omdat ik juist geen liefhebber van harddraven ben en omdat het zoo warm ware, was ik veel liever te huis.
Er was veel vee ter markt in alle zoorten ook vele schapen en varkens, van de prijzen heb ik niet gehoord, zeer waarschijnlijk goedkoop. De aardappels blijven duur, de korf 25 Stuivers.
De slatting van slooten en publieke vaarten neemt dagelijks voortgang, onder anderen is de Wargastervaart vanaf de Ægumer vaart tot voorbij de Hempenser of tot aan de Hempersermeer althans tot aan Leeuwarderadeel besteed te slatten voor ƒ 13825-:.
De kinkhoest openbaart zich hier en elders onder de jeugd, ook mijn kleinste jongetje schijnt zich in de beginselen daarvan te openbaren.
Onze kinderen waren eergisteren met de digten wagen naar Hallum en bezogten aldaar onze zwager H. Hettema.
Blz. 86
Den 22 Aug. schoon zoo heet en warm niet als bevorens is het nog even droog, ook heden, schoon de lucht gisteravond eenigzins betrokken was, is het in den morgenstond thans weder bijkans heldere lucht.
Het aardrijk dorst naar water eenige landen zijn hier, misschien elders veel meer, van de eerste classe zoo dor als midden winter. Daar komt nog bij dat de meeste slooten uitgedroogd zijn, en de boeren de beesten bezwaarlijk van drinken konnen voorzien. Wij zijn ten deezen nog niet de ongelukkigste, de gragt om het hornleger is wel van water voorzien maar ook hebben wij nog een kleine sloot waarin een soort van dobbe, welke ik voor een paar jaren hebbe geslat, deze is nog van helder water voorzien, en zoude nog wel drinkbaar zijn, maar onze bakken zijn tamelijk van water voorzien.
Indien wij verleden jaar op het denkbeeld gebragt waren om een bak bij de kerk te maken zooals wij onlangs gedaan hebben, dit zoude thans van een onberekenbaar nut voor de Wirdumer ingezetenen geweest zijn; hoewel de bak sedert de 1 Aug. thans geheel afgedaan is, moet dezelve nog de proef uitstaan, trouwens het heeft in al dien tijd niet geregend behalvens onlangs een weinigje, maar ofschoon de bak thans ook vol water ware, zoo zoude om derzelver nieuwheid het water niet bruikbaar zijn. Het is een zeldzaamheid, dat men nooit bevoorens
Blz. 87
op het denkbeeld gebragt is om een bak bij de kerk te maken, daar de kerk in vroegeren tijd zeer rijk was, en dezen uitgaaf ongemerkt konde lijden, ook tijdens mijne administratie hoewel in bekrompener omstandigheden, daar niet aan gedacht hebben.
Doch het schijnt de stigting van een nieuwe bak bij de kerk voor het jaar van 1842 bewaard te zijn, zonder vooraf daartoe opgewekt te zijn of voorbereiding, stelde ik bij eene zekere vergadering in het voorjaar, mijn confrater voor dat het wel nuttig zoude zijn een bak bij de kerk te maken, deze stemde mij toe, en wij kwamen staande die vergadering tot een besluit om een ruime bak te laten maken, zooals thans ook volkomen dit werk tot stand gebragt is.
Als een bijzonder iets moet ik nog aanmerken dat er volstrekt geen behoefte van water was toen wij dat besluit namen, nog veel min voorzagen: dat er zulk een droog jaargetijde aanstaande ware. Wij hoopen en wenschen dat deze onze bemoeijingen voor der Wirdumer ingezetenen in tijden van behoefte gezegend mogen zijn!
Den 23 Aug. evenals voren, warm heldere lucht. Indien het zoo droog niet ware, dan zoude men geen beter weder konnen wenschen, behalven dat de hitte eenigzins getemperd ware.
Blz. 88
Het is in den morgenstond heden zeer warm een heerige lucht, sterke nachtdaauw en buitengewoon hoorbaar, de klokken in den omtrek zijn als het ware in nabijheid, zeer hoorbaar.
De jongens ontdekten in een der slooten in onze plaats een dopke water en hebben met de hekkel daaruit 7 aalen gehaald waarvan de grootste misschien derde half oude lb.
De vis sterft dus en wordt in menigte hier en elders uit de slooten gevangen, welke zeer vischrijk waren vooral op het nieuwland, maar met deze buitengewone droogte alle de visch vooral de snoek gedood worden, welke sedert 1819 toen het ook zoo droog ware, aangegroeit, in de beste slooten overvloedig van voorzien waren, niettegenstaande men t’elkens in het voorjaar met strikken daaruit ving. Men heeft ze thans ter zwaarte wel tot 7 oude lb. gevangen, behalven een menigte aal.
Ons gelukte het dan ook, zeer toevallig een best zood dikke aal te vangen.
Wij hebben thans den timmerman Johs. Brinksma welke sedert een menigte jaren altoos onze timmerman is, om reparatien aan deuren en vengsters te doen behalven ander reparatien; deze man heeft in het voorjaar na jaren sukkelens zijne vrouw verlooren, een zoon en eene dogter heeft zij hem nagelaten, menschen van middelbare jaren; zij was een beste naaister, waarbij onze meisjes ook het naaijen geleerd hebben.
Blz. 89
Den 24 Aug. Gisteren gedurende den dag tot laat in den avond zoo warm als het nog geweest is. Heden weder hetzelfde warme weder, hoewel de lucht gister afwisselende bewolkt ware is het hedennacht weder opgeklaard.
Gisteren was neef Draaisma en vrouw benevens hun zoon en vrouw, bij onze kinderen in de buren te gasten, ook was mijn zoon de Domeni van Groningen te rug en vrouw ook aldaar, ik reed des middags met ons Akke, Klaaske en Hanna ook derwaards; mijne dochters waren gedurende den dag bij mijne vrouws broeder welke met zijne vrouw en dogter ook in het gebuurte woont, en ik bij mijne kinderen bij Wijgers n.l. na gedurende den dag bij elkanderen geweest te zijn vertrokken de Achlumer vrienden ‘s avonds 7 uur met den digten wagen met 2 paarden bespannen, en om 8 uur kwam onze wagen ons afhalen. Domeni en zijne vrouw bleven nog te Wirdum.
De weersgesteldheid door Herschel in den beginne dezes jaars, gedurende 1842 van maand tot maand aangekondigd en in de maand Januarij door ons aangeteekend is over het geheel misgerekend, vooral deze maand Augustus, welke door hem over geheel zeer onstuimig bepaald wordt, heeft men nooit bestendiger en als het zoo warm en droog niet ware, nooit mooijer weder gehad, blijkens onze aanteekeningen; wij houden het dan daarvoor: dat de weersgesteldheid nimmer vooruit bepaald kan worden ofschoon Herschel ofschoon des anderen waarnemers
Blz. 90
welke met lijf en ziel, om zoowel bij nacht als bij den dag zich erop toeleggen waarnemingen te doen en in vergelijkingen brengen met de weersgesteldheid van voorgaande en vaak zeer vroegere jaren, en daaruit bepalingen en besluiten afleiden, tot de weergesteldheid van toekomende langer of korter tijden, totnogtoe altoos misgezien gerekend en onjuiste gesteldheid bepaald hebben en dus nimmer tot zekerheid zullen konnen geraken. Neen! dit geheim is alleen in het Godsbestuur der Wereld en aller dingen gegrond, en zal van geen aardbewooner hoe diep de werken der schepping ook bepeinst opgevoorscht doorgezien en nagespoort te hebben tot de toekomst gebragt konnen worden, om daarin de toekomst te zien en tot zekerheid te konnen geraken.
Den 25 Aug. warm evenals bevorens buitengewoon; de hitte dezer maand, schrijft men, staat gelijk met de hitte van Oostindien; op den nademiddag wordt de lucht eenigzins betrokken, maar helderd in de kimmen weder op, zoodat de hoop van regen, daarmede ook weder verdwijnt.
Niettegenstaande de droogte wordt in den omtrek dagelijks nog veel hooi ingezameld, indien wij ons land niet bedongd hadden, dan konden wij thans ook dat nieuwgras wel maaijen, maar wegens de dong niet, deze moet eerst door regen zacht geweekt worden.
Het staat er met de boerderijen niet best voor, wij hebben geen genoegzaam voorraad van gras, de beesten worden ongerust, wij melken maar 7 emmers melk en moesten thans 10 a 11 emmers melken.
Blz. 91
Den 27 Aug. het weder als voren, even warm dog afwisselende afdrijvende wolken en eenigzins betrokkene luchten, vergezeld gisteravond en hedenmorgen van een weinigje regen, de straaten waren een weinigje iets meer dan een overvloedigen daauw nat. Vette betrokkene luchten vertoonen zich afwisselende, maar verdrijven even spoedig.
Hedenmorgen zijn hier troupen soldaten verlofgangers doorgemarcheerd naar de Stad om van daar naar hunne haardsteden te rug te keeren.
Ik was met den digten wagen hedenmorgen even naar de Stad om boodschappen te doen, op de terugreis reed ik 4 zoodanige verlofgangers voorbij deze vroegen mij ernstig om mede te rijden, ik nam hen in, en reeden ongeveer van het tolhuis tot aan onze reed, stapten toen uit en bedankten mij zeer deze waren van Groningen gekomen, en moesten naar Woudsend en Balk, zij hadden blaren onder de voeten van het marcheren.
Gister was er veel vee ter markt, men zegt datze zeer goedkoop waren vooral de midden en laagste soort, de handel in varkens, welke zeer overvloedig waren, scheen mij toe levendig te zijn, van de schapen, welke mede overvloedig waren, weet ik niet; want ik hield mij daarbij niet op.
De boter was 38 Gulden, de veel verminderde kwantiteit, doet de markt rijzen; de aardappels 1 Guld. men vermoedde een goeden oogst, maar wegens de droogte wordt men daar ook in teleurgesteld.
Blz. 92
Den 29 Aug. even warm en droog als voren niettegenstaande de lucht gister nademiddag betrok met zware wolkens vergezeld in de nabijheid en wijders ten Oosten, en Zuidoosten, donder en misschien veel regen, dog hier viel t’elkens een weinig druppen, hoewel de lucht hier betrokken overdreef en scheide, scheen het dat de gesteldheid der lucht alhier t’elkens ijlder werd, daar het op wijdere afstanden in den omtrek de voorwerpen voor ons door den regen verborgen werden.
Gisteren nademiddag kwam ons kleinzoon Doeke Hettema met groot verlof ons bezoeken hij hadde sedert den 25 mei door ons bevorens gemeld te Deventer als dragonder in dienst geweest, en dagelijks in den dienst te paarde geoefend geworden, den 25 dezer was hij met anderen vertrokken, en hadden hunnen pas aan den Commandant te Leeuwarden uitgereikt om daar de noodige pas om naar huis te reizen heden te ontvangen, en is hedenmorgen van hier vertrokken. – Hij hadde geen de minste ongemakken gedurende dezen dienst en in het heenreizen en op de terugkomst geleden, hij zag er gezond uit, anderen waren de voeten met blaren.
Mijne kleinste zoon Sijtze laboreerd aan de kinkhoest, het treft hem sterk in de aanvang en is ook zieklijk of koortsig, Klaas welke ook door deze ziekte aangetast is, schijnt zoo erg niet.
Blz. 93
Den 30 Aug. hedenmorgen een zachten regen. Door de ongesteldheid van mijn kleine jonge waren ons volk hedennacht op, gedurende was de lucht betrokken vergezeld van weerlicht en donder, maar even dit alles is het heden en gedurende de vorige dagen meest zeer stil; hoelang deze zachte regen aanhouden zal, moet de tijd leeren.
In plaats van ons 8 te maaijen, hebben wij de beesten erin gejaagd, onze buurmans vee weiden steeds als wij ze er niet uitjagen in dit land, ook gedurig vreemden, wij hebben er een hoeder bij, het een en ander heeft ons belet te maaijen, en genoodzaakt ons eigen vee erin te brengen. Niemand heeft totnogtoe geen de minste last van ons vee, niettegenstaande alle de slooten uitgedroogd zijn. Men gaat het veld door regt toe, regt aan, zonder eenig beletsel.
De regen houdt op, de lucht wordt ijlder, de gooten hebben een weinig geloopen, de lucht staat in het Z.W. nog zeer betrokken; maar men vreest, dat er niet veel regen van komen zal.
Ik schreef het bovenstaande in den morgenstond thans op den voormiddag heeft den regen of regentje toen geheel opgehouden, schoon de lucht met wolkens bezet is, heeft men heden waarschijnlijk op regen het overige van den dag niet te hoopen, O! hoe verlangt men naar regen! Wij leeren zoo onze afhanglijkheid.
Blz. 94
Den 31 Aug. veranderlijk N.W. In den zeer vroegen morgen, heeft het buitengewoon geregend, vergezeld van een zeer harden windschuir toen de regen ophield; gedurende het voormalige stille weder, was het nu en dan voor een oogenblik niet ongewoon zulke windschuiren op te merken.
Het weder begint thans 9 uur zeer open te worden met afwisselende zonneschijn; de gemelde regen heeft nog vrij wat water voortgebragt in de slooten blinken plassen water; wij hoopen en verlangen naar meer, het aardrijk is voor ditmaal zeer verkwikt.
Vijf uur op den avond, afwisselende buijen, het begint er meer herfstachtig uit te zien, en veel koelder te worden.
Herschel zegt dat de gehele maand September zeer mooi zal zijn, de tijd zal leeren hoeveel hij daarvan geraden heeft, ik zeg geraden; want de maand Augustus, was geen enkel woord waar dat hij wegens de weergesteldheid daarvan voorspelde, zooals wij bevorens melden.
Den 3 Sept. Sedert de vorige schoon weder, het scheen toen wel tot onstuimigheid te neigen, maar veranderd t’elkens in droogte, zoo scheen het gister een regenachtige nademiddag te zullen worden een sterke Z.W. donkere lucht des voordemiddags; maar heldere weder op, thans zeer zacht.
De boter was gisteren 41 Guld. het is bedroevend om te zien hoe weinig omtrent dezen tijd ter markt gebragt wordt; wij verlangen zeer naar regen.
Blz. 95
Den 6 Sept. sedert de vorige altoos droog en mooi; het schijnt heden tot verandering te neigen.
Overal is behoefte van water om te drinken voor de beesten. De beesten welke wij in de 8 hebben moeten wij uit de Zwette drinken in vaten, welke wij aldaar gesteld hebben, en worden t’elkens des avonds en des morgens gevuld; om geheel dat land is geen drup water in alle die slooten.
In vroegere drooge jaren, heeft men nevens onze plaats een gat door de trekweg in de Zwette geboord, dit herinnerde ik mij, en zond mijn volk gistermorgen om dit te onderzoeken en zoo mogelijk dit gat op te klaren met een lange stok, dit gelukte volkomen, thans hedenmorgen was het water langs deze sloot gevloeid, zoodat ons vee van drinken voorzien is. En dit zooveel te gunstiger, dewijl die dobbe waarvan ik onlangs melde bijkans uitgedroogd is.
Mijne bijen zijn gisteren door Johs. Schipper te Wijtgaard een R.C. welke met het opzicht door mij belast is in het winterkwartier opgewogen, waarvan twee ieder bijkans 50 lb. de derde 25 en de kleine 13 lb. de zwaarste tot 30 lb. ieder uitgesneden de 3de en de 4de daarmede aangevuld, zoodat ik thans 3 korven heb ieder 30 lb. en de kleinste tot 20 lb.
De zwaarste 3 korven ben ik verzekerd, dat die rijkelijk van de winterkost voorzien zijn de kleinste zal ik van tijd tot tijd een weinig moeten ondersteunen, trouwens deze heeft het geringste getal bijen, daar de andere meer dan overvloedig van volk voorzien zijn.
Blz. 96
Den 8 Sept. Wij melden bevorens, dat het neigde tot verandering, maar in plaats is het toen weder opgehelderd en sedert even schoon weder even droog, dog hedenmorgen Z. sterke wind, en indien het weder zoo vast niet stond, zoude men regen en onstuimigheid wachten; trouwens het weerglas is ook gezakt.
Onder de boerenstand bestaat thans gedurig ongemak en kwestije, de sloten zijn uitgedroogd, het vee der zoodanigen, welke slordig toezigt daarover houdend loopen in des anderen landen, welke vaak met onderlinge twist en krakeelen wederzijdsch tot groote verbittering aanleiding geven, ik heb een hoeder en oppasser bij het vee, niet zoo zeer om ons vee hetwelk totnogtoe zeer getrouw in ons land blijft maar vooral om mijn buurmans vee uit onze landen te houden, en daardoor kan ik nog de vrede niet bewaren.
Wij hebben het water ook tot de 8 geleid, zoodat ons vee daar ook van drinken voorzien is.
Men meldt in de courant: dat er in den verleden week eene boeregelegenheid te Terkaple door spekbraden verbrand is, benevens het hooi en twee varkens, de kraamvrouw en het kind des avonds bevorens bevallen, zijn gered benevens een weinig meubelen.- Men had namelijk de onvoorzigtigheid, een panne met spek over het vuur te zetten om te braden, en misschien er niet naar omgezien, waarin het vuur sloeg, waardoor de vlam weldra een lage zoldering bereikt, en zoo spoedig verspreide, dat het onmogelijk om te blusschen was.
Zoo kan men onvoorziens door achteloosheid een grote ramp, over zich brengen. De rook dezer brand heeft men hier overal gezien.
Blz. 97
Den 10 Sept. Sedert de vorige veranderlijk. Nu en dan een weinig stof en regen, het gelaat des aardrijks veranderd een weinig.
Overal heerscht krakeel, twist en onderlinge kwelling over de verstrooijing van het vee door de velden, de een klaagt over den ander, dat hij zijn vee niet oppast, met regt en onregt. Wij hebben het voorregt dat ons vee getrouw in het land blijft, behalven de schapen of lammeren waaronder de rammen, welke dikwijls een geheel kudde verdrijven en verstrooijen, wij hebben trouwens maar 4 melkeschapen altoos te huis en 7 lammeren waaronder 4 rammen, deze hebben wij ook te huis, dog waarvan een vermiste deze moeten wij nog zoeken.
Alle deze verwarringen ontstaan, meestal door de zoodanigen, welke niet zeer naauwgezet zijn, zijn vee uit des anderen land te houden, en dezer wijs bederven de kwade de goede beesten.
De slatting van publieke en partikuliere wateren wordt sterk voortgezet, openbare en bijzondere bestedingen worden t’elkens in de couranten aangekondigd, behalven eigen bestedingen van slooten en gragten. De werkzaamheden zijn dus zeer overvloedig, en een ieder van de arbeiders, welke lust heeft tot werken, kan thans een goed loon verdienen.
Op heden is er begravenis te Wirdum van een jonge vrouw, huisvrouw van Meile Miedema van de Weiwiske halve zuster van Sije v. Wijngaarden, afgescheidene lieden woonende op een plaats van den Heer Cats.
Blz. 98
Den 12 September, zeer buijig, er valt veel water, waardoor de landen van tijd tot tijd groender en aangenamer worden, dog met dit alles is er totnutoe een weinig water in de slooten, het is dieshalven met het vee als voren.
Ik was hedenmorgen naar het gebuurte en besteedde onderweg de 5 bij de buren om te maaijen, er is genoeg op, maar de dong hinderd om het glad af te maaijen, bij zulk regenachtig weder is het anders geen tijd om te maaijen, maar als het droog is kan het geheel niet, ik ging van Wirdum naar Wijtgaard en verrigte een boodschap aldaar bij S. v. Wijngaarden en S. v.d. Hem, ging toen te rug naar, Wirdum en zag hoe de maaijers het maakten dat mij niet toeviel.
Morgen vergadering van gecommitteerden om polissen te teekenen.
Den 15 Sept. sedert de vorige droog en goed weder.
Gisteren waren wij volgens uitnoodiging van neef Lijkle te gasten naar Vrouwbuurt mijn zoon, Lijkle benevens IJtje en Hanna, welke met mij waren, bezogte tusschen beide ons jongvee op de pollen, na eene afwezigheid van 3 uren kwam bij ons te rug en berigte over den goeden toestand van ons vee aldaar. Pier Lettinga, Hendrik Huizinga en vrouw, de wed. van Pieter Ritskes en zoon, waren mede in familie gedurende den dag bij elkanderen; wij vertrokken `s avonds 5 uur en reden de Schilweg door Marssum. Half 8 uur
Blz. 99
kwamen wij weder te huis. Deze omreed zoude onnoodig geweest zijn, indien de dijken en wegen goed bruikbaar waren, maar zijn door den regen modderig daar wij nu op de heen en terugreis door Beetgum enz. een schoone wagen behielden, door Stiens is het veel nader.
Door deze droogte heeft of hebben de besturen in den bouwkant, de vlashouders of vlasbouwers toegestaan het vlas in vaarten te rotten dewijl daartoe geen water voorhanden was, hierdoor is aldaar ontzettende veel visch gestorven en gevangen nadien het water door de rotting geheel bedorven wordt.
Den 19 Sept. sedert de vorige allerschoonst weder ook heden.
Wij hebben de 5 bij de buren nagemaaid en hebben daarvan 5 weiden gewonnen, waarvan zij de laatste thans te huis halen.
Bergum treft het zeer goed, dewijl het heden aldaar kermis is, er zal wel veel te doen zijn, het is een van de voornaamste najaarskermissen. Een ieder die er wat te handelen of te verhandelen heeft in paarden of ander vee, wordt daar gekogt of verkogt, dog veel meer reizen daarheen met paard en wagens uit plaisier om eens te hooren en te zien wat erom toegaat. Deze massa van rijtuigen en volk wordt op de rugreis in het klein of groot op het Aanzentuin te Leeuwarden tegen den avond teruggevonden aldaar noemt men het dan kleine Bergum, de bevolking neemt er bij goed weder deel aan, waardoor de ontzettende menigte volk in rijtuigen, geen doorkomen aan is.
Blz. 100
Den 21 September schoon weder sedert de vorige, daar te boven heeft het gedurende den nacht van den 19 tot den 20 sterk geregend, er is toen veel water gevallen, waardoor men eenig water in de slooten merken kan, echter zoodanig niet dat de slatting in vaarten en slooten hetwelk sterk voortgezet wordt, daaraan eenige verhindering heeft toegebragt. Wij slatten thans behalven elders de gragt om den tuin, welke ik voor ongeveer 40 jaren ook geslat hebbe; het stond mij nog voor dat in derzelver midden een dobbe was en daarin een zaad, welke ik toen ook liet uitgraven, maar omdat dezelve na ongeveer 5 voeten uitgehemeld te hebben, instorte van dat verder uithemelen afzag – thans heb ik de dobbe geheel uitgeslat, maar aan de zaad in derzelver midden niet gedaan.
Ik was gisteren bij Domeni Pieters en ons gewoon gezelschap verzogt, en zoude met Sije rijden, maar omdat ik geweldig hoest en anders ook niet te wel ben, heb ik daarvoor laten bedanken.
Morgen verwachten wij onze familie hier, maar ik heb gehoord dat mijn broeder niet wel is, en daarom vrees ik dat die niet zullen komen.
Blz. 101
Den 23 Sept. even schoon weder als bevorens. De landen zijn niet alleen groen, maar het gras groeit, op ons hornleger dat pas 2 weeken geleden was de oppervlakte geheel dor en als het ware gezengd, staat thans zooveel gras dat het wel gemaaid kan worden, en inderdaad hebben wij het rede gemaaid alwaar de modder van de gragt geworpen wordt.
Gisteren was de familie volgens uitnoodiging alhier, behalven Hendrik Huizinga, ouderling te Hallum, welke verhinderd wierd ons te bezoeken door het ontstaan van een geweldig oproer onder het gemeen, wegens het stemmen ‘s daags tevoren van een predikant de Boer te Minnertsga welke de gemeente niet verkoos, maar Buning, predikant te Ee. De gemeente verloor het met stemmen tegen eenige van de grootste floreenpligtigen aldaar en van elders, het gemeen was woedend en dreigde moord en doodslag onder het werpen van steenen, en verbrijselen der glazen, men had het bijzonder ook op den onderwijzer voorzien er vielen geweerschoten met loopers geladen. Niemand is echter daarbij omgekomen, 4 van de voornaamsten zijn rede gevat en opgebragt, een aantal wachten hetzelfde lot. Een detachement soldaten zijn aldaar ingekwartiert, de rust is wel hersteld, maar men vreest erge gevolgen.
Mijn broeder en zijne vrouw zijn hier niet geweest, hij was niet wel en schreef het af.
Blz. 102
Den 26 Sept. sterke droogte O.W. heldere lucht. Het plaatje bij de vorige slatting in de gragt toen door mij aldaar geplaatst, was met moeite nog leesbaar, helder op sommige plaatsen maar uitgesmet of gekankerd hier en daar, ten bewijze dat lood ofschoon onder water in den bodem, door een langdurigen tijd uitsmet en vergaat, zelf in den tijdvak van 40 jaren.
De inhoud was
Aan de eene kant:
“Deze sloot om den tuin heeft D.W.H. bruiker dezer plaats en schoolmr. te Wirdum laten slatten. A°. 1802.”
Aan de andere kant:
“Tot narigt voor de nakomelingen
De zaad in de sloot is ook schoongemaakt in 8 dagen hebben 3 mannen, tusschen den tuin en het hiem geslat, in krooden langs de midden, op het land gekruid.
Zou dit nog leesbaar zijn, als het weder gevonden wordt?
door wien [onleesbaar]
Hoe gaarn wil men in de toekomst zien.
Doeke Wijgers Hellema schoolmr. en …”
Toen dacht ik het nimmer te zullen beleven naar inhoud der inscriptie en thans beleef ik het weder. Indien men mij ik was toen 36 jaren oud, gezegd hadde na 40 jaren, zult gij deze gragt weder slatten, ik zoude dit niet geloofd hebben, althans daaraan getwijfeld hebben.
Blz. 103
Den 1 October, sedert de vorige altoos droog koud harden oostenwind, thans stil en zacht.
Ik heb opnieuw voor het uitslatten de gragt nevens het hiem en den tuin een looden plaat in gereedheid om in den bodem te plaatsen met het opschrift aan de eene kant
“Geslat 1802 Herslat 1842 door D.W. Hellema oud ontvanger te Wirdum, eigenaar van deze plaats. Het plaatje van de eerste slatting, toen door mij gesteld, was na 40 jaren nog leesbaar.”
Aan de andere kant:
“De slatters van de laatste slatting mijn arbeider Evert Klaiterp en knegt Jochum Wijbinga. September 1842.”
Bij de eerste slatting wierd de slatmodder dadelijk op het land gekruid. Thans werpt men de modder op het hiem en wordt op karren weggereden en over het land gebragt.
Ik stelde mij bij de eerste slatting niet voor dat het plaatje ooit weder in mijne handen zoude komen? maar thans kan ik met de grootste zekerheid het daarvoor houden dat het tegenwoordige opschrift immer door mij weder gelezen zal worden, misschien door iemand wel, die mij nimmer gekend heeft, het staat tusschen 2 plankjes, nevens de gragt langs
Blz. 104
den tuin in het midden op de N.O. hoek ongeveer een roede van het hiem.
Den 4 Oct. Afwisselende buijig echter schoon weder sedert de vorige, er valt zooveel water niet dat de slooten daarvan voorzien worden, het is overal nog even droog.
Men maait nog hier en elders, een ieder verzameld zooveel hooi als hij maar immer kan, wij maaijen thans de weg, een stuk van 13 pondemate, daaraan ten w. naastleger wordt thans ook gemaaid. Elders zweelt men in oppers of verzameld men de schuur, dezer wijs wordt nog in de vele behoefte van hooi een weinig voorzien.
Het is een bijzondere zegen, ons door den Allerhoogsten! geschonken, dat de landen in zulk een korten tijd, van genoegzaam gras voorzien zijn geworden, waardoor thans overvloedig voedsel voor het vee bestaat.
Gisteren was er vergadering van het Friesch Genootschap; maar omdat ik sedert een geruimen tijd niet wel ben en aan een sterk hoest laboreer, heb ik van de uitnoodiging om deze vergadering bij te woonen, geen gebruik gemaakt, hoe gaarn ik anders dezelve wil bijwoonen, er valt altijd nog al iets wetenswaardig voor.
Blz. 105
Den 11 October, sedert de vorige allerschoonst herfstweder, ook heden betrokken lucht, dog zacht en stil.
Gisteren hadden wij oproeping van floreenpligtigen om 1. de staten van begrooting vast te stellen 2. een kerkvoogd in plaats van de oude Palsma te stellen voor den loopenden dienst 3. een commissie te benoemen om de rekening van 1842 op te nemen en te sluiten.
- Werden de Staten van begrooting vast gesteld. 2. werd Jacob Andles Palsma in des vaders plaats met 568 stemmen tot kerkvoogd gestemd. 3. de commissie tot de rekening gekozen Jan Valkema, Eize Renema en Rinze Rinsma.
Er bestond onder de familie van Palsma een overeenkomst om de jongste broeder tot kerkvoogd te stemmen. Ik kreeg daar kennis van, deze persoon mijn naaste buurman Dirk Palsma was onbevoegd mijns inzien en in het oog der gemeente niet aangenaam. Ik gaf deze bezwaren aan de familie te kennen, maar neen, men bleef bij zijn stuk, zij waren in familie sterk van stemmen, ik nam het voornemen eens te beproeven, hoever ik het brengen konde, ik hadde zelf 42 stemmen en kon over de Kerk en Pastorie tezamen 41 stemmen ook beschikken, maar zij waren nog veel sterkers, dog met behulp van eigen en buitenfloreenpligtigen gelukte
Blz. 106
het mij met 568 stemmen Jakob Palsma assessor tot kerkvoogd te kiezen terwijl Dirk Palsma slecht 125 stemmen hadde. Overigens toen alle voornoemde stukken en zaken geteekend en in order waren, verzogt ik de vergadering mij te mogen verwijderen, om de vergadering van de gecommitteerden der Brandsocieteit welke boven hare zitting hadde bij te woonen men stond mij dit gereed toe, ik nam afscheid, en werd in de vergadering der gecommitteerden verwelkomd.
In deze vergadering werd onder anderen met Sijtze Smeding over de geleden schade, der brand hem getroffen, afgerekend en quitantie door hem gepasseerd voor de gehele ontvangene vergoeding ter som van 2605 Gulden; de man was zeer dankbaar en bescheiden.
Na gedurende het overige van den dag gul en aangenaam bij elkanderen geweest te zijn ook onze nieuwe gecommitteerde Pieter Rollema wiens vader tijdens de oprigting der Societeit uit Rauwerderhem was in ons midden, scheide deze vergadering ‘s avonds 5 uur.
Ik had dus een zeer drukken dag, en kwam om 6 uur te voet te huis, met Hovinga committeerde te Stiens woonachtig, konde ik gereden hebben, maar bedankte omdat het een open chais was, en op den avond koel.
Blz. 107
Den 15 Oct. donker dog droog en zacht altoos sedert de vorige.
Deze maand is ook allergunstigds voor den bouwman en greidboer. Gisteren marktdag was er veel vee ter markt, en worden sterk uitgevoerd, waardoor het vee nog verkoopbaar is, de geringer soorten voor geringer prijzen, men zeide dat de vette traag gekogt werden of staan bleven, omdat het tonslachten stond, of thans geen voortgang hadde.
De boter was tot 36 Gulden gezakt, de aardappels van de 15 tot 12 Stuivers.
Niettegenstaande het een agteruitgaanden tijd der boerderijen is, worden de plaatsen duur verhuurd, er is voor de belanghebbenden geen aankomen aan, door de menigte huurders de landeigenaars nemen doorgaans die de meeste huur beloofd.
Den 17 Oct. nog even zacht en mooi als bevorens, nu en dan een weinig stofregen, hoewel geen overvloed van gras, zijn de landen echter bijzonder groen en aangenaam.
Hedenmorgen hadde ik een koopman om vare koeijen, ik heb niet verkogt, schoon de prijs welke men daarvoor bood niet afviel.
Dit schoone najaar is voor den landbouw van een onberekenbare waarde.
De slatting wordt steeds voorgezet, alle slooten zijn nog droog.
Blz. 108
Den 19 Oct. Hedenmorgen regen, anders goed weder en thans om 10 uur droog.
Gisteren waren wij bij Sije A. Wijngaarden te gasten, namentlijk mijne getrouwde kinderen uit de buren, Douwe Pieters van Hempens en Pieter Sandra van Teerns met hunne vrouwen, na gedurende den dag bij elkanderen geweest te zijn, vertrokken ‘s avonds om 9 uur, bij zeer schoon maneschijnweder.
De gesprekken gedurende den dag, liepen bij afwisseling over een zeker Hendrik Danig van Roordahuizum een afgescheidene en ouderling tevens aldaar, bekend als een vroom en zeer opregt man, welke verleden donderdag voortvlugtig was, na vermoeden van zijne vrouw naar Groningerland, zijne vrouw met welke hij in een voorbeeldige eenstemmigheid leefde, zijne ouders en familie, waren over deze verwijdering in een zeer moeijelijke en bedroefde gemoedsgesteldheid schreiden en bejammerden zijn gemis.
Men is onzeker, waarom? men weet echter dat hij gelden van zijn vader die een kaaskoopman is, en die hij ontvangen hadde, verdonkerd heeft tot zoo lang, dat het niet meer verborgen konde blijven, en toen in een jammerlijke en wanhoopenden toestand zijn vaderland en naaste betrekking verliet, zijne ouders troosten hem zooveel mogelijk maar tevergeefs, hij achte zijn misdaad te groot, om vergeven te worden.
Blz. 109
Den 20 October, sedert gisternadenmiddag tot nu toe onstuimig, veel regen en in den vroegen morgen hagelbuijen, het is thans volkomen herfstweder.
Heden Franeker en Grouwster kermissen, treffen het juist niet aangenaam vooral met betrekking tot de veemarkt, waarvan Franeker zeer aanzienlijk is.
Tot gisteren konde men niet merken in de Herfst te zijn, zoo aangenaam was zonder eenige afwisseling het weder, maar thans gevoeld men de vordering dezes saisoens.
Algemeen heerscht sedert eenigen tijd, het roodvonk de kinkhoest en de pokken, Roordahuizum inzonderheid lijdt zeer algemeen aan het roodvonk, dat er vele menschen aan sterven hoort men niet veel te Wirdum en in den omtrek, lijden de kinderen vooral algemeen aan de kinkhoest, onze jongste zoons, zijn nagenoeg hersteld, de beide kleinste zoontjes de tweelingen van mijne dogter Dieuwke en zwager in de buren treft deze ziekte zeer sterk, vooral een ervan Gerben genaamd vreest men soms niet buiten gevaar te zijn. Het is met deernis aan te zien, hoe dit kind in het hevigste met benaauwdheid heeft te worstelen als de slijmen niet willen breeken.
Blz. 110
Den 22 October, buijig, dog zoo hevig niet, als bevorens.
Er was gister nog veel vee ter markt, dog de prijs zoo veel, ik heb konnen merken, matig. Het wordt aanzienlijk uitgevoerd. Zoo werden van de markt een menigte naar de Boxumerdijk geleid en schenen bij ons doorrijden aldaar verzameld te worden, waarnatoe de bestemming van dit vee ware, weet ik niet. Ik kan niet begrijpen naar welke steden de Boxumerdijk leide, het kan zijn naar Sneek of elders. Omdat de straatweg naar Sneek nog niet geheel afgedaan is, en het dus gevoegelijker is, langs de Boxumerdijk over Jellum, Weidum het vee te transporteren. De bestemming kan ook niet naar Harlingen zijn omdat het gevoegelijker zoude zijn, de straatweg derwaarts over Marssum te gebruiken.
Er wordt van Harlingen naar Engeland wel eenig vee vervoerd, maar ik geloof zulke groote kwantiteiten niet, als er op de Boxumerdijk verzamelden. De Engelschen schreven onlangs, dat de beesten welke zij uit Friesland ontvingen, dat schoonste misschien van geheel Europa waren, en in waarde wel met de Engelschen konden gelijk staan.
Mijn zoon Lijkle is hedenmorgen met mijn zwager Hette van Hallumermieden gereden naar Marssum om een plaats te bezien welke aldaar verhuurd zal worden.
Blz. 111
Mijn zwager kwam met het Hallumerschip en zoude Lijkle om 10 uur bij ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden met den digten wagen opwachten.
Hij verkoos dit gaarn, omdat de dijken, door den regen modderig zijn en van Hallum een groote reis ware. Hij heeft nu ongeveer 14 jaren te Hallum op deze plaats groot 120 pondemate gewoond, in de eerste jaren tijdens het leven mijner dogter waren de tijden van den landbouw ongemeen schaars, maar sedert is het zeer verbeterd, en het gaat hem thans zeer goed. De eigenaar gaat aldaar zelf op de plaats woonen, en daarom moet hij om een ander zien, hetgeen hem tothiertoe nog niet gelukt is, thans zoude hij een plaats te Marssum bezien, welke bij besloten briefjes door den Heer Scheltinga geveild wordt om te verhuren; de plaatsen worden over het algemeen thans zeer duur verhuurd, niettegenstaande men gedurende dit jaar een zeer schaars gemaak heeft. Ook wij hebben in dit jaar in denzelfden tijd 8 fandels boter en eenige schip lb. kaas minder gemaakt dan in het verleden jaar en toen hebben wij over het gehele jaar 21 fandels minder gemaakt dan over 1838.
Blz. 112
Den 27 Oct. Sedert de vorige nog altoos onstuimig meest harden zuidenwind en koud.
Men zoude bijkans niet konnen denken dat het weder in zulk een korten tijd zooveel konde veranderen, de landen blijven desniettegenstaande, droog en groen.
Het is mijn zwager mislukt de tevoren gemelde plaats te huren.
Wij hebben nog geen beesten verkogt, wij moeten 8 a 10 verkoopen opvolgende hebben wij 5 kalvers verkogt, waarvan de prijs algemeen goede kalvers 9 a 10 Gulden voor 6 koeijen oude varen en 2 rieren werd mij voor een paar dagen 260 gulden Geboden, mijn eisch was 360 Gld. dus meer dan 10 Gld. verschil ieder.
Wij hebben 60 korven aardappels a 15 St. de gemeene markt is 12 a 13 St. De onze zijn onder de benaming van groene van de beste zoort, worden minder gebouwd wijl de bouw zooveel in kwantiteit niet opleverd als wel anderen.
De boter was verleden vrijdag 35 Guld. Wij melken nog 12 a 13 emmers melk ‘s daags, indien ik 8 a 10 melkebeesten verkoop, dan zal het gemaak gering worden.
Blz. 113
Den 1 November, sedert de vorige altoos aangenaam en goed weder.
Gisteren was de finale toewijzing van een plaats in de Schrans voor eenige jaren de huizinge door den brand vernield, zoo als wij toen melden, waarvan een stuk land boven de 500 Guld. per pondemate verkogt is, de andere percheelen naar rato. Onder anderen wierd van een ander eigenaar op tijd en plaats een stuk land verkogt, gelegen op het nieuwland aan de trekweg, onder Wirdumer behoor groot 3 bunder 2 roeden 20 ellen Kad. sectie D. No. 127 voor de som van 2230 Guld. waarvan ik kooper geworden ben, zijnde 2 stukken van ons land ten noorden, en alzoo niet ongeschikt om bij ons plaats te gebruiken.
Indien dit land met bemesten als anderzins gecultiveerd wordt is het even goed als ons land, en was dus verreweg het goedkoopste van de percheelen gisteravond verkogt. Mijn zwager P. Hiemstra, was bij mij, de verkooping was in een herberg, buiten de zoogenaamde Vrouwenpoort. Wij kwamen bij goed weder dog donker maan om 9 uur te huis.
Over deze koop ben ik en mijne huisgenooten zeer tevreden.
Blz. 114
Den 12 Nov. Sedert de vorige allerschoonst weder altoos droog, zoodat tothiertoe het vee nog buiten blijft.
Het vee moet volgens de verhuring den 1 Nov. van de pollen gehaald worden, maar men heeft vrijheid op eigen noed langer te laten blijven; wij hebben daar gebruik van gemaakt omdat het weder zoo schoon ware en de weide aldaar goed wijl de pollen het gantsche jaar niet overstroomd was, door den lagen stand gedurende de gantsche zomer van het zeewater; maar om de afwisselende invallende vorst, oordeelden wij best te zijn om ze te halen de winter kon invallen en dan was het drijven moeijelijker.
Mijne zoons Lykle en Klaas gingen dan den 8 naar Hallum en bleven aldaar ‘s nachts bij mijn zwager Hendrik Huizinga en gingen ‘s anderen morgens van daar naar de pollen of het zoogenaamde Noorderleeg; zij hadden langen tijd noodig om ons vee te vinden op de uiterste uitgestrektheid van dit steeds aanwassende veld, nevens Ferwerd kwamen eerst om 11 a 12 uur op weg en dreven langs Vrouwbuurt, Beetgum, Marssum, Boxumerdijk in den besten welstand ook van het vee 6 stuks behouden en na een voorspoedige reis ‘s avonds 6 uur te huis.
Blz. 115
Gisteren betaalde ik de koopschat van het gekogte land, tezamen met onkosten den som 2521-77: waarvan de korting van strijk en verhooggelden afgetrokken waren, zijnde voor rekening van den verkooper.
Er was verbaasde veel vee ter markt zijnde marktdag, dog wierd nogal voor beter prijzen verkogt dan men verwachte, het vee wordt door vreemde kooplieden opgekogt en naar buiten gevoerd. Ik heb 8 stuks vare en kalve, waaronder zeer oude voor 300 Gld. verkogt; de gemene burgerstand maakt thans ook veel gebruik van kalvers en oude en jonge beesten tot den handel ongeschikt te koopen en te slachten.
Den 10 waren Sije en zijne vrouw hier en betaalden ons de koopsom voor het aandeel dat wij in de 12 te Wijtgaard hadden zijnde 4 pondem., hetwelk ik aan hem verkogt hadde voor 1660 Gulden.
Mijn zoon Klaas en ik breiden thans een nieuwe wilsternet, dit geeft nogal veel moeite.
Hedennacht heeft het onstuimig geweest en geregend, dog thans goed weder.
Blz. 116
Den 22 Nov. sedert de vorige uitmuntend schoon weder, dog gisteravond sneeuw en heden nachtvorstig, waardoor de oppervlakte des aardrijks korstig is, zoodat het vee hetwelk met het schoone weder nog steeds buiten loopt geen voedsel kan bekomen, en hongert met een gebulk en geloei deszelfs behoefte overal merkbaar wordt en door het stille weder op en door de velden door de menigte een onaangenaam gevoel verwekt.
Wij hebben zonder dit vooraf te weten ons meeste melkvee en de kalvers gistermorgen bij mooi weder op stal gezet, 6 melkerieren en zes hoklingen en de paarden loopen nog uit, maar als de korstigheid niet ontdooid, dan moet alles op stal, hier en daar zijn wel bosschen maar meest is het land zeer kaal.
Heden hadden de kerkvoogden vergadering, en stelden te boek de bewijzen van werkelijke schuld gesproten uit de conversie der kansbilletten bij de Kerk en Pastorij voorhanden en door de kerkvoogden voor de kerk en de predikant voor de pastorij geteekend.
Blz. 117
Den 2 Nov. zijn mijn zoon Klaas en ik begonnen een wilsternet te breiden, wij zijn daarmede zoo gevorderd, dat het den 19 Nov. afgebreid werd en den 22 Nov. door ons opgestald is, – de lengte is 300 en de diepte 48 mazen. 22 roven 3 draads schakelgaarn a 4 St. zijn daartoe verbruikt.
Het zim hetwelk ik gistermorgen van de Stad haalde, koste mij | 2-04 |
Het gaarn bedraagd | 4-40 |
Zoodat ons een splinternieuw wilsternet kost | 6-44 |
Het werk rekenen wij niet maar moet ten minsten gerekend worden op |
8-00 |
dus te zamen het net | 14-44 |
Overigens de lorringstokken de windsen, het stelreeuw de schoele weeuwen, de lijntjes benevens de treklijne de bak en wijders alle toebehooren niet minder dan op |
14-00 |
Een geheel aangetuigd wilsternet moet op de nevenstaande som gerekend worden | 28-44 |
Ons oud wilsternet hetwelk nog sterk genoeg is maar met veel gaten voorzien is Klaas thans bezig om te digten, het oude is wel 20 jaren oud en bij mij wel onderhouden, wij hebben nu 2 wilsternetten.
Blz. 118
Den 26 Nov. Heden allerschoonst zonneschijnweder, dog sedert de vorige vorst in het aardrijk met sneeuw bedekt, maar met een paar dagen dooi; in die vorstige dagen en daaropvolgende regen en onstuimigheid, hebben vele boeren hun melkvee op stallen gezet, maar ook vele hebben dit doorgestaan, en tot op heden nog geen beest op stal, waaronder ons beide naaste buren, en weiden thans nog met genoegen.
Den 23 hebben wij de melkerieren op stal gezet, maar 5 hoklingen loopen nog uit.
Ten gevolge door het schaarsche hooi, hebben wij opvolgende 9 melkebeesten verkogt voor 345 Guld. voor de tevorengemelde 8 waarvoor men toen 260 Gld. bood, verkogte ik naderhand voor 300 Gld. en gisteren marktdag hebben wij nog een jong derdekalfkoe voor 45 Gld. verkogt. Zoodat wij in alles 27 kalvebeesten 6 kalvers en een bul tezamen 34 hornbeesten en 2 paarden hoopen door den winter te brengen.
Mijn zoon Klaas heeft in het geheel 22 wilsters gevangen. Ons nieuw wilsternet is geheel klaar, waarmede rede al wilsters gevangen hebben.
Blz. 119
Den 1 December, sedert de vorige allerschoonst zacht weder, zoodanig dat men zich bezwaarlijk een denkbeeld kan vormen.
Die zijn vee met het bevorens vermelde vorstige weder niet gestald heeft, weiden tot heden en winnen daardoor een menigte koëseetenhooi, het is bijkans drie weeken na Allerheiligen en veele hebben nog geen beest op stal zelf de stallen nog niet in gereedheid om het vee op te zetten; wat wordt door dit gunstige weder in de behoefte van de schaarsheid van hooi, door de goede hands Gods in de behoefte van den boerenstand voorzien boven bidden en denken; want men rekent doorgaans op Allerheiligen en als men zoo lang weidt, dan is men zeer tevreden, en thans is het aanstaande St. Nikolaas. Ik acht dat wij met ons gewoon beslag 40 stuks weeks 6 weiden benoodigd zijn en thans met 5 weiden als wij de jongbeesten welke nog uitloopen daar bijrekenen 34 stuks, weeks in die behoefte konnen voorzien het koëseeten thans ook op 5 weiden gerekend n.l. zulke weiden, als wij gewoon zijn te oogsten, 147 hebben wij gewonnen en 5 weiden van nieuwgras hebben wij rede gevoederd.
Blz. 120
Onze dogter Dieuwke uit de buren, is hier met 2 van jongste zoontjes tweelingen sedert eergisteren uit van huis, het zijn knappe jongens en maken veel vertiering de kinkhoest waaraan zij sedert weeken laboreerden, is het hevigste gedaald, en hoopen dat zij eerlang geheel zullen herstellen; haar man was hier ook een nacht, maar heeft zooveel drukte wegens het grietenijbestuur, dat hij hier niet bestendig kan zijn, en moet gedurig Wirdum en Swichum omloopen, thans met een belasting van de floreenpligtigen invorderen wegens het vernieuwen van het floreenkohier. Onder anderen ook rondgaan met een man welke zijn schip in den loop van dit jaar bij eenen storm op de Heegemermeer verlooren hadde met permissie van de regering om een gave van de ingezetenen te verzoeken, ongeveer 10 Gulden bedroeg de gifte welke hij onder Wirdum en Swichumer behoor hadde ingezameld. En zoo is er dagelijks dan het een en dan het ander voor hem te doen.
Deze dagen liepen hier ook een paar welgekleedde volgens hun zeggen matrozen rond die met een groot gevaar van een in brand geraakt schip ontkomen waren, waarvan de een een arm miste, en de andere op krukken sprong. Deze zamelden veel giften, maar men twijffeld aan de echtheid van hun voorgeven.
Blz. 121
Den 5 December, sedert de vorige even schoon en zacht weder, afwisselende vogtige mist.
Sommige boeren hebben nog geen beest op stal, sommige een gedeelte, waardoor die vroeger opzetteden zich beklagen dat zij niet een gedeelte meer uitgelaten hadden, zooals met ons het geval ook was. Wij lieten 6 melkerieren uit, maar met de vorst en het onstuimige weder zetteden wij die ook op stal, welke tothiertoe met de hoklingen welke nog uit zijn, ruim hadden konnen weiden.
Dit jaar is dan zoo buitengewoon als men maar selden heeft, wat wordt ten opzichte van den boerenstand niet in de schaarsheid van hooi voorzien?, wij zijn rede in de 4de week na Allerheiligen alzoo dat er bij duizenden van weiden hooi bespaard of uitgewonnen worden.
Den 9 Dec. sedert de vorige altoos mist zacht stil weder.
Ons naaste buurman Palsma, heeft gister zijn vee op stal gezet, die van ons andere buurman loopen nog uit. Het is morgen 4 weeken na Allerheiligen, het is een wonder!
Blz. 122
Gedurende de gehele week ben ik te huis geweest, en hadde geen lust tijdens het mistige en dampe weder uit te gaan, gisteren was ik niet wel, heden marktdag, en ben te huis mijn zoon doet de boodschappen, onder anderen de rekeningen voor de kerk van Haverschmidt wegens de nachtmaals, van de loodgieter, wegens het herstellen van lekkagies aan de tooren en van Zwolsman wegens touwerk aan het uur werk op te vragen, behalven eigen boodschappen.
Hoewel het steeds zacht is, verlangt men naar helder weder, thans is het wat helderder op den nademiddag, schoon zoo beneveld dat het schijnsel van de zon er niet kan doordringen, evenwel kan men de schepen in de Zwette varen zien.
Den 14 December, heden en gisteren helder zonder eenigen vorst.
Gisteren en voorgisteren, is al het melkvee in dezer nabijheid gestald, het jongvee loopt nog uit. Te Wijtgaard zijn heden nog boeren welke al het vee nog uit hebben, onder anderen Sjoerd Martens van der Hem, trouwens het weder is zoo schoon, als men maar selden in den vroegen herfst heeft, de landen zijn zeer droog, de muizen zoeken daarom hun verblijf in greppels en aangevulde grond.
Blz. 123
Den 17 December, eenigzins veranderlijk neigt tot onweer, tothiertoe, heugt niemand zelfs de outste lieden niet zulk zacht weder gehad te hebben; dog ik herinnere mij dat ik in de maand Januarij in welk jaar heb ik vergeten misschien 1819 een sloot bij de toen hoogen dijk heb laten slatten en dat zoo droog ware, dat de slatter op houten klompen de sloot heeft geslat en dat een boer te Wijtgaard om Kerstijd in zijn land zijnde de klomp brak en op hoosvoetling naar huis ging zonder nat te worden, van het een en ander heb ik elders aanteekening gemaakt, maar zoo droog is het thans niet, de dijken en dammen zijn modderig.
Het jongvee loopt nog uit, de landen zijn groen, en konnen genoegzaam zich voeden.
De avondvergadering den 15 dezer van het Friesch Genoodschap heb ik niet bijgewoond, het was wel schoon lichtemaanweder maar ik heb er zoo bij nacht geen lust toe, ik hadde wel tot gezelschap een gast konnen medenemen, maar mijne buurlieden zijn boeren en hebben geen lust tot deze wetenschappen.
Blz. 124
Den 21 Dec. Sedert de vorige even zacht donkere mattige lucht, het neigde bevorens wel tot onweer, maar veranderde toen in goed weder.
In de Noodend onder Wirdum is een boer, welke nog geen beest op stal heeft, sommige aldaar een gedeelte, ook ons jongvee loopt nog uit, en onthouden goed.
Heden is er boelgoed van de nagelatene huismeubelen op het slot van Middachten, men heeft door een huisbewaardster sedert den dood van den ouden Heer Middachten, deze goederen aldaar ongeroerd gelaten, ik ben voornemens eens te zien, ook reist er veel volk derwaarts hier voorbij.
Den 27 December, sedert de vorige harden Z. wind, droog, thans helder, de wind uit diezelfde eenigzins zachter, den 23 bevorens den dag voor Kerstijd zetteden de boeren agter Wijtgaard hun melkvee op stal; het jongvee loopt meest nog uit ook de onze.
Wij hadden den 22 bevorens kerkerekendag om de huren te ontvangen, de timmerlieden, verwers, klokluiders enz. te betalen, dit geeft gedurende dien dag voor mij zeer veel drukte met ontvang en uitgaaf.
Blz. 225
Mijn zwager P. Hiemstra, moest in het boelgoed van wijl. den Heer Middachten tegenwoordig zijn, maar werd ten zelfden tijde van het bestuur belast, om een bedelaar naar de Ommeschans te transporteren, waarmede hij ‘s morgens op reis ging, en hadde het geluk een veldwachter uit Oostdongeradeel met 2 bedelaars aan te treffen, deze was de weg kundig, want hij hadde meermalen bedelaars naar de Ommeschans getransporteerd, en reisden alzoo in gezelschap dienzelfden dag tot Wolvega alwaar ze vernachten, van daar des avonds aan de Schans aldaar hun transport aan de Administratie overgeleverd hebbende, keerden tezamen te rug. Deze reis begon Woensdagsmorgens en Zaturdag `s morgens half 11 uur, bevond mijn zwager zich weder te huis bij de zijnen. Dus haddenze deze reis, door Meppel loopende, en van daar een binnenweg naar de Schans geheel te voet in vierdehalve dag afgelegd, eene spoed, waarvan selden een voorbeeld.
De plaatsen van wijl. Middachten 5 stuks onder Wirdum Swichum en Goutum gelegen zijn zegt men onder de familie verdeeld ook Oenemastate, thans in een vervallen staat, maar er bestaat hoop, dat het weder hersteld zal worden, het eenigste der oudheden onder Wirdum nog aanwezig, trouwens wij hebben in onze oudheden breedvoerig daarvan gemeld.
Blz. 226
Den 31 December, open weder zooals altoos, den 29 l.l. zetteden wij ons jongvee ook op stal, in den omtrek loopen de jongbeesten nog uit, bij zulk weder is er ook volstrekt geen noodzakelijkheid om op te zetten, indien het niet aan gras ontbreekt.
Niemand hadde zulk een langdurige … [Onleesbaar] voorzien, te meer omdat door de aanhoudene droogte en hitte, de landen schrok en dor waren waardoor de vooruitzichten ontstonden dat het vee vroeg moeste gestald worden, maar de buitengewoone schoone Herfst tot en met de gehele wintermaand heeft daarin gunstig voorzien en bij duizenden van weiden hooi deed uitwinnen. Een ieder der boeren is dus in staat gesteld om met hen door verkoop verminderd beslag door den winter te komen, althans hoopen wij, hoewel niet ruim, echter genoegzaam hooi voor ons beslag voorzien te zijn.
De voorspelling van Herschel, zie onze aanteekening in het begin dezes jaars, over den loop van het weder gedurende het gehele jaar, is een volstrekte harsenschim, en te zeer ontëerend voor zulk een beroemd sterrenkundige, wij hebben bevorens onze aanmerkingen daarover gemaakt, en volharden daarbij.
Het zuiden van Italiën heeft echter volgens de berichten, door aanhoudene en veelvuldige regen en overstroomingen zeer veel geleden.
Blz. 227
Onze zwager Hendrik Huizinga van Hallum was hier een nacht, en hadde voor ons 4 zoogenaamde bundels uitmuntend vlas aangekogt a 2 Guld. het bundel, het was te wenschen dat het linnen van het vlas bereid meer voor de huisgezinnen meer aangereed wierd, maar door de goedkoop aan en toevoer van katoenlinnen is het spinnen bijkans in onbruik geraakt.
De boter wordt zeer duur en was gisteren 4 a 45 Guld., de kaas blijft op dezelfde hoogte van 4 a 25 Gulden.
Te twee uur is er godsdienstoefening om dit jaar daarmede te sluiten, wij zijn voornemens derwaarts te gaan en daarin deelen. Indien de harden wind steeds toenemende mij niet mij belet.
De rijks en gemeenteopkomsten herkomende van de gebouwde en ongebouwde eigendommen personeel patenten accijnsen enz. zijn wij voormaals wel gewoon om een opgave daarvan onzen jaargang te sluiten door mijn zoon steeds aan het Kantoor werkzaam daartoe wel in staat, maar omdat de uitkomsten over het geheel alle jaren bijkans gelijk staan hebben wij thans daarvan afgezien.
Blz. …[Ongenummerde pagina]
Wij sluiten dan onze meer en min bijzondere aangelegene aanteekeningen dezes jaars.
En danken de goede voorzienigheid Gods voor al het goede dat wij tot het einde des jaars mogten genieten en bijzonder dat ik bij de beste gezondheid, dit zoo bijzonder jaar heb mogen sluiten.
D.W. Hellema
… [Onleesbaar] Rijks Ontvanger te Wirdum