1845
Blz. 1
Het is evenals of wij een aanvang nog maar onlangs begonnen hebben en nogthans is dit een vol jaar geleden, onze aanteekeningen voort te zetten. Ook in den aanvang van dit nieuwe jaar vinden wij ons opgewekt: deze bezigheid of laat ik liever zeggen, deze uitspanning bijwijlen aan de hand te houden, en zoo ik hoop dit jaar in gezondheid en welvaren, benevens alle de mijnen en wijdere betrekkingen mogen ten einde brengen!
Wij verheugen ons, dat de Regering door het uitschrijven van een aanzienlijke leening in den verleden en en dit jaar te sluiten in staat gesteld wordt in de behoeften van het vaderland te voorzien en verblijden ons, dat wij in staat geweest zijn, onze verplichtingen gehoor gegeven te hebben, naar ons vermogen daartoe te hebben bijgedragen.
Ook hebben onder het bestuur van onzen tegenwoordigen Koning, alle godsdienstige
Blz. 2
vervolgingen opgehouden; de afgescheidene genieten een volkomene vrijheid van godsdienstoefeningen en bouwen opvolgend nieuwe kerken in het gehele Rijk en ook in ons gewest; zoo heeft onder anderen de afgescheidene gemeente te Beetgum onlangs van de Regering vrijheid verkregen om aldaar een kerk te bouwen, waarmede eerlang een aanvang zal worden gemaakt.
In den loop van dit jaar, een aanzienlijke verbetering in de leer der hervormden, wachtende, tot weering van ongeloof en ligtzinnigheid, waartoe eenige Haagsche aanzienlijke Heeren krachtig medewerken.
Hiermede nemen onze gewoone aanteekeningen, over meer of mindere aangelegenheden weder een aanvang.
Den 1 Januarij, het weder even zacht als voren; de nieuwjaarloopers, doorkruisen elkanderen op het veld, regt toe, regt aan, nergens wordenze gestrimd straten en wegen landen en paden zijn overal gangbaar.
Ik ging heden te voet naar het gebuurte om de godsdienst bij te woonen, somenige mijner kinderen reden op schaatsen derwaarts, bij het inkomen van de buren werd ik door een menigte kinders en anderen, met toewenschen van zegen in dit jaar, begroet
Blz. 3
en keerde na de godsdienstoefening weder naar huis, en woonde de diakonierekening, welke desnademiddags op den 1 dezer altoos gedaan wordt, niet bij, omdat het mij dan te duister werd.
Den 4 Jan. het weder als voren, en omdat het goed en sterk te schaatsrijden is kwam mijn aangehuwde kleinzoon M. Miedema hier hedenmorgen en reed met mijn zoon Lijkle, naar Rinsmageest, om S. en Jan Hoogterp te bezoeken, en de haver te betalen.
De boter was gisteren 35 Gulden groote kwantiteiten zijn dezer dagen over Zwol naar Scheveningen gevoerd, de boter van gisteren naar Harlingen, maar de zee is hier voor uitvoer nog volstrekt onbruikbaar, ofze daar nu in pakhuizen opgesloten of van daar te landen vervoerd worden, weet ik niet.
Den 14 Jan. sedert de vorige zonder af wisseling schoon stil en zacht weder, behalven nachtvorst, dog gedurende den dag, dooi.
De wijdten en diepe wateren worden steeds met schaatsen en sleden gebruikt, de binnen-
Blz. 4
vaarten en slooten zijn onbruikbaar, deze drijven zoo niet op als de meeren en wijdten, hoewel sterk genoeg, door het zachte afnemen en langzaam dooijen, kan het nog wel lang duren eer de wateren volkomen van ijs ontlast zijn.
Ik kan mij zulk eenen winter beleeft te hebben, zoo streng aangevangen en de uitgang zoo zacht, zonder eenig de minste sneeuw niet herinneren.
Buitengewoon sterk was het ijs, daar men hetzelve met zware voertuigen overal konde gebruiken, zoo vertelde mij iemand van Goutum datzij eenige weiden hooi te Wartena hadden gekogt, en deze met hooiwagens langs het ijs hadden afgehaald, twee wagens agter elkanderen en met een paard bespannen zonder de minste verhindering.
Terwijl ik dit schrijf, voert men een lijk op een hooiwagen met 2 paarden bespannen van Warga hier voorbij naar Wirdum, om aldaar begraven te worden, zijnde een bejaarde vrouw, Bintje Bootsma, tusschen 70 en 80 jaren oud, zonder eenig beroep, nog geen jaar te Warga woonachtig en van Wirdum geboortig, zijnde haar vader, een Kornelis Sieks Slagter geweest te Wirdum; deze vrouw hadde haar fortuin
Blz. 5
elders bij een weduwnaar gemaakt, dog een zeer onrustig leven leidende, kwam zij sedert een jaar te Wirdum woonen, maar geen rust hebbende, vertrok zij naar Warga, en was voornemens Mei aanstaande, bij een broeders zoon Reimer Bootsma een koopman te Wirdum, welke zij in den aankoop zijner huizinge en koopmanschappen met geld ondersteunde weder in te woonen. Deze vrouw heeft men l.l. Zaturdag den 11 dezer des morgens in haar agterhuis hangende gevonden, en heeft alzoo aan den strop haar leven geeindigd.
Sedert wij melding van zelfmoorden gemaakt hebben, zijn er verscheiden in de stad en op het land, die zich aan dezen gruwel schuldig maakten, en dus het misdadig leven, met eene nog grooter onzinniger daad door zelfmoord te doen voortduren, maar geweldiger wijze te eindigen en uit te blusschen.
In mijne jeugd, werden de zoo zeldzame zelfmoordenaars ontijdig op de veragtelijkste plaats onder de oesdrip van de kerk begraven; maar daar de zelfmoorden zoo menigvuldig zijn en als het ware mode geworden is, doet men hen een eerlijke begravenis aan met voorgang van den predikant zooals deze te Warga gebeurde.
Blz. 6
Den 21 Jan. Sedert de vorige hetzelfde weder, des nachts vorst en des daags dooi ten gevolge daarvan behoud het ijs op de wijdten en diepten genoegzaam dezelfde kragt, zoo werd hetzelve verleden Vrijdag met sleden en schaatsen sterk gebruikt en men reed de Potmarge onder anderen tot aan de dwinger onverlet.
Schoon het water niet hoog is, heeft evenwel de Gouverneur dezer provincie aangekondigd dat verleden Zaturdag den 18 dezer een aanvang zoude worden gemaakt met de zeesluisen te stroomen, daardoor zal het ijs wel zwakker worden en afnemen.
Den 25 Jan. het weder als voren altoos nachtvorst, het is steeds misweer zooals men zegt, wanneer de scheep vaart gestremd is, en zooals thans gestremd blijft. De behoefte in eetwaren en vooral brandstof, begint in afgelegene plaatsen sterk gevoeld te worden, behalven zoodanige plaatsen digt aan de straatwegen gelegen, worden de behoeften met vragtwagens ver en aangevoerd zoo ziet men hier dagelijks een menigte
Blz. 7
zoodanige wagens van en naar de stad trekken.
De longziekte is onder Warga, onder een aanzienlijk wel bestaande beesten, uitgebroken, een zoude gestorven en verscheiden ziek zijn, zooals de gerugte zegt, gisteren ging een commissie derwaarts namens de regering, om te besluiten, hoe aldaar met deze stal vee gehandeld zoude worden? Bij nadere kennis, komen wij hierop te rug.
Den 29 Jan. Sedert de vorige hetzelfde weder, dog den 26 was het zeer onstuimig met afwisselende regen en sterke dooi, maar het was niet duurzaam, hetzelfde vorstige weder hervatte zich, en gisternacht is voor het eerst zeer veel sneeuw gevallen, de oppervlakte is geheel bedekt, thans vergezeld met vorst waardoor de schapen ook gevoederd moeten worden, ons paard, dat steeds nog uitliep hebben wij verleden week op stal gezet, wij hebben maar zes schapen.
De Gouverneur adverteerd in de courant van den 23 l.l. dat de middelen welke men tegen de verspreiding der longziekte onder het rundvee in Januarij en Maart 1842 te Nijega en Warns in de stallen van Knol en de Boer, ontstaan
Blz. 8
aangewend heeft, van een gunstig gevolg geweest is; maar dat hij zeker berigt hadde bekomen dat de longziekte thans op eene plaats van den heer Simon in gebruik van Tjerk Jelles Schuurmans onder Warga, ontstaan was, en dat tegen de verdere verspreiding gunstige voorzorgen dienden genomen te worden.
Deze middelen of voorzorgen tot weering dezer ziekte heeft men dan ook dadelijk van regeringswege in het werk gesteld, en op den 24 l.l. aldaar aanwezige rundvee, gezonden en de 5 stuks zieken ten getale van 32 stuks, gedood en in de grond gestopt met ongebluschte kalk overdekt. Het aanwezige hooi heeft men verbrand.
Alzoo heeft deze welgestelde boerderij een treurig einde genomen; tot groote ontsteltenis van die boer en boerinne, bejaarde lieden, zonder kinderen, welke hun grootste vermaak in hunne beesten vonden.
Het algemeen wraakt zeer, de maatregelen door het Gouvernement genomen, waarvan de heethoofdigsten, zich bij zoodanig geval, hetwelk God genadig verhoedde: zich misschien tegen het Gouvernement, geweldiger wijze zouden verzetten.
Den 3 Febr. het weder als voren, de sneeuw bedekt de oppervlakte des aardrijks.
Wij melden boven, dat het hooi van Schuurmans verbrand zoude zijn, maar dit is abusief. Het was ruigte en stroo van de stallen enz. Men zegt, dat dit hooi naar Deventer zal vervoerd en gebruik der paarden aldaar in guarnisoen is bestemd geworden.
Blz. 9
Den 8 Febr. sterke vorst, men meende dat de winter ons zoude verlaten, maar vernieuwd zich opvolgende, en thans zooveel erger, dewijl het land met sneeuw bedekt is, het ijs zoude tot gebruik overal geschikt zijn, indien het niet door sneeuw en kwalster overdekt en bedorven was.
De schepen en ook de trekschepen zullen naar de marktdag van gisteren te rekenen 10 weeken en 11 marktdagen stilgelegen hebben.
Dokkum heeft alle moeite aangewend en is eergisteren met 9 paarden doorgebroken, en is des avonds met triumf binnen Leeuwarden gehaald, maar door de herhaalde vorst, en harde buijige winden van gisteren met sneeuw hagel en vorst vergezeld, heeft niet weder te rug konnen keeren, waardoor alle moeite om door te breken tevergeefs geweest is. Ieder was verheugd, men meende dat de scheepvaart spoedig zoude hersteld zijn, maar door sterke vorst is men zeer teleurgesteld.
Blz. 10
Hallum maakte daar ook gebruik van brak door met 5 paarden; maar het was met dien dag gedaan om behoeften aan te voeren.
Den 15 Febr. Sedert de vorige felle vorst, veel sterker dan bevorens waaronder een nacht dat het wel 3 vingers vroor schoon alles met sneeuw overdekt werd. Het ijs wordt dagelijks door de banen met schaatsen paard en sleed gebruikt.
Eergisteren harden wind, waardoor sneeuwjagt, zoodat het bijkans ondoenlijk was te reizen, evenwel reisden mijne kinderen uit de buren, welke hier gedurende dien dag hier geweest waren, des avonds 10 uren naar huis, Wijger en Pieter, zouden gaarn gezien hebben dat hunne vrouwen hier des nachts gebleven hadden, en waartoe wij hen sterk aanmaanden, maar zij verkozen mede naar huis te reizen.
Gisteren marktdag, zeer onstuimig ik reisde daarom niet naar de stad.
Heden gematigder, maar alles met sneeuw overdekt. Onze zwager van Tjalhuizum kwam hier een nacht, en reisde gister op schaatsen te rug.
Blz. 11
Den 21 Febr. Sedert de vorige harde vorst, hedennacht sneeuwjagt. Het is dezer wijs door langheid en somtijds felle koude een zeer bange winter. Vooral de gemene stand lijdt zeer: maar om daarin te voorzien, wordt er opvolgende in de steden en ten plattenlande, aanzienlijke collecten langs de huizen der ingezeten gedaan; zoo hadden onder anderen de diakenen en armvoogden dezer plaats, om tot ondersteuning van de noodlijdende, vereenigd om langs de huizen der hervormden en mennisten bij wege van collecte een inzameling te doen tot eene extra bijdrage te verstrekken, waarvan verleden Zondag door onzen predikant van de predikstoel na het eindigen van den godsdienst een aankondiging gedaan werd, ten gevolge daarvan hebben diakenen en armvoogden langs de huizen voors. dezer dagen ongeveer 250 Guld. gecollecteerd, en zijn alzoo in staat gesteld om een extra uitdeeling aan de armen alhier te doen.
Over den dienst van 1844 heb ik in kwaliteit als administrerende kerkvoogd
Blz. 12
voor commissarissen uit de floreenpligtigen speciaal daartoe benoemd zijnde J. Valkema, A. Renema en R. Rinsma den 19 l.l. rekening en verantwoording gedaan, en is de rekening goedgekeurd en geteekend, waarvan een afschrift aan het Bestuur is opgezonden.
De kerkvoogden waren den gehelen dag in de herberg te Wirdum vergaderd en hebben toen mede vervaardigd in kwaliteit als brandmeesters een declaratie van kosten in de brand op Oenema den 15 en volg. November l.l. ontstaan, opgemaakt om de werklieden aan de spuit een getal van 28 persoonen voor hunnen dienst toen gedaan te loonen ieder 30 Stuivers en is deze declaratie mede aan het Bestuur opgezonden.
Omdat het thans zoo onstuimig is gaan ik niet op dezen marktdag naar de stad. Het ijs wordt met sleden enz. zooveel mogelijk gebruikt, zeer sterk waar het van de sneeuw bloot ligt, dog waar de wind dwars over geweest is, zit alles vol sneeuw en is daardoor onbruikbaar.
Blz. 13
Den 24 Febr. zonder afwisseling koude en vorst; dog het weerglas begint te zakken en de visschen openbaren zich in het eendenbit, waarschijnlijk een voorteeken vandooi weder. Het is dus door de langdurigheid een zeer bange winter.
Wij melden bevorens dat de collecte 250 Gld. bedroeg, maar is sedert vermeerderd tot 313 Gld. en 35 Cents. Waarvan een welgestelde boer Gerlof Alberts Hooghiemstra woonende op een eigen plaats, en tevens een kleine plaats tegenover de zijne aan de Swichumer Dijk en Wirdumervaart, staande en gelegen gebruikende dezelfde waarvan wij in vorige jaargang pag. 98 melding maakten, heeft daartoe uit eigen beurs bijgedragen 92 Gld. Wij maken daarom hier melding van, om er selden een voorbeeld bestaat, dat een particulier zoodanig een ruime gifte ten behoeve van noodlijdende armen heeft afgestaan. Huizum heeft dezer dagen ook voor derzelver armen een collecte gedaan en maar 81 Gulden, ingezameld waartoe een Wijbren Dokter, een weduwnaar zonder kinderen in de Schrans en misschien wel 100000 Gld. bezittende 25 Cents heeft bijgedragen.
Blz. 14
Den 27 Febr. Sedert de vorige tot op heden vorst, gisteren vergezeld met veel sneeuw en sneeuwjagt; alles is bedekt met sneeuw en blijft opvolgende daarmede gedekt; wij meenden bevorens door de visschen een voorteeken van dooi te vermoeden; maar tevergeefs; want de visschen openbaren zich dagelijks en laten zich gemakkelijk vangen.
Hein Baukes en zijne vrouw landbouwers te Goutum benevens Jochum en Doekle Andringa met zijne vrouw landbouwers te Wirdum op de Kerkeplaats, allen oomzeggers, zijnde mijner wijl. zusters dogters waren hier gedurende eergisteren den gehelen dag tot laat in den avond te gasten, en ook omdat zij mij bijgestaan hebben in het halen van de boonen, en waarvoor zij niets pretendeerden.
Gisteren vroegtijdig reden Lijkle en Hanna naar Tjalhuizum om ons Akke en haar kleine hier uit van huis te halen, maar in den voormiddag viel er zooveel sneeuw met een Z.O. wind vergezeld van sneeuwjagt
Blz. 15
dat men uit de ogen niet kon zien. Zij hebben waarschijnlijk een zorgelijke reis gehad, zij zijn den nacht overgebleven en omdat het thans reisbaar weder is, verwachten wij hen tegen den middag te huis.
Den 1 Maart, zonder eenige afwisseling vorst.
Zooals wij vermoedden kwamen onze kinderen benevens Akke en de kleinen na een voorspoedige reis bij een Z.W. en zeer goed weder om 12 uur te huis. Ook hadden zij des vorigen daags op de reis derwaarts naar de onstuimigheid van wind en sneeuw een goeden reis gehad, en waren rede te 10 uur des voordemiddags, voor het slimste weder te Tjalhuizum, uit voorzichtigheid hadden wij ons eene paard op scherp zonder dat kan de straatweg thans om de gladdigheid niet met paarden gepasseerd worden.
De meeste behoefte in de steden en op het platteland is de brandstof; want
Blz. 16
door de zoo vroeg invallende winter heeft de noodige behoefte van turf en hout niet konnen aanvoeren, maar de schepen moesten blijven liggen daar zij waren, somtijds geheel op de vlakte. Onder anderen zit er een groot zeeschip even buiten Birdaard in de Ee bevroren.
Den 3 Maart felle vorst, het mag als eene bijzonderheid in de jaarboeken aangeteekend worden, dat omtrent dezen zulk een gestrenge vorst, zonder eenige afwisseling voortduurt, zoo was onder anderen den dag van gisteren 2 Maart zijnde Zondag buitengewoon koud van vorst vergezeld; ik ging evenwel naar het gebuurte en woonde 2 maal de godsdienst bij des voordemiddags bij de afgescheidene in des nademiddags, in de kerk de wind was en blijft steeds Oost.
Mijn op een jongste zoon Klaas moet morgen loten tot de Militie het lot wordt in de schoot geworpen; maar het beleid daarvan is van den Heere!
Van dag tot dag wordt de behoefte aan voedsel en deksel, vooral brandstof meer en meer gevoeld.
Blz. 17
Den 5 Maart, zonder afwisseling hetzelfde weder koud en sterke vorst. Bij de wederzijdsche ontmoetingen der menschen is doorgaans de eerste woordwisseling: wat is het koud! wat duurt de winter lang! en inderdaad het was verleden Vrijdag den 28 Febr. de twaalfde dat de schepen niet voeren, en eergisteren de 13de week dat de vorst aanvang nam.
Niet tegenstaande zooveel sneeuw zijn de vaarten nog rijdbaar, zoo kwam onzen Zwager van Tjalhuizum, hier gisteren van Sneek op schaatsen.
Mijn zoon Klaas is gisteren aangelot. Er waren te Wirdum en onder deszelfs behoor zoo ik meen 16 lotelingen waarvan verscheidene aangelot zijn, mijn zoon met nummer 24.
Niet alleen de kosten maar ook de moeite om een goede remplacient of nummerruilder te koopen veroorzaakt mij, zorgen. Om dezelve in kroegen op te sporen is mijn zaak geheel niet, en zal mij daarom tot een ronselaar moeten
Blz. 18
wenden. Mijn jongste zoon Sijtze, thans in zijn 15 jaar, zal door het koopen van een remplacient indien hij leefde en gezond ware, op zijne aanlooting mede vrijstelling bekomen; maar het is wat zekerder een nummerruilder te bekomen dan een remplacient.
Den 7 Maart, evenals bevorens sterke vorst, heldere lucht; niettegenstaande zonneschijn blijft de sneeuw het aardrijk overdekken, het is over het vlakke veld met sloten overal slecht; en om een denkbeeld van de sterke vorst te maken, loopen ons volk over het eendenbit, des avonds tevoren open zijnde, zoo was het ijs onder anderen gistermorgen in gem. bit bijkans 3 vingeren dik; Een schuite, welke te Wirdum in het ijs bevroren was, heeft men dezer dagen losgekapt, en waarvan het ijs de dikte van een boterfandel hadde. 2 wagens met hooi rijd men agterelkander gespannen de Dokkumer Ee, sleden met paarden bespannen met allerlei voorraad en turf passeren het ijs, de stad is daardoor van turf voorzien.
Blz. 19
Den 11 Maart, schoon dat de vorst zoo hevig niet is, en bij dag dooi, blijft het veld bij voortduring met sneeuw bedekt, en het ijs zooveel ontbloot tot allerlei gebruik bekwaam en sterk.
Gisteren hebben Lijkle en Sijtze, ons Akke en de kleine met digten wagen naar Tjalhuizum gebragt, en zijn heden teruggekeerd tezamen met Hotze welke hier een nacht zoude verblijven omdat de drukte zijner boerderij nog toelaat, zich een nacht te verwijderen; niettegenstaande het weder wegens koude niet gunstig ware, hadden zij in de heen en te rug een goede reis gehad; Akke was verblijd zoo welvarende tot hare huishouding teruggekeerd zijn!
Dezer dagen is een boeregelegenheid in den omtrek van Bolsward door eigen vuur afgebrand, en waarin 17 beesten zouden verbrand zijn veroorzaakt door sterk vuren in de schoorsteen.
Blz. 20
Den 14 Maart heldere lucht O. wind stil felle vorst, het heeft dezen nacht zoo sterk gevroren, als het op het sterkst nog gedaan heeft, een ieder klaagt over de felle koude de vorst dringt het gehele huis, de woonkamers door. Gisteren is onze zwager van Tjalhuizum hier een nacht geweest te zijn en de schaatsen en de wagen medegenomen te hebben, op de Sneekervaart, welke zeer geschikt was, om te schaatsrijden naar huis terug gereden.
Dezer dagen is de zoon van Albert Everda op Barrahuis bij deszelfs bejaarde ouders ongeveer 30 jaren oud en zeer zedig en knap aan de pleuris overleden tot bittere droefheid zijner ouders, en zal heden ter aarde te Goutum besteld worden, hij was een eenige zoon en de steun in de uitgestrekte boerderij. Zijne drie Zusters zijn gehuwd en elders woonachtig.
Het gebuurte Barrahuis schikt uit ieder huis 2 personen tot den dienst dezer begravenis, welke ook ten eeten gevraagd zijn; mijne beide zoons Lijkle en Klaas nemen dezen dienst voor ons huis waar.
Blz. 21
Den 15 Maart, zonder afwisseling sterke vorst, en heldere lucht, niettegenstaande op den middag bij sterke zonneschijn, is de koude nijpende, en het gelaat des aardrijks evenals om middenwinter; de zon heeft de kragt niet om de sneeuw te smelten; als men het veld overziet dan komen hier en daar over de landen wel kale plekken uit, maar de oppervlakte is wit, evenals in den vloed van 1825 met water.
Ik was hedenmorgen naar de stad zijnde marktdag; maar met hard aan te stappen op den vollen middag naar huis, konde ik naauwelijks de warmte beloopen.
Er was nog al eenig vee ter markt, vette en andere koeijen, schapen en vette varkens, welke er opvolgende marktdagen vooral uit de Wouden in menigte verkogt worden.
De boter is steeds van 32 tot 3, 4, 5 en 36 Gulden de prijs. De kaas is bij partij voor 18 Gld. verkogt.
Blz. 22
Den 16 Maart, felle vorst met vermeerderende Oostenwind heldere lucht.
De koude is zoo geweldig, dat het gevorderde jaargetijde nog de heldere zon te zwak zijn om de kragt der vorst tegen te werken. Het vriest des nachts zoo sterk, dat het bij open water in een nacht sterk zoude zijn om overal met schaatsen gebruikt te konnen worden, misschien zijn er geen voorbeelden in vroegere jaren, dat er omtrent dezen tijd zulk een gestrenge koude heerschtte.
Ons arbeider kwam hier om 9 uur in den morgen en zeide, dat niettegenstaande hij van het gebuurt voor den wind hadde, het bijkans niet te harden was en met loopen naauwelijks de warmte konde houden!!
Den 17 Maart, heden veranderlijk met een weinig sneeuw, betrokken Z.W. wind.
Gisteren Zondag, was het zoo geweldig koud, vergezeld van hevigen Oostenwind, tot heden middernacht, dat ik wederhouden werd, om de godsdienst te Wirdum bij te woonen, hetwelk gedurende den gehelen winter, hoe koud het ook mogte zijn, niet gebeurd is; maar rieden mijne
Blz. 23
vrouw en kinderen, het mij ten sterksten af, om die reis naar het gebuurte niet te ondernemen en ik gaf daaraan gehoor. Bij deze geweldige koude en vorst, kwam nog bij desvoordemiddags, de heldere zonneschijn, schitterende op de sneeuw, dat het naauwelijks bij een zwak gezicht niet uit te staan was. Een ieder welke zich naar buiten begaf, bewond zijn aangezicht om de scherpheid van de lucht met doeken, zooals mijn zoon Lijkle welke des middags naar de kerk ging, alwaar de domeni van Ydaard predikte, omdat ons dmeni en juffrouw sedert een week om familiezaken naar Oostvriesland afweezig waren.
Niettegenstaande met sleeden veel turf aangevoerd is, wordt de behoefte daaraan meer en meer in de dorpen gevoeld, welke van de hoofdvaarten afgelegen zijn, omdat de binnenvaarten derwaarts wegens de sneeuw meest onbruikbaar zijn.
Den 18 Maart, vorst, dog zoo koud en hevige vorst niet als bevorens. N. wind stil. Gistermorgen was het een weinig veranderlijk, maar begon dadelijk met een Z. wind zeer koud te worden en te vriezen. Het gehele aardrijk is met sneeuw bedekt.
Blz. 24
Den 20 Maart bij voortduring vorst heldere lucht, dog gematigd. Het veld is wit zonder eenige afwisseling van land te zien maar regt en slegt, want de sneeuw is door langdurigheid zeer verhard.
Het ontblootte ijs op de hoofdvaarten allermeest, verstrekt thans tot vervoer van allerlei goederen en behoeften, met paarden bespannen sleden en zware wagenvragten sleedjagen en schaatsrijden.
Mijn zwager van Hallum was hier gisteren tot aan de stad op schaatsen schoon de Sneekervaart ook zeer goed is te schaatsrijden maar door omweg, is de straatweg te voet even na, deze zeide dat de armbesturen te Hallum vaste manschappen, tot dienst van aanvoer van turf uit de Wouden, aanstelden welke dagelijks op sleden turf aanbragten tegen eene belooning ieder 10 Stuivers een pond brood, kaas en een romer jenever.
Gisteren was er harddraverij met paard en sleed op de stadsgragt te Franeker, meer misschien om de bijzonderheid in dit saisoen, dan uit weelde. O! wat zijn de klagten over den winter algemeen.
Blz. 25
Den 22 Maart, zonder eenige afwisseling vorst, heden betrokken lucht, koud Z.O. wind en heeft hedennacht ongeveer 1 duim gevroren, gisteren gematigd, heldere lucht en vroor des nachts maar ½ duim. Morgen Pascha.
Het ijs wordt met schaatsen en allerlei voertuig met een of twee paarden bespannen overal gebruikt.
Gisteren zag ik met verwondering op de gragt bij de Waag eene menigte schuifsleden, met welke men van alle kanten langs het ijs, door de Stad, onder alle pijpen door de boter en anders hadde aangevoerd; iets hetwelk maar bij zeer gestrenge winters plaats heeft, dat men het onder de Lange Pijp en onder de Brol door en elders durft gebruiken, en thans in dit gevorderde jaargetijde, zonder eenige schroom door de gehele stad regt toe en krom aan.
Gedurende de gehele winter is het verlaat door de stroom open geweest en deze dagen passeerde men zware sleden door hetzelve. Zoodra eenigzins gematigd is het weder open. Alle de bijzonderheden, welke in dezen tijd wegens de sterkte van het ijs, konnen wij niet vermelden
Blz. 26
schoon der aanteekening wel waardig; zoo zoude men onder anderen een last rogge van de Gorredijk op een wagen met 2 paarden bespannen, daar het te passe kwam over het ijs naar Grouw gevoerd hebben enz.!! dog ik achte dat vele thans ook neigingen hebben om in dezes overdreven te worden.
Uit alle staten en rijken van Europa heeft men nu en dan geschreven over de verwoestingen en rampen door de ontzettende veelheid van sneeuw veroorzaakt en over den gestrengen winter, over den lagen stand der rivieren, en daardoor ontdekte spooren van bestaande bruggen, tijdens der Romeinen bestaan welligt aangelegd.
Dagelijks ziet men kievieten aankomen en in dezen barren tijd zich alhier ophouden; waar heeft dit gevogelte zich in dezen langdurigen winter opgehouden? en van wat voedsel hebben ze geleefd?
4 uur des nademiddags. Het is hedenmiddag zeer onstuimig geworden van regen en wind, zoodat de dooi sterk invalt. Mijn kleinzoon Folkert op een kantoor te Harlingen zijnde, is met een kameraad hedenmorgen op schaatsen van daar hier gekomen en na zijne ouders te voet gegaan 1 uur op de middag.
Blz. 27
Den 25 Maart, hedennacht een weinig vorst, dog sedert een paar dagen, dat is gisteren en eergisteren de beide Paaschdagen sterke dooi, vergezeld van veel regen zoodat de oppervlakte genoegzaam van sneeuw ontbloot is behalven de lijten en leegten, ten gevolge daarvan is het water buitengewoon hoog. Ons buurmans krijte staat genoegzaam onder water omdat hij verzuimde tijdig te malen en zich daar weinig aan gelegen laat omdat hij de plaats Mei moet verlaten waarvan een zoon van J. Valkema huurder is geworden voor ongeveer 20 Gulden met de kosten per pondemate.
Indien men jongstleden met de zeesluisen niet gestroomd hadde, dan zoude het water ontzettend hoog geweest zijn.
De zee zit vol ijs, waardoor de scheepvaart belemmerd word, vele schepen liggen gereed uit te varen. ook de beide walvischvangers, sommige schepen welke bevorens uitgevaren zijn, zitten vaak in het ijs, in het gezicht van Harlingen; zoo zeide mijn kleinzoon, welke heden moet vertrekken.
Blz. 28
Den 29 Maart, steeds dooiweder vergezeld van zeer harden wind.
Vele bijzonderheden worden van dezen zeldzamen strengen en langdurigen winter vermeld; als bijzonderheden onder anderen maar vermelden: op Vrijdag den 21 l.l. zag men onder anderen op de Dokkumer Ee een overdekten wagen met 2 paarden bespannen over ijs passeren, en op den 27 l.l. schrijft de courant uit Leeuwarden dat het Dokkumer schip met 10 paarden bespannen doorgebroken en tot en aldaar tot groote blijdschap aangekomen ware, nadat de schepen stilgelegen hadden 17 weeken, behalven dat eenmaal zooals wij bevorens meldden, Dokkum en Hallum tusschenbeiden eene beurt op Leeuwarden toen ook met veel moeite gedaan hadden; maar door de toen weder invallende sterke vorst, ook dadelijk een einde nam.
Uit de Lemmer schrijft men d.d. 25 Maart dat op dien dag, Paaschdingsdag, aldaar met paard en sleed een harddraverij op de Zuiderzee in het aanschouwen van een groote menigte menschen hadde plaats gehad.
Te Amsterdam op het ijs zoo ook te Leeuwarden op de gragt zoude men Paascheijeren gegeten hebben. Uit Kampen schrijft men, dat dingsdag bevorens een paard en sleed met 5 personen van Urk aldaar over zee aangekomen waren
Blz. 29
en op dien dag ook weder derwaarts vertrokken waren, en op den 21 waren die van Urk met paard en sleed derwaards gekomen om proviand te halen.
Uit dit aangehaalde kan men over den toestand van dezen winter oordeelen, die lang in het geheugen zal blijven, als mede: dat na het invallen van den dooi binnen een week de schepen varen, zoo zagen ons volk heden een schip de Sneekervaart passeren, eergisteren werd dezelve met schaatsen nog bereden, en Jan Rienstra Koopman op de flaren zeide, dat hij die morgens (gisteren) zoo ver hij zien konde geen ijs bemerkte; de harden wind bevorderd dit zeer, enz.
Een geschikt persoon te Wijtgaard, daartoe gepatenteerd, heeft gisteren een nummerruil der uit de ligting van 1842 volgens de wet bestaanbaar, voor de som van 325 Guld. in plaats van mijn zoon Klaas, aangekogt, als deze nu voor de Militieraad gekeurd en aangenomen word, dan zijn wij klaar; omdat deze door die nummerverwisseling alle militaire diensten in plaats van mijn zoon 5 jaren zullen moeten waarnemen.
De boter geld steeds ruim 30 Gulden, wij hebben 18 melkekoeijen, en 9 biggen bij onze zeug, na 8 dagen over den tijd gegaan te zijn 14 tezamen; maar onder dezen 5 dooden.
Blz. 30
Den 1 April het weder is bedaarder dog nog alkoud O. wind, echter geen vorst.
De levendigheid, ziet men dag tot dag toenemen, trouwens de dooi continueert. Het begint open water te worden, de schepen ziet men overal in beweging, zoo ook de landschepen, als de Wirdumer heden ook varen? weet ik niet. Iemand van Wijtgaard de Noordendster schipper Johannes v.d. Zee, was hier voor een paar dagen om aan te zeggen, dat hij voornemens was de beurt op Sneek te hervatten, als wij boter hadden, dat wij die tijdig moesten bezorgen, om heden dingsdag aan de markt te Sneek te voeren.
Deze heeft verleden jaar concessie op Sneek verkregen en heeft veel boter naar Sneek gevoerd, omdat de markt gemeenlijk aldaar hooger was dan te Leeuwarden, behalven zijne weekelijksche beurten op Leeuwarden, varen de Wijtgaarder en Wirdumer schippers, de Wirdumer ook des dingsdags op Leeuwarden.
Alle goederen en behoeften konnen thans weder per schip vervoerd worden, daar men
Blz. 31
in dezen langdurigen winter per as en per sleed moest aanvoeren, vaak met veel moeite en kleine hoeveelheden. Zoo hadde mijn zoon onder anderen door de schippers veel moeite om in de behoeften van lijnkoeken te voorzien, waarna steeds gevraagd word, wegens schaarsheid van hooi.
Dewijl van den aanvang der opgezette beesten 30 die oud genoeg zijn, behalven 6 hoklingen en 2 paarden, altoos tothiertoe 2 jeften (giften) hooi en een schoof boonen, t’elkens des morgens en des avonds gevoederd heb, zijn ons vee in een goeden staat, en maak dezer wijs een uitzondering in den boerenstand dat ik geen behoefte aan lijnkoeken hebbe.
Twee vrouwen waarvan een boerinne op Merwird en de andere 3 a 84 jaren oud wed. van Frans Pijlgers oud boerinne, zijn behalven voormaals anderen, dezer dagen te Wirdum overleden; de eerste wordt heden te Wirdum opgedragen, om daarna, naar Terzool gebragt en aldaar begraven te worden zijnde een bejaarde weduwe, hare kinderen waarvan de outsten meerderjarig zijn, zullen de boerderij, met voorkennis van den eigenaar blijven waarnemen.
Blz. 32
Den 3 April, heden en gisteren allerschoonst weder, behalven nachtvorst.
Heden was het mijn 79 jaardag, en treed nu in het 80ste jaar mijns ouderdoms, en bevind mij in een goede gezondheid en welvaren.
Ik woonde heden de vergadering van ons Friesch Genootschap te Leeuwarden bij v.d. Wielen in ons gewoon vergaderzaal, bij. De secretaris las het verslag van de vorige vergadering benevens de werkzaamheden van de wintervergaderingen en werd goedgekeurd; wijders berigt van de bij het genootschap ontvangene boeken en kaarten. De Heer Dirks penningmeester berigt en vertoond een aantal oude Friesche munten en afgedrukte zegels. Verscheidene voorgestelde nieuwe leden, werden aangenomen. Eindelijk houd de secretaris de Heer Ottema eene redevoering of voorlezing over de vroegste gesteldheid van Friesland, het ontstaan van de Zuiderzee door onderscheidene watervloeden, en de daardoor aanslijking van de Middelzee, met de daarbij gevoegde kaart, aan elk der leden uitgereikt, waarop vermeld de jaren op welken de ouden gesteldheid van Friesland, door hooge vloeden veranderde, en werd hierna de vergadering ge… [onleesbaar]
Blz. 33
Den 11 April, sedert de vorige altoos nachtvorst, gisteravond sterke regen koud en onstuimig, schoon afwisselende zonneschijn, heeft men dezer dagen nog geen aangenaam en mild weder gehad maar koud en schrok. In lijten is de grond nog niet op eenige diepte van vorst ontbloot, zoo was ik gisteren op de Weiwiske bij M. Miedema aan een kleindogter van mij getrouwd, deze krijgt een geheel nieuwe huizinge en schuur alwaar men rede met de voorbereidselen bezig ware, en sommige boomen welke daartoe in den weg stonden geroeid moesten worden; maar met het afgraven van den bovengrond, waren de wortelen nog hard en bevroren, waardoor men het roeijen daarvan nog moeste uitstellen; deze hadden des nachts een koe welke gekalfd hadde maar deze had het leg of lijf uitgeschoven, en was bij het inbrengen geborsten, waarna men het afbond; de koe scheen gezond, maar of zij in leven zal blijven, moet de tijd leeren.
Den 8 dezer, was ik des nademiddags bij S. van Wijngaarden te thee drinken; hij hadde hooi te Warga gekogt, de weide 6 Gulden.
Blz. 34
Voor eenige dagen is het eerste kievietsei gevonden en sedert dagelijks meer en meert, onze jongens vonden gisteren 4 stuks en voor een paar dagen 1. Ook beginnen de eenden te leggen, gisteren kregen wij 4.
Onze boonen zijn thans bijkans vervoerd en strekten dus gedurende den winter door tot dezen tijd, welke ook mijne rekening was; wij hebben nu hooi genoeg, maar in plaats van de boonen, zullen wij nog 500 lijnkoeken voederen.
Den 15 April. Sedert de vorige onstuimig, heden gedurende regen; waardoor wij verhinderd worden om te rollen, afwisselende daarmede bezig zijnde geweest.
Dagelijks zijn de boeren in dezen omtrek onledig, om het gekogte hooi, hetwelk meest uit de wouden aangevoerd word naar huis te rijden, het is volstrekt behoefte maar niet te voedzaam voor onze zware beesten.
Morgen heeft de Militieraad volgens advertentie zitting om de remplaicenten en nummerwisselaars, welke aangeboden zullen worden ter goed of afkeuring. Wij moeten dus met onzen nummerwisselaar aldaar ook tot dat einde laten vinden, de stukken daartoe vereischt volgens de wet, daarbij overleggende. Rondema bevorens gemeld zorgt voor alles, zoodat ik weinig bemoeijinge heb.
Blz. 35
Den 21 April, sedert de vorige droog zonneschijn maar koud O. wind.
Ingevolge vorige aanteekening is onze nummerwisselaar door den Raad goedgekeurd, benevens verscheidene andere, welke toen, tot dat einde ook aangeboden werden. Na de goedkeuring betaalde ik aan onze nummerwisselaar Sibe Siebes Bijlsma te Stiens woonachtig behorende tot de ligting van 1842, met No 60, volgens contract 50 Guld. waarna elk zijne wegen ging. 275 Guld. heeft dezelve Mei over een jaar tegen 4 pr.Ct. nog te vorderen.
Er worden veel kievietseijeren gevonden. De laatst prijs was 4 Centen, zoodat er door sommige, welke het eizoeken verstaan, veel geld verdiend wordt. Zoo is er onder anderen in dezen omtrek te Wijtgaard woonachtig een zeker Pieter Terpstra, welke deze kunst in den grond verstaat, en heeft mij wel gezegd dat hij sommige jaren, daar wel 60 a 70 Gulden mede verdiende.
Blz. 36
Den 24 April, sedert de vorige allerschoonste weder, het gelaat des aardrijks word groen.
Gisteren ging ik ‘s morgens 5 uur nevens ons in het Sneeker trekschip mijn zoon Sijtze benevens kleinzoon Doeke Hiemstra welke hier een nacht uit van huis, bragten mij met de pols derwaards om over de ringsloot te springen en voer naar Sneek reisde van daar te voet naar Tjalhuizum alwaar om half 9 aankwam tot groote blijdschap mijner kinderen; bevond hen allen wel ook de kleine Dieuwke was springlevendig, huppelde in de meistoel en was zeer vrolijk maar kon nog niet loopen, zij is nu bijkans een jaar, overigens stond het zeer wel met hunne boerderij, en hadden overvloedig hooi; na gedurende den dag aangenaam bij elkanderen geweest te zijn, ging ik groot 3 uur van daar, en kwam met een spoedigen tred maar juist in het 4 uur schip, en des avonds om 7 uur nevens ons land, alwaar Lijkle mij met de pols over de ringsloot hielp en aldus welvarende bij de mijnen terug aan ons huis.
Blz. 37
Den 21 l.l. zijn de pollen duur verhuurd. Mijn zwager Hendrik te Hallum hadde zich belast om 4 schar voor ons te huren, waarvan onze zwager te Tjalhuizum 1½ schar en 2½ schar voor ons, welk 4 schar ons tezamen f 125 aangehuurd zijn, dus ruim 31 Gulden ieder schar, verleden jaar 20 Gld. Een ieder was bij de huringe bevreest, dat hij geen scharren zoude bekomen!
Den 29 April sedert de vorige altoos groeizaam en schoon weder, den 25 l.l. regende het gedurende dien dag; maar is sedert altoos droog.
4 en 5 Weeken geleden was het gehele aardrijk, als het ware dood en levenloos tot diep in den grond ijzerhard, de zee en binnenwateren werden met paard en sleden gebruikt, en thans is de gehele natuur in leven en beweging, boomen gewassen en het doode aardrijk is met een aangenaam en fris groen overdekt. Zoude men maar zoo jong geleden het voor onmogelijk geacht hebben, dat in zulk een korten tijd de natuur als het ware uit den dood in een vrolijk leven konde ontwaken; de tuinvruchten en het gezaaide spruiten niet alleen uit maar beginnen in den kouden grond boven te
Blz. 38
komen, ook de zoo zeer neergebogene en gedrukte landman, ziet thans een heenkomen met zijn vee, hetwelk opvolgende en dagelijks in het land gelaten wordt, en het laat zich aanzien, dat er nog hooi overgehouden zal worden, althans bij ons; er is zelf voor het melkvee overvloedig gras.
Den 5 Mei, sedert de vorige koud en droog dog heden in den zeer vroegen morgen buijig de wind N.W..
Lijkle en Klaas zijn hedennacht 2 uur met 5 van ons en 3 hoklingen van Hotze (welke hier den laatsten April volgens afspraak door den knegt zijn gebragt) op reis gegaan naar de pollen waarbij 4 van Techum zouden voegen op de Bozumer Dijk; door het buijige weder en tegen den wind troffen zij het matig, mogelijk zijnze door den regen zeer nat geworden.
Hedenmorgen zijn een aantal jongelingen met de loting van verleden jaar hier doorgemarcheerd. De bestemming weet ik niet, de lotelingen van dit jaar ook onze nummerwisselaar zijn met groot verlof vooreerst van den dienst vrijgesteld.
Den 10 Mei, sedert de vorige afwisselende goed weder buijig, onweder vooral op den 8 dezer ‘s avonds om 7 uur, donder, bliksem hagel, sneeuw regen en harden wind, zoodat alle krachten der natuur voor een klein half uur onder elkander mengden. Dit onweer was des te ontzettender, dewijl ons vee nog op stal zijnde, de angst met onophoudelijk geloei, en misbaar, uitdrukten; om het vee te doen
Blz. 39
bedaren staken wij de lichten op, kruiden met het dongkret het buithuis op en neder, en schoon het voederen rede gedaan was, gaven ieder stal nog een gifte hooi, waarna alles ook het onweder eindelijk bedaarde.
Hedenmiddag in het Oost en West, sterke onwedersbuijen, met donder en bliksem vergezeld en zoo het scheen met veel regen, het bleef hier steeds goed weder. Ten gevolge daarvan is onze Hanna, in het 2 uur schip gegaan, om onze kinderen te Tjalhuizum te bezoeken, en zal volgens afspraak met ons zwager, welke hier gisteren was, bij het aankomen van dit schip van Sneek afgehaald worden.
Waarschijnlijk heeft de zonsverduistering welke op den 6 plaats heeft gehad, waarvan een gedeelte bij ons te zien is geweest wel invloed op de weersgesteldheid heeft gehad, als ook het merkwaardig natuurverschijnsel, dat de planeet Mercurius over de zon ging, bij ons te zien op den 8 dezer des avonds 4 uur aanvangenden en te 11 uur uitgaande, waarvan echter het gezicht maar tusschen 7 en 8 uur het ondergaan der zon de verdere waarneming ontzeide.
Hier en elders komt het melkvee opvolgende in het land, wij hebben heden onze kleine kalvers voor een gedeelte in het land gebragt.
Klaas en Lijkle hadden in zooverre een goede reis naar de pollen gehad, maar waren vrij nat geweest, omdat het des morgens buijig ware, kwamen 6 uur te huis.
Blz. 40
Den 14 Mei koud en droog, het is ten gevolge der onweders, dat het thans ongunstig weert; men meende onlangs bij het schoone weder, dat er overvloed van hooi en gras zoude komen, maar is sedert meer agter dan voorwaarts gegaan, en indien wij geen gunstiger weder krijgen, dan zijn de uitzichten van overvloed verdweenen!
Pinkstermaandag den 12 dezer, zijn wij kerkvoogden terstond na het eindigen van den godsdienst gedurende het overige van den dag onledig geweest in de herberg te Wirdum ons gewoon vergaderplaats, om de huren der zitplaatsen in de kerk te ontvangen. Dit gebruik heeft anders hemelvaartsdag altoos plaats, maar omdat ons Domeni toen om familiezaken, naar Oostfriesland was, werd het ontvangen dezer gelden tot bovengemelden tijd uitgesteld, waarvan bij onderscheidene afkondigingen van den predikstoel, de gemeente kennis werd gegeven; het montant der huur was 228 Gld. dus meer dan 100 Gld. minder dan bij de voorgaande verhuring.
Heden nademiddag, heb ik met den Heer voorzitter benevens den boekhouder der Brandsocieteit comparitie in de herberg te Wirdum, ten einde de wijze van rekening van het verleden dienstjaar welke aanstaande Vrijdag in ‘s Lands Welvaren moet plaats hebben, volgens ons nieuw herziene reglement in te rigten.
Ons nieuwe buurman H. Valkema, is gisteren omdat het op den 12 pinkstermaandag was met have en vee aangekomen, ons vee staat nog op stal.
Blz. 41
Den 19 Mei, sedert de vorige zonder eenige afwisseling buitengewoon koud en buijig, de wind steeds N. Noordwest, volstrekt herfsweder, overmorgen maansverduistering; men vreest dat het weder tot dien tijd zal voortduren, maar dan veranderen.
Vele boeren in dezen omtrek welke nog van een weinig of aangekogt hooi voorzien waren houden de beesten nog op stal, zooals met ons het geval ook is, wij hebben nog voor 4 a 5 dagen. Mijn medekerkvoogd de assessor J. Palsma zeide mij gisteren: dat zijn vee heden eruit moest er bleef geen keur voor hem overig, het hooi was op, en zoo gaat het van dag tot dag. Ach! Wat lijden die stomme beesten, zoo uit de warme stallen, zonder eenige overgang buiten in het koude gure weder. Onze kleine kalvers hebben wij ook eerst ‘s nachts thans altoos in huis, de biggen zijn nog niet buiten geweest.
De boekhouder heeft verleden vrijdag voor de gecommitteerden rekening gedaan, en is dezelve over het dienstjaar 1844 goedgekeurd en gesloten, er bestond een batig saldo van 2200 Gld. voor ongeveer 1500 was er gedurende brandschade geleden.
De deelhebbers der Societeit zijn volgens advertentie in de courant namens de gecommitteerden op aanstaande Vrijdag in ‘s Lands Welvaren geconvoceerd, om verslag te aanhoren wegens den gunstigen toestand dezer maatschappij.
Blz. 42
Den 21 Mei, sedert de vorige, niet beter, als bevorens, thans vergezeld met natweder, een krimpende wind tot in het West.
Oenema State is in denzelfden toestand, sedert den geleden brand op den 15 Nov. 1844, het ligt nog alles door elkanderen, zonder opgeruimd te zijn. De boer heeft gedurende den winter met eenig vee tot mei l.l. aldaar inwooning gehad, toen boelgoed gemaakt en vertrokken, volgens overeenkomst met den Heer Helmers in Gelderland woonachtig en eigenaar van dit landgoed. Het heerenhuis staat aldaar, voor den brand toen bewaard, zonder inwooning, ledig, benevens het zoogenaamd klein slotje, men zegt op afbraak. De landerijen daarbij behoorende gedurende dit jaar los verhuurd zullende worden, en daarna de boeregelegenheid weder besteed op te bouwen; als dit werkelijk zal gebeuren moet de tijd leeren; de tuin thans een bouwtuin, is verhuurd aan de afgaande huurder.
Alle deze omstandigheden zijn een gevolg van de dubbelde verzekering in de Woudsender en onze brandwaarborgsocieteiten, zijnde de inschrijving door beide geroijeerd, waarvan de notaris Wierdsma de wezenlijke oorzaak wegens nalatigheid van behoorlijk onderzoek. Deze Heer is door den eigenaar gelast, om voor inwooning te zorgen, maar omdat hij dit niet behoorlijk kan gedaan krijgen, heeft hij mijn zwager P. Hiemstra verzogt, daarvoor te willen zorgen, en heeft ten gevolge daarvan de sleutels onder zijn bewaar genomen, tot dat het verhuurd zal zijn.
Blz. 43 Mei
Met der diakonie en armvoogdij gealimenteerden is in het begin dezer maand veel te doen geweest om dezelve van inwooning te voorzien, waaronder een schoenmaker, jonge lieden, welke 2 jaren alhier gewoond hebben en van Langweer herkomstig, welke gemeente of diakonie aldaar, omdat de man ledemaat is zich op gedurig aanzoek in de belangen van deze lieden niet heeft willen inlaten; maar t’elkens van de hand gewezen, tot op den laatsten dag, wanneer er een brief van aanneming aan onze voogden is ter handen gesteld, met verzoek om zoo mogelijk deze lieden van inwooning te voorzien, waarop mijn zwager P. Hiemstra, welke boekhouder van het armbestuur van dezen dorpe is, deze arme menschen in het aanzienlijk huis van G. Hooghiemstra, door deszelfs moeder met der dood ontruimd, zooals wij bevorens gemeld hebben, en tot Mei bewoond geweest zijnde, met voorkennis van gemelde eigenaar, ter inwooning, plaatste.
Dezes mans geloof is in dezen niet teleurgesteld geweest; niettegenstaande, het er duister met zijn huisgezin uitzag, en alle moeite, welke hij steeds aanwende, maar t’elkens afgewezen werd, hield hij altoos staande, dat God wel voor hem zoude zorgen. Ook toen het scheen dat hij des anderen daags met zijn huisgezin om zoo te zeggen, op den dijk zoude gezet worden, kwam bovengemelden brief van de diakonie van Langweer, nadat hij den vorigen dag in persoon van dier kerkeraad een weigerend antwoord ontvangen hadde, in plaats van op den dijk bovengemeld huis ter inwooning toegezegd en dadelijk betrokken werd. Welke aangename leeringen! kan men
Blz. 44
hieruit afleiden, niet alleen dezen man, maar ook elk en een ieder, na alle noodige en oorbare middelen te beproeven, door het geloof in Jezus, alle onze nooden den Heere aantebevelen, en met een kinderlijk toeverzicht en vertrouwen voor ons te zorgen te laten!
Het scheen dat de gemeente van Langweer tot het uitterste erop toelag, om dit huisgezin hier te doen verjaren; maar vrezende van de Regering te zullen genoodzaakt om in de nood van dit huisgezin te voorzien, alles ten hunnen koste, hebben zij eindelijk toegegeven, en toezegging gedaan tot onderhoud.
Het is daarom te wenschen, dat de hooge Regering een beter wet op de verjaring mogte daarstellen, ten einde de gemene lieden bij de thans bestaande wet, niet geheel gerenueerd worden zooals wel het geval is; want binnen drie jaren moeten de ambachts en arbeidslieden naar een ander plaats verhuizen, of zij zijn verjaard; in welk geval zij vaak hun bestaan verliezen, omdat zij op een vreemde plaats zoo aanstonds niet met hun werk te regte zijn, en dezer wijs hun zoo noodig dagloon missen.
Den 22 Mei, hedenmorgen schoon weder ten gevolge daarvan hebben wij als ons vee buiten gebragt. De wind kromp gisteravond ten Noordoosten, alwaar hij staan bleef; het
Blz. 45
was gedurende den voormiddag aangenaam zonnenschijn, evenwel met afwisselende wolken en vrij sterken wind. Wij verheugden ons dat ons vee het met zulk gunstig weder getroffen hadde, omdat de scherpe lucht zeer verzacht ware; wij haddenze wegens het hooi nog een paar dagen op stal konnen gehouden hebben. 28 stuks melkekoeijen leiden wij van stal. 2 waren voor eenige tijd uit geweest. Zelden hebben wij ons vee uitgebragt dat het zoo vrolijk was, een bewijs dat het een zeer goeden winter gehad heeft.
Maar even na den middag begon de lucht tezamen te trekken in donderbuijen, welke ons spoedig troffen vergezeld van regen, welk afwisselende gedurende den nademiddag elkander volgen; het is thans 6 uur, en de lucht staat in het Z. Oosten zeer zwaar met donder, waarschijnlijk is het later op den avond zwaar weder.
Den 28 Mei, sedert de vorige heeft het weder zich ten goeden gekeerd, na afwisselende donder en regenbuijen werd de lucht gematigd en veranderd in zacht, warm en groeizaam weder, waardoor planten en boomgewassen de bladeren en bloeisems beginnen te ontwikkelen welke in zooveel koude en gure dagen in denzelfden toestand, thans een zeer aangenaam voorkomen aan den mensch aanbieden, ook het land is overdekt met zoogenaamde paardebloemen, en vertoond een zonderling rood gezicht.
Bevorens den 24 des morgens in den tuin bezig zijnde om kool te planten, overviel mij een
Blz. 46
hoofd en borstpijn en daarna een hevige koorts, ik spoedde mij naar bed; men liet Beekhuis onzen chirurgijn komen, deze uit zorg voor pleuresziekte, oordeelde om mij ader te laten hetwelk zonder eenig ander toeval gedaan zijnde beval hij aan mijne vrouw, om de borst steeds met lijnkoek te pappen, en zond mij overigens een drank, men hield gedurende den dag zich onledig met pappen ook in den nacht; want mijne vrouw bleef de gehele nacht op, maar met den drank konde ik niet mede te regte, en veroorzaakte telkens een benaauwde braken. Des anderen morgens vroeg bezogte Beekhuis mij weder, en bevond mij beter dan bevorens en bovendien dat het hem geen pleures scheen maar een krampachtig toeval te zijn, ontstaan uit koude stoffen: dat hij mij niet meer zoude aderlaten; maar dat wij met pappen moesten aanhouden, ook met de drank om telkens een weinig minder daarvan in te nemen totdat ik eraan gewend ware; ik zat wijders een aanmerkelijk gedeelte van den dag op tevens onder gebruik van een weinig spijze, hetwelk mij benevens het morgenontbijt tamelijk wel smaakte, waaruit ik bespeurde dat ik niet ziek ware.
Des anderen morgens bevond Beekhuis in nog beteren toestand, dog ik oordeelde een medicynale behandeling niet meer te behoeven, alleen met pappen aan te houden, en overigens te zien hoe het zich zoude schikken; de pijn in de borst verdween eindelijk, hoewel het hoofd ook tot heden afwisselende gespannen blijft
Blz. 47
waarop Beekhuis mij verliet, mij beterschap wenschende, en vooral mij in agt te nemen, dat is niet teveel buiten de deur te zijn.
Het gaat zoo goed, dat ik sedert mij met den tuin bemoei, dat is om aanwijzingen te doen; maar ben zwakker.
Leerling gisteren de reparatie der toren zullende opnemen, waarvan ik door Palsma Zondag l.l. berigt ontvangen hadde, schreef ik hen gistermorgen, dat ik door eenige ongesteldheid verhinderd worde de vergadering van kerkvoogden thans bij te wonen! Wat er besloten is weet ik niet.
Ons dogter en zwager van Tjalhuizen met hun kleine Dieuwke bezogten ons op Vrijdag den 30 Mei mei met den digten wagen en waren hier des morgens 8 uur, mijn zwager hadde bezigheid aan de markt om een koe te verkoopen na zijne terugkomst, vertrokken zij 3 a 4 uur des nademiddags.
Den 4 Junij, sedert de vorige goed weder vooral deze laatste drie dagen zomerweder, warm en groeizaam, behalven hedennacht veranderlijk en hedenmorgen buijig, zoo het schijnt een gevolg van den donder, schoon niet gehoord.
Ik ben in zooverre hersteld, dat ik mij in staat bevond, zondag den 1 dezer naar het gebuurte te gaan en de godsdienst 2 maal bij te wonen de reis des avonds viel mij volstrekt niet lastig
Blz. 48
maar naar bed gaande, en gedurende den nacht gevoelde ik weder diezelfde pijn in de borst, hetwelk met pappen gelenigd werd. Schoon ik mij gezond gevoel, ben ik echter niet geheel van borstpijn in meer of mindere mate bevrijd, het schijnt dat koude en vooral avondlucht daar veel invloed op heeft. Ik bevind mij daarom in een toestand, dat ik mij zeer in acht moet nemen waardoor de waarschuwing van onzen chirurgijn bij deszelfs laatste bezoek, om mij in acht te nemen, veel waarde bekomt, waaraan ik toen weinig geloof sloeg; te meer wijl men de mooije tijd de zomer inging, en daar ik mij in den verleden winter, bij het koutste en onstuimigste weder mij zonder eenig letsel in de open lucht op reizen naar het gebuurte en naar de Stad niet behoefde te ontzien.
Gisteren waren Sije van Wijngaarden en vrouw hier te theedrinken en vertrokken des avonds om 9 uur.
Ons Domeni en zijn zwager Viëtor predikant te Damwoude bezogten mij voor eenige dagen op een middag; onder onderscheidene gesprekken vertelde ons Domeni, dat hij in ongelegenheid was met Brinksma een timmerman alhier, welke het voor deszelfs gewezen meid opnam, die bij Domeni van Roordahuizum thans woonde, die hij een attestatie geweigerd hadde omdat zij in de loterij speelde, en verzogte mijn raad hierover in te nemen: ik zeide dat ik hem niet konde raden omdat alle de wetten van het thans bedorven kerkbestuur mij niet bekend waren, dat hij predikant was, en weten moest wat hem te doen stond.
Blz. 49
Den 11 Junij. Sedert de vorige zomerweder. Wij zijn heden begonnen te maaijen; ik ben hedenmorgen het land eens uitgewandeld en bevond, de mieden goed te staan, zoodat het zich laat aanzien, dat wij genoeg hooi zullen winnen.
Eergisteren reisde ik met het 9 uur schip naar Birdaard, om de familie aldaar te bezoeken, bevond mijn broeder en zijn huisgezin wel; gingen des nademiddags naar Wanswerd, en bevond mijne zuster aldaar naar hare blinde omstandigheden ook wel, na bij haar thee gedronken te hebben en afscheid genomen te hebben, gingen mijn broeder en ik, des avond weder te rug na alvorens tusschen Birdaard en Wanswerd op Doniaterp op zijne plaats zijn dogter en zwager aangesproken te hebben kwamen wij om 7 uur te huis; ik bleef des nachts, en na aangenaam gedurende bij elkanderen geweest te zijn, ging ik daar in het 2 uur schip, waarin niet minder dan 44, vreemde maaijers waren, welke ons van tijd tot tijd verlieten, behalven 18 welke mede naar de Stad voeren, en zoo kwam ik om 5 uur gister te huis bevond alles wel behalven een zieke koe welke gestorven was
Blz. 50
en waarop mijne vrouw, beschikking gemaakt behemeld en aan de gemene lieden uitgedeeld, was geworden. Deze koe hadde al eenige tijd gezukkeld en werd bevonden aan de droop gestorven te zijn.
Lijkle, Klaas, Sijtze, Klaaske en Hanna, zijn hedenmorgen naar Tjalhuizum gereden met den digten wagen, om onze kinderen aldaar te bezoeken, met voornemen om Sijze eenige nachten daar te blijven, hij heeft zich van vischtuig voorzien, om den tijd daarmede te slijten.
Den 18 Junij, sedert de vorige helder zonneschijn, afwisselende buitengewoon warm, heden betrokken en veranderlijk.
Onze kinderen hadden een goeden reis gehad naar Tjalhuizum, alles aldaar welbevonden te hebben kwamen ‘s avonds half 10 uur te huis. Wij verwachten hen heden om Sijtze te huis te brengen, welke tot heden aldaar geweest is.
Gisteren zijn wij gedurende den dag in de herberg te Wirdum, onledig geweest, om een catalogus te maken van alle de archieven tot de kerkelijke administratie behorende, en na het afwerken daarvan alle boeken, bescheiden en papieren daartoe betrekkelijk en een kas welk vroeger in de pastorij en thans op het orgel in de kerk, geplaatst is, op te sluiten en
Blz. 51
te bewaren. Een bestek door leerling mr. timmerman te Stiens, daartoe verzogt zijnde, ingezonden wegens reparatie aan het muurwerk van de toren alhier, hebben wij aangenomen en wijders bepaald dat deze besteding bij geslotene briefjes zal geschieden welke voor den 6 Julij moeten ingekomen en dit werk voor den 15 Sept. afgedaan zijn.
Den 19 Junij ten gevolge van het veranderlijke weder, heeft het gisteravond een weinig geregend, in het Zuiden donder.
Wij zijn gisteren in onze verwachtingen niet teleurgesteld, onze kinderen kwamen hier met de wagen en bragten onze Sijtze te huis. Zij kwamen hier niet vroeg, omdat het aldaar ‘s nachts vrij wat geregend hadde en misschien gister nademiddag ook, omdat het scheen dat de lucht daar steeds zwaar stond. Na aangenaam bij elkanderen geweest te zijn, vertrokken ‘s avonds 6 uur. Ik was niet te wel min of meer wat koortsig en lag ‘s middags te bed; op den avond en thans is het wel.
Heden een droge lucht en afwisselende zonneschijn. Indien het voortaan droog weder is, dan zijn wij aanstaande aan het onleegtijden.
Er reed gister een jonge vrouw met onze kinderen van Folsgare, wier moeder te Wirdum woonde, deze jonge vrouw was aldaar als meid komen woonen en toen
Blz. 52
getrouwd, ook hebben een paar jonge lieden van Wirdum een plaats te IJsbrechtum gehuurd en voor een jaar 2 a 3 insgelijks een paar jonge lieden op een plaats onder Nieuwland, zoodat er in dien ontrek verscheidene Wirdumer woonen, dog van de laatstgenoemde is de vrouw thans overleden en zal aanstaande Zaturdag alhier begraven worden, hare ouders zijn landbouwers op Tjaard onder Wirdum.
Den 23 Junij. Sedert de vorige droog koud weder, hedennacht sterke regenbuijen, koud N.W. wind. Wij zouden heden zweelen en haaijen omdat wij verleden Zaturdag eenige rooken geweeld hebben waarvan nog 4 buiten staan welke wij eerst zouden binnenhalen en dan zweelen; maar de gevallen regen belet ons, daarin althans in den voormiddag in het hooi te werken; onze onleegtijders zijn volgens vorige bepaling rede opgekomen waarvan twee uit de buren waarvan een onze arbeider en de andere eenen Hessel Hiemstra. De twee anderen zijn uit de Wouden waarvan de een Rink Martens Westra van Augustijnsga. Sedert ik weet niet hoe vele jaren onze oude onleegtijder een thans bijaard man, de andere een nieuwe Folkert … van Suameer vrijgezel onder militaire dienst. Deze laatste konnen bij misweer niet naar huis gaan, zooals de beide andere naar de buren. Het is dus ongemakkelijk voor de zoodanigen, welke zoo veraf zijn, als er niet in het hooi kan gedaan worden, om alsdan ledig om te loopen, dewijl zij tot geen ander werk bepaald verpligt zijn, en tevens schadelijk voor de boer wegens kost en inwooning.
Blz. 53
Den 3 Julij, heden warm zonneschijn, sedert de vorige afwisselende regen, hedenmorgen donder.
Wij hebben dientengevolge maar 20 pondem. gezweeld en gehaaid, de onleeg-tijd neemt dus een tragen voortgang. In het geheel hebben wij 76 pondem. mieden, en zweelen thans in de 5.
Ik was heden tegenwoordig op de vergadering van ons Friesch Genootschap ten huize van der Wielen in de Sacramenstraat te Leeuwarden ons gewoone vergaderplaats. Er waren vele werkzaamheden, wegens vorige besluiten, ingekomene werken, verslag van den secretaris, ook ten aanzien van de finantieëlen toestand des Genootschaps, waaruit bleek dat er ruim 300 Gld. batig saldo; de staat der begrooting over het volgende dienstjaar met een batig saldo van ruim 200 Gld. de inkomsten bedroegen ruim 1300 Gld. en de uitgaaf ruim 1200 Gld. er bestonden over de 200 leden.
De Heer Bruinsma, hield eene redevoering over de genealogie van Friesland en aangrenzende landen, deze redevoering was zeer uitgeboeid, en met veel onderzoek en geleerdheid daargesteld. Het bleek dat de redenaar geen moeite tot onderzoek gespaard hadde.
Er misten vele leden, wegens de bijwooning der statenvergadering, om leden dezer vergadering te stemmen.
Blz. 54
Den 7 Julij sedert de vorige allerschoonst warm weder vooral gister en heden buitengewoon.
Eene noodige reparatie aan het muurwerk van de toren te Wirdum bestaande, waarvan een bestek en aanbesteding bij gesloten briefjes in de Courant geadverteerd om voor, of op den 5 dezer de briefjes in de herberg te Wirdum in te zenden, waarvan 3 ingekomen waren, en welke wij gisteren geopend hebben, blijkende dat Visser timmerman te Leeuwarden de laagste schrijver voor een somma van 424 Guld. aan wien wij dan ook het werk toewezen, onze timmerlieden te Wirdum schreven tezamen 750 Gld. en een ander over de 1100 Gld.
Het is thans ongemene druk in de onleegtijd wij hebben 28 pondem. hooi in huis en zweelen heden een groot gedeelte van 9 pondemate. Het was hedenmorgen, of gedurende de gehele voordemiddag zoo drukkend warm en doodstil dat de menschen bezwaarlijk konden werken maar tegen den middag onstond er en een oogenblik een dr…de [onleesbaar] wind uit het noorden, en dit heeft tot op den avond geduurd, waardoor de hitte eenigszins is getemperd geworden, zoodat de arbeiders weder konden werken vooral ook in het hooi.
18 Julij. Sedert de vorige afwisselende regen en onstuimig, waardoor men niet of zeer weinig in het hooi heeft konnen werken, en de onleegtijd geen voortgang heeft genomen. Het eerste hooi
Blz. 55
hebben wij mooi binnen gekregen; maar gister hebben wij een gedeelte van de 9 bij huis gezweeld en heden de rest, maar dat hooi heeft veel door den regen geleden, ook nog te meer, hebben wij het damp gezweeld, ons volk zijn op den nademiddag naar de buren om de 5 te zweelen.
Het weder schijnt thans een geheel ander natuur aan te nemen, morgen nemen de hondsdagen een aanvang en dan bij goed weder zijn wij voornemens de 10 te zweelen, en de 15 bij huis wordt thans gemaaid. Ik reken met heden dat wij 140 roken gezweeld hebben, en dat wij dan nog 70 zullen moeten zweelen. Het is heden vrijdag, als het vervolgens goed weder blijft, dan zal het moeite zijn om in de volgende week gedaan te krijgen.
Nooit hebben wij zoo lang in de onleegtijd geweest, vooraf in de Leeuwarder kermis hadden wij altoos gedaan, maar aanstaande Woensdag zijn wij daarvan reden de laatste.
Wij hebben 4 onleegtijders en heden heb ik nog een gewonnen, en met deze hebben wij, als wij werken kunnen, met mijne zoons, de handen vol werk, vooral in het hooi, omdat de gollen hoog zullen worden, te meer als men aanhoudend invoert, zooals met ons het geval zal zijn.
Blz. 56
Den 21 Julij regen, dog de 3 laatste dagen der voorgaande week was het schoon weder, waardoor ons volk ongeveer 70 roken zweelden. Ongeveer de ¼ is van de 10 behouden, dus tezamen met de 15 moeten wij S.C. 17 pondem. zweelen en hoopten dat wij in deze week indien het goed weder bleef, zooals het den 17, 18 en 19 met den aanvang der hondsdagen liet aanzien, zouden gedaan krijgen; maar het is gister zondagmorgen begonnen te regenen en hedenmorgen nog, waar door wij in de hoop van deze week gedaan te zullen krijgen teleurgesteld worden.
Het is heden de laatste maandag van de Leeuwarder kermis en nog zitten wij en anderen (sommigen hebben gedaan maar moeten namaaijen) ten naasten bij midden in de onleegtijd; hooi en gras komt er in overvloed dat is de beste troost.
De aannemer van de Wirdumer toren is reeds bezig met het buitenste steenwerk dat over en over bijkans los is, af te breken. Een gedeelte van de toren is rede besteigerd. Dit moet aan boven toe het gehele 4 kant althans de Oost, Zuid en Westzijde, en moet van onderen op weder ingemetseld worden, het is een zwaar werk en de man zal er waarschijnlijk niet teveel aan verdienen
Blz. 57
Den 26 Julij, goed weder met afwisselende stofregen, sedert de vorige heeft het naar de kant van Sneek en Bolsward ontzettend geregend, vooral op den 22 dezer, het bleef hier egter den gehelen dag droog.
Wij zijn met de hooijing tot 61 pondem. gevorderd en hebben daarvan 178 wagens in huis, een gedeelte van de 15 hebben wij gezweeld en moeten heden daarvan S.C. 10 pondem. zweelen, en als dit gelukt dan hebben wij het zweelen gedaan.
Donderdag verleden den 24 hadden wij vergadering van gecommitteerden tot de Brandsocieteit in de herberg te Wirdum, om de polissen van de hertaksatie en de nieuwe inschrijving te verificeren en het tarif van vee hooi en granen te arresteren, en hadden daarmede des avonds 5 uur gedaan.
Mijne beide korven bijen hebben van het begin dezer maand tot gisteren verscheidene keren gezwermd en ontzettende veel bijen voortgebragt ik heb daarvan 3 nieuwe korven voor aangelegd.
De buitenste laag van de Wirdumer toren is tot aan de benedenste insnijding afgenomen. Het binnenste steenwerk van de muren wordt ongemeen hard bevonden, en veroorzaakt verbazend veel moeite om uit te kappen. Indien er geen ander schikking geraamd wordt, moet de aannemer verbazend veel schade lijden.
Blz. 58
Den 31 Julij, goed droog weder.
Wij hebben 26 Julij de onleegtijd gedaan gekregen en 214 weiden hooi gewonnen; hoe het met broeijen gaan zal, moet de tijd leeren. Onze buurman krijgt heden gedaan, andere buurlieden hebben gisteren en andere een dag vroeger voor ons gedaan gekregen, en zoo gaat het elders van dag tot dag. Den 11 begonnen te maaijen en den 19 Junij te zweelen, dus 5 weeken en 4 dagen.
Wij zijn den 27 begonnen te dongen; maar het regende des avonds en vooral des nachts ontzettend veel; evenwel hadden wij gisteren een schoonen en helderen dag, waardoor wij het dongen konden voortzetten.
Gisteren Woensdag den 30 ging ik in het 5 uur Sneeker schip, om onze kinderen te Tjalhuizen te bezoeken, ik kwam daar groot 8 uur, hoewel onverwacht waren zij zeer verblijd over mijne komst; ik bevond hen en kleine Dieuwke allen in den besten welstand. Zij hadden ook den 26 met veel moeite de onleegtijd gedaan gekregen, en van 25 pondem. 70 wagens gewonnen, na gedurende den dag aangenaam bij elkanderen geweest, ging ik 3 uur weder van daar in het 4 uur schip te Sneek en kwam om 7 uur weder te huis. Hunne boerderij stond goed dog waren evenwel zoo ruim van gras als wij niet voorzien, trouwens niemand onzer buren heeft het ook zoo ruim niet, als wij.
Blz. 59
Den 5 Aug. Sedert de vorige goed weder, hedenmorgen zeer schoon, het schijnt tot droogte te neigen waardoor degene, welke veel of weinig voorgeweid hebben, thans in de gelegenheid zijn om schoon hooi te winnen; dagelijks beginnen dezulke weder te maaijen, met het groeizame weder zijn deze voorgeweide landen uitmuntend voorzien, zoodat er nog veel hooi gewonnen zal worden.
Den 2 hadden wij vergadering met den opziener, om het werk aan den toren op te nemen, en bevonden dat de aannemer in den aanvang teveel uitgekapt hadde, althans de voorzigtigheid niet hadde gebruikt, om zooveel mogelijk de uitgekapte steen te behouden. enz.
Gisteren hebben wij de ruigscherne uitgekregen, hetgeen ons ditmaal zonder eenige verhindering door regen als anderzins gelukte in 5 dagen en een schaft.
Wij melken 29 koeijen en 2 weiders; de boter blijft steeds S.C. 30 Guld. de kaas 16-20 Gld. de koeijen zijn duur, onlangs kogte ik een rier voor 76 Gld. dat thans wel 85 waard is, wij konden nog wel 4 a 5 meer melken, maar zij zijn mij te duur. Van buiten worden er veel ingevoerd, maar geschikt en best vee wordt steeds uitgevoerd, ook naar Engeland en elders.
De varkensziekte heeft hier en elders reeds veel verslonden; de onze zijn nog gezond, zoo vroeg is men niet gewoon, voormaals meest in September.
Blz. 60
Den 7 Aug. heden droog, gisteren afwisselende regen vooral tegen den avond.
Voor eenige dagen ontving ik een brief van mijn kleinzoon Doeke, zoon van Domeni van Achlum oud ongeveer 16 jaren, dat hij na een afgelegd examen in het Latijn, Grieks, Fransch, Engels enz. tot kwekeling tot officier van gezondheid voor de land of zeemacht in de kweekschool te Utrecht opgenomen was, en den 1 Sept. e.k. derwaards zoude vertrekken. Daartoe verleend het Rijk jaarlijks 400 Gulden tot subsidie voor den kwekeling overigens moeten de ouders de meerdere kosten zelf dragen. Mijn zoon heeft nu al een geruimen tijd geleden bezorgd geweest, om deze zijn zoon (hij heeft er nog 2) een bepaalde bestemming te geven. Thans is die bezwaring opgelost. Hij is bij het examen of tijdens het examen in persoon zelf te Utrecht geweest, hetgeen 2 dagen duurde.
De boomen aan de straten en om het kerkhof in het gebuurte te Wirdum ten laste der kerk, worden thans volgens jaarlijks gebruik dat is des weeks voor Wirdumer kermis gesnoeid. Voor ruim 80 jaren, zijn deze boomen tot verfraaijing van het gebuurte, door de kerk geplant, en worden goed onderhouden en platgescheerd; hetgeen de kerk jaarlijks nogal eenige kosten veroorzaakt. Het gebuurte of de reed behoort aan de kerk. De patroon, pastorij vikarij in wijder geestelijkheid waren voor 1580 eigenaars van van een groot gedeelte van Wirdum, landen en gronden.
Blz. 61
Den 12 Aug. Sedert de vorige afwisselende regen, vooral gister en eergister, waardoor degene welke zweelen zouden, tot nu verhinderd zijn, het hooi zal zeer lijden, wegens de geweldige regen, vele moeten nog maaijen, het koolzaad zichten nam ook aanvang, maar zal zeker door de menigvuldige regens gestaakt moeten zijn.
Onze buurlieden zijn rede begonnen te malen; de lage en buitenlanden zullen zeker onder water staan.
De varkensziekte heerscht overal zeer sterk, de onze zijn nog vrij.
Maar nog veel vreeslijker zijn de geruchten uit andere gewesten en overal den bouwkant in ons gewest; dat er namentlijk een ziekte onder het zoo weelig groeijend graan, maar vooral onder de aardappels is ontstaan. In die landen waar deze ziekten ontstaan, verspreid zich in een oogenblik in een groote uitgestrektheid, en breid zich tot de gehele vrucht uit. De plant wordt zwart en sterft. Zoodat die landen waarin deze dood zich verspreid in plaats van een bloeijend en heerlijk overzicht aantebieden zooals de aardappels nimmer gestaan hebben en voor den planten een verblijdend uitzicht op een rijken oogst aanbood, thans een akelijk
Blz. 62
overzicht aanbieden en de toekomst van den land- en aardappelbouwer niet als een gehele teleurstelling opleverd. God geve! dat dit verderf, onder deze zoo behoeftige levensmiddelen, spoedig een gunstige keer moge nemen, de gevolgen zullen anders inzonderheid voor den gemenen stand, allernoodlottigst zijn.
Schoon de wind van het Zuiden naar het Westen is doorgegaan, blijft het heden nog even buijig, afwisselende is de lucht klaar en op het oogenblik weder betrokken en regen.
Heden is het Wirdumer kermis; maar alles is water en modder, dit treft voor de ingezetenen maar zoo matig, vooral voor de zinlijke huismoedertjes.
De puinweg is door een Harlinger aan genomen, en zal heden indien mogelijk aan Wirdumer arbeiders, aanbesteed worden.
Wij zijn morgen ter begravenis verzogt. Jan Hoogterp is na lang zukkelen verleden vrijdagmorgen overleden, de weduwe Trijntje Sp. Overdijk een zusters dogter, bij hem geen kinderen verwekt hebbende. Maar wegens het regenachtige weder gaan ik niet, het is een groote reis maar Rinsmageest.
Blz. 63
Den 16 Aug. Sedert de vorige nog afwisselende sterke regen, het ziet er volstrekt herfstachtig uit, en indien het niet veranderd geeft het een droevig vooruitzicht voor den bouwman, maar vooral voor de gemene stand niet alleen maar voor de gehele maatschappij.
Behalven het regenachtige weder zijn de couranten opgevuld met de berigten uit alle de gewesten van ons Rijk over de bijkans gelijktijdige onsteeking der aardappelziekte. Vele stukken land in ons gewest met deze vrucht zijn rede over het geheel of ten deele aangestooken en verdorven; totnogtoe heeft men de oorzaak daarvan niet konnen ontdekken; ons Gouverneur heeft zich met deskundige de moeite gegeven op de landen zelf naspooringen te doen: maar heeft daaromtrent geen bepaald resultaat opgeleverd ingevolge advertentie in de Leeuwarder Courant.
Niettegenstaande den treurigen toestand van den landbouw, en hooiwinning, zijn de couranten mede opgevuld met aankondigingen van harddraverijen en andere openbare vermaken. Voor een godsdienstig hart wordt het overzicht van den toestand onzer betrekkingen tot de hoop op afwending dezer bezoekingen des te treuriger.
In de stad is men sedert een geruimen tijd bezig om pijpen in de straten te leggen tot de voorgenomen Gazverlichting. Vele straten in vele wijken der stad is dit werk rede ver-
Blz. 64
rigt. Ik zag gister in de stad, bij de voormalige Hoeksterpoort, de werkzaamheden aan de overgroote kom of ketel, benevens de daartoe in betrekking opgebouwd wordende stook of bergplaats tot bereiding van Gaz. De vinding tot deze en andere ontzettende werken, zijn in onzen tijd, tot een verbazende hoogte geklommen.
De markt was gister vol vee, door de kooplieden ook van elders ingevoerd, uit Drenth Couverden, Groningerland enz. Men dachte dat het regenachtige weder invloed op den prijs zoude hebben, maar de prijs vooral van geschikt en goed vee, onderging niet veel vermindering, en werd een levendige handel in dit zoort onderhouden. De boter is beneden de 30 Guld. weder gezakt; de kaas is duur tot boven de 20 Gulden.
Den 21 Aug. Sedert de vorige een paar schoone dagen, de beide laatste hondsdagen n.l., dog in plaats van goed weder is het (bij het uitgaan der hondsdagen) oude regenachtige weder zoo niet erger ingevallen, eergisteravond, donder en bliksem, met zware regen vergezeld, ten gevolge hiervan des nachts en gedurende gisteren den gehelen dag, harden wind en storm, vergezeld van afwisselende slagregen, heden continuerende. Door den regen waren de uitzichten van een goeden graanoogst zeer beneveld, maar zijn door den harden wind nog meer verduisterd.
Blz. 65
Geruststellende berigten nopens de aardappelziekte worden uit alle de gewesten van ons Rijk in de couranten geadverteerd. – Het kan zijn dat het algemeen gevoelen van dit zoo noodzakelijk levensonderhoudmiddel, hierdoor in de vooruitzichten beter gestemd kan worden, maar ik vrees dat het einde de last zal dragen, althans ik heb een akker gezien van deze ziekte aangetast, waarvan men een plant uitgroef, welkers vrucht tot rotting neigde; schoon de stengels nog levendig waren, en zooals men schrijft weder uitspruiten, houd ik het daarvoor, dat de eerst vrucht rede bedorven, de nieuwe aardappelen, indien de plant daarvan tot aangroei van dezelve mogte vatbaar zijn, evenwel nimmer tot volkomenheid zullen geraken om tot voedsel te strekken.
Bij de eerste berigten dezer bezoekingen verhieven de levensmidden in prijs van onderscheiden aard en … [onleesbaar] zich tot een verbazende hoogte, maar zijn thans weder zeer gedaald, misschien was dit een spekulatie der kooplieden, waarvan sommigen bij duizenden gewonnen hebben, zooals de gerugten zeggen.
In het begin dezer week bezogt ik mijn broeder op de Streek alwaar onze blinde zuster uit van huis was; zij waren over mijne komst zeer verblijd, ik bleef er een nacht, en vertrok des anderen daags den 19 des morgens in het 10 uur schip van daar, zij bevonden zich allen in den besten welstand. Ik kwam des middags om 1 uur te huis.
Blz. 66
Den 23 Aug. Het weder heeft sedert de vorige een gunstiger keer genomen, gisteren en heden droog en zonneschijn.
Des nademiddags den 21 kwamen onze dogter en zwager van Tjalhuizen hier met den digten wagen ons bezoeken; na een nacht hier gebleven te zijn, vertrokken des avonds om 5 a 6 uur, kleine Dieuwke, neemt een zeer voordeeligen opgroei, zij is thans 1¼ jaar en huppeld en loopt dat het een lust is. Zij zouden een dag vroeger gekomen zijn, maar door den harden wind en regen, werd deze reis uitgesteld. Zij troffen thans goed weder; want op den nademiddag van de 21 begon het droog en bedaarder te worden.
Men is thans zeer bezig om te zweelen en hooijen. Ook te maaijen. Gedurende dezen onstuimigen tijd heeft het gras zeer geleden, maar is nog overvloedig, evenwel was de handel in vee gister slap en veel goedkooper.
De jongstleden storm heeft veel schade aan de bouwvrucht gedaan, vooral aan het rijpen graan schoon mijn zwager te Beetgum mij gisteren zeide: dat zijne granen en koolzaden niet veel geleden hadden.
De mondelinge berigten, nopens den toestand der aardappelen, waren eenparig zeer treurig. Ik sprak gister in de stad niemand, welke alle de nadeelige gerugten niet bevestigde, ook die van mijnen zwager waren zwart.
Men heeft in het gezicht, van de Bilddorpen een schip zien vergaan. De Courant zal de onheilen door den jongsten storm, de scheepvaart getroffen, eerlang melden.
Blz. 67
Den 26 Aug. Droog evenwel nu en dan vooral des morgens eenigen regen, ten gevolge van dit goede weder is men steeds in den veldarbeid van hooi en granen bezig.
Heden hebben wij ons winterturf binnen gekregen; in den voormiddag, zijn wij kerkvoogden vergaderd geweest, ten gevolge van een verzoek van den aannemer van reparatie van den toren teneinde een schriftelijk bewijs te ontvangen van wegens de betaling; waarop eenparig een afwezige antwoord gegeven is, dat wij ons eenvoudig aan het bestek hielden, en overeenkomstig betalen zouden dat wij schuldig waren.
De Heer Witteveen verzogt onze toestemming om de agter en kleine buren te bepuinen, waarop wij aan Z. WEd. verzogten de kosten daarvan te doen opnemen en ons te berigten.
Gisteren waren wij gecommitteerden gedurende den dag in de herberg te Wirdum vergaderd, om de nieuwe polissen en die van vee, hooi en granen in onze societeit opgenomen, te verifiëren.
Den 27 Aug. afwisselende regenbuijen, waardoor het hooiwerk thans weder althans in den morgenstond opgehouden heeft.
Ik denk dat mijn kleinzoon aanstaande op reis gaat; den 1 Sept. moet hij althans te Utrecht zijn, om in de Kweekschool opgenomen te worden.
Het is voor de Friezen zeer kostbaar, dat men altoos de jongelingen tot de wetenschappen en studie opgeleid, naar elders moet zenden, ik heb dat ondervonden toen mijn zoon te Groningen studeerde en nu moet hij zijn zoon te Utrecht op de Kweekschool
Blz. 68
van het noodige voorzien, schoon het Rijk tot subsidie daartoe aan ieder der kweekelingen jaarlijks 400 gulden verleend. Vroeger was men in de gelegenheid met veel minder kosten in ons eigen gewest te Franeker aan de Akademie de jongelingen tot alle wetenschappen op te leiden en aan te kweeken. Maar in de ongelukkige tijden der omwentelingen heeft men ons van de Akademie en naderhand nog bovendien van het Atheneum, het overblijfsel van de Akademie, beroofd!! Franeker was daardoor tijdens een levendige en bloeijend stadje, maar is thans kwijnend en zeer doodsch! Trouwens Franeker heeft verbazende wisselingen ondergaan, tijdens het Patriottismus. In 1787 vestigde zich aldaar het defenciewezen, welke zich de regeering aanmatigde en zich de Staten van Friesland noemde.
Ik herinnere mij, dat ik op den 8 Sept. 1787 met een goed vriend, ik woonde toen te Wanswerd, uit nieuwsgierigheid of belangstelling, wij dachten in dezen verschillend, naar Franeker reed. De stad was vol gewapend volk, zijnde de zoogenaamde vrijcorpsen uit alle oorden van Friesland maar vooral van de Bildkant en dien omtrek derwaards tot verdediging gedetacheerd en toegezonden. Men zweerde zwetste en woelde langs de straten, men exerceerde en marcheerde onder het geweldig slaan der trommen op het exercitieveld of pleinen; de burgerij was met 4, 5, 6 mannen belast met inkwartiering, de deuren stonden overal wijdopen, wegens het uit en inloopen, de gewapende lieden waren in eigen kleeding, behalven de hooge en lage officieren in uniform militair; op dezen dag kwamen er ongeveer 150 of 200 man van onderscheiden wapen van Utrecht over Makkum ‘s middags binnen tot versterking. Wij stonden ook op het bolwerk van de Harlinger poort, toen deze militairen binnenmarcheerden, alwaar de een den ander verdrong, het vloeken, zwetsen en tieren vreugdekreeten hadde geen einde en om
Blz. 69
de toen aldaar bestaande ijdelheid en ligtzinnigheid van het algemeen te oordeelen: hoorde ik van de naastbijstaande van iemand die zeer klaagde dat hij gedrukt werd, zeggen: Ast dou inne hymmel sa volle romte kriegeste, dan meistou wol sprekke van gelok, hood dij derom mar gou stil. O! wat zegen! zal er op zulke verdedigers van vrijheid, gelijkheid en broederschap rusten! dagt ik en sprak op de tehuisreis onderling daarover, waarin beiden overeenstemden in zulk een handeling en de daarmede loszinnigheid vergezeld gaande, nimmer zegen was te wachten.
Te Stiens verschandste men zich in verband met Franeker om zich tegen de Staten en wettige regering te sterken uit vrees voor de militie te Leeuwarden in guarnisoen; de bruggen werden opgenomen en de hooge dijk met eggen versperd, en twee stukken op een batterij nabij Stiens opgeworpen geplaatst om daarmede de militie af te keeren. Dit duurde zoo lang, dat de Staten van Friesland, door den val van Utrecht gesterkt, besloten, hier ook een einde van de troebelen te maken, dat de Prins van Waldek toen te Leeuwarden in guarnisoen bevel kreeg op des anderen daags vroeg, zijnde donderdag den 20 September 1787 uit te trekken in zich van Stiens meester te maken, met deze uitdrukkelijke aanmaning om zooveel mogelijk bloedvergieten te sparen.
Wij hoorden dan al vroeg des morgens het schieten en gebulder der kanonnen in den omtrek van Stiens, ik stond met Dos. Pollius predikant te Wanswerd en anderen op het kerkhof aldaar, zagen bij ieder kanonschot telkens de rook opgaan. Na eenigen tijd nam het schieten af en werd eindelijk stil.
Blz. 70
Verlangende naar de uitkomst gingen wij tezamen naar Tergragt, en toen wij de trekweg uitgingen kwam ons een bekend man van Birdaard een voornaam prinsgezindte tegemoet tusschen Bathlehiem en Tergragt, welke ook uit belangstelling uitgegaan was om zoo nabij Stiens als mogelijk te vernemen hoe dit gevecht zoude afloopen, toen hij ons beroepen konde riep hij met drift en gebaar ons tegemoet: zij binne al op de loop, zij binne al op de loop.
Franeker werd daarna ontruimd; maar des maandags daaraanvolgende kwam er een gerucht te Wanswerd dat de Patriotten zich weder herstelden om zich allen te doen onderwerpen; nimmer was er grooter verwarring als toen, de parthijen wisten zich voor zulk een woede woede niet te bergen, en om niet overrompeld te worden, moest men des nachts wachthouden. Een student v.d. Leij bij Dos. Pollius te huis zijnde was in dien nacht mijn compagnon in het wacht houden, maar met de vrees kwam men vrij. De Patriotten hadden toentertijd gedaan, 25000 man Pruissen hadden zich in Holland en omtrek meester gemaakt; ik zoude veel konnen schrijven van de beroeringen dier tijden; maar zijn rede in de geschiedenis opgenomen. Een zaak moet ik nog melden; toen Prins Waldek met de ruiterij onder zijn bevel kwam aanmarcheren, en in het gezicht der batterij kwam, was er aldaar iemand, of hij kanonnier of schutter was, hetgeen de geruchten niet melden, riep: Rin mannen rin, zij komme zij komme. Nimmer zag ik zoovele kanonnen rondom de wallen van Leeuwarden op batterijen waarvan sommige zeer zwaar kaliber, vooral naar de kant van Stiens, als toen.
Blz. 71
Mijn zwager, namens het Bestuur belast zijnde het aantal varkens onder Wirdumer behoor op te nemen. Tusschen de 3 en 400 hadde hij rede op de lijst waaronder ongeveer 50 die aan de ziekte gestorven waren n.l. die in de maand Junij aanwezig waren, hij moest nog na verscheidene boeren, om opneming te doen; Wirdum bevat dus zeer vele varkens; maar de aanvoeding is thans niet voordeelig, niet alleen wegens de ziekte en sterfte, welke tothiertoe matig is, maar de prijzen zijn slap, en het uitzicht op beter prijzen donker; wegens den toestand der aardappelbouw.
Bij de eindelijke opneming was het getal varkens in de maand Junij alhier 446 waarvan sedert totnutoe door de heerschende ziekte ongeveer 80 gestorven waren, vele waren wel van de ziekte aangetast maar gebeterd.
De Courant van gisteren bevatte onder anderen de schrikkelijke uitwerkselen, door den jongsleden storm, ergens een orkaan of een vreeslijke hoos. Zoo schreef men uit Frankrijk, dat op den 19 j.l. te Rouan en diens omtrek een verschrikkelijk hoos behalven anderen onheilen toegebragt 3 fabrijken waarin van 120 tot 180 menschen werkzaam waren, geheel vernield ingestort en tot puin gestormd waren binnen 5 minuuten was er niets dan puinhoopen overgebleven, in deze ontzettende verwoestingen waren 10 dooden meer dan 100 doodelijk gekwetst en leverde over het geheel een ijzingwekkend gezicht van verpletterde en verminkte menschen.
Zoo schrijft men ook uit Amsterdam dat op gemelden tijd in de gemeente van Aalsmeer en wijders 3 hoozen in een vereenigd waren, een verschrikkelijke verwoesting aan molens, gebouwen, boomen en gewassen hadde aangebragt. Een meisje en een timmerman waren gedood en nog een vermist. Het dorp Zevenbergen zoude daardoor bijkans verwoest zijn, evenals door aardbeving.
Blz. 72
Den 30 Aug. Sedert de vorige en op heden droog O.N.O. wind.
Het is zeer opmerkelijk dat men uit Petersburg schrijft, dat er aanhoudene droogte heerst, verzeld met een onmatige hitte, waardoor alles verkwijnt en uitdroogd; dat de Tartaren en andere volken onder dat beheer, vasten en bededagen houden, en God in hunne moskeen om regen bidden. Juist het tegendeel hebben afgescheidene predikanten onlangs een wekstem aan de Nederlanders doen hooren, om op eenen door hen bepaalden dag een vastenbededag te houden, om God te bidden met belijdenis en berouw der zonden, dat andere bezoekingen der aardappelen, ook de sluizen des Hemels mogen gesloten worden; maar ik geloof dat aan deze wekstem weinig gehoor verleend is; dog men zegt: dat de Roomschen in Braband en overal bedestonden houden om deze bezoekingen, af te bidden.
De Heidens, Turken en Roomschen gaan de Hervormden dus voor, om zich voor God te verootmoedigen!!!
De gerugten nopens den toestand der aardappelen zijn algemeen en even treurig; algemeen zegt men, dat de gedolde en dus aan de lucht bloot gesteld zijn, dadelijk aan verderf en verrotting meer toenemen.
Het is dus een geduchte bezoeking en het is wonder, dat niet alleen hier en in het gehele Rijk, maar ook vooral in vreemde landen, de treurige toestand der aardappelen hetzelfde is.
Blz. 73
Den 5 September. Sedert de vorige droog, waardoor het alles een aangenamer toestand verkrijgt. De granen worden thans goed geoogst en zeer voordeelig in hoedanigheid van allerlei zoorten van granen; zoodat daardoor het gemis van goede aardappels geleenigd wordt.
Ons volk zijn hedenmorgen vroeg naar Beetgum naar onzen zwager aldaar met twee wagens uitgereden om koolzaadstroo te halen. Dagelijks wordt daarvan gebruik gemaakt, schoon schaarzer daar in vorige jaren, wijl het koolzaad, hoewel overvloedig gezaaid, door den harden winter te veel geleden, en gestorven is.
Hedennacht sterke vorst Noord N.O. wind. Gister beschouwden in den laten avond met verwondering het firmament met flonkerende kleine en groote sterren als het ware bezaaid; zommige der mijnen merkten aan, het is evenals midden winter bij een harden vorst, zoo onbewolkt is de hemel en de helder glinsterende sterren; het gevolg was ook dat het dezen nacht sterk vroor.
Den 9 September sedert de vorige altoos helder zonneschijnweder N.W. met afnemende nachtvorst, warm.
Ons volk hadden een goeden reis, en kwamen met een groote weide stroo te huis, zijn heden weder derwaarts gereden, tezamen met onzen buurman ingespannen, om nog een paar weiden te halen. Het koolzaadstroo is aan den bouwkant schaars zooals boven zeide, vele moeten daarvan afzien.
Blz. 74
Mijn kleinzoon Folkert was hier gisteren en kwam van de Joure, hij was met voorkennis van zijn Heer te Harlingen, alwaar hij in lesgeven en werkzaamheden aan deszelfs kantoor woonachtig is en op recommendatie van Domeni van Achlum, derwaarts gereisd, om in plaats van mijn andere kleinzoon Doeke, welke rede te Utrecht is, in de zoo bloeijende kweekschool te Joure opgenomen te worden, om zich verder in het Frans, Engels, Duitsch en wijdere wetenschappen te volmaken. Hij is met Monsieur of de Directeur dier kweekschool in zoover overeengekomen, als zijne ouders nl. Wijger en wijdere betrekkingen, daarmede instemmen; dat hij alsdan den 1 October aanstaande zich aldaar zal laten vinden; maar zoo niet dat hij alsdan zal afschrijven; de voorwaarden zouden naar bevind van bekwaamheden nader getroffen worden; het is een aangenaam en deugdzaam jongeling, hij moet aanstaande de loting tot de militie ondergaan; hij ging op de avond van hier, om terug naar Harlingen in het nachtschip van Leeuwarden te reizen.
Hij was den 7den af gereisd van Harlingen, en na te Wirdum bij zijne ouders een nacht geweest te zijn met zijn zwager ‘s anderendaags dat is gisteren naar de Joure gereden, en kwam hier des avonds zooals boven zeide. Hij vertelde mij dat men te Joure en omtrek zeer bezig in het hooi werkte. Trouwens de lage landen stonden met den regentijd aldaar in het water, maar in deze droogte en waterverlies, konde men thans oogsten.
Blz. 75
Den 15 September, sedert de vorige droog dog gisteravond een weinig regen en hedennacht veel regen, heden zacht en op den middag betrokken lucht.
Gisteren kwamen hier onze dogter en zwager van Tjalhuizen met hun kleine, Lijkle was aldaar een paar nachten uit van huis geweest. Zij vertrokken op den avond om 4 a 5 uur; ons Klaaske is mede uit van huis gereisd, en zullenze morgen bij welzijn weder te huis halen.
Twee meisjes zijn hier uit van huis, eene van P. Lettinga van Stiens en de andere een voordogter van H. Huizinga van Hallum.
Morgen heb ik bij mijn zoon Wijger in de buren verzogt, om eene comparitie van twee afgescheidene leeraars en twee ouderlingen aan zijn huis bij te woonen, ten einde zijn meening te verstaan, of hij zich met de tegenwoordige staat der afscheiding met betrekking tot de wettigheid der predikanten kan vereenigen, dan of hij over derzelver onwettigheid bij zijn vorige gevoelen volhard, in welke laatst geval hij met een censuur wordt bedreigd.
Overmogen ben ik verzogt, om een familietezamenkomst in de buren bij de huurders der Kerkeplaats bij te woonen.
En overovermorgen om bij Pieter Zandra te Teerns met andere goede vrienden en mijne kinderen in de buren, gedurende dien dag aldaar door te brengen. Maar omdat ik gisteren ongesteld was, weet ik niet of ik mij alsdan zal welbevinden, hoewel het thans beter als gisteren is.
Heden moest het werk aan den toren gedaan zijn, maar is in lang niet afgedaan, en daarom de comparitie heden afgesteld.
Blz. 76
Den 22 Sept. Sedert de vorige afwisselende onstuimig met donder vergezeld, zooals op den 19 enz.
Ik ben bij de comparitie van mijn zoon tegenwoordig geweest, hij volharde bij zijn gevoelen en is geschorst als ouderling, zoo ook Meijering in de Stad en allen die van dezelfde meening waren. Hoewel in de leer der Gereformeerden allen vereenigd, denkt men verschillend over de kerkenorde en tucht. Het kwam mij voor, dat deze commissie met betrekking tot zichzelven, niet onpartijdig handelden omdat zij als predikanten gaarn als wettig in hunne roeping zouden erkend willen gehouden worden, hetgeen door mijn zoon en vele anderen van hetzelfde gevoelen niet toegestemd wordt. Daar zit alleen de kwestie.
‘s Anderendaags hadden de krkvoogden des morgens cmparitie over het torenwerk, en zullen waarschijnlijk met den annemer in regten moeten handelen, na de cmparitie, woonde ik de familietezamenkomst bij, en kreeg in het buithuis een ongeluk, stroffelde op een donker plaats half in de groppe en half met het gezicht tegen den steenen vloer, waardoor een kleine blessuur aan het hoofdontving; van Dam een voornaam heelmeester in de Stad, welke ik daarover raadpleegde bevond het niet erg, gaf mij een vogtig recept om te wasschen en beloofde mij een spoedige herstelling.
Den volgenden dag bragt ik te Teerns met andere vrienden bij Pieter Zandra, door.
Den volgenden dag was ik naar de Stad en Zaturdag te huis; gisteren Zondag was ik naar de kerk, zoodat ik in eene week bijkans maar een dag te huis was.
Blz. 77
Aanstaande donderdag is de convocatie der hervormde floreenpligtigen, om de staat van begrooting over 1846 vast te stellen, een kerkvoogd te verkiezen wegens mijne aftreeding, en om wijders advertentie van het grietenijbestuur de kerkvoogden te magtigen om desnoods over de meerdere aangebragte kosten aan de toren tegen den aannemer in regten te handelen.
Al dit uitzijn en uitgaan, doen ik altoos te voet behalven verleden woensdag bragt mijn zoon mij met den wagen naar Wirdum, dog ik rijd niet gaarn met ons paard, het is mij te brutaal hoewel mak. Mijne zoons willen mij gaarn altoos brengen en halen als ik het maar verkies, ons ander paard heb ik verkogt. Als ik in de gelegenheid ben wil ik een paard koopen, daar ik mij mede vertrouw te rijden; trouwens wij moeten ook twee paarden hebben.
Den 27 September. Heden droog sedert de vorige nu en dan afwisselende regen.
Verleden donderdag dat is voorgisteren hadden wij kerkvoogden tezamen met de hervormde floreenpligtigen onder de comparanten bevond zich den Heer Buma grietman van Baarderadeel mede floreenpligtige alhier, vergadering.
- Wegens mijne aftreding werd ik met eenparigheid van stemmen tot kerkvoogd herkozen.
- De staten der begroting over 1846, werden met eenige wijzingen vastgesteld.
- De kerkvoogden werden gemagtigd om desnoods tegen den aannemer van het torenwerk in regten te handelen, na alvorens de floreenpligtigen met de bezwaren tegen denzelven behoorlijk ingelicht te hebben.
Blz. 78
Werd een commissie ten 4 benoemd om de rekening over 1845 op te nemen en na welbevinding te sluiten.
Het proces verbaal van de 4 poincten der behandelingen, geteekend en eenige ververschingen genooten te hebben, scheide de vergadering.
Ik ging om 3 uur naar huis. Op de Werp de cingel van A. Hiemstra kwam een man tegemoet en dagte op het eerste gezicht: dat kan wel een stadman zijn en ziet bij elkander komende was het mijn broeder. Ik was ongemeen verrast en verblijd, hij was mij tegemoed gegaan, vermoedende dat onze comparitie niet zoo spoedig zoude eindigen, en alsdan voornemens ware om den tijd bij mijne kinderen in de buren en wijdere familie zoo lang door te brengen. Met wederzijdsche blijdschap keerden wij naar huis, alwaar zijne vrouw ook was; zij waren ‘s middags gekomen, en waren voornemens een nacht bij ons te blijven, na alvorens een nacht bij hun zoon voornaam koopman in de Stad doorgebragt te hebben. Des anderen daags, zijnde gisteren vrijdag, waren zij voornemens des nademiddags te vertrekken, ik staakte de reis naar de Stad, mijne zoons verrigteden de noodige boodschappen en kwamen tijdig te rug; na aangenaam gedurende den tijd met elkanderen doorgebragt te hebben, bragt een mijner zoons hen om 2 uur met den digten wagen naar de Stad te rug. Mijn broeder is thans bijna 70 jaren en vertelde mij: dat hij ongeveer 14 dagen geleden een verzoek om eervol ontslag met het genot van pensioenaan Z.M. den Koning, hadde ingediend als ontvanger van ‘s Rijks belastingen, wijders verzogt dat zijn jongste zoon, in zijne betrekkingen mogte opgevolgd worden.
Blz. 79
Wat gehoor de Koning aan dit tweeleedig verzoek zal verleenen moet de tijd leeren.
De levensmiddelen worden opvolgende duurder. Men is zeer bevreesd dat er een drukkenden winter vooral van den behoeftigen stand ophanden is, bij gemis van aardappelen, welke thans dezulke n.l. een onbesmet voorkomen en voor goed verkogt worden voor 2 a 3 Gld. min en meer verkogt worden de korf.
De boter was gisteren 7 a 38 Guld. De kaas 23 Guld. en alles naar rato.
De Engelschen hebben een eisch aan hunne regering gedaan dat hun 4 Art. in plaats van 480 Art. over den invoer verleend worde, en als hun dit vergund wordt, zij de regering dan niet meer zullen lastig zijn n.l. de invoer van koren, voedsel, boter en kaas get. door 27 millioenen. Deze petitie heeft men te Londen openbaar aangekondigd.
Het is thans tegen den avond zeer onstuimig gedurende den dag anders mooi zonneschijnweder.
Behalven de Engelsche schepen, welke altoos van Londen naar Harlingen varen, heeft zich een groote stoomboot aangeboden om alle Zaturdagen van Harlingen naar Londen te vervoeren passagiers vee en allerlei goederen, tot het een en ander bijzonder ingerigt. Dit schip lag rede in de Haven, toen mijn zoon Wijger en Pieter zich den 24 l.l. te Harlingen bevonden ten einde schikking te maken tot het vertrek van zijn zoon Folkert, welke op den 1 Oct. aan de kweekschool te Joure moet zijn; het schip was voor het publiek vrij om te bezien, zij hadden daarvan ook gebruik gemaakt en zich zeer verwonderd over de grootheid, gemak, en inrigting
Blz. 80
tot berging van passagiers vee en goederen; opvolgende is er met andere stoomschepen, veel vee van Harlingen naar Londen vervoerd, behalven met zeilschepen, boter en kaas, zal het geregeld afvaren van gem. stoomboot, de handel in vee uit Friesland naar Engeland veel levendigheid bijzetten. Op den 27 is de eerste afreis bepaald.
Den 29 Sept. Sedert de vorige, afwisselende regen, heden buijig anders goed weder.
Behalven Nederland Oostfriesland, Belgien en de Rijks provincien alwaar de aardappeloogst voor het grootste gedeelte verloren is, schrijft men uit andere gewesten van Europa dat deze ziekte zich meer en minder geopenbaard heeft en in sommige rijken geheel niet: dat de oogst van aardappelen aldaar zeer voordeelig is, en minder in prijs dan over 1844.
Heden hebben wij zooals nu en dan bevorens een fandel boter naar Sneek gezonden, omdat het te vermoeden is: dat de boten aldaar, hooger in prijs staat dan te Leeuwarden. Vele Wirdumer boeren, maken daar opvolgende gebruik van.
Sedert eenige dagen ben ik zeer verkouden, hoewel thans aan de beter hand, onder mijne huisgenooten zijn er ook van dit ongemak aangetast, zooals doorgaans in alle tijden des jaars, onder onze bevolking min en meer het geval is. Het is al veel in de tezamenleving bij de ontmoeting en vraag naar den welstand: tot antwoord: ik of mijne huisgenooten, bekenden en betrekkingen zijn anders welvarende; maar verkouden!!
De opziener over het torenwerk Brinksma, berigte mij dat dit werk nog zeer traag voortging, behalven het zeer slecht karakter van den aannemer algemeen thans hier als zoodanig bekend.
Blz. 81
Den 30 Sept. Hedennacht en vooral in den vroegen morgen sterke regen; het is zeldzaam dat gedurende den Zomer en invallende Herfst, zoo weinig droogte bestaat; want als men vermoed, dat het wel voor eenigen tijd droog kan worden, wisselt het steeds soms met langdurigen regen af. De wegen zijn daarom al veel zeer moeijelijk om met het rijtuig te passeren, zooals thans het geval is, en omdat wij kaas moesten afleveren naar het gebuurte en de Werpster dijk bijkans onbruikbaar is, zijn mijn kleinzoons met een schip langs de Werpstervaart en wijders tot de Straatweg gevaren, alwaar mijne zoons met den wagen met 36 stuks kazen, ieder tusschen de 26 en 30 Lb. bevragt, langs de Straatweg transporteren, en thans bezig zijn, in het schip over te langen; dezer wijs gaat zulk een overvoering nogal gemakkelijk, hoewel omslachtig. Dewijl onder Wirdumer behoor, naar alle gebuurtens opvaarten bestaan, kan dit ingeval van onbruikbare dijken, transporteren van goederen nogal tamelijk gemakkelijk geschieden.
Hedenavond verwachten wij 8 mijner kleinzoons en dogters uit de buren, waarvan 5 van Wijgers en 3 van mijne dogter Dieuwke benevens eene hunner nichten, eene dogter van Vlaskamp medicine dokter te Stiens, meest volwassene jongelingen en jonge dogters allen meer en min in de zangkunde en 4 stem geoefend om tevens met mijne middelste en jongste zoon, welke mede in de 4 stem geoefend zijn, behalven mijne andere kinderen ik heb er 6 in huis, om ons en vooral mijne vrouw en mij met dit aangename gezang onder geleide tevens van het orgel te vermaken en te verlustigen.
Blz. 82
Den 1 October. Droog, afwisselende zonneschijn. De jonge lieden waren hier gisteravond alle tegenwoordig, en hebben zich en ons vermaakt met verscheidene stukken, liederen en pzalmen te zingen, en te speelen. Om 1 uur des nachts namen afscheid en vertrokken onder goed weder schoon duister maan naar het gebuurte allen welgemoed.
Onder de aanwezende jongelingen was mede Folkert, welke verleden Vrijdag van Harlingen gekomen is en heden naar de Joure zoude vertrekken. Het was ook vooral zijns tegenwoordigheid, dat men den verleden avond bepaalde om mij als grootvader het genoegen te doen, zijn gezelschap te genieten, omdat hij misschien voor Kerstijd niet weder te huis komt.
Den 4 October sedert de vorige steeds afwisselen zonneschijn, en regen, droog en mattig evenwel zoel en zeer gematigd, echter zoodanig dat het natte weder de overhand heeft wijl de wijken en wegen zeer modderig zijn en blijven, ook de landen konnen zonder kneuzing het vee niet dragen. Ik kan mij moeijelijk zulke veranderlijk weder op den duur herinneren, als wij thans opvolgende ondervinden, vaak met harden wind vergezeld.
Men zegt: dat de stoomboot van Harlingen naar Londen heden 8 dagen voor het eerst vertrokken en bevracht met een aanzienlijk getal hoornvee schapen, boter en andere goederen bij Texel of daaromtrent een zwaar lek bekomen heeft, waardoor eenig vee en boter om te ligten overboord zouden geworpen zijn. Nader op officieel berigt hierop terug.
Blz. 83
Den 8 October sedert vorig meer droog dan nat, hedenmorgen betrokken een weinig regen.
Gisteren zijn Lijkle en Klaas met de jongbeesten van de pollen om 6 uur ‘s avonds te huis gekomen. Voorgisteren zijn ze naar P. Lettinga te Stiens op reis gegaan, en na aldaar een nacht gebleven en ‘s morgens van daar over Hallum na aldaar onzen zwager Huizinga en huisgezin aangesproken te hebben, kwamen zij ‘s morgens tijdig op de pollen, vonden weldra onze beesten en die van Hotzes naast bij elkanderen, zoodat zij rede om 10 uur met ons vee van daar op reis waren.
Dezer wijs is het gemakkelijker om het vee te halen, wijl wij door de familie in alle dien omtrek te Stiens, Hallum, Vrouwbuurt en Beetgum waar wij het dan ook verkiezen, tevens en nacht te bezoeken. Zoo ineens van hier en terug deze groote en soms bezwaarlijke reis niet behoeven te doen, waarmede anders wel de halve nacht en de daaraanvolgende dag, gemoeid is.
Wij hadden de beesten tot den 1 November, voor dezelfde huurpenningen konnen laten weiden, maar omdatze het daar niet te ruim hadden, en wij wel van gras voorzien waren, oordeelden wij het best omze maar te huis te halen, na aldaar ongeveer 23 weeken geweid te zijn, waarvan de huurpeningen van ieder ongeveer 16 Gulden bedraagd, tezamen de 8 stuks, waarvan 3 van Hotze 125 Guld. Zij zien er wel uit en hebben goed gegroeid. De regen is vermeerderende, den gehelen voormiddag.
Blz. 84
Den 11 Oct. Heden en gisteren droog weder, dog op den 8 en des voordemiddags op den 9 is verbazende veel regen gevallen, waardoor alles door en door waterig en de wegen modderig zijn.
De vergadering van ons Friesch Genootschap is op den 9 gehouden, ik was voornemens bij welzijn derwaarts te gaan. Wij ontvangen altoos tijdig een paar weeken bevorens aanschrijving, maar omdat het des morgens zulk slecht weder was, zorgde ik tegen de reis aan dog het werd des middags goed zonneschijnweder en toen speet het mij, dat ik deze vergadering niet bijwoonde; want het was toen te laat om derwaarts te reizen: selden verzuim ik de zomervergaderingen, dit was de laatste over 1845, en verlangde daarom des te meer tegenwoordig te zijn, ook omdat van Leeuwen Griffier van het Hof en archivarius van Friesland eene voorlezing zoude houden, welke daarvoor volkomen berekend is, en doorgaans nogal bijzonderheden van oude tijden aan den dag brengt; hij is tevens ook zeer verstaanbaar voor mij, omdat ik juist niet scherp hoor. Het dienstjaar was ook verschenen om de contributie te betalen, en bedraagt voor een gewoon lid 5 Gulden, welke ik gisteren Vrijdag aan den penning meester den Heer Dirks betaalde; omdat ik gaarn op tijd wil voldoen en de administratie dezer wijs niet moeijelijk wil zijn; indien alle leden zoo handelden, dan kwam de contributie dikwijls opvolgende tot in het andere jaar zelf tot in de maand Junij voor dat allen betaald hadden niet ontijdig binnen, zooals de Heer Dirks mij verzekerde, en daardoor de administratie zeer lastig gemaakt werd.
Er waren nogal vele werkzaamheden voorgevallen. Ook waren de steenbrokken, welke onlangs onder Wirdum op Hekmiede
Blz. 85
van een terp, door de Heeren Buma, Bruinsma, Kuipers, Eekhof, leden van het bestuur, welke ik mede vergezelde, ingezameld zijn, door een professor uit Drenthe en in deze vergadering tegenwoordig mede erkend, voor stukken en brokken van gebrokene urnen. Hoe men hierover geadviseerd heeft weet ik niet, maar dit steengruis zat niet op een hoop, maar verspreid in den terpgrond, mogelijk bij het opwerpen van de terp met alle zoort van aarde en ook met deze steengruis van elders om te hoogen, aangebracht; evenals een stuk greidland mede aldaar, bij het bouwen van onzen toren in 1806 door den eigenaar met puin van den ouden toren aangekogt, om te mesten daarhenen gevoerd is. Ook waren er nog vele boeken, penningen enz. binnengekomen. De vergadering was nogal tamelijk aanzienlijk geweest, schoon er niet vele buitenleden waren.
De levensmiddelen worden niet duurder, indien de toestand der aardappelen bestond als in vorige jaren, dan zoude er overvloed zijn, waarvan zelden een voorbeeld was; maar de aardappelen zijn geheel of gedeeltelijk verloren, er zijn nog onder dezen wel goede maar missen dog de regte smaak, zij worden voor 30 a 40 Stuivers de korf gekogt ook de andere worden bij wagenvollen dagelijks voor een zeer verminderde prijs van den bouwkant gehaald, om te strekken tot varkensvoeder, waartoe zij zegt men goed zijn.
De boter is van 38 op 34 Gld. gezakt, de kaas wordt opvolgende duurder, de prijs is over de 20 Gld.
De vette beesten waren gister veel goedkooper. Er waren zeer veel op de markt, misschien omdat er elders grasgebrek is, en ook omdat het zoo buitengewoon geregend heeft en de landen trappen. De varkens waren bij honderden op de markt en goedkoop.
Blz. 86
Den 14 Oct. Sedert de vorige goed weder, vooral gisteren en heden droog en zonneschijn.
Men heeft opvolgende alhier het gebruik ingevoerd: dat diegene, welke het wel doen konnen ook de ongetrouwde jonge dogters, der naastbestaanden en goede bekenden na het houden van een kraamvisite verzogt worden, de blijde geboorte van een kind mede te vieren, meest des anderen daags nadat men de gewone kraamvisite van de naastbestaande en buren gehouden heeft.
Deze wijze waren mijne dogters benevens mijne kleindogters uit de buren tot dat einde gisteren verzogt bij Sije van Wijngaarden, boer in de Noodend, welkers vrouw onlangs bevallen was van een zoontje. Zij en uit de buren hebben deze noodiging opgevolgd, mijn zoon bragt hen des middags derwaards met den wagen, en haalden hen (mijne beide volwassene zoons) des avonds; welke toen ook benevens twee kleinzoons uit de buren, om hare zusters te huis te halen aan deze visite op noodiging deel nemen, zij bleven dan aldaar in den nacht en kwamen bij schoonlichten maan om 12 uur te huis. Twee broeders en eene zuster van de kraamvrouw van Bozum, waren daar ook tegenwoordig, zoodat zij een aantal jonge lieden uitmaakten, behalven eigen gezin, knechten en meiden het gezelschap tezamen met ouders en kinders zeer aanzienlijk was.
Zulke kraamvisites veroorzaken nogal vrij wat kosten, met eeten drinken en sterke drank, hoewel onder de Gereformeerden niet zoo zeer tot tot buitensporige vrolijkheid, als wel onder de Roomschen.
Blz. 87
Den 20 October, sedert de vorige goed weder meest droog, waardoor dijken en wegen bruikbaar begonden te worden; dog nu en thans afwisselende stofregen, zooals gisteravond.
Verleden donderdag den 16, waren onze kinderen uit de buren de wijdere familie, als de huurders van de kerkeplaats aldaar, benevens de familie van Goutum. Ook kwamen onze dogter en zwager van Tjalhuizen, hier gedurende dien dag. Na aangenaam bij elkanderen geweest te zijn vertrokken des avonds elk naar het zijne, ook onze kinderen van Tjalhuizen met hunnen buurman welke uit de stad kwamen om hen met den digten wagen aftehalen en ‘s avonds om 7 uur bij goed weder en lichten maan naar Tjalhuizen reden.
Met veel zwarigheden en moeite, tegenstribbelingen en ongemakken met de aannemer van het torenwerk is men eindelijk zoover gekomen met het muurwerk dat de steigers eergisteren afgenomen zijn, en thans van binnen ook het beschadigde nog moet gedaan worden; het is rede meer dan over een maand dat het gehele werk moest afgedaan zijn. Ik heb met verbaasde veel ongemakken te worstelen, welke mij door het slecht karakter van den aannemer over het werk aangebragt worden, vaak mis ik des nachts daarover in diep gepeins den slaap, O! hoe verlang ik naar de afrekening, maar vrees, dat wij in regten, dit werk zullen moeten ten einde brengen!
Blz. 88
De slachttijd neemt weder aanvang, wij hebben ons bulle rede geslacht, hij was klein maar heeft dik vleesch en wordt op 500 lb. geschat.
De zoogenaamde goede aardappelen worden nogal gegeten bij den burgerstand 30 St. tot 2, 3 en 4 Guld. is de prijs; maar konnen bij den behoeftigen stand niet gebruikt worden, voor zulk een prijs. De boonen worden thans over algemeen zeer getrokken tot de consumptie en zijn nogal tamelijk verkrijgbaar, ook de orten, gort en meelkost maar het gemis van de dierbare aardappels, dat voedzaam product voor alle standen der maatschappij, wordt tweemaal des daags bij de behoeftige classe drukkend gevoeld. Het is de hand des Heeren die genoegzaan de gehele bevolking in Europa zoo ineens deze kostelijke spijze voor het grootste gedeelte benomen heeft. Wie zal zijne hand afslaan, of tot Hem zeggen wat doet Gij?En wordt der vinger Gods in dezen niet tot ware verootmoediging erkend.
Nimmer is er over het algemeen zoo veel over de mondkost gesproken, wat men eet en wat men eeten zal! Gemengd met bange vooruitzichten voor de toekomst.
Tothiertoe is voor de arbeidende gemeente nog steeds werk, vooral door het aanleggen van puinwegen, het slatten van vaarten zooals de Bolswarder en andere openbare werken, maar als de winter komt zegt men, hoe zal het dan gaan en daarmede zonder ootmoed voor Gods hand, houd alles zich van God verwijderd.
Blz. 89
Den 23 Oct. Heden goed weder; maar van den den 20 tot den 21 gedurende den gehelen dag harden wind of eigenlijk storm, waardoor misschien wel vele ongelukken op zee zijn gebeurd.
Gisteren was ik gedurende den dag te Goutum bij onze familie Hein Baukes, alwaar de overige familie tegenwoordig ware.
en 27 Oct. Sedert de vorige droog en goed weder vergezeld van eenig nachtvorst,heden betrokken lucht.
De storm van l.l. bovengemeld heeft aan de zeekusten het water buitengewoon hoog opgezet. In Overijssel zouden daardoor dijkbreuken ontstaan zijn, dog langs onze kusten geen belangrijke schade aangebragt zijn geworden. Ook de pollen of zoogenaamde Noorderleeg vloeide zeer hoog over, waardoor de honderden van vee, paarden en schapen, welke aldaar geweid worden in het grootste gevaar geraakten, nadien de zee ‘s nachts tusschen den 20 en 21, om 11 uur onverwacht met een hooge tij ineens overstroomde. Het was gelukkig lichte, afnemende kwartiersmaan, zoodat de polhoeders met alle man naauwelijks tijd hadden om het vee in veiligheid te bergen, en te bewaren, waarmede, door de steeds afwisselende hooge tijen, anderhalf etmaal of langer, en gedurig waken moeste doorgebragt worden.
Blz. 90
Het was aldaar een vreeslijke verwarring, al dat vee zoo lang aan den dijk bijeen te houden; de Hallumer ingezetenen vloeiden afwisselende dervaarts om dit ontzettend toneel te aanschouwen, waarvan in geen 20 jaren een voorbeeld was geweest. Mijne dogter IJtje, was toen te Hallum uit van huis.
Wij hadden gelukkig ons vee te huis, zie vorige aanteekeningen pag. 83. Ook hadden des daags voor den storm, onze Wirdumer boeren, welke hun vee daar ook hadden, te huis gehaald. Men hadde het vee na het afloopen des waters, weder op de pollen gelaten, maar de weide was bedorven, zoodat diegene welke zijn vee niet te rug haald, vermagerd zullen aantreffen.
Wij hadden den 23 comparitie met den aannemer van den toren, wegens het geeindigde werk, maar konden met hem over de rekening niet eens worden. En zijn eindelijk eens geworden, om ieder een deskundige te benoemen om het verschil te beslissen en wanneer deze niet eens worden een derde door den kantonregter te doen benoemen, om te scheiden, Woensdag den 29 is daartoe bepaald, wij hebben Boonstra van Warga daartoe benoemd.
Den 3 Nov. Sedert de vorige allerschoonst weder, waardoor bemoedigde uitzichten ontstaan dat het vee tot Allerheiligen zal konnen geweid worden.
De comparitie met bovenstaande gecommitteerden over het verschil met Visser is vruchteloos afgeloopen, waarom aanstaande Woensdag weder
Blz. 91
een comparitie zal gehouden worden ten overstaan van den Cantonregter te Wirdum, vermeerderd met een derde door den Regter te benoemen.
Den 6 November, sedert de vorige vorst en een heldere lucht O. wind, koud.
Gisteren hadden wij comparitie te Wirdum ten overstaan van den cantonregter en griffier, alwaar onze gecommitteerde Boonstra van Warga, Boersma van Leeuwarden vanwegen Visser en v. Riezen van Grouw door den regter benoemd, deskundige timmerlieden in tegenwoordigheid van Leerling maker van het bestek en Brinksma timmerman te Wirdum beide opzienders, benevens wij als kerkvoogden en Visser als aannemer na elkanderen gehoord en de bezwaren over het werk aan de toren overwogen te hebben, zijn parthijen eindelijk tot een besluit gekomen na lange deliberatien, welke (de besteders en aannemer na alvorens verklaard te hebben in de bemoeijingen der commissie te berusten met goedkeuring) bekend gemaakt is, (hebbende tijdens de deliberatien buiten gestaan) dat er op de rekening van Visser renderende 1181 Gulden gekort zal worden een som van 48 Gulden ten voordeele van de administratie en dat de betaling in een termijn zal zijn Zaturdag den 8 des morgens 10 uur in de herberg te Wirdum, waarna de vergadering ‘s nademiddags om 3 a 4 uur gescheiden is, hebbende des morgens 10 uur aanvang genomen, alzoo is deze zaak tot groot bezwaar van de kerkvoogdij geeindigd.
Blz. 92
Den 10 Nov. sedert de vorige zacht allerschoonst weder, heden een weinig regen.
Zaturdag den 8 hadden wij kerkvoogden comparitie met Visser, en betaalden hem in een termijn de som op de vorige pag. gemeld.
Verleden Vrijdag den 7 was de markt te Leeuwarden zoo vol vee als ik immer heb gezien, de prijs is gematigd, gewoon vee vare en kalve worden voor ongeveer 50 a 60 Gld. verkogt, meer en minder soort naar rato. De schapen en varkens zijn goedkoop, de levensmiddelen duur, ik heb 10 karren aardappels gekogt voor 20 Gld., het zijn nog geen beste.
Nimmer zijn hier als in de vorige maand zooveel kalvers voorbijgedreven naar de markten van Dokkum, Veenwouden en Dragten, 10, 11, 12 tot 20 Gld. meer en minder de prijs, wij verkogten twee tot 14 Gld. het stuk, 6 magere varkens voor 70 Guld. Een hebben wij rede geslacht uit het land tot ongeveer 150 lb. en daar worsten van gemaakt, een oude en spalling hebben wij gedurende op en hok, welke bij welzijn in de nieuwe week geslacht zullen worden, de bulle hebben wij reden geslacht, de weidkoe om eerlang te slachten.
Hier en elders is eenig vee op stal, wij hebben nog geen een op. Zij loopen op het weder uit, zoodra het onstuimig wordt, moetenze op stal; het natte weder der voorgaande maand heeft het gras verslonden en vertrapt. Onze nummerruilder heb ik op ernstig verzoek 25 Guld. betaald. Mei aanstaande moest hij het geld ontvangen tot 275 Gld.
Blz. 93
Den 15 November, steeds allerschoonst weder.
Niettegenstaande het aangename weder besloten wij echter om de melk te behouden, het vee op stal te zetten, dientengevolge hebben wij bevorens den 13 al ons melkvee gestald, de kalvers 5 jongbeesten, twee vroegkalven en de weider loopen nog uit.
Een weider hebben wij voor 110 Guld. verkogt 3 vare waarvan een zeer omgeschikt tezamen voor 130 Gld.
Onze zwager van Tjalhuizen was hier een nacht van den 13 tot 14 en ging gister om half 2 hier weg te voet.
De markt was vol vee en een goede handel. De prijs der boter tot 36 Guld. en de kaas tot 24 Gld.
Ik had gister veel drukte onder anderen, had ik bij de betaling van Visser op verzoek van den kantonregter met toestemming van gen. Visser een acceptatie ten voordeele van een Jood Drielsma 250 Guld. ingehouden, welke ik gister aan den griffier Huber uitbetaalde, benevens de kosten van de onlangs gehoudene overeenkomst met Visser wegens bemoeijingen en de benoemde gelastigde als derde man de som van 28 Gld. en 86 Cents.
Na mijne andere bezigheden verrigt te hebben spoedde ik naar huis om onzen zwager welke intusschen zijne familie te Wirdum bezogte, nog eenige oogenblikken te spreken, en kwam alzoo om half 1 nog tijdig voor de maaltijd te huis.
Blz. 94
Den 19 November. Het weder is sedert de vorige zeer veranderd, vooral gisteren gedurende den gehelen dag regen en harden wind.
Een paar beesten welke wij nog buiten hadden zetteden wij daarom op stal, en heden de kalvers, 5 jongbeesten blijven nog uit, hoewel het heden te onweeren staat, het land is buitengewoon nat.
Gisteren kwam Dos. van Achlum ons aanspreken, zijne vrouw en hij waren Zondagavond laat bij de familie te Wirdum uit van huis gekomen, als questor van de Harlinger classis moest hij heden, benevens de andere questors uit alle de classen, uit handen van den algemeene questor de wed.gelden ontvangen tot zijn ressort behorende. Donderdag aanstaande komen zij uit de buren bij ons op Barhuz uit van huis.
Gisteren slachteden wij een oude barg en een spalling de oude woog 487 en den spalling 231 oude lb. Zonder eenig voeder tot mesting genooten te hebben, zijnze alleen met wei en zuip gedrenkt, tot die zwaarte gekomen, zoodat zij ons geen cent aan voeder gekost hebben; maar hebben gedurende de gehele Zomer tot nu toe op het hok gelegen; dit is altoos profijtelijk bargemesten.
Blz. 95
Den 24 Nov. Sedert de vorige althoos regen en onstuimig, hoewel doorgaans zacht.
Zoo waren heden, mijne zoons Klaas en Sijtze met de 3 jongbeesten, welke tothiertoe bij ons geweid hebben, sedert zij van de pollen gekomen zijn op reis gegaan omze mijn zwager te Tjalhuizen te huis te brengen, bij zacht weder op reis gegaan, maar het begon weldra te regenen en het regende gedurende tot den middag misschien zijnze doornat geworden, dog na den middag begon het weder op te klaren en droog te worden; ik hoop datzij de reis thans volbragt zullen hebben, het is half 3.
Omdat het land doornat is, zetteden wij onze 5 jongbeesten ook op stal, een paard loopt nog uit, maar moet ook stal.
Domeni en zijne vrouw en alhier een nacht geweest te zijn, reden des vrijdags met ons naar de stad, om in het 1 uur schip te gaan naar huis. Het gaat met hun zoon Doeke te Utrecht zeer goed, en zal zich tevens na afgelegd examen als student laten inschrijven. De brieven welke hij schrijft over zijnen stand, als kwekeling aan de kweekschool zijn zeer voldoende, en aangenaam zoowel in stijl als inhoud te lezen.
Blz. 96
ik kreeg aanzoek namens Domeni Crommelin te Leeuwarden om een weide hooi te bezorgen, wijl zijn Eerw. eene ezelinne stalde om de melk te drinken tot bevordering der gezondheid. Eindelijk gelukte het mij een weide best hooi, bij de stad te laten koopen voor 15 Gld. en 1 Gld. onkosten, tezamen 16 Gulden; maar dit was zijn Eerw. te duur en schreef het af. Ik had toen veel moeite om den verkooper te bevredigen, en schreef heden zijn Eerw. daarover: dat ik dezer wijs teleur was gesteld op een goed gevolg en weten moest dat ik mij geen commissie van koopen belaste, maar dit enkel uit vriendschap hadde gedaan. Ik kreeg zooeven de groetenis van den verkooper en dat hij mij van den koop vrijstelde.
Den 27 Nov. Sedert de vorige afwisselende regen en harden wind!
Mijne zoons kwamen gisteren uit het 12 uur schip van Sneek van Tjalhuizen te rug na aldaar een paar nachten uit van huis geweest te zijn. Zij hadden met de beesten zie vor. pag. een goeden reis gehad en waren te half 3 aldaar aangekomen.
Zij waren allen welvarende. Onze zwager hadde het melkvee op stal, maar de jongbeesten waren nog uit.
Het land is groen en mooi, en indien droog genoeg?, zoude er goede weiden voor het vee zijn.
Blz. 97
Den 6 December, sedert de vorige buitengewoon onstuimig, voorgister gedurende den avond en nacht, donder en bliksem gisteren zeer harden wind, dog hedenmorgen gematigd, heldere lucht.
Ik was niettegenstaande het gure gisteren naar de stad en was toen ik in de stad kwam bijkans doornat; ik verwarmde mij bij Mr. Idzerda, oud ontvanger in de Schrans, en ging toen langs de gragtswal, waar tegenover het bolwerk vanaf het blokhuis tot aan de zoogenaamde Tuinsterpoort, afgegraven zal worden, de Keizersgragt is rede ten dele gedamd, van daar wandelde ik langs de kazern tot het gaz.fabriek bij de voormalige Hoeksterpoort, en waren aldaar nog bezig om de gebouwen daartoe behorende verder te volmaken.
Alle zoodanige lantaarns, om te lichten, zijn door de gehele stad rede in order straten, pleinen openbare gebouwen overal opgerigt ter plaatse waar men bevorens de lantaarns met olie vulde om te branden; men heeft rede de proef genomen om de stad met gaz. te verlichten en heeft volkomen aan de verwachting voldaan zoo zelfs dat men elders in het land, ook te Wirdum eergisternacht meende dat er brand ware, zoo lichttede de stad.
Vreemd en nieuw zijn alle deze verschijnselen. In vroegeren tijd zoude men gezegd hebben, het is onmogelijk om een gehele plaats ineens te verlichten
Blz. 98
door het fabriceren van eene zekere stof of lucht langs de gehele uitgestrektheid, en ommestraten door pijpen onder de straten heen te stuwen.
Het uitvinden is sedert een paar jaren rede in vreemde gewesten en rijken aanwezig; ook in de voornaamste steden van ons Rijk brand het gazlicht, maar thans is men eerst in onze hoofdstad tot deze hoogte gekomen.
Onze zoons benevens anderen onzer buren, waren gisteravond naar de stad, alwaar het gazlicht op alle openbare plaatsen brande, maar van de burgerij waren nog maar weinigen van voorzien.
Verleden Zondag l.l. ontstond er brand in het Tuchthuis te Leeuwarden des morgens half 8. Spoedig waren de militairen en schutterij in de wapenen en alle de brandspuiten om te blusschen aanwezig, hetgeen spoedig gelukte, bij een afwaaijende wind; de gevolgen zouden bij een tegengestelden wind allernoodlottigs konnen geweest zijn. Men was dadelijk bij het ontstaan van den brand, op gepaste maatregelen bedagt om de ontvluchting van de zwaarste gevangens te voorkomen, overigens hielpen de gevangenen met alle magt blusschen, waarvan in de couranten een loflijke melding wordt gemaakt.
De brand was in een flasdroogerij ontstaan er zijn verscheidene machines, weefgetouwen en andere tot het fabriceren van kleedingstoffen verbrand; de schade wordt op ongeveer 8000 Gulden begroot. De gevangenen, men begroot dezelve op nagenoeg 800, in hunne cellen opgesloten hadden, door schreeuwen en misbaar hunne toestand ontdekt: stikkende bijna in den rook. De gehele stad was in angst en vrees.
Blz. 99
Den 8 December, zeer goed weder, de wegen, dammen en paden, zijn wegens het opvolgende natte weder, zeer morsig.
Ik ben voortdurende verkouden; maar was evenwel naar de kerk gisteren, en hoewel ik tusschen kerktijd, altoos mijn verblijf bij mijn zoon in de buren neme en van alles wel voorzien worde, aan de behoeften van verwarming en voeding, merk ik tog dat mijne verkoudenheid op Zondagen wegens het heen en terugreizen niet verbeterd, hoewel steeds gezond.
Onze dogter IJtje laboreert thans aan eene zeer pijnlijke ongesteldheid aan en in hoofd; eene stof ontlast zich uit de ooren, misschien dat het hoofd van binnen door koude stoffen ontstoken is, ook schijnt hare gezondheid niet voordeelig, althans heeft zij geen eetenslust, en ligt altoos te bed. Zij zoude overmorgen naar Tjalhuizen geweest zijn, maar is thans daartoe niet in staat. Ten gevolge daarvan had ik gisteren een brief geschreven, om met de Sneeker trekschuit te verzenden, dog met gemeen overleg, oordeelde men beter, mijn zoon Lijkle welke zich daartoe aanbood, mondeling berigt naar Tjalhuizen, wegens IJtjes ongesteldheid over te brengen; wij verwachten hem heden na een nacht aldaar geweest te zijn, weder te huis.
Wij melken ongeveer nog 8 emmers melk daags en maken weeks nog een fandel boter, de prijs is steeds van 37 tot 39 en 40 Gld.
Onze zeug is den laatsten November naar den beer geweest, welke digt bij Wijtgaard gehouden wordt.
Blz. 100
Den 11 December, sedert de vorige afwisselende onstuimig regen, wind, onweder, donder en bliksem.
Onze dogter IJtje is nog weinig beter, wel vanwegen de pijnlijkheid in het hoofd, maar meer ziek. Zij houd steeds bed.
In de Courant van den 9 dezer leest men:
In 1844 telde men (in ons Rijk) 722.942 runderen boven de 2 jaar, 333.561 beneden de 2 jaar, 219.792 paarden en 612.834 schapen.
Gisteren heb ik een weidkoe verkogt voor 105 Guld. en zal misschien morgen op de markt aan de Londensche commissie wel verkogt worden, zoo ja, dan gaat zij Zaturdagmorgen van Harlingen met de stoomboot direkt naar Londen, zooals onlangs een weidkoe van ons mede naar Londen gevoerd is. Deze Commissie maakt hier een levendigheid in den handel van runderen en schapen en worden wekelijks een grote menigte van Harlingen met den stoomboot naar Londen vervoerd. Deze koe is in de stad aan een slachter verkogt.
Gedurende den nademiddag stormvlagen, men heeft dan alzoo bij open water in dezen herfst totnutoe regen harden wind hagel donder en bliksem, selden bij eenige afwisseling een enkelen goeden dag en nacht. Te Groningen was de bliksem op de Martenstoren, maar zonder schade door een afleider afgeleid.
Blz. 101
Den 15 December, gisternacht sterke vorst, waardoor paden en wegen hard gevroren waren en men droog en schoon gistermorgen naar de kerk en des nademiddags van daar weder terug konde reizen. Dog hedennacht en thans zeer onstuimig vergezeld van veel regen.
De Londensche Commissie heeft verleden Vrijdag den 12 weder een aantal van de beste vette koeijen, en zeer veel van de beste schapen gekogt, en dadelijk naar Harlingen vervoerd om in te schepen, dewijl de stoomboot des Zaturdagsmorgens 7 uur naar Londen zouden vertrekken, behouden een goeden reis? is dit aantal vee gisteravond te Londen gearriveerd; want volgens een gematigde rekening word die reis in anderhalf etmaal volbragt.
Deze veehandel is voor onze landbouw en veefokkerij van het grootste belang en zet op de markt te Leeuwarden eene groote levendigheid bij.
Zaturdag l.l. hadden wij gecommitteerden van de Brandsocieteit vergadering in ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden.
Blz. 102
Den 18 December, heden nacht vorst O.W. thans betrokken lucht.
Gisteren hadden wij kerkvoogden vergadering in de herberg te Wirdum van des morgens 9 uur tot ‘s avonds 5 a 6 uur volgens jaarlijks gebruik rekendag te houden, deze administratie betreffende. Wij ontvingen de huur der Kerkezathe bedragende 1187-50 en betaalden de rekeningen aan timmerlieden enz. intressen en renten, dog er ontstond een nadeelig slot, van ongeveer 80 Gld. wegens de groote uitgaven onlangs aan den toren gedaan.
Na de scheiding deze vergadering bragt ik den avond verder door bij mijne kinderen, waarvan Hiemstra de man van mijne dogter Dieuwke onpaslijk was en sedert anderhalf etmaal het bed gehouden hadde.
Het was dezen avond, dat men de gewone zangoefening in de 4 stem hield. Ik woonde deze oefening bij, en had het genoegen te vernemen, dat het gezelschap uit ongeveer 40 jongelingen en Jonge dogters onder bestuur en geleide van onzen bekwamen onderwijzer
Blz. 103
bestaande, in deze konst aanmerkelijke vorderingen gemaakt hadden.
De onderwijzer liet mij een stoel bij den kagchel zetten, alwaar mijn pijp rookte, en wandelde nu en dan het ruime schoolgebouw tusschen de rijen der zangers door en merkte geen de minste ongeregeldheid onder de zangers maar was alle geschiktheid en eenstemmigheid in de afdeelingen.
Het uur van scheiden 10 uur nabij zijnde betuigde ik mijne tevredenheid over hetgene ik gehoord en gezien hadde en nam alzoo in het bijzonder van Mr. de Haan mijnen afscheid. Nam tevens afscheid van mijne kinderen en wandelde toen met mijne beide zoons Klaas en Sijtze die leden van dit gezelschap zijn bij lichte maan en toen goed weder naar huis.
Het stormachtige weder heeft elders vele schade aangebragt, ook zijn er schepen op onze kusten vergaan.
Den 24 Dec. heden helder zonneschijnweder, dog sedert de vorige afwisselende onstuimig harden wind en storm; tothiertoe heeft men maar zeer weinige goed weer.
Blz. 104
Eergistermorgen is een onzer naaste buuren Joost Greben door een pleuresziekte na eenige dagen kinderloos overleden, hij laat een weduwe na lieden van middelbare jaren welgesteld en doopsgezind, gebruikten een eigen zathe alhier, het noordelijkste aan den ouden weg. Zij hadden voor eenige een nieuwe huizinge en schuur met pannen gedekt, gebouwd; hij was tevens lid van de Grietenijraad zal waarschijnlijk maandag ter aarde besteld worden omdat het morgen donderdag Kerstijd is, en Zaturdag marktdag, en zal dus niet wel vroeger konnen begraven worden.
Mijn zwager Hiemstra zegt men is wat beter, ook is onze dogter IJtje veel beter zit dagelijks op.
Den 29 Dec, sedert de vorige afwisselende onstuimig, harden wind, vooral des nachts van den 26-27 vergezeld van donder en bliksem den 27 marktdag storm en koud, ik was naar de stad maar de wind was zoo hevig dat men met moeite reisde, ik was dog mijne terugkomst niet zeer vermoeid.
De boter is steeds ruim 40 Guld.
Het lijk van onzen buurman werd den 27 te Wirdum ter aarde besteld, maar was wegens den harden wind een bezwaarlijke lijkstaatie. De puinweg was in order, daarom konde de lijk en anderen wagens passeren.
Blz. 105
Den 30 December, na een weinig goed weder, valt er afwisselende regen harden wind en onstuimigheid, zooals het heden zich weder laat aanzien.
Wij melken daags ruim 10 emmers melk en maken weeks ruim een fandel boter, van 22, waaronder eenkalfverlegger, een op tijd afgekalfd en een vare.
De levensmiddelen blijven steeds duur, schoon bij den burger en hooger standen, eenig voorraad van aardappelen voorhanden zijn, missen zij echter den goeden smaak, en deze worden tot 4 a 5 Gulden de korf gekogt; dog de behoeftige stand is geheel daarvan gemist, welke zich met boonen, rapen, wortels, kool, gort enz. moeten voeden en onderhouden, het brood is ruim … [Bedrag niet ingevuld] St. en blijft steeds min en meer op die hoogte.
Het spek en vleesch is buitengemeen duur, en zal de helft in prijs, sedert het begin van November verhoogd zijn.
Het binnenwater is buitengewoon hoog schoon de wind en stormen, van het Z.W. W. en Noordwesten, onze zeeweeringen steeds bedreigen, hoort men dog niet van schaden.
Blz. 106
In de stad en elders zorgt men steeds, dat de arbeiderstand van werk wordt voorzien. Zoo wordt thans het Bolwerk ten Z.O. der stad nevens de Gragtswal, en ten Z.W. nevens het Zaailand, geheel afgegraven en daarmede de breede gragt tusschen het Ruiterskwartier en het Zaailand gevuld, waardoor men aan die oorden zeer veel ruimte in de stad verkrijgt. Indien de stad, door den grooten handel niet bloeide, konde men zulke opvolgende aanzienlijke werken ook niet ten uitvoer brengen behalven de groote kosten tot verlichting der stad met gaz.
Ongeveer een half uur buiten de stad woonende, ziet men van hier en veel verder, de glans van dat licht aan den hemel boven de stad schijnen, hetwelk bij duister maan een zonderling verschijnsel aanbied; men meende in het eerst: dat er brand was.
Ook zorgt de stad dat de behoeftige huisgezinnen, hun eigen brood eetende, voor een zeer verminderde prijs dagelijks hunne benoodigde levensmiddelen uit een daartoe bestemd magazijn konnen verkrijgen, behalven nog de dagelijksche uitgedeeld wordende soup, om niet.
Blz. 107
Den 31 December, heden droog; ik ging des middags naar het gebuurte, om de laatste godsdienstoefening dezes jaars bij te woonen welke op half 2 bepaald was. De Kerk was vol, ten bewijze van den geschikten tijd in plaats van des avonds, wanneer het ongeschikt is: dat de buitenleden der gemeente daarvan gebruik konnen maken.
Wij hebben dit jaar in het genot van des Heeren zegen mogen eindigen.
Veel ja veel zijn onze tekortkomingen in de betrachting van ware liefde tot God, onszelven en den naasten, gedurende het afgeloopen jaar. Berouw en leedwezen zullen daarover wel onze duurste belangen, om genade en vergeving in de verdiensten van Jezus te mogen vinden; om voortaan door de verlichting des Heiligen Geestes in ootmoed en alle godzaligheid voor den Heere te mogen leven en wandelen.
Hier mede besluiten wij dit jaar, zoo gezegent in graanbouw en veeteeld, behalven in het slaan van bijna den geheelen aardappelbouw over bijkans geheel Europa. Zoo zichtbaar, dat de hand des Heeren ditgedaan heeft! Stof van aanbidding en eerbied voor des Allerhoogsten Arm zijn daardoor de volken van dit werelddeel tot nadenken aangebragt.
Blz. 108
Eindelijk is ons een opneming geworden vanwegen het Bestuur in het midden dezes jaars gedaan ten opzichte van de pondematen lands en vee onder Wirdum en Swichum.
Onder Wirdum
erwten | bouwland | weidland | hooiland | tezamen | |
pondem. | ½ | 111/8 | 5018 | 58½ | 50881/8 |
Swichum | ½ | 480½ | 18 | 499½ | |
tezamen | ½ | 115/8 | 5498½ | 76½ | 55875/8 |
Vee
kalvers | hoklingen | koeijen | paarden beneden 3 jr. | bov. | schapen | varkens | |
Wirdum | 467 | 330 | 1463 | 3 | 89 | 1342 | 393 |
Swichum | 54 | 28 | 140 | 2 | 8 | 135 | 45 |
tezamen | 521 | 358 | 1603 | 5 | 97 | 1477 | 438 |
In October bevond men bij eene opneming vanwegen het Bestuur
onder Wirdum 195 varkens )
) 215
onder Swichum 20 varkens )
Zoodat het getal sedert Julij verminderd is door ziekte en sterfte 223, waarvan een menigte geslacht, dewijl het daarvoor gehouden wordt dat het spek en vleesch goed tot gebruik is.
In de pondematen land onder Wirdum vinden wij altoos in de opgaven eenig verschil.
Aldus dezen jaargang gesloten.
Barhuz. den 31 December 1845
D.W. Hellema
Oud Rijks Ontvanger