1827
Den 8 Januarij, met den aanvang van dit jaar is de Winter met zeer veel sneeuw ingevallen, namentlijk tusschen den 2 en 3den dezer ’s morgens bij het opstaan, was het aardrijk reeds met dikke sneeuw overdekt en hielde gedurende den voordenmiddag sterk aan met sneeuwen, zoo dat in dezen korten tijd meer sneeuw gevallen is, als er gedurende geheele Winters zoo veel niet viel. De boeren wierden genoodzaakt hun klein vee, dadelijk te bergen zoo mede het jong rundvee, dat hier en daar nog uit liep, als mede veele paarden. Den 2 had men bevoorens een harden wind, tot bijkans een storm, maar om dat de nieuwe maan reeds gepasseerd ware, had men niet veel bekommering over de waterweering; met de sneeuw begon het ook te vriezen, evenwel niet sterk zoo dat Harlingen en Dokkum op vrijdag den jongsten marktdag geregeld voeren, de landschepen konden niet doorbreken; de boter was op gemelden dag duur en zeer graag 36 Gld. schippers markt, de boeren boven dien extra. Er wierd grooten spoed door de kooplieden gemaakt, om ze naar Harlingen te vervoeren en van daar naar Londen in te schepen. Zaturdag den 5 vroor het sterk met een Zuiden wind,
Blz. 2
het ijs begon reeds door de schaatsrijders gebruikt te worden; den 7 was het weder veranderlijk, en op den nadenmiddag met dooi, zoo dat heden, de oppervlakte van het aardrijk rede van sneeuw ontbloot is.
Wij hebben dus met den aanvang van dit jaar weder een begin gemaakt, de bijzonderheden van weer en wind te melden, welke bijzonderheden ons indien wij leeven, in den loop van dit jaar te vermelden zullen zijn is ons onbekend, wij hoopen echter dat wij bevrijd mogen blijven, van zulke jammeren en ellenden te beschrijven als ons over 1825 en 1826 getroffen hebben.
De Diakonie rekening is door de Ledematen zoo veel aanwezig of om beter zeggen, zoo veel tegenwoordig op den 1 Jan. volgens gebruik opgenomen en gesloten waar bij gebleek dat er voordelig slot bestond van 384 Gld. schoon de Diakonie thans niet zeer bezwaard is, heeft men dit voordelige alleen aan de milde giften der Gemeente bij wege van het buiteltje in de Kerk te danken; dewijl de Diakonie volstrekt zonder fonds is. Daar en door de Diakens geene bijzondere uitgaven zoo terstond behoefden gedaan te worden, en weekelijks des Zondags gecollecteerd wierd, heeft men besloten eene werkelijke schuld van 500 Gld aan te koopen en is daar voor besteed 52 Gld prct over het geheel: f 260 Gld.
Blz. 3
De armvoogdije rekening was ook bepaald op gemelden tijd gedaan te worden, maar volgens eene aanschrijving van het bestuur, moet de rekening aanstaande voor gemeld bestuur, dat is voor de Grietman en Assessor op het Gemeente Huis te Leeuwarden gedaan worden en alvoorens door de Armvoogden twee geschikte persoonen op te geven, om door het Gouvernement een daar uit tot den opvolger van den afgaanden te benoemen, ten einde 4 jaren in bediening te blijven, dewijl mijn zwager in de buren P.E. Hiemstra thans de oudste dat is de administrerende armvoogd wordt, blijft hij maar 3 jaren in bediening, nademaal bevoorens de armvoogden zoo ook de Diakens maar 2 jaren in dienst waren.
Door genoemde mijn zwager als veldwachter zijn bij aanplakking als aanzegging de jongelingen welke in de jaren van loting vallen, dat is die met 1827 voluit 18 jaren geworden zijn, namens het Bestuur op te roepen om zich den 9 dezer te laten opschrijven, op het Gemeentehuis te Leeuwarden.
Den 10 Jan. gister zijn er ongeveer 9 persoonen die in de jaren der loting vallen, waarvan allen niet geschikt tot den dienst wegens ligchaams gebreken en noodige verstand vermogens, ook geniet onze student van der Zwaag die mede in viel, vrijstelling om dat hij in de Theologie zal opgeleid worden opgeschreven.
Gister was het zeer harden westen wind en op den avond
Blz. 4
bijkans storm, zoo dat mijn zwager en zijne vrouw van Wijtgaard, welke dien dag bij ons geweest zijn, in het heen en des avonds weder naar huis reizen, veel belemmerd wierden door den harden wind; doch laat op den avond viel de wind, zoo dat het heden geen onaangenaam weder is, met droogte; het is thans nog vrij goed te voet te reizen, niet tegen staande er zoo veel sneeuw gevallen en zoo spoedig weder verdwenen is, de openbare vaarten zijn open en de schepen varen geheel onbelemmerd van ijs. Dus hebben wij een korten winter gehad, de boere arbeiders konnen thans onbelemmerd in den grond werken met greppeldollen en dongslegten. Veel is er in den verleden herfst in het land gewerkt, het welk tot heden continueerd, evenwel met uitzondering van die dagen wegens sneeuw en vorst, voor Kerstijd hadden wij het dongslegten gedaan, zoo als er eenige meer zijn.
De koortsen heerschen nog zeer veel, ook is de schrijver om den anderen dag daar van aangetast, misschien door het lijden van eenigen koude; schoon hij sedert zijne herstelling althoos gezond geweest is, en dus niet als die gene welke gedurig te rug vallen.
Op den nadenmiddag van heden krimpende en vermeerderende wind, ’s avond zuidenwind en onstuimig met regen.
Den 14 Jan. bevoorens het onstuimige weder zeer veel donder en blixem, op den tijd der volle maan thans gepasseerd stil weder, zoo dat het dreigende gevaar verdwenen is. Gister marktdag was de boter graag en klom met extra tot 39 gulden. De granen houden prijs inzonderheid de haver.
Blz. 5
De Courant van gister behelsde onder anderen nog aanzienlijke giften ten behoeve der noodlijdenden wegens de ziekte, waar van de berigten wel gúnstiger, maar nog heerschende is.
Als iets bijzonders kan men aanmerken dat volgens de opgave van de Provinciale Almanak jaarlijks wordende uitgegeven, het aantal zielen over de steden grietenien ieder afzonderlijk opgegeven over de steden 949 en over de grietenien 7251 te zamen 8200 over geheel Vriesland over 1826 meer bedraagt als over 1825, niet tegenstaande duizenden meer gestorven zijn over 1826 dan gewoonlijk over andere jaren.
Indien de opgaven in gemelde Almanak echt zijn, moet men zich verwonderen over den aanwinst en toenemen der bevolking. Bij nader onderzoek is mij evenwel gebleken, dat de opgave der bevolking over 1825 eene navolging van voorgaande jaren is geweest en de vermeerdering dus niet over 1826 maar over die der verloopende jaren moet gezocht worden; van wat jaar men dit eigenlijk moet rekenen is mij niet bekend. Het is met dit alles niet te prijzen dat men bij het uitgeven van dit zoogenaamd Provinciaal Almanak niet naauwkeuriger is in het opgeven van het daar in vermelde.
Sedert het onstuimige weder heeft men nachtvorsten, heden dreigt het regen, doch het weerglas klimt.
Den 16 Jan. wij schreven bevoorens van zeer harden wind tot bijkans een storm, indien de geruchten zich bevestigen, dan is bij Workum een dreigende doorbraak geweest, wij waren toen gerust, maar om dat het den 14 volle maan was, zagen wij zeer tegen dien tijd op, evenwel toen die ’s morgens op dien dag gepasseerd ware met stil weder, schreven wij dat het gevaar verdwenen was.
Doch op den avond van dien dag stak
Blz. 6
de wind in het Zuiden, zeer vermeerderende gedurend den nacht, zoo dat het gister zijnde zondag ’s morgens zeer harden wind was uit het Zuid ten Westen steeds vermeerderende ging afwisselende vooral ’s nademiddags tot een woedende storm over, en duurde tot ’s avonds laat toen de wind naar het Noord westen uitschoot met verminderde wind, bij afwisseling tot heden. Niet tegenstaande den harden wind hadden wij ons gewoon kerkvolk, bezwaarlijk was het te reizen, maar nog minder uit en in de Kerk te komen om de dwarling van de Kerk en tooren; deze storm zoo kort op de volle maan voorgevallen, baart zeer veel vrees en bekommering voor de waterweering, men ziet de tijdingen met bange vrees te gemoet. Wij melden dat het gevaar verdweenen was, doch wat weeten wij wat de dag van morgen zal baren? Thans zijn wij vol onrust. Indien er gene doorbraken voorgevallen zijn, dan zal men dit aan de bewarende hand Gods moeten toeschrijven, die zorgde dat de wind steeds niet door het westen naar het noordwesten stormde, maar afwisselende zuidwest ten Westen stond.
Wat schade er op het land en aan de gebouwen geworden is, weten wij niet; maar hier in den omtrek op Barrahuis, is het niet van aanbelang, wij althans zijn er met eenige pannen van de schuur afgekomen; thans is de wind N.W. en buijig.
Blz. 7
Den 20 Jan. De woedende storm, waarvan wij bevoorens melden, heeft zoo veel bekend is, geen doorbraak aan de zee weeringen toegebragt, schoon het water op sommige oorden van ons gewest, ontzettend hoog geweest is. Te Huizum heeft iemand door den harden wind het leven gelaten, hij wierd door de kracht des winds in het water gesmeten, schoon levendig uitgehaald is hij aan de gevolgen gestorven, een vrouwspersoon over de brug te Dronrijp zullende gaan werd onder de ketting van de brug door in de vaart gesmeten, zij wierd gered. Diergelijke gevallen zijn er misschien meer gebeurd maar niet tot onze kennis gekomen. De Kerk te Wirdum heeft inzonderheid aan het muurwerk van de zoogenaamde kostorie, door het afstorten van de spits of schoorsteen en het daar aan verbonden muurwerk, schade geleden, particuliere gebouwen in den omtrek van Wirdum hebben hier en daar, schade geleden, vooral door het afstorten van huispannen van huizingen en schuren.
De Schrijver was in den verleden week 16 en 17 door een paar nachten bij zijne dochter en zwager te Deerzum, aldaar had de wind aan de huizinge en schuur aan de huispannen ook veel schade aangebragt. In dien omtrek was een watermolen met huid en hair om zoo te zeggen van de klippen het onderste boven in het water gevlogen. Dit weinigje zal genoegzaam zijn, om een denkbeeld van den verschrikkelijken storm op den 14 dezer gehad.
Na den storm is de winter met sneeuw ingevallen echter zoodanig, dat de trekvaarten vaarbaar gebleven zijn, althans waren zoodanige schepen gister van alle steden, benevens eenige landschepen, zoo ook ons Wirdu-
Blz. 8
mer veerschip ter markt, te Leeuwarden, echter met veel moeite, voor al op de thuis reis. De boter was duur 36 gld. en daar boven extra.
Thans is het jagtsneeuw met dooi, zoo dat het schijnt dat de winter weder zal verdwijnen. Wij hebben intusschen gedurende deze vorst de hekkelzooden thuis gereden om in de ruigscherne te verbruiken tot mest. Wij hadden nòg een dag werk, maar is thans mis, zoo als het in voorigen tijd geweest is, niet tegenstaande de landen droog waren, kon het zoodrijden niet uitstaan om het spooren, en daar bij waren de dammen modderig wegens het doortrappen der beesten, toen ze nog in het land waren. Wij hebben tot laat in den herfst gehekkeld, wegens mijne ziekte was dit nagelaten.
Ook heb ik een boomscheerder 3 dagen gehad, welke een gedeelte der mantels en anders gekapt heeft, welk gekapte wij thans op het Hiem te zamen brengen om vervolgens tot takken, brandhout en ortrijs te bereiden; uitmuntend winterwerk voor de knechten wijl er in het land niets kan gedaan worden.
Niet tegenstaande de boter en kaas duur zijn blijkt het dat bij de meeste boeren over 1826 het gemaak zooveel niet opgebragt heeft als over 1825 welverstaande dezulke welke van den vloed niet geleden hebben; de oorzaak is geweest, de langdurige droogte en de hitte, welke er over 1826 heeft plaats gehad waardoor eene schaarsheid in het gewas ontstond maar door de hitte de melk de room niet gaf als bij gewoone tijden.
Blz. 9
Den 23 Jan. In plaats van dooi, is het steeds sneeuw met vorst; wij zeiden dat ons Wirdumer veerschip op den voorleden marktdag te Leeuwarden ware, doch met moeite vooral op de tehuis reis wegens de vorst; doch is toen niet tehuis gekomen, maar bij A.G. Hooghiemstra blijven liggen en aldaar de vragt uitgelost, om bij gelegen tijd te huis te brengen. Tot heden houd de winter aan met sneeuw, waardoor het aartrijk steeds met sneeuw bedekt blijft, en alles door de sneeuw greppels en sloten effen veld is; men heeft dus tot hier toe volstrekt geen gebruik van het ijs, schoon het sterk genoeg is. De schaatsrijders moeten dus tegen wil en dank van dit vermaak afzien.
De schatters van het Personeel zijn reeds werkzaam in deze Gemeente, doch zeer langzaam waardoor de invordering van de 3/12 dezer belasting voor de maand zal ten agteren moeten blijven, niet tegenstaande dezelve tijdig genoeg door den Schrijver in staat gesteld waren, om spoedig dit werk in deze Gemeente ten einde te brengen.
Den 25 Jan. De winter blijft zacht, thans zonder sneeuw, de wind zuid, betrokken lucht, gister wierd de Sneeker vaart, door schaatsrijders bereden; heden kwam onzen zwager Hette Pieters Hettema van Deerzum hier op schaatzen langs de Sneeker vaart en zeide dat dezelve vrij wel voor schaatsrijders te gebruiken ware, vertrok naar Wirdum, om de familie aldaar een nacht te bezoeken,
Blz. 10
om morgen hier een nacht te vertoeven, ten ware bij geschikt weer, wij te zamen naar Hallumer mieden reden, om onze zuster en zwager aldaar een nacht te bezoeken, zoo als wij onderling afspraken.
Verleden vrijdag, heeft mijn zoon Wijger Doekes Hellema als Boekhouder van de Brand Assurantie Societeit volgens jaarlijks gebruik in het Lands Welvaren te Leeuwarden, voor de Gecommitteerden rekening gedaan over 1826, en bevonden dat er een voordeelig slot ware van ruim 2400 gulden, welke rekening welbevonden, gesloten en geteekend is. Ook is volgens jaarlijks gebruik geadverteerd in de Leeuwarder Courant dat de deelnemers op den 26 dezer, dat is op morgen opgeroepen worden, ten vooringem. Stede en plaatse om in plaats van twee afgaande gecommitteerden, twee nieuwe te stemmen.
Den 29. Jan. heden zeer onstuimig met sterke dooi, zoo dat de oppervlakte van het aardrijk, alwaar het minste lag, rede van sneeuw ontbloot is; den 27 was het een herdere lucht met vorst, doch zeer aangenaam weder, waardoor de gebouwen schuuren aan de zuidkant door de warmte der zon van sneeuw ontblootte, maar dit veroorzaakte aan de schuuren met pannen gedekt, waar onder ook die des schrijvers, een verbazende lekkagie, nadien de sneeuw onder de pannen gejaagd, mede smolt, en door alles in het buithuis heen drong, de beesten, stallen door nat bedropen wierden; schuuren met reid gedekt zijn
Blz. 11
aan dit ongemak niet onderworpen, en verdienen daarom in dit opzicht de voorkeur.
Den 27 bevoorens is mijn zwager weder vertrokken naar huis te zamen met mijn zoon W. D. Hellema om aldaar te Deerzum twee nachten uit van huis te gaan.
Gister zijnde zondag, was het koud, betrokken lucht met veel wind uit het Zuiden; waardoor het en om de menigvuldige sneeuw niet best te reizen ware, evenwel hadden wij ons gewoon Kerkvolk, de Schrijver woonde des niet tegen staande de avonds godsdienst bij zoo ook die der beide voorgaande zondagen, en reisde te zamen met A. Palsma bij duister maan, weer naar huis.
De beide afgaande gecommitteerden als den Hr. Wageningen wegens Leeuwarderadeel en Sierdsma wegens Baarderadeel, zijn bij algemeene stemmen weder gecontinueerd.
Op den 27, is eene inteekening ten behoeve der noodlijdende wegens de ziekte, en die niet uit de armekassen bedeeld worden tot stand gebragt, en tot eene Commissie wegens het ontvangen der ingeteekende gelden en doelmatige ondersteuning der behoeftigen daar uit te verleenen benoemd. Deze Commissie bestaat uit de navolgende perzoonen W.D. Hellema, Rients H. Sijbrandij, E. de Haan onderwijzer en M.F. Jelgersma. Ten welken einde onze Leeraar W. v.d. Zwaag, gister morgen een opzettelijke leerrede hield naar aanleiding van Spreuk 19 vs 27, die zich de armen ontfermt leent den Heere, en hij zal hem de weldaad vergelden. Wordende de Gemeente tot weldadigheid opgewekt, en bekend gemaakt, dat de Commissie
Blz. 12
tusschen en na kerktijd als ook heden om 2 uur in de herberg zitting zoude houden, ter inteekening; hoeveel de Gemeente totdat einde bijgedragen heeft zullen wij hier na melden.
Men heeft hier toe besloten, om de aanbieding van levensnoodwendigheden door de Algemeene Commissie te Leeuwarden gevestigd, minzaam af te wijzen, door dien Wirdum altoos tot een voorbeeld was, om in tijden van nood, hunne behoeftige ingezetenen te ondersteunen, en ook in dezen tijd geen gebruik wilde maken van vreemde hulp ter verzorging van de door ziekte noodlijdende behoeftigen.
Den 31 Jan. heden nacht en thans aanhoudende vorst met zuiden wind en zonnenschijn. Gister zeer mistig met stilstaande dooi. Heden wordt de Sneeker vaart door de schaatsrijders vrij sterk bereden, waardoor het schijnt dat het ijs door de dooi en de daarop invallende vorst niet alleen hier, maar misschien overal bruikbaar voor schaatsrijders is, echter met uitzondering van sloten, welke nog vol sneeuw zitten.
Gister was de Commissie ter ondersteuning van behoeftigen door de ziekte alhier gevestigd, langs de huizen bij de gereformeerde en mennonieten, welke volgens aankondiging in gebreke zijn gebleven, om op bevoorens gemelde tijden en plaats daar toe in te teekenen, in en onder het behoor van Wirdum rond te gaan, ten einde dezulke ook in de gelegenheid te stellen om iets ten voors. einde mede te dragen.
Blz. 13
Op 3 Febr. den 1 dezer was het dooi weer, den 2 vorst zijnde marktdag, waar door een menigte menschen uit alle oorden van Vriesland op schaatzen de stad bezogten, het wemelde te Leeuwarden van volk, waar toe het aangenaam zonneschijn weder veel bijdroeg, heden koud met vorst en N. Oosten wind. Men heeft tot nog toe van gene ongelukken gehoord, behalven dat een jonge meid te Marrum uit van huis zijnde op de thuis reis, digt bij Birdaard op Bornmeer dienende, door de jagt sneeuw geheel bedwelmd in het begin van de voorgaande week in de Dokkumer Ee verdronken is. Wij hoopen dat dit het eenigste ongeluk mag zijn dat er gebeuren zal, wij vreezen echter het tegendeel, dewijl men verzekert dat er zeer veel stroom trekt, mogelijk door het openstaan van de Zee sluizen.
Geen winter gaat er doorgaans voorbij, zonder dat het eenige menschen het leven kost, als het namelijk ijs is, een ieder is op zijne wijs voorzichtig en bang het leven te verliezen, en evenwel zijn de menschen verslaafd aan het schaatsrijden, vooral in de jongere jaren in welken tijd men dikwijls te roekeloos zijn leven aan dit ijs vermaak waagt.
De Schrijver is gister ook voor het eerst in deze winter op schaatzen langs de Sneeker vaart te Leeuwarden geweest, om daar te geraken moest hij gaan, dewijl de sloten onbruikbaar zijn, de Sneeker vaart is echter ook maar een kwartiertje van zijn huis gelegen; het ijs was tamelijk wel te gebruiken, evenwel van de Boxumerdam tot Schenkerschans het minste van allen, langs de geheele Sneeker vaart, zooals men zeide.
Blz. 14
Den 6 Febr. den 4 bevoorens bezogt de Schrijver zijn broeder en familie te Wanswerd bij zeer schoon weder op schaatzen, reed ’s morgens half 8 op de Sneeker vaart van huis, en was om 9 uur te Wanswerd, het was lief te rijden, was aldaar 2 maal in de kerk, de voor en agter middags ter bijwooning van den Godsdienst. De Kerk was opgepropt vol telkens, van veele plaatsen tezamengevloeid; doch reed ’s avonds van daar naar Hallumer mieden om zijne zuster en zwager aldaar te bezoeken, alwaar deszelfs broeder en zijne vrouw ’s anderendaags ook bij ons kwamen, vertrok ’s nademiddags van daar en kwam behouden doch met zeer veel moeite thuis; nadien het ijs door het mooije weder en door de zonneschijn gedurende den dag week en van deszelfs kracht verloor, waardoor het schaatsrijden moeilijk en tevens op de Dokkumer Ee gevaarlijk was.
’S morgens door een weinig nachtvorst is het nog vrij wel te rijden, maar verder op den dag wordt het ijs genoegzaam onbruikbaar, dit ondervond mijn zwager van Deerzum welke ons heden morgen bezogte, en betuigde dat de Sneeker vaart goed om te rijden ware, en zich daarom niet veel haaste, zoo dat wij ons zwager te Goutum bezogten, maar ’s avonds vondt hij het ijs onbruikbaar en moest naar huis gaan. Ik heb dit reizen en trekken breedvoerig daarom ook aangeteekend om de gesteldheid van den tegenwoordigen winter aan te wijzen.
Blz. 15
Den 7, ten gevolge der nachtvorst was het ijs weder bruikbaar, de schrijver reed naar Deerzum, om te vernemen wat reis zijn zwager ’s avonds te vooren gehad hadde, hij was te voet en ten deele nog op schaatsen te huis gekomen, een of 2 pijpen aldaar gerookt en tevens koffij gedronken te hebben, was om 11 uur ’s morgens weder thuis. De Sneeker vaart was toen goed te schaatsrijden, ’s middags zag men op gem. vaart, paard en sleed, waar uit af te nemen is, dat het ijs op gemelde vaart, behalven onder de bruggen enz. zeer sterk is, op den nadenmiddag was het door de zonneschijn, weder bezwaarlijk te rijden.
Doch den 8, dat is heden ten gevolge der nachtvorst wordt de Sneeker vaart sterk bereden.
Den 10 Febr. aanhoudende sterke vorst. Gister markt dag, de hoofdstad werd zoo sterk op schaatzen bezogt als immer, bij duizenden uit alle oorden van ons gewest, vloeiden daar te zamen, het wemelde over al van volk, en misschien van zoodanigen, die nimmer althans zelden te Leeuwarden geweest waren, althans schenen met groote verwondering, de stad, straten en gebouwen te bezigtigen.
De boter zoo veel er was scheen graag te zijn, de haver wordt nog prijziger, ook houden alle granen prijs, evenwel de Rogge en Tarwe, worden voor een matigen prijs, de Tarwe 6 gulden de zak verkogt, de duiveboonen tot 5 gulden welke met graagte gekogt worden, ook van de Eende houders welk gevogelte, alleen door voeder moet onderhouden worden zoo
Blz. 16
ook de Schrijver, die bij de 70 Eenden heeft, vrij wat voeder benoodigd is.
De bijdragen tot ondersteuning der behoeftigen onder ons beloopen een som van 226 gulden, door welke gelden de Commissie alhier bevoorens gemeld, zich in staat bevind de kommer der zoodanigen eenigzins te leenigen.
De Kohieren van de verponding en van het Personeel zijn voor deze Gemeente executoir verklaard, en de schrijver als ontvanger gelast, de kennisgevingen aan de contribuabelen uit te reiken en alzoo in deze maand een aanvang met het ontvang te maken, met de verschenen termijnen.
Bevoorens liep het wel tot mei en wijders eer de Kohieren der belastingen aan de ontvangers ter invordering gezonden wierden, tot groot ongerijf der belasting schuldigen, welke in eens de verschenen termijnen zoo niet konden betalen; veel liever wil men bij 3/12 betalen, zoo wil de Koning althans ook dat het zooveel mogelijk zal geschieden.
Tot hier toe heeft men nog niet van ongelukken gehoord, niet tegenstaande er nog al veele menschen hier en daar en vooral in de Dokkumer Ee tot hals en hoofd in het ijs geraken en vaak met zeer veel moeite gered zijn, zoo was onder anderen Dirk Meints op Bartlehiem een behuwd zoon van mijne Zuster met een sleed van zijn zoontje verzeld, in de Ee geraakt, en wierden met moeite uit gehaald, even daar na nog een weinigje van zijn huis verwijderd, raakt er andermaal geheel door, tevens andermaal met zeer veel moeite uitgehaald, heeft er vervolgens ook geen ongemak van gehad.
Blz. 17
Den 13 Febr. Noordenwind, sneeuw buijen met vorst, de winter continueerd dus boven vermoeden, hoewel ’s middags met warmer zonneschijn, het ijs weeker en onbruikbaar is, wordt het zelve ’s avonds en vooral ’s morgens door de nachtvorst voor de schaatsrijders bruikbaar, zoo als heden morgen de Sneeker vaart sterk bereden wordt ook met paard en sleed, schoon buijig is er zoo veel sneeuw niet gevallen, dat het daar toe eenig hinder aanbrengt, maar veel meer door den sterken wind.
Den 11 bevoorens bezogt mijn zoon van Achlum ons na dat hij alvoorens te huis gepredikt en aan de jongelingen daarna te Hitzum onderwijs in den godsdienst gegeven hadde; hij was verzeld van een Achlumer, hier een weinig verkwikking genoten te hebben, verreisden terstond naar het gebuurte om mij aldaar nog aan te treffen, den avondgodsdienst tevens bijwoonende, doch ik was bij het eindigen daar van naar huis gegaan, zij bezogten dus de familie en kwamen spoedig met mijne kinderen uit de buuren te rug, wij bragten dus den avond aangenaam met elkanderen door, waarna ’s nachts bij aangenaam weder mijne kinderen weder naar het gebuurte keerden, en wij ons ter ruste begaven; den 12 reden wij met elkanderen langs het oud diep naar het gebuurte, mijn zoon sprak Dos v.d. Zwaag en wijdere familie, afscheid nemende keerden ’s middags weder naar huis, met elkanderen gegeten hebbende, nam mijn zoon benevens Vellinga zijn leidsman hun afscheid en vertrokken ’s nademiddags om 3 uur van hier; mijn outste zoon en ik geleiden hen naar de trekvaart, maar het ijs was zoo week, dat zij zich al spoedig van de schaatzen bonden en regt toe regt aan de reis te voet voortzetten zoo het ons toescheen op Dronrijp, vervolgens van daar of eerder misschien
Blz. 18
weder op schaatzen, dewijl het ijs om 5 uur door de vorst al weder hard begon te worden.
Den 17 Febr. koud zuiden wind met vorst, dreigt tot verandering sedert de voorige afwisselende sneeuw, verzeld van vorst, gister marktdag te Leeuwarden, sterke vorst; het ijs wordt zeer sterk, men kan het zelve onbeschroomd gebruiken; ook met paard en sleed, waarvan thans zeer veel gebruik word gemaakt, zoo zag de Schrijver zes stuks agter elkanderen op de Sneeker vaart draven, hier en daar veele verwijderd en steeds door anderen opgevolgd, de geveegde baan liet men zoo veel mogelijk tot gebruik van de schaatsrijders en schuifsleden waar van sommige zeer zwaar bevragt, terwijl de paarde sleden zich daar naast een baan door de sneeuw gejaagd hadden, geheel effen en bereden.
De boter door sleden aangebragt waar van de schrijver ook gebruik maakte, was graag en liep wel tot 38 guld. Op den nadenmiddag schiet de wind in eens naar het Noord Oosten met sneeuw en geweldige sneeuwjagt verzeld van hevige vorst. Wij mijne vrouw en ik bezogten den 15. l.l. op verzoek onzen buurman Jouke Keimpes op wijl. Sijbrandij plaats, te zamen met andere buuren op een kopje thee., ’S nachts naar het huis gaan, stond de lucht ontzettend, een dreigende voorbode, van onstuimig weder en koude.
Den 20 Febr. sedert de voorige felle vorst en nijpende koude, de vorst is bij nacht zoo wel bij den dag met heldere lucht en zonneschijn, geweldig; het ijs wordt daar door overal buitengewoon sterk. Dit ondervonden wij gisteren, een paar oude esschen bomen op den kant van de gragt, storten daar toe geschikt, om geene boomen op het hornleger te beschadigen, bij het rooijen, met een ijslijk gekraak en geweld op het ijs, zoodanig dat er door den val groote takken en verdort hout afsloegen, zonder de allerminste schokken aan het ijs te bespeuren, het was als een straatweg,
Blz. 19
wij voeren dit aan om een algemeen denkbeeld te geven van de gestrengheid van dezen voorjaars winter, zoo ver is het althans dat de tijd zich tot het voorjaar neigt, hoe akelijk zou het er voor den gemeenen man uitgezien hebben, indien er bevoorens gene weldadige schikkingen hadden plaats gehad, om zoo veel mogelijk in de behoeften der noodlijdenden te voorzien? Zoo zorgt de voorzienigheid op een zeer bijzondere en zichtbare wijze voor alle zijne schepselen in ons gewest. O, dat een ieder zoowel rijken als armen dit gevoelden en dankbaar erkenden, dat de aarde en hare volheid des Heeren is, en schoon in de handen des rijken besteld, op zijnen tijd, daar van ook aan de noodlijdende wil uitgereikt hebben, getuige daar van de aanmerkelijke gaven van 1825 en 1826, tot op heden van 1827.
Den 16. bezogten onze dochter en zwager van Deerzum ons op schaatsen, ook bezogten mijne dochter en zwager te Wirdum op schaatsen mijn zoon te Achlum, en kwamen den 18 terug, hadden Dos wel bevonden, en in zoo ver een goede reis gehad, maar klaagden zeer, dat de nijpende koude en sterke tegenwind, op de heen en terug reize hen geweldig hadden gehinderd.
Op heden den 20 is het eenigzins gematigder, betrokken lucht, waar door de sneeker vaart sterk wordt bereden om dat het ook sneeker weekmarkt is.
Den 21 Febr. zeer gematigd, stil en aangenaam weder; ten dien gevolge, kwamen hier met schaatzen, mijn zoon en zijne vrouw, mijne dochter en haar man, ons chirurgijn en zijne vrouw; benevens E. den Haan onderwijzer, allen uit het gebuurte te Wirdum, om mijn zoon te Achlum een bezoek te geven; ik
Blz 20
was dadelijk geresolveerd om mede te trekken, en kwartier voor 9 stonden wij op schaatsen op de Sneeker vaart, het was zeer aangenaam te rijden, te Dronrijp eenige ververschingen genooten te hebben, waren wij te 11 uuren aan de Pastorie te Achlum, en verrasten mijn zoon daar hij eenzaam zat met de meid een kopje koffij drinken tevens onder zijne studie, op eene aangename wijze, spoedig wierd ons koffij en andere verkwikking toegediend, terwijl v.d. Kooij, kastelein te Wirdum en echtgenoot van mijne eerste vrouws outste dochter, ons gezelschap vermeerderde; op het aanzoek der bovengemelde vrienden, was hij zoo aanstonds niet geresolveerd mede te reizen, eenigen tijd daar na van zin veranderende, spoedde hij zich alleen herwaards, wij maakten dus een aanzienlijk gezelschap uit, evenwel op alles goede order gesteld zijnde, wierd in onze behoeften van eeten en drinken, zooveel mogelijk tijdig voorzien, terwijl mijn zoon de Dos te twee uur te Hitzum Catechisatie hadde, verliet hij ons half twee, na alvoorens een hartelijk afscheid genomen te hebben, het deed ons leed, dat hij ons dus ontijdig moest verlaten, maar zijn dienst riep hem daar, en wij namen er ook genoegen in, dat hij dien trachte te vervullen. Dit veroorzaakte dat wij ons spoediger dat is te twee uur, tot de terug reize begaven, dan wij anders wel zouden gedaan hebben; dit kwam ons regt goed, want bij het aangenaam zonneschijn en dooi weder was het ijs week geworden en wierd van tijd tot tijd weeker, wij kwamen evenwel nog al tamelijk wel te Franeker, vertrokken van daar na ons eenigzins opgehouden te hebben te 3 uur maar toen zag het er voor de schaatsrijders niet gunstig uit, wij reisden tot buiten de jurisdictie te voet, sommige van het gezelschap bonden zich toen schaatzen, en wierden van tijd tot tijd door anderen opgevolgd, totdat wij allen
Blz. 21
eindelijk weder op schaatsen de reis traaglijk en met zeer veel moeite tot bijkans Dronrijp voortzetten, toen er zich eenige weder afbonden, en zich in de herberg aldaar opvolgende verzamelden, wij genoten zoo veel mogelijk versterking en verkwikking, hier was aan klagen geen gebrek, ook van de gaande en komenden, het aangename weder had er een menigte menschen ’s morgens uitgelokt, eenigen tijd ons opgehouden te hebben, terwijl het zich tot den avond neigde, reisden wij weder te voet; bij aangenaam weder zetten wij gene droefheid, maar vervolgden met een opgeruimd gemoed onzen weg, terwijl wij ons tevens vermaakten over het schouwspel dat zich voor onze oogen opdeed; want de meeste plaisier reizigers reisden voor en tegen ons met schaatsen in de handen, terwijl anderen alle hunne krachten en vermogens inspanden, op schaatzen hunne reis vervorderden. Ons gezelschap eenigen tijd onze reis te voet voortgezet hebbende, bonden zich opvolgende weder op de schaatsen, en wachten mijn zoon en mij daar wij steeds te voet wandelden bij de Bolswarder brug, terwijl het eenigzins vorstig wierd, bonden wij ons ook op schaatsen, en zoo vervolgde ons gezelschap zijne reis ook met moeite tot Deinum, alwaar de schrijver zich niet langer aan de ongemakken van het schaatsrijden willende bloot stellen, te meer daar de zon sterk begon in te vallen, en duister maan ware, afscheid van het gezelschap nam, en de reis van daar zoo veel mogelijk bij duister regt toe regt aan, op huis aanzette en alzoo behouden om half 7 aankwam, bijna drie kwartier thuis geweest zijnde kwam het gezelschap ook aan en verblijdde zich mij thuis te vinden, daar het zich bekommerd had, dat ik alleen bij duister gereisd hadde, na zich
Blz. 22
met eenige ververschingen verkwikt te hebben, nam afscheid en vertrok vermoeid doch welgemoed naar het gebuurte ieder tot de zijne. De vrienden waren op Ritzumer zijl zich eenigzins opgehouden te hebben, tot Schenke schans gereden en van daar langs de sneeker vaart en wijders aan ons huis te voet gereisd.
Uit dit berigt en voorgaande kan men duidelijk merken, dat het ijs in dezen tijd winter uit sneeuw tezamen gesteld, bij de minste verandering week is, schoon bij tamelijke vorst hard en goed tot alle gebruik; waardoor een menigte menschen zich in ongelegentheid gebragt zien, want gene rekening op de zonderlinge gesteldheid van het ijs en het ver gevorderde jaargetijde, makende, trokken ze bij goed weder, somtijds zeer ver van huis, om plaizier naar afgelegene plaatzen of hunne vrienden en bekenden te bezoeken, en ziet op de thuis reis in den nadenmiddag bij zonnenschijn, is de gesteldheid van het ijs zoodanig veranderd, dat zij met alle inspanning hunner krachten en dus met veele moeite of vaak te voet hunne terug reizen moeten zoeken te vervorderen, ten ware bij sterke vorst gedurende den gehelen dag zoo als in het begin dezer week, maar dan is er om plaizier uit te reizen ook weinig lust.
Den 22 Febr. buijig, krimpende en N.W. wind, doch wegens de nachtvorst, trok de schrijver ’s morgens op schaatsen om zijne dochter en zwager te Deerzum te bezoeken, maar bevond het ijs zoo bekrast en uitgereden, dat de lust hem verging en spoedig terug naar huis keerde. Des niettegenstaande wierden wij aangenaam verrast, dat zij van Deerzum gedurende den dag ons bezogten, met zeer veel moeite waren zij tegen den wind opgeschrabd, vertrokken ’s avonds bij vorstig weder om 5 uur op schaatzen weder naar huis.
Blz. 23
Den 23 Febr. heden marktdag te Leeuwarden, aangenaam en dooi weder, de markt wierd ten deele te voet, en veelen op schaatzen bezogt, meest uit noodzakelijkheid; doch een menigte Belsleden, of paard en sleden uit plaisier, de schrijver herinnerd zich niet, zoo veel Belsleden in eens zoo in de stad gezien te hebben, schuifsleden om koopgoederen derwaarts of weder te rug te voeren, waren ontelbaar, ook wierd er zeer veel boter om te verkoopen naar de stad gevoerd, dewijl dit Artikel thans buitengewoon duur is, de prijs tot 40 Gulden; de kooplieden doen dezelve dadelijk naar Harlingen vervoeren, ter bevrachting van 3 Engelsche schepen, welke aldaar gereed liggen om bij volle lading, de eerste gelegentheid en als de zee wegens het ijs vrij is, naar Londen te scheepen. Het is zonderling te zien, hoe vlijtig de menigte schuifsleden met boter bevragt tot 7 en 8 en meer stuks fandels naar Harlingen wordt gebragt, steeds door anderen opgevolgd, het staat nooit stil. Het is misschien zonder voorbeeld, dat de oude boter ’s winters bij digt water, met zoo veel graagte, opvolgende vervoerd is geworden; het pleeg doorgaans zoo te zijn, dat de kooplieden de boter zoo veel ter markt aangebragt, bij digt water voor een verminderde prijs opkogten, maar in de waag te Leeuwarden opstapelden, en dan bij open water te scheep vervoerden. Trouwens selden heeft men ook winters dat de gelegentheid, zoo gunstig is bij zulk eene langdurigheid, zulk een gebruik van het ijs te maken.
Blz. 24
Den 24 Febr. een weinig nachtvorst, doch in den morgen stond reeds dooi weder, stil verzeld afwisselende met zachte sneeuw. Gister heeft het Gouvernement in de Leeuwarder Courant, geadverteerd: dat met den 26 dezer, de zee sluizen zullen geopent worden, om te stroomen, wordende een ieder dus voor gewaarschuwd gehouden. Dientengevolge, zal het ijs als dan spoedig zijn kracht verliezen, en bij geen hevige vorst, de openbare vaarten, bevaarbaar worden.
Rients Klazes Sijbrandij mr. Timmerman alhier, overleden zijnde, wordt heden ten grave gevoerd; een man van middelbare jaren, welke dezen zomer ook veel door de ziekte geleden heeft, en steeds nog aan ongemakken laboreerde, een goede schaatsrijder zijnde, wil men dat hij zich onlangs niet genoeg in acht genomen hebbende, door en door bezweet te huis kwam, daar na door de pleures aangetast zijnde, aan de gevolgen overleden is, hij laat eene weduwe na, een minderjarige zoon en twee dochters, waarvan de outste reeds weduwe en thans weder in het huwelijks register ingeschreven is, om eerlang te trouwen met eenen Sjoerd Andles Andringa, outste zoon van Andle Sjoerds Andringa, welkers overlijden wij bevoorens gemeld hebben.
De boeren hebben thans veel werk om de schapen bij elkanderen te houden, althans die gene, welke een goede toezicht daar over hebben, de nalatigen hier in weeten somtijds in geen dagen, waar de hunne zijn, schoon des schrijvers schapen altoos bij honk blijven, heeft hij dagelijks een menigte vreemden in zijn land loopen.
Blz. 25
Den 1 Maart, heden alleronstuimigst met sterke wind en regen. De jonge lieden welke in de loting tot de Militie vallen, treffen het zeer ongelukkig in het reizen, vooral die wijd of verre af zijn, en worden van wegen den regen door en door nat, alvoorens de trekking een aanvang neemt. Leeuwarderadeel waarvan Wirdum te negen uur op het Stadshuis te Leeuwarden ten dien einde aanvangt, en na den afloop daar van opvolgende de andere plaatsen van dit deel hetzelfde lot moet ondergaan. Zoo heeft dit gebruik over geheel Vriesland verdeeld in Militie Kantons plaats, waarin betrekking vallende ieder tot deszelfs hoofdplaats zich volgens aankondiging in de Courant, en openbare aflezing in de kerken op tijd en plaats moet laten vinden, bij gebreke van Militaire straffen te ondergaan.
Den 25 bevoorens hadden wij hevige koude, ooste wind verzeld van sterke vorst en heldere lucht, waar door het zich het liet aanzien, dat de winter met de nieuwe maan, op nieuw aanvang nam, doch den 26 sterke zuide wind water koud, zonder vorst, den 27 zeer onstuimig met afwisselende regen, den 28 met eenig nachtvorst en wat gematigd, tot dat op den avond een sterke regen tot heden continueert. Het ijs zal dus geweldig minderen, en de schepen spoedig varen, met den aanvang van dezen dooi ontdekten zich de kievieten, ten bewijzen dat de winter
Blz. 26
ons thans verlaat, waarna men zeer verlangt.
Den 2 Maart regen en onstuimig, heden verantwoorde de schrijver, de gelden bij hem gedurende de laatste dagen van de maand Februarij op de verponding en het Personeel ontvangen ter somma van ruim 3800 Gld.
Gister hadden gecommitteerden, van de Brand Societeit waarvan maar drie wegens het onstuimige weder in de herberg te Wirdum te vergadering, benevens mijn zoon als Boekhouder, ter voldoening van de Brandschade, door eene Pieter Wijbes te Bozum in 1826 door het inslaan van het onweder geleden, bevoorens gemeld zie pag. 215 ter somma van 2697 Guld. bij wege van omslag over de deelnemers der Societeit, door den Boekhouder ingevorderd en thans aan gem. Pieter Wijbes, tot dat einde aldaar mede gecompareerd, uitbetaald. Als mede wierd staande deze vergadering door den Boekhouder aan de Heer Bokma onder de jurisdictie van Leeuwarden mede gecompareerd, betaald de Somma van 352 Gld. en vijftig Cents als schade, door den Brand in den loop dezer winter geleden, welke laatstgemelde gelden, volgens besluit der gecommitteerden niet bij omslag maar uit de kas der Societeit zouden geligt worden; de schrijver had het genoegen te zamen met de mede gecommitteerden voors. benevens den Boekhouder dat de genoemde Sommen met dankzegging werden ontvangen.
Schoon de Societeit zeer ongelukkig is, wegens opvolgende geleden rampen, gevoeld men het niet, dat de zelve, door den brand, de schade, aan dier ongelukkigen toegebragt, zoo doelmatig vergoed wordt; want zoodra de societeit officioneel kennis van een ontstane brand in een verzekerd pand geleden, ontfangt, zend dadelijk hare
Blz. 27
tauxateurs, om de schade op te nemen, passeeren daar op een acte van tauxatie aan de gecommitteerden, welke daar op de omslag over de deelnemers beramen ter somma van de geledene brand schade. De boekhouder berekend de quota’s van ieder deelnemer daar toe te contribueren, geeft daar van aan ieder derzelver een gedrukte doch ingevulde kennisgeving uit, behelzende het montant van alle de verzekerde panden, het montant van de geledene schade en de contributie pr Cts gewijze bepaald. De bode der Societeit wordt met deze kennisgevingen bij alle de deelnemers rond gezonden, en langt aan ieder eene kennisgeving zijner betrekking tot deze schade uit, ontvangt de contributie, en verantwoord deze gelden aan den boekhouder, welke bij den afloop daar van, de gecommitteerden kennis doet toekomen, hierop wordt de tijd bepaald om deze somma aan de door den Brand geledene deelnemer ter hand te stellen, welke een zoodanige bijeen komst thans plaats hadde.
Doorgaans wordt de Brand schade spoediger vergoed, maar door de geledene ziekte van den boekhouder was hij niet in staat veel eerder de menigvuldige werkzaamheden aan zoodanigen repartitie verbonden, ten einde te brengen; trouwens Pieter Wijbes voors. verklaarde, dat hij er tot nog toe geen verlet van hadde gehad, niet tegenstaande hij rede een nieuwe schuur gebouwd en alle schade der brand hadde hersteld. Zoo dat deze brand iemand trof die wel gegoed was maar zoo is het met de meeste deelnemers niet gesteld, want er zouden misschien eene menigte onder zijn, indien de schade wanneer hen ongelukkig een brand overkwam, niet vergoed wierd, zich tot de bedelzak gebragt zouden zien, zoo als bevoorens eer de Brand Societeit bestond het geval ware
Blz. 28
want zoodanig geworden ongelukkigen, bekwamen wel van de regering op verzoek vrijheid om bepaalde districten of geheel onbepaald rond te gaan en aan de huizen het medelijden der bewooners in te roepen, maar wierden als dan met eene kleinigheid, of ook wel met allerlei verschooningen ook wel met smaad taal afgezet.
Maar zoo is thans het geval niet, een ieder deelnemer hij wil of hij wil niet moet betalen; trouwens zelden heeft men tot nog toe daar van een voorbeeld aangetroffen, een ieder betaald zijne quota gewillig, en dit zoo veel te meer om dat hij zich vrijwillig verbonden heeft.
De schade aan Pieter Wijbes voors. vergoed, bedroeg nagenoeg een gulden van de duizend dezer Societeit verzekerd waar uit op te merken is, dat dezelve een aanzienlijke hoogte heeft bereikt.
Heden morgen heeft men een man bij het verlaat uit het water gehaald welke al lang scheen verdronken te zijn, althans sedert den aanvang van den winter, hij was niet bekend en had 70 gulden bij zich, hij wierd naar het vliet geschikt, wijders weet de schrijver er niet van.
Dokkum en Hallum zijn heden ook naar Leeuwarden met de schepen doorgebroken, zoo dat het ijs sedert eenige dagen geweldig verzwakt is geworden.
Den 5 maart, sedert de voorige harden wind en zeer onstuimig; waarschijnlijk varen thans alle trek en beurtschepen, althans Sneek, welke ik heden morgen op den gewoonen tijd, dat is te 9 uur van Leeuwarden en is hier te 10 uur, zag voorbij varen, zoo dat de gemeenschap van alle steden en plaatsen den gewoonen loop, weder in een korten tijd aanvang genomen heeft, want heden voor 14 dagen schreven wij, dat het vinnig vroor
Blz. 29
en dat het ijs, even als een straatweg gebruikt konde worden, en thans varen de schepen, welk een verandering? zoo is er niets bestendig in het ondermaandsche, zoo wel in de natuur al in de zedelijke wereld, de eene verandering wissele de andere steeds af. Het leert ons de nietigheid van alle het schepsel en tevens deszelfs afhanglijkheid van den Schepper.
De ongemakken of de gevolgen van ziekte en koortsen worden zoo wel hier als overal nog sterk gevoeld. Het is er nog verre af dat het menschdom over het geheel gezond is; een menigte zieken of die aan de gevolgen lijden bestaan nog overal vooral die aan de koorst laboreeren, zoo zijn hier vele huisgezinnen welke met de koorst onder hun gezin bezogt zijn, zoo zijn er vele werkboden, welke daar aan lijden, en door bijkomende verzwakking niet in staat hunnen dienst waar te nemen, waar door de boerenstand in de grootste ongelegentheid is. Zoo is onder anderen dezer wijs de schrijver zijne beide meiden ontbrekende; den dienst op hoop van beterschap gedurende een langen tijd opgehouden te hebben, hebben zij opvolgende wegens aanhoudende koortzen en zwakte, den dienst afgestaan, wij redden ons zoo goed mogelijk; de plaats van de eene hebben wij weder door een vreemde vervuld, maar ook zoodanig eene, die aan de gevolgen van geledene ziekte nog zeer zwak is, en daar door niet in staat om al het werk tot genoegen te verrichten. Uit dit tafereel kan men merken hoe het over de bevolking nog gesteld is, waar door komt dat gezonde werkboden zeer schaars zijn, en buiten tijds dat is binnen den loop van het dienstjaar naauwelijks te bekomen zijn.
Het Gouvernement heeft het besteden van eenen straatweg van Leeuwarden tot Meppel geadverteert; sedert een paar jaar is hier van al spraak geweest, maar in 1826
Blz. 30
in de vergadering van de Staten Generaal doorgegaan en door den Koning gearresteerd om in den loop van 1827 in werking gebragt te worden. De besteding zal den 29 dezer maand zijn, en 20 dagen voor dien tijd aanwijzing in loco gedaan worden, zulks in drie percelen van Leeuwarden tot Akkrum, wel voor eerst van het leggen van een aarden baan, en vervolgens het aanvoeren van het benoodigde zand.
De vriezen zijn met deze werken niet zeer in hun schik, vooral de naastgelegene plaatsen; men vreest dat de baan zoo veel mogelijk een regte strekking zal gegeven worden, waardoor bij zoodanige gelegentheid, de land eigenaren zich van hun land zullen benomen zien; zoo wil men dat de hoek van de Pishorne dijk zal afgesneden en de baan van de Dijkhuizen tot voor of agter Barrahuis langs, zich met de hooge Dijk weder zal vereenigen. Hier door zullen mijne buren van hunne landen moeten afstaan, doch des schrijvers landen geraken dan vrij. Wat men dan met zulke gedeelten van den hoogen Dijk wil doen, waar de baan bezijden gelegd wordt moet de tijd leeren. De Nieuwlanders waar onder ook de schrijver, en alle naastgelegene plaatsen, zullen door den steenweg bevrijd worden, van het slegten en onderhouden van den hoogen Dijk, maar tevens benevens anderen blootgesteld zijn aan tollen. Van het een en ander zullen wij bij welzijn naderhand melden.
Den 8 Maart onstuimig met harde wind, ten zuiden, gister was het gematigd en avond aller aangenaamst met zonnenschijn, doch de wind kromp op den avond ten zuiden het gevolg zoo als altoos, is onstuimigheid.
Ons Ojevaar heeft gister voor het eerst zijn nest weder betrokken, wij zijn dus met zijne terugkomst weder vereerd, misschien dat het wijfje spoedig hem
Blz. 31
opvolgen zal; de natuur schijnt aldus weder te herleven voor eenige dagen was alles stijf en koud, en thans niet tegenstaande het onstuimige weder, draaijen de kievieten over de wieken, de Eenden kwaken en nestelen, het klein gevogelte betrekt zijne oude nesten en kweelt.
Den 15 Maart, den 10 bevoorens bezogt mijn zoon te Achlum, bij uitnemend schoon weder, schoon sterke nachtvorst, doch den 11 Regen en onstuimig mijn zoon moest te Edens prediken, het geen ons toen niet aangenaam was; den 12 was het weder een weinig aangenamer doch den 13 zeer harden wind, bij welk gelegenheid een uitstap naar Harlingen deed. De zee was onstuimig en het water troebel; er lagen zeer veele schepen in de stad, onder anderen Engelsche, welke behalven die gewoonlijk op Harlingen varen op nieuw 5 Stuks aangekomen waren, om boter en Haver; ook lagen er twee groote 3 mast schepen ter walvisch vangst uitgerust, om bij de eerste gelegentheid in zee te steeken. Alle deze voorwerpen te aanschouwen, waren voor den schrijver, hoewel niet nieuw, echter dagelijksch niet gewoon, zeer bijzonder.
Den 14 Storm, westenwind, volle maan, ook stoof het zee water geweldig over den dijk, de baren sloegen ontzettend op de palen, langs den Dijk aan stukken en het was uit de Pastorie te Achlum te zien, even als of er telkens lichte wolkens uit de zee oprezen
Blz. 32
en weder verdweenen; evenwel voornemens zijnde te vertrekken, ging mijn zoon mij verzellen, om dat hij te Hitzum onderwijs in den godsdienst moeste geven. Ik had niet tegenstaande den Harden wind, een goede reis, en bevond de mijnen bij mijne thuiskomst tot mijne blijdschap in een goeden welstand.
Den 13 kregen wij ons eerste Eenden ei, welke dagelijks vermeerderen.
Heden den 15 Regen, ook bezogten ons op dezen dag op verzoek eenige buren met hunne vrouwen, gedurende den dag.
Den 16 marktdag te Leeuwarden, er was zeer veel drukte, de boter was zeer graag; de prijs is mij nog niet bekend, en word niet eerder ruchtbaar dan den achtermiddag, als de schippers verkogt hebben.
De markt was zeer voorzien van plantsoen, zoo als alle voorjaren, stapels Eende Korven wierden ter verkoop aangeboden, ook veilde men voor het eerste eenige Eenden eijers, de hoenders eijeren zijn er gedurende alle marktdagen bij korven vol.
Het is zeldzaam dat er zoo veel Boter weekelijks op de markt is. Doch het gebruik der boeren wordt anders als voormaals; want toen kalfden de koeijen doorgaans des voorjaars enkelden uitgezonderd, nu het geheele jaar door om dat men thans ondervind, dat de boter nooit goedkooper is als omtrent Mei en den voorzomer, en daarom laten de boeren de koeijen het geheele jaar door kalven. Ook wordt de boter van elders vooral uit groninger land aangevoerd, door zulke, welke deze boter in vriesche vaten (hoewel verboden) knoeijen, en hier verkoopen, waardoor de vriesche boter dikwijls minder wordt gekogt.
Blz. 33
Den 21 Maart, het weder is bij opvolging, zeer onstuimig met afwisselende storm. Zoo hadde men onder anderen den 18 dezer, gedurende den dag een geweldige storm, uit het noord en noordwesten. Het binnenwater is door den regen en het onstuimige weder zeer hoog waar door dikwijls ongelegentheid in de passagie ontstaat, zoo adverteerde men in de dinsdagsche Courant uit Heerenveen, dat alles in den omtrek onder water stond, dat de weg tot Langezwaag niet alleen doorgebroken maar gaten gescheurd waren, en langs dien weg de post gestremd ware; men had sedert de overstrooming verzuimd dezen weg in een goeden staat te stellen, door de oneenigheid der geregtigden en bij gebreke van noodige beveelen van het Bestuur.
De prijs der boter zoo wel te Leeuwarden als te Sneek was de laatste marktdagen 44 Guld. De Kieviets eijers te Sneek op de markt 30 Cents ieder, zij zijn er nog zeer schaars.
De Schrijver bezogte den 19 zijne dochter en zwager te Deerzum een nacht, te scheep met de gewoone trekschuit heen en terug.
Den 23 Maart, steeds harden wind, betrokken lucht evenwel zonder regen. Heden zaaide ik groote boonen, in den verleden week moeskruiden. Wij hebben 15 melke koeijen, 38 stuks hebben wij gestald, en vermoedelijk genoeg Hooi, de meeste klagen over schaarsheid vooral in andere gedeelten van ons gewest, waar door
Blz. 34
het bijvoeder, zoo als Lijn en Raapkoeken enz. zeer graag is, doch de schrijver heeft geen het minste bijvoeder gebruikt, dewijl het hooi zeer voedzaam is, waar door de beesten in een goeden stand zijn.
Den 27 Maart gister is het wijfje Ojevaar te rug gekomen, paarde dadelijk met het mannetje Ojevaar, het welk sedert den 8 het gewoon verblijf genomen had. Zonderling al weder merkten wij, dat ’s daags voor de overkomst van het wijfje, bijzondere toebereidsels en verschikking van het nest plaats had, even of men wist, dat de komst van het wijfje aanstaande ware. Hoe oplettend wij de huishouding dezer dieren ook gade slaan, wij blijven ten aanzien van deszelfs vroeger of later te rug komst altoos even onkundig, van het weder hangt zulks volstrekt niet af, want het verleden voorjaar was fraai, en toen kwamen zij eerst in April dag aan dag en thans alle dagen harden wind, bijkans storm, zoo als den 25 en zeer onstuimig komen zij veel vroeger althans het mannetje; zoude het ook konnen zijn? dat zij bij hun vertrek, verstrooid van elkanderen geraken, zich in verschillende landen, gedurende hunne afwezigheid, ophouden, zonder van elkanderen te weeten, de terugreis vroeg of laat aanvangen? maar dan is het zonderling dat het mannetje altoos eerst komt.
Gister kwam mijn zwager van Deerzum, ons een bezoek geven, welke sedert den 23 mijn zoon te Achlum
Blz. 35
had bezogt, en ons van denzelven berigte, dat hij in een goeden welstand ware. De Domeni hadde in den verleden winter veel geroeid en thans met nieuw plantsoen weder aangevuld, waartoe mijn zwager hem behulpzaam was geweest, welke het nieuw geboomte ook te Sneek hadde gekogt en van daar naar Achlum gezonden.
Den 31 Maart, heden hebben wij het verschuldigde in ’s Rijks lasten, dezer maand weder ontvangen, de registers gesloten, en hier mede overgegaan tot de Staten en Stukken betrekkelijk deze maand op te maken, om op den 2 April te verantwoorden, dewijl den 1ste op een zondag invalt.
Tot heden nog zeer onstuimig en harden wind, zoo dat over het geheel de maand maart zeer woest geweest is, waardoor zeer veel schade is toegebragt. In Gelderland inzonderheid zijn aanmerkelijke dijkbreuken, een menigte huizen en plaatzen door de daar op volgende overstroomingen vernield, veele schepen op zee vergaan, en binnenlands in ons gewest, gedurende zeer hoog water, waardoor een menigte polders geinundeerd; dijken, dammen en molendijken weggespoeld: zoo dat door de onstuimigheid dezer maand over het geheel onberekenbare schade en onheilen zijn aangebragt, in sommige oorden van ons gewest, zegt en schrijft men, dat het water nagenoeg zoo hoog geweest is, als tijdens den vloed, elders even hoog en nog elders hooger, schoon het water hier ook hoog is, is het in lang zoo hoog niet als tijdens den vloed; maar wij hebben meest een afwaaijenden wind, Z.W. ten Westen en N. West; evenwel vreest men als de wind er toe diende, dat het hier ook ontzettend hoog
Blz. 36
zal worden, dewijl alle binnenlandsche waterweeringen verbroken, het water over geheel Vriesland, uitgezonderd Westergoo, kan heen en terug vloeijen; nergens heeft men van doorbraken in de zeedijken gehoord, en dit is een geluk voor Vriesland schoon de winden niet dienen om te stroomen, kan men hier troosten, dat niet tegenstaande het hoog water, het evenwel zoet is.
Den 29 bevoorens is op het landshuis te Leeuwarden de Steenweg openbaar besteed voor 340000 Gld. n.l. de aarden baan benevens het daar op benoodigde zand van Leeuwarden tot Meppel en de vloering van hier buiten Akkrum, en aangenoomen door Hollanders.
Den 3 April. Het weder is mattig, doch zoo onstuimig niet als vooren, het water is nog zeer hoog, het welk een stremming aan de postwagens aanbrengt; zoo had ons Domeni, onder anderen zijn zoon, student te Groningen bepaald, om met den postwagen, maar op het hooren, van derzelver belemmeringen, dadelijk te rug geschreven, om met de gewoone trekschuit te huis te komen, en wel bepaaldelijk voor den 3 April, ten einde de keuring te ondergaan door de Militie raad. Hoe moeilijk zoodanig eene reis van Groningen tot hier en hoe veele beletselen voor de studeerende jeugd in hunne studien ook aanbrengt, niet tegenstaande alle bewijzen van vrijstelling wegens deszelfs godgeleerde studien voor handen waren en aan voormelden Raad, voorgelegd, het mogt niet baten, de gem. student moest op tijd en plaats door den Raad uitgeschreven, compareeren, en zoo veel te meer, om dat het nog twijfelachtig was, of hij
Blz. 37
vrijgelot was of niet? uitwijzens het Nummer, door deszelfs jonger broeder bij de trekking voor hem getrokken. Even het zelve wedervoer des schrijvers zoon in 1823, schoon vrijgelot, moest hij evenwel de keuring ondergaan; zulks alles zoo veel te vreemder, dewijl Beekhuis ook student in den godgeleerdheid, in den verleden jare zijne tegenwoordigheid, nog bij de loting, nog bij de trekking is gevraagd geworden, gemelde zijn broeder student in de Chirurgij ook in Groningerland is aangelot, waardoor zijne moeder, de wed. Beekhuis in de noodzakelijkheid gebragt is geworden, voor dezen haren zoon een remplaicent te koopen, zoo als zij thans rede gedaan heeft, maar deze remplaicent zoekt allerlei uitvlugten, waar door zij zich in ongelegentheid bevind, zoo als doorgaans het geval is, nadien men geen ruggesteun heeft van de Regeering en doorgaans van zulke lediggangen misleid wordt, zij nemen bij het verkoopen eenig geld op hand en als zij dit ontvangen hebben, zoeken zij op allerlei wijze het accoord te vernietigen; ten einde weder in de gelegentheid te zijn, om geld met gelijke bedriegerijen, door een nieuw accoord, of aan een ander door zich als remplaicent te verkoopen, te bekomen.
Den 14 April. Sedert eenigen tijd uitmuntend schoon weder, gedurende 3 dagen donder, hoewel in de verte, zoo was het den 12 l.l. ’s avonds omstreeks Ferwerderadeel zwaar onweder, wij zagen wel den Blixem, maar hoorden bezwaarlijk den donder. Het weder blijft deus niet tegenstaande schoon, waardoor de landen met gras voor
Blz. 38
voorzien worden; dit zoude des te grooter voorregt zijn door de schaarsheid van Hooi; maar om dat het water zoo hoog is, dijken en dammen weggeslagen zijn, hebben de lagere gedeelten van ons gewest, daar geen genot van, om dat het in sommige oorden nog een waterplas gelijkt, waar door veele boeren in de grootste ongelegentheid met hun vee zijn; doch in dezen omtrek ziet men al veel jongvee in het land, schoon de landen hier wel hooger, evenwel week zijn, en vrij wat trappen, des schrijvers landen staan die vooren meestal tot boven toe met water en kan daarom nog niet besluiten het vee uit te laten.
De boter zakt, gister was de markt 33 Gld 50 Cents de granen worden ook slapper. De vette koeijen hebben mede een merkelijke daling ondergaan, de prijs was voormaals 20 Cents het oude en thans 15 Cents waar door de zoodanigen, welke vette koeijen houden een groot verlies moeten ondergaan, zoo heeft mijn zwager te Goutum nog 16 stuks onverkogt.
Den 21 April. Het water zakt zeer langzaam ook daar door wegens de sterke Regen, die er onder anderen ’s nachts den 17 gevallen is, de landen zijn zeer week, en staan hier en daar met waterplassen.
De Scharren op de pollen zijn ook weder over 1827 verhuurd, door elkander komen ze mij nu te staan op 34 guld. mijn zwager te Hallum heeft 15 schar gehuurd, waarvan 3 voor mijne Rekening tezamen
Blz. 39
dus op 104 Gld, dit is buitengewoon duur, het welk toegeschreven word, aan de schaarsheid van het Hooi, dewijl de boeren er op bedagt zijn, om zoo veel land te mieden als mogelijk is, en daarom de hokkelingen op de pollen besteden.
De weide voor ieder jongbeest komt dus op 17 Gld als men de waarde nu berekend, waar voor zij mogelijk thans verkogt konden worden, mag men veilig daar van de middelprijs stellen op 25 Gld waar door zoodanig een beest 42 Gld Allerheiligen aanstaande, zoude moeten bedragen, doch naar andere jaren gerekend, de middelsom niet hooger als 32 gld kon genomen worden, zoo dat dit een schadelijk slot van 10 gld ieder beest oplevert. Niet tegenstaande zulks, kan evenwel de aanfokkerij niet nagelaten worden door den boer, schoon het profijtelijker zoude zijn, of het jongvee te koopen, of dit niet doende zich van melkvee steeds te voorzien, hier door zoude hij in staat zijn om meer koeijen te melken, het welk het voordeeligste zoude zijn boven alles, vooral als hij zich ook van de schapen ontdeedde, welke gedurende deze laatste jaren zeer veel schade aangebragt hebben.
Den 24 April sedert eenige dagen stroef en koud weder met afwisselende Regen, hoewel de hooge dijk de geregtigden aangezegd is namens het Bestuur, om te slegten, en wijders in een goeden staat
Blz. 40
schouwbaar te houden, kan dezelve tot heden om den regen niet in een goeden staat gebragt worden, waardoor dezelve zeer weinig met rijtuigen bereden wordt, doch dewijl het heden marktdag te Leeuwarden is ziet men veel paarden passeeren; doch om dat het thans geen aangenaam weder is, zoo als wel andere jaren, maar koud, heeft de schrijver geen lust om deze paarde markt te bezoeken. Het water verliest aanmerkelijk, trouwens de wind diendt er ook gunstig op, steeds Noord en zoo als heden Oostenwind.
Het Gouvernement heeft een algemeen Collect aan de huizen der Ingezetenen te doen, uitgeschreven, ten behoeve der door de jongste overstroomingen geworden ongelukkigen in Gelderland, tot dien einde is heden van wegen ons bestuur, mijn zwager als gelastigde van voors. bestuur met een besloten bus aan ons huis geweest, ter inzameling van een vrije gift, hij hadde nog vijf huizen in ons dorp behouden, en het kwam hem voor, dat er tamelijk wel gegeven wierd; trouwens het zoude ook zeer ondankbaar voor de vriezen zijn, indien zij hunne geldersche naburen niet in nood bijstonden, daar zij de meedogentheid over hunne rampen, zoo wel in den watersnood als de geledene ziekten, zoo aanmerkelijk ter ondersteuning ook van elders hadden ondervonden. Als de opbreng van dit Collect tot onze kennis komt, zullen wij het melden.
Blz. 41
Den 7 Mei, sedert de voorige afwisselende goed en somtijds allerschoonst en groeizaam weder, waar door de beste landen, vol gras zijn, en de beesten in het algemeen volop hadden, ten ware de landen behoorlijk droog waren; maar door het hooge water en de afwisselende somtijds sterke regen, zoo als gister en de verledene nacht verzeld van koude en noordenwinden, vertraagd dit inzonderheid de koeijen van de stal in het land te laten. Veelen zoo ook mijn naaste buurman, hebben, bij het gunstige weder, waar onder ook bij gebrek van Hooi, de beesten in het land gelaten, doch welke heden nacht verschrikkelijk leden, niet alleen maar de landen geweldig trappen.
De ringrups is thans uit; niet tegenstaande wij een verbazende menigte ringen uit de boomen gedaan hebben, ontdekken wij nog dagelijks welke ons ontglipt waren. Zoo is het allerwegen, waardoor die gene welke zich de moeite niet doen, om ze uit te nemen, verzekerd konnen zijn, dat zij weinig of geene appels zullen bekomen. Wij hadden dit reeds in den verleden jare voorzien, blijkens onze aanteekening van dat jaar in de maand van Julij.
De beesten zijn in een goeden prijs vooral het melkvee; de boter geld 30 gld en daarboven.
De materialen, zoo als steen tot de straatweg beginnen de aannemers hier en daar sterk aan
Blz. 42
te voeren. Zij hebben, althans hier niet, nog geen begin met het aarden bed gemaakt; doch men zegt dat zij spoedig een begin zullen maken.
Den 16 Mei, sedert mijne voorige, onstuimig en koud; uit noodzakelijkheid, hebben veele boeren opvolgende het vee in het land gebragt; heden allerschoonst weder, hebben wij onze beesten in het land gelaten, na alvoorens de dieren en winterdieren en die kalven moesten in het land gebragt te hebben.
Men heeft begonnen ook op Barrahuis langs het Ouddiep, dat nog bevaarbaar is, steen tot de straatweg aan te voeren. Heden was er verschil onder de opzienders tot het werk, waaronder eenen Johannes Rondema van Wijtgaard, deze beweerde dat het profijtelijker voor de aannemers ware, de steen dadelijk aan den dijk, langs de Wirdumer vaart, en wijders langs de Werpster en andere opvaarten, te voeren, daar in tegendeel de andere opziender (honnebaas in het vriesch) de steen langs de Sneeker vaart wilde uitgezet hebben, en van daar met wagens opwaarts aan den dijk brengen, tot groot overlast van de boeren. De eerste met reden, de Aannemer overtuigende, is dadelijk besloten, om volgens zijn gevoelen de steen aan te voeren waar door de schepen in de Sneeker vaart liggende, gelast zijn, te vertrekken, en zich naar de Wirdumer vaart te begeven zoo als zij ook dadelijk begonnen zijn te doen.
Blz. 43
Den 22 Mei, sedert allerschoonst groeizaam weder; de landen staan overvloedig met gras, en groeit dagelijks, waar door de miedlanden vol loopen, en de uitzigten tot overvloedig hooi, in dezen omtrek allergunstigst zijn. Elders in de lage streeken ziet het er bedroevend uit door het hooge water, de landen, die boven komen, zijn zwart of met lang of vlot gras zoodanig voorzien dat de lage landen wel groen schijnen, doch de oppervlakte onder water staat; dagelijks is het zeer warm, waardoor vrijdag verleden den 18 Mei gedurende den nadenmiddag tot in den nacht een afwisselend onweder in het zuid, oost ten noorden bestond, en na de slagen van donder en Blixem te oordeelen, aldaar gedurende een geducht onweder moet gewoed hebben; van hier tot het westen bleef de lucht genoegzaam onbewolkt althans niet meer dan afdrijvende ligte wolken.
De boter was op gemelden vrijdag 32 gulden, de kaas 16 a 17 gulden, dus buitengewoon duur, na den tijd te rekenen, want men heeft doorgaans omtrent dezen tijd de boter op het aller goedkoopste.
De Wijtgaarder Dijk op Marwird uitgaande is wegens het hooge water tot hier toe genoegzaam onbruikbaar geweest, zoo door afspoeling als anderzins, waarom het Bestuur op aanklagte besloten heeft dezelve te doen ophogen, door het slaan van paaltjes de hoogte ramende, naar welke op den 20 l.l. de besteeding bij percheelen is geschied voor ongeveer 114 gulden
Blz. 44
aangenomen door meest Wirdumer arbeiders; ook is ten zelfden tijde aan de eigenaars der landen ten noorden van Wirdum van de Barten tot de Zwichumer Dijk het voetpad van de Hem bepalende, gelast het zelve ter hoogte van de geslagene paaltjes te brengen, nadien nu niet alleen, maar ook in voorgaande jaren, het zelve des winters bij hoog water onreisbaar ware.
Ook zijn van wege het Bestuur door medewerking des Gouverneurs de Sneeker genoodzaakt geworden, de Sneeker Trekvaart van Schenke Schans tot de Bozumer Dam te hoogen welke des winters bij hoog water over liep.
Den 26 Mei. Niet tegenstaande het onstuimige van veel regen verzeld, is het heden schoon weder doch op den achtermiddag onweder, west ten noorden verzeld van donder en Blixem, roerende dreef het onweder Oost en West voorbij, waardoor wij geen regen kregen, en tegen den avond allerfraaist weder.
Gister was de boter ter markt zeer graag, de prijs is mij nog niet bekend, de kaas het hoogst 18 gulden. Pieter Sierks Piersma heeft naar zijn vermoeden rede de varkens ziekte, althans de kentekenen van die ziekte meent hij duidelijk te merken, 5 had hij reeds verloren, dit is naar andere jaren te rekenen iets zonderling, vermits die ziekte zich althoos in het najaar eerst openbaart.
Men voert hier op Barrahuis verbazend veel steen tot de straatweg aan; in dezen omtrek heeft men nog geen begin tot de aarden baan gemaakt, veel min zand aangevoerd. Daar de weg volgens de besteding de Pishorne-
Blz. 45
Dijk afsnijd, en de straatweg dwars door mijn Buurmans en andere landen van de Dijkhuizen tot ten naasten bij aan ons Pijpke, bepaald, heeft men gister bakens geplant en paaltjes op de Dijk gesteld, om de rigting van de straatweg aan te wijzen; ingevolge deze teekens, heeft de hooge dijk nevens ons land de bepaalde rigting, waardoor de schrijver waarschijnlijk zal bevrijd blijven, dat men geen klei uit zijn land, daar nevens liggende, behoeft af te graven.
Den 31 Mei, den 28 l.l. zijn wij begonnen te maaijen, de landen staan overvloedig, en beloven een uitmuntend hooi gewas, het schoone weder sedert onze laatste, bevorderd ongemeen de vruchtbaarheid, heden zoel, en in de verte steeds donder.
Heden hebben wij de Rijks Belastingen voor deze maand weder ontvangen, de boeken gesloten, de Staten opgemaakt om morgen te verantwoorden.
Gister is van Rijks en mijns Buurmans wegen, het land dat de straatweg door zijn land wegneemt getauxeerd, benevens de vermindering van dat zelve land daar door in waarde.
Den 16 Junij. Men dachte bevoorens, dat de arbeiders zeer schaars te bekomen zouden zijn, door de menigvuldige aanbestedingen van ’s lands werken, zoo wel dijkshoogingen als waterweeringen, ook ten aanzien van de straatweg; maar de inlanders konnen niet tegen de buitenlanders werken welke
Blz.46
welke buitenlanders zich dan ook tot zoodanige werken zich overal laten vinden, zoo als onder andere plaatsen, bij de 3 roomers, alwaar men sedert eenigen tijd een aanvang gemaakt heeft, met den aarden baan tot de straatweg, dwars door alle landen regt toe regt aan op Irnsum, het is een verbazend werk, en trekt, inzonderheid de verwondering aller ingezetenen. Het is uit hoofde zoo als gezegd is, dat de inlandsche arbeiders zich beter bevinden in hunne gewone bezigheden te laten gebruiken, waarom er gister een menigte zoo als andere jaren, zich op de markt aanboden in den onleegtijd te besteden, zij zijn allen niet besteed, dewijl de boeren of maar rede begonnen zijn te maaijen, of die rede al een geruimen tijd gemaaid hebben, door het koude en ongure weder, welke wij eenigen tijd gehad hebben, het hooi niet gerijpt heeft, zoo spoedig geen aanvang durven maken; evenwel als men voortaan goed zonnenschijn en droogte krijgt, dan zijn er veelen die een begin met den hooioogst konnen maken en daarom zijn er gister ook vele onleegtijders gewonnen, de schrijver heeft er drie, en rede 9 pondematen gezweeld en het hooi in de schuur, heden zouden wij weder zweelen, maar het heeft in den jongsten nacht een weinig geregend, zoo dat wij daar van moeten afzien. Ook ontbreekt het ook niet
Blz. 47
aan buitenlandsche maaijers, zoo als in andere jaren; de boeren stand lijdt om genoemde werken, dus in het allerminste niet, aan benoodigde werklieden.
De boter en vooral de kaas, houden op volgende Markt dagen genoegzaam prijs, de boter gister 28 en de kaas 19 gulden.
Mijn zoon de Dos van Achlum, is hier gedurende een week uit van huis geweest, en heeft den 10 l.l. te Wirdum gepredikt. Wij hebben gedurende de familie te Wanswerd en Hallum ook bezogt, dien ten gevolge hebben mijn zwager en ik, een uitstap naar de pollen gedaan en bevonden ons vee aldaar in bloeijensten toestand, het gras was er overvloedig, en het water in den nieuw aangelegden dobbe, zoet en drinkbaar, het geen veel tot den welstand van het aldaar weidend vee aanbrengt. Mijn zoon is den 14 weder naar Achlum vertrokken.
Tot hier toe heeft men in onzen behoor nog geen aanvang met den aarden baan gemaakt. Het zand daar toe benoodigd is ook aanbesteed, een Hardegarijpster Ingezetenen, heeft het aangenomen te leveren, hier en daar begint men aan te voeren, maar door het water verlies, zal deze aanvoer aller moeijelijkst worden, vooral in dezen omtrek.
De steen voert men nog dagelijks hier op Barrahuis aan, ook bij Unia pijpke en overal
Blz. 48
waardoor opvolgende een ontzettende hoeveelheid aangebragt wordt.
De student J. v.d. Zwaag in de letteren en de student A. Beekhuis in de Theologie hebben te Groningen gecandideerd, en ieder in zijn vak een loflijk examen afgelegd, ook heeft de student J. Vlaskamp te Franeker een prijslijk examen in de Chirurgicale weeten schappen gedaan, en is daar door tot de beoeffening dezer kunst toegelaten, en zal zich dien ten gevolge tot de uit oeffening dezer wetenschappen waarschijnlijk als Chirurgijn te Witmaarsum neerzetten, zoo dat het tot hier toe uitmuntend met onze Wirdumer studenten gaat.
Den 18 Junij, gister hebben wij den aanvang van den nieuw aan te leggen straatweg op de 3 Roomers gezien, men was al zeer met den aarden baan gevorderd, gaande daar regt toe regt aan, door de landen heen, om dat men zulks bij percheelen besteedde, was de weg nog afgebroken en niet aan elkanderen in deszelfs strekking gehegt, ook daarom, wijl de noodige waterlossingen door de straatweg moetende loopen, nog niet opgemaakt en gemetseld waren. Het is een verbazend werk, de arbeiders en werklieden zijn over het algemeen vreemden, zoo als wij bevoorens zeiden men noemtze Brabanders. Ook gaat de spraak dat de strekking van de baan, regt langs het midden pad zal loopen en hier niet dwars door het land, zoo als de eerste besteeding ware.
Blz. 49
Den 19 Junij, de onleegtijd gaat traag voorwaards, door het gedurig donker weder, rijpt het hooi zeer weinig; te meer wijl het eerste over het algemeen jong gemaaid is, het geen tot nog toe gezweeld is, en thans gezweeld word, durven de boeren uit zorg voor te veel broeijen niet in huis brengen, althans dat weinigje dat wij reeds binnen hebben, broeit al genoeg.
De Ojevaars hebben loopende dit jaar een jong zoo groot als een eendvogel buiten geworpen, en voeden thans vier stuks, dus meer als in andere gewoone jaren; zij vorderen zeer in wasdom, en beginnen bijna hunne volkomene grootte te krijgen, het is verwonderlijk, dat zij zoo spoedig in groei toeneemen, en tevens verwonderlijk dat de ouden deze gulzige dieren van het noodige voedsel konnen voorzien, dat zij genoeg voedzel aanbrengen, blijkt uit hun toenemen in grootte.
Den 21 Junij, donker, door het zware hooi, konnen wij weinig aan het zweelen doen, schoon onze buurlieden, wegens ligter hooi, steeds in het hooi werken en in oogsten, wij verlangen dus zeer naar zonnenschijn.
Den 9 Julij. Sedert eenigen droogte en zonneschijn, waardoor de boer thans een spoedigen voortgang maakt met den hooioogst, wij kregen den 7 l.l. het hooi binnen 179 rooken groot en klein door elkanderen, mijn buurman A.H. Palsma benevens Anne Pieters Hiemstra, hebben insgelijks op den zelfden dag gedaan gekregen. Overal broeit het hooi, zoo als mijn zwager te Deerzum, welke mijn vrouw en ik
Blz. 50
gister met den wagen bezogten; de meeste boeren hadden aldaar gedaan.
Den 12 Julij. Gister was het de bepaalde dag om te visschen met den angel volgens jaarlijks gebruik, met ons gewoon gezelschap, zoo als wij tot dat einde ’s morgens om 4 uur rede onder zeil waren; maar wij troffen het ook zeer ongelukkig wegens het koude en ongure weder, en vingen ook niets, om 7 uren ’s avonds kwamen wij thuis vermoeid en ongereed.
Ik melde bevoorens dat mijne vrouw en ik mijn zwager te Deerzum jongstleden bezogten; maar deze was ’s morgens vroegtijdig uitgereden om mijn zoon te Achlum te bezoeken, mijne dochter was thuis.
Door het hoogen van den aarden baan tot de 3 Roomers was de weg al wat moeilijk te berijden hier en daar en wordt dagelijks moeilijker, om dat men dat werk op onderscheidene plaatsen van tijd tot tijd voortzet. De benoodigde steen tot de straatweg is rede aangevoerd. Het zand daar toe word steeds zoo veel mogelijk met schepen aangebragt, eene groote hoeveelheid is rede hier en daarop geschikte plaatsen aangevoerd, zoo als onder anderen onder Wirdumer behoor te Wijtgaard en op de werp, maar is op verre na nog niet aangebragt; men heeft te Wijtgaard de Kamp agter de buren en op de werp de ijster ten Zuiden van de werpster vaart afgehuurd, het zullen om zoo te zeggen, als de geheele massa aangevoerd is, aldaar duinen van zand gelijken.
Blz. 51
Visser benevens zijne vrouw, zijn van Groningen bij Dos van der Zwaag uit van huis, welke benevens de student van der Zwaag ons op den agtermiddag van den 9 bezogten gedurende hun verblijf onder het genot van een kopje thee alhier, kwam mijn zoon van Achlum met mijn zwager van Deerzum, ons onverwacht bezoeken, tot blijdschap van ons allen, en tevens ook van den Luitenant Visser en den jongen Heer van der Zwaag, zij hadden onderling tijdens het verblijf van mijn zoon te Groningen zoo gemeenschappelijk met elkanderen verkeerd, en zonder van elkanderen te weeten, kwamen zij zoo toevallig hier tezamen, de avond wierd aangenaam met elkanders gesleten, waarna de Heeren weder na Wirdum en mijn zwager naar huis keerden. De Dos bleef hier ’s nachts en volgende tot den 13 Julij op welken dag Visser en zijne vrouw ook weder zijn vertrokken.
Den 16 Julij. Het weder als vooren, droog en noordenwind waar door de onleegtijd hier een spoedigen voortgang heeft gehad, de meeste boeren hebben gedaan, of staan op het ogenblik om gedaan te krijgen. De boter prijs was den 13 l.l. 30 gulden en de kaas 18½ guld. De beesten houden prijs de marktdagen zijn alle weeken vol om te verkoopen en worden door de kooplieden in menigte opgekogt, om naar elders te vervoeren. Het transport geschiede voor-
Blz. 52
maals langs de hooge dijk hier voorbij, maar op den 13 l.l. was de passagie bij de Bozumer dijk gesloten waardoor het vee over den Bozumer dam moeste gedreven worden en van daar langs die hooge dijk tot de Dille en verder opwaarts. Om dat de aarden baan hier en daar zoo ook onder Wirdumer behoor op verscheidene plaatsen wordt gehoogd, was deze maatregel zeer noodzakelijk, wijl de menigte beesten in koppels gedreven, de glooijing van den baan door het op en aftrappen zouden schenden, des niet tegenstaande word de hooge dijk nog dagelijks bereden, doch hier en daar wegens het hoogen met zeer veel moeite, zoo is onder anderen bij Unia pijpke op onderscheidene tijden veel moeite geweest bij de hooging van de losse modder op en af te rijden, de wagens zakken in en de paarden om er zich door te redden hebben geen krachten genoeg om de wagens door te trekken, maar blijven steeken, dit heb ik in de verte gezien dat veel moeite baarde, de paarden moeten als dan uitgespannen en de wagen door menschen uitgebragt worden, zoo wierd er gister avond bij een diergelijk geval onder anderen nog een geruimen tijd gesleten eer men weder op de reed kwam. Deskundigen rijden om zulks te mijden, agter Barhuis om de Swichumer dijk op langs de groene weg en komen bij Unia Pijpke weder op de hooge Dijk of aarden baan.
Blz. 53
Den 19 Julij. Tot hier toe droogte, de drukte der boeren in dezen omtrek bestaat thans in het uitbrengen der ruigscherne, sommigen hebben gedaan, waar onder ook de schrijver.
Gister hadden de Gecommitteerden der Brand Societeit alhier gevestigd, comparitie, om volgens jaarlijks gebruik het tarif op te maken van vee hooi en granen, in deze Societeit verzekerd; bij welke gelegenheid een nieuw tauxateur provisioneel benoemd is Geert Bleeksma mr. Timmerman te Roordahuizum in plaats van J.
Tjaarda ontvanger te Weidum voormaals mr Timmerman, welke om vermoedelijke opzettelijke fraudes in zijne Administratie van ’s Rijks Belastingen, thans in de gevangenis is geplaatst.
Gister kwam mijn zoon van Achlum hier met de Chais, welke zich in het Huwelijk staat te begeven met eene dochter van juffrouw Beekhuis alhier.
Eindelijk is ook de aarden baan afgestoken door de landen van mijn Buurman A.H. Palsma, beginnende hier bij ons Pijpke en schuins daar door bij de Dijkhuizen weder uitkomende, waardoor de hoek van de Pishorne dijk wordt afgesneden. Tot hier toe bleef dit gedeelte onaangeroerd, nadien er zoo veel bedenkingen bij het Gouvernement wierden ingedient dat het veel geschikter ware, de Steenweg regt toe regt aan langs het binnenpad te leggen, heeft het zelve zich eindelijk aan het eerste beraamd plan, volgens het bestek gehouden men heeft er thans met graven een begin gemaakt.
Blz. 54
Den 26 Julij, steeds sterke droogte en heete zonneschijn den 22 l.l. bezogte de schrijver, welke ’s morgens te Leeuwarden in het 4 uur schip ging, om zijn zoon te bezoeken, die toen te Zweins moeste prediken; aangenaam wierd de Dos verrast mij aldaar toen hij kwam, onverwacht aan te treffen; na de predicatie gingen wij te zamen naar Achlum, ’s maandags gingen wij om de nieuwe werken te Harlingen te zien, er wierd een diepe kolk n.l. gegraven, 100 voeten in het vierkant na alvoorens de oude sluis weggenomen en het water afgedamd en uitgemalen te hebben, het was tot op een verbazende diepte uitgegraven, men wierd bijna duizelig in het nederzien, deze kolk zou men bevestigen met heiwerk om dus op een goeden en vasten grond, een nieuwe sluis weder in plaats te stellen, en als dit gelukte beloofde men zich veel goeds, zoo wel tot stroomen als waterkeering. Aangenaam bragt de schrijver zijn tijd bij zoon tot den 24, vertrok en kwam gezond en wel ’s avonds de zijnen te huis weder zien.
Den 2 Aug. bezogte de schrijver met zijne vrouw te zamen met Juffrouw Beekhuis en hare dochter M. Beekhuis, de aanstaande Bruid, met de wagen mijn zoon te Achlum; het was gedurende de dag zeer heet, wij hadden behalven dat een goeden reis, de student Beekhuis de Broeder was reeds bij mijn zoon en bleef tot Zondag, wanneer hij voor mijn zoon zoude prediken.
Gedurende deze droogte wordt de hooge Dijk
Blz. 55
tamelijk sterk bereden, en is vrij effen, niet tegenstaande, de baangravers er steeds aan werken en hoogen, de benoodigde aarde en klei, graven zij uit de naastgelegene landen, en kuilen dezelve zoo dat het in geen jaren weder gevuld kan worden; gedurende de droogte kan dit bereden worden, en bevestigen hier door tevens de opgelegde aarde. De steen op veel plaatsen langs den dijk opgestapeld, werken zij in smalle strooken zoo veel tot het vloeren benoodigd op de kant langs, bij der hand; ook handelen zij op gelijke wijs met het aangevoerde, en thans nog aan te voeren zand, op dat wanneer de aarden baan klaar is, zij onverlet aanvang konnen maken met vloeren, maar deze is op verre na nog niet klaar.
De Ringen waren op den 26 l.l. op nieuw in de boomen te Achlum al weder gezet.
Den 8 Aug. den 5 l.l. bezogte ik een nacht mijn Broeder te Wanswerd thans op de Streek te Birdaard woonende onder Wanswerder behoor. Hij heeft mei l.l. Wanswerd verlaten, voor de functie van onderwijzer bedankt hebbende, en neemt aldaar den post van Rijks ontvanger waar. Den 7 bezogten ons mijne zuster en zwager van Hallumer mieden, benevens twee hunner zoons. Heden kwam onze zwager van Deerzum. Het is nog tamelijk wel te rijden, wegens de droogte.
Blz. 56
Den 4, hadden wij hier hevige donder, verzeld van zware regen, waar door de weg zeer onbruikbaar was; dit kwam ongelukkig voor die geene welke ’s morgens uitgereden waren, om stroo van den Bouwkant te halen, waar onder ook des schrijvers volk, zij kwamen des niet tegenstaande zonder ongeluk ’s avonds met twee wagenvragten koolzaad stroo thuis. De meeste hadden wit stroo gehaald, hier en daar waren er omgestort of in de nieuwe Dijk blijven steeken. Door de nieuwe Dijk verstaan ik het opgehoogde gedeelte of gedeelten dat de wagens moesten passeeren en thans door den regen zeer diep inreden. Het stroo is thans duur, en vooral om de schaarsheid het koolzaad stroo, voor ieder wagenvol moesten wij 3 Gulden betalen, waar van nooit voorbeeld geweest. Op andere jaren wierd er doorgaans een of een eentweede gulden betaald, het witstroo twee een tweede tot drie gulden en meer, eenmaal heb ik er vijf Gld. voor betaald.
Zonder stroo kan men volstrekt niet, doch met twee wagenvollen kan men zich bekwam redden. Gaarn wilde ik nog een wagenvol wit stroo, maar men ziet doorgaans geweldig tegen het haalen, want men rijdt meestal ’s morgens vroeg uit en komt vaak bij onweder of regen thuis.
Blz. 57
Den 9 Aug. steeds droog. Ook maken de aarden baan bereiders thans het zandbed tot de straatweg; dit werk is verbazend moeijelijk door dien de dijk wegens de droogte en het gebruik zeer hard en onbruikbaar om te graven is, zij werken dit bed uit met houweelen en andere daar toe dienende gereedschappen, de besteeders wilden maar tien stuivers van de Roede uitlooven, doch de arbeiders welke ik daar over sprak zeiden dat een gulden niet te veel ware. Het spreekt van zelven, dat dit werk zeer langzaam voortgang neemt, vooral als zij er geen meer werklieden toe gebruiken, als er thans mede bezig zijn. Het zand voeren zij met een zoort van karren met een paard bespannen aan bepaalde en af te meetene hoopen langs den dijk, dewijl zich hier toe een menigte vreemden laten gebruiken, gaat dit werk al spoedig voorwaarts; zoo ziet men van de stad tot hier en verder opwaarts op eenige bepaalde afstand zulke hoopen, en worden nog steeds opgereden van die plaatsen waar het zand met schepen aan gebragt en dagelijks nog aangevoerd wordt. De spraak gaat, dat het gebruik van den Dijk tot eenigen tijd verboden zal worden, om dat men in de aanstaande week een aanvang met vloeren zal maken.
Blz.58
Den 13 Aug. Onstuimig, ten gevolge van een hevig onweder, het welk gister, vooral onder den morgen Godsdienst heeft gewoed, verzeld van sterke regen, afwisselende tot heden morgen, thans tegen den middag is het eenigzins droog. Deze regen hinderd de werkzaamheden aan den Dijk, men ziet althans geen zandkarren nog kruiwagens met steen langs den baan, de weg is van Barrahuis tot Wijtgaard voor de Rijtuigen gesloten doch van Barrahuis langs de zwichumer wijders de groene weg tot Wirdum en van daar tot Wijtgaard voor de reed open.
Men zegt dat in dit gesloten gedeelte een aanvang met vloeren zal gemaakt worden, en zoo veel mogelijk bij gedeelten, ten einde de minste stremming aan de reed toe te brengen.
Men hoort thans overal van aanstekende ziekten, zoo hier als elders, doch tot nog toe niet zoo hevig als in het voorleden jaar. Een lijkwagen, met zeven rijdwagentjes reden dit op het ogenblik voorbij, misschien het lijk van Johannes Oevering zijne vrouw in de buren woonachtig, welke op den 10 l.l. zeer haastig overleden is, nalatende verscheidene kleine kinderen, waar onder een, van maar weinige weeken; om dat zij van Goutumer behoor ware, zal zij mogelijk aldaar in familie graven begraven worden. Zulks te zien is altoos aandoenlijk, vooral als er zulke kleine kinderen nagelaten worden.
Blz. 59
Den 15 Aug. Gister Wirdumer Kermis, van jaar tot jaar verminderen de kermis aangelegenheden, zoo was het thans, hoewel de schrijver er verleden jaar wegens zijne ziekte geen kennis van draagt, maar men zegt dat het toen ook niet veel te beduiden had. Zeer weinige menschen trof men bij de tegenwoordige gelegentheid aan, trouwens door de afwisselende en somtijds sterke regen, is het bijna ondoenlijk om de wegen met rijtuigen te passeren, dewijl van Barrahuis tot Wirdum en van Wytgaard tot derwaarts bijkans de reed met gevaar verzeld gaat, zoo is onder anderen de werpster dijk daar door onaangenaamer te passeren niet alleen wegens de holle spooren, maar ook door de zandschepen welke dikwijls schuine zeilen voeren of door het wapperen van dezelve in het heen en terug van de werp zeilen, de paarden schuw zijn, en men vaak in de noodzakelijkheid is om af te klimmen en de paarden bij den toom te houden, tot dat de zelve zeilen gestreken zijn, en men als dan schoorvoetende kan voorbij trekken. Doch wat zal men hier over klagen?, den drang en loop der tijden moet men zich getroosten. Een aanzienlijk gezelschap was gister bij mijn zoon te gast, waar onder mijne vrouw en ik, heden trekken wij met onze kleinen weder derwaards. Ook is de Dos van Achlum hier. Wij bragten in familie
Blz. 60
waar onder mijne dochter en zwager van Deerzum den dag bij mijn zoon aangenaam door; mijne vrouw was met onze zes kindertjes, bij mijne dochter en zwager te Wirdum ingevolge verzoek en begeerte gedurende den dag.
Heden Nadenmiddag wierd de eerste steen aan de straatweg gelegd tusschen Wijtgaard en Barrahuis en wel bepaald tusschen unia Pijpke en de slotten. De Gouverneur dezer provincie zoude volgens geruchte de eerste steen leggen; maar een der onder opzienders heeft het gedaan, welk bij deze gelegenheid ongeveer een elle breedte over de geheele weg vloerde, ongeveer in een half uur 500 klinkers verbruikende, naar welk getal te rekenen, deze in staat zoude zijn van de 12 tot 14000 steenen in eenen dag te vloeren.
Den 20 Aug. De ziekten en Koortsen nemen van dag tot dag de overhand, zoo dat het in dezen omtrek en overal thans weder van een bedenkelijke aard wordt; ons chirurgijn Vlaskamp heeft het zeer druk van den vroegen morgen tot den laten avond, wordende daar door vaak verhinderd om tijdig de patienten te bezoeken, zoo als de schrijver onder anderen het ook ondervond, zijnde sedert eenige dagen niet wel, ontbood gister morgen den Chirurgijn,
Blz. 61
maar dezelve kwam eerst heden morgen, deze schreef de ongesteldheid aan het tegenwoordig heerschend muffe en drukkend weder toe, indien dat niet veranderde, hadde men zijns oordeels hevige ziekten te verwachten. Over het algemeen, betuigde hij, waren de ziekten niet zoo hevig als in het voorgaande jaar, maar als de luchtgesteldheid niet veranderde vreesde hij voor het ergste, ook is des schrijvers eene meid niet wel, de jongste knecht heeft ook Koorts gehad, zoo mede een der kleinste zoontjes.
Den 1 Sept. Overal hoort men van zieken, dagelijks vermeerderende, doch ook afnemende, zoo is de schrijver sedert 14 dagen ziek, doch aan de beterhand, maar zeer zwak, heden heeft hij sedert de eerste maal, huis en tuin omgewandeld; de meid is nog weg, doch de kleine knecht volkomen gezond, maar de groote knecht is intusschen weder ziek geworden en den 30 vertrokken, zoo gaat het hier, zoo gaat het overal. Men hoort hier niet van zeer gevaarlijke zieken, maar wel dat het van sommigen van langen duur kan zijn.
Het Gouvernement heeft mijn zoon gemachtigd tot de Administratie van ‘s-Rijks Kantoor gedurende de ziekte of zwakheid van den schrijver.
Blz. 62
Den 5 Sept. het weder blijft droog, waar door het nagras dat gemaaid goed geoogst wordt. Er is thans een overvloed van gras voor het vee.
De ziekte heerscht nog steeds zeer sterk in dezen omtrek opvolgende worden de menschen ziek, doch niet zeer gevaarlijk, langzaam herstellen de zieken, zoo ook de schrijver, is zeer zwak, het schijnt dat er met de ziekte, dadelijk een verval van krachten plaats grijpt, schoon de Chirurgijn de schrijver voor verscheidene dagen heeft verlaten, zal hij weder geneesmiddelen tot versterking moeten nemen, ook is mijne vrouw onpasselijk geweest, doch schijnt iets beter.
Den 2 bevoorens is mijn zoon te Franeker getrouwd en ’s achtermiddags door Dos Laarman te Achlum kerkelijk ingezegend, alle mijne kinders te Wirdum en Deerzum hebben deze plegtigheid bijgewoond, waarvan de schrijver en zijne vrouw om de ziekte niet hebben konnen tegenwoordig zijn even als des voorgaanden jare bij de Intrede zoo dat juist een jaar geleden den 3 September mijn zoon zijn Intrede deedde en den 2 September daar na getrouwd is, de naaste familie van de Bruid waren ook tegenwoordig.
De dijkwerkers werken steeds het zandbed uit, dit
Blz. 63
kost verbazende veel moeite met houweelen en andere daar toe dienende gereedschappen is men steeds met alle inspanning van krachten bezig om dit bed ter behoorlijke diepte uit te werken; zand en steen is voor een groot gedeelte op de kanten zamen gebragt, ten einde als men vloert de materialen bij der hand te hebben; tusschen Wijtgaard en Barrahuis is men met de straat al eenigzins gevorderd.
Het passeeren met rijtuigen, wordt door de omwegen zeer moeijelijk, overal wordt gelegendheid gemaakt om naar de stad te konnen rijden; zoo is de reed van de 3 Roemers door Roordahuizum over Tjaard en Wirdum en van daar tot Barrahuis aangelegd, wijders gebruikt men de weg tot de pishorne Dijk en van daar het voetpad regt toe regt aan tot de stad, over al daar vereischt wordt, barten met leuningen over de sloten geslagen te hebben. De dijkwerken gaan zeer langzaam voorwaards bij gebreke van de vereischte werklieden; trouwens de straatwerkers, als geheel afgescheiden van de baanwerkers, hebben tot hier ook niet konnen werken, wegens de agterlijkheid van de baan, maar zoo als wij even zeiden, zij maken aanvang met vloeren, en men zegt dat de aannemer van de straat, een partij werkvolk om te vloeren, ontboden heeft.
Den 8 Sept. de zieken vermeerderen dagelijks, gister wierd
Blz. 64
aan het Gemeente Bestuur opgave gedaan van het aantal zieken onder Wirdum en Zwichum, en bedroeg het getal over de 70, waar van rede 3 gestorven zijn: een kleine jongen en twee bejaarde manspersoonen, genaamd Pieter Joukes en Broer Dooitzes Eekma, gebruiker van het zoogenaamde Besprek.
Vlaskamp ons Chirurgijn was hier gister en zeide dat hij tusschen de 260 en ’70 patienten hadde. Verleden jaar schreef men dit mede aan de drukkende Hitte toe, doch thans heerscht opvolgende Noordenwind, verzeld van droogte en afwisselende koelte.
Ook is de varkens ziekte sedert een maand elders hevig ontstoken, en openbaart zich hier en daar onder Wirdumer behoor.
Den 18 Sept. Er wordt thans zeer veel spoed met vloeren gemaakt, overal althans nevens ons zijn op kleine afstanden ploegen bezig, en vloeren bij perchelen, kleine jongens handlangen de steen, welke op de kant rede geplaatst is, zoo als wij voormaals melden, en verdienen daags van 6 tot 10 stuivers, naar mate van de grootte en vermogens. De reed is hier volstrekt gestremd ook naar Wirdum, dit geeft onbegrijpelijk veel ongemak door alle de omwegen welke men moet nemen om naar de stad te rijden, voor de gene welke dit nog kunnen doen waar van echter de meeste uitgesloten zijn.
Het is thans ongemeen mooi zonneschijn weder sedert eenigen tijd; gister was het Bergumer Kermis, de ziekte houdt zijnen loop en vermeerderd, ook sterven hier nog al menschen zoo wel inboorlingen als vreemden en dit is ten aanzien der vreemden nog aandoenlijker, omdat zij verre van vrienden en nabestaanden gescheiden zijn.
Blz. 65
Den 26 Sept. de ziekten blijven genoegzaam op dezelfde hoogte, sommige herstellen zeer langzaam anderen worden ziek, of worden met koortzen bezogt.
In den verleden week, hebben den Heer Beijma en Sierdsma, de acten van deelneming in den Brand Societeit wegens aangave van vee, hooi en granen benevens andere aangaven van gebouwen in de herberg te Wirdum geteekend, te zamen met mijn zoon als Boekhouder om de menigte hebben de Heeren daar toe anderhalven dag ter teekening besteed.
De studenten v.d. Zwaag en Beekhuis zijn ook weder naar Groningen vertrokken, na alvoorens verzekering bekomen te hebben, dat de ziekte aldaar zoo hevig niet woedde als wel de gerugte daar van ging.
De bestrating neemt een spoedigen voortgang het ontbreekt aan zand, anders zoude dit werk van de 3 Roemers tot de stad ras gedaan zijn.
Het weder is sedert eenige zoel en broeijig ten gevolge daar van ziet men opvolgende weerlicht in den verleden nacht hoorde men nabij donder, doch niet sterk.
Er is overvloedig gras voor het vee, zeer veel hooi is in deze dagen gewonnen; de laatste Leeuwarder markt dag, was de prijs der boter 32 en de kaas 17 ½ Gld. de beesten houden een goeden prijs.
Blz. 66
Den 9 Oct. tot hier toe droog en aangenaam weder echter dreigt het thans tot regen, het weerglas is ook vrij wat gezakt, gedurende deze droogte, hebben de straatwerkers zonder eenige verhindering kunnen voortwerken, zoo als ook het aanvoeren van benoodigd zand, dagelijks zijn hier op Barrahuis 8 zandkarren aan den gang, welke het zand van de Werp aanrijden, dat met schepen langs de werpster vaart aangevoerd wordt, deze vreemde karlieden verdienen ’s daags 4 gulden de man, welke verbazende kosten alleen bedraagd het zand. Men berekend dat van Unia Pijpke tot het naaste Barrahuister Pijpke, de kosten van het zand duizend gulden zouden bedragen. Het vloeren is van Wijtgaard tot de stad bijkans gedaan, eenige vakken zijn nog open, als: nevens Barrahuis, een gedeelte over mijn Buurmans land, de Dijkhuizen en de schrans, doch zijn op gemelde plaatzen, dagelijks bezig met vloeren, zoo dat het zich laat aanzien, indien het niet aan benoodigd zand ontbreekt, het welk om tot bed te dienen en de straat te overdekken, dat men eerlang onverlet zal konnen rijden.
De zoden welke zij benoodigd hebben, om de kanten van de straat te dekken, snijden zij maar ongevraagd, uit de naastgelegene landen, zoo als des
Blz. 67
schrijvers land, naast de straatweg, daar door ook van verscheidene roeden ontbloot wordt, indien dit de landeigenaren niet vergoed word, lijden zij daar door veel nadeel; want het zal wel 1 of 2 jaren aan houden, eer het land weder begroeit, dewijl de diepte der zoden ongeveer een hand breed beloopt.
Gister heeft des schrijvers volk twee wagenvollen aardappels van Kornjum gehaald, de algemeene prijs is thans 8 Stuivers.
Den 20 Oct. heden zwaren mist, Oostewind en Zons verduistering; tot heden heeft men sedert eenigen tijd het fraaiste weder gehad, warm met zonnenschijn; waardoor de straatwerkers ook op aandrang, zeer veel spoed hebben gemaakt. Ten dien gevolge heeft den Heer Gouverneur dezer Provincie, gister in de Vriesche Courant doen aan kondigen: dat de straatweg van Leeuwarden tot de 3 Roemers op den 1 Nov. aanstaand open voor de Rijtuigen zoude zijn, om te passeeren en dat er nevens Goutum aan het Pijpke en te Wijtgaard aan de Dijkhuizen slagboomen zouden geplaatst worden tot het ontvangen van tol.
Heden voor 8 dagen bezogte ik mijn zoon en dochter te Achlum, welke ik wegens mijne ziekte sedert dat zij van hier vertrokken en daar na getrouwd waren niet gezien had; bevond hen in den besten welstand, zij
Blz. 68
waren zeer verheugd, mij zoo geheel onverwacht aan te treffen, te hooren en te zien; schoon ik met het grootste genoegen gedurende 4 nachten aldaar verbleef, had ik evenwel door de aanklevende zwakheid dat genoegen niet, welke ik bij een volkomen welstand, anders wel zoude genoten hebben, en zij wegens de bezorgdheid over mij, ook wederzijdsch zouden hebben gesmaakt, ten gevolge waarschijnlijk van de reis, had ik ’s avonds op den eersten dag van mijn bezoek reeds Koorts, welke mij gedurende mijn verblijf aldaar, inwendig min of meer bijbleef; gaarn had ik mijn zoon hooren prediken, maar om dat hij te Hitzum moeste prediken durfde ik die reis met hem niet ondernemen, en moest daar van afzien.
De prijs der boter was gister te Leeuwarden 33½ en de kaas 16 gulden. De markt was vol vee, en grage koopers. De varkens zijn duur, de schrijver heeft op volgende voor 6 magere varkens uit het land, met wei gevoed en 6 weeken voor mei oud circa 95 Gld gemaakt, heeft nog 4 voor zich zelven 2 a 3 om te mesten en een zeug. De aardappels dalen in prijs, in partij wordende tot 5 of 6 stuivers verkogt.
Men zegt dat de Heer Gouverneur heden de straatweg in oogenschouw zal neemen, en heeft dit ook werkelijk gedaan, waarna de straat ook direct weder gesloten is.
Blz. 69
Den 22 Oct. heden Oostewind verzeld van regen en koude. Men heeft de sluitingen op de straatweg tusschen den 20 en 21 gesloopt en weg gestoten, ten einde dezelve met rijtuigen te passeeren tegen de oogmerken van het Gouvernement, dien ten gevolge heeft men volgens Gouvernements wegen heden de sluitingen weder hersteld hegter en sterker dan te vooren, zoo dat de straatweg volstrekt niet kan bereden worden, als alleen hier en daar, waar men anders van alle gemeenschap zoude uitgesloten zijn; deze maatregel is wel noodzakelijk, wijl de straat tot de 3 roemers wel geheel gevloerd, maar met het benoodigde zand nog niet is voorzien.
Den 30 Oct. Het weder is bij afwisseling wel vogtig doch tevens schoon, zoo dat de beesten zonder letsel van koude weiden, en zich van overvloedig gras konnen voorzien; wij melken noch 7 Emmers.
De Gouverneur heeft gister aangekondigd in de dingsdagsche Leeuwarder Courant: dat de Straatweg voor het hoornvee provisioneel is gesloten, om het nieuwe aardenwerk niet te bederven: dat de belanghebbenden, hun vee van Irnsum naar Leeuwarden zullen moeten drijven langs den ouden weg, over Rauwerd, de Dille, Boxum, Ritzemazijl enz. of over Irnzumerzijl, Friens, Roordahuizum, Wirdum, Goutum en wijders door de landen op Leeuwarden, doch dat de gene aan de Straatweg
Blz. 70
woonende, gehouden zullen zijn: hun vee, langs dezelve vast te leiden, tot het naaste bijpad, en wijders tot de plaats der bestemming.
Deze maatregel van het Gouvernement is voor de straatweg van zeer veel belang; want door de drift van het vee, in het tegenwoordig jaargetijde, wanneer er weekelijks bij honderden heen en te rug naar en van de markt te Leeuwarden in groote koppels gedreven worden, waar onder een menigte ook langs deze Contreijen zouden de nieuwe werken aan de straat tot verbreding en vastheid langs de beide zijden gelegd, geheel bederven.
De belanghebbenden onder Wirdumer behoor, welke hun vee op de pollen buiten dijk hebben, waar onder de schrijver, laten heden door de gebruikelijke drijvers, dezelve thuis halen, schoon aldaar een overvloed van Gras is, en naar het zeggen, uitmuntend tieren vooral daar er tot nog toe geene stormen hebben plaats gehad en dien ten gevolge geen hoog water, over gelopen, waar door het gras of de weide bedorven zoude zijn, heeft men echter geoordeeld, dat het best ware om in tijds thuis te halen, wijl het jaargetijde zoo ver gevorderd is, dat men dagelijks voor onstuimig weder bloot staat, en in het begin van de volgende maand eene maansverduistering moet plaats hebben.
Blz. 71
De ziekte en Koortsen heerschen overal nog zeer overvloedig, de menschen kunnen naauwelijks tot voorige gezondheid geraken, wegens aanhoudene zwakheden, het is eene wonderlijke ziekte en eenerlei bij alle menschen gelijk, ons Chirurgijn heeft tot drie onderscheiden tijden mij verlaten, en thans weder van medecijnen voorzien, er schijnt naauwelijks een volkomen herstelling bevorderd te kunnen worden.
Den 5 Nov. Wij melden van het te huis halen van het vee van de pollen, gedurende dien dag was het in ’t begin wel aangenaam, maar afwisselende regen en vermeerderende wind, totdat ’s nachts en volgende dag uit het noordwesten een hevige storm woedde, des vloeiden de pollen zeer hoog door de opstuwende zee, over, tot ongeluk van het aldaar loopend vee, niet alleen dat de weide bedorven is, maar men zegt, dat er ook eenige verlooren zijn, althans mijn zwager op Hallumer mieden, heeft een allerschoonst enter paard verlooren, en het zelve tegen een Kadijk dood aangespoeld gevonden. De Deerzumer waar onder ook mijn zwager hadden de hunne nog niet te huis gehaald hoe het daar mede afgeloopen is, heb ik nog niet gehoord. Wij hebben dan het geluk gehad 34 stuks onder Wirdumer ingezetenen behoorende juist tijdig te huis gehaald te hebben, waar toe men zeer toevallig tot dit tijdstip daar te boven besloot, n.l. volgens Advertentie was de straatweg den 1 Nov. open, waar door de passagie indien men al toe liet de straatweg te gebruiken, met de tol zoude bezwaard zijn. Des Gouverneurs besluit in het hoofd gemeld, was ons toen nog niet bekend.
Blz. 72
Ten gevolge van het openen der Straatweg, is dezelve op den 1 Nov. niet sterk wegens het onstuimige weder, bereden, maar op den 2den zijnde marktdag zoo veel te meer, de watering wegens den menigvuldigen regen, was op sommige gedeelten den straat, zoo het scheen zeer nadeelig, want hier door waren de steenen meer los dan vast, althans op zulke gedeelten reden diepe spooren, zoo dat de straatwerkers veel moeite zullen hebben, om te vervloeren en zulke plaatsen te herstellen; doch het grootste gedeelte der straat, al waar de oppervlakte geen letsel van het water hadde kon het sterke rijden, met allerlei zoort van rijtuigen zeer wel verduren.
Het is al iets zonderlings, bevoorens konde men de hooge dijk omtrent dezen tijd, naauwelijks met laarzen gebruiken wegens de drift van vee als anderzins, het was althoos een moeras, thans is het een straat waar langs men zoo wel te voet, als met het rijtuig zonder een voet morsig te maken kan reisen, dit geeft gedurende de herfst en het wintersaisoen, een gemak waar van der vriezen voorvaderen en het tegenwoordig geslagt, zich geen denkbeeld konde vormen; toen men van dezen aan te leggen straatweg begon te spreeken zagen de vriezen dit werk genoegzaam voor een harsenschim, en geloofden dat het onuitvoerbaar ware, ja dat het wegens de moeilijkheid van de aanvoer der materialen onmogelijk zoude zijn – en ziet! thans is er een straatweg.
Blz. 73
Den 13 Nov. gister en heden schoon weder, doch sedert onze vorige afwisselende regen en onstuimig.
Tot heden loopt het vee nog buiten, bij droog weder kan het zelve nog eenigen tijd weiden; want de landen zijn tamelijk van gras voorzien, het welk groen en voedzaam blijft, dewijl men volstrekt geen vorst gehad heeft – het vee houd prijs, de boter zakt, zoo ook de kaas.
Men zegt, dat de straatweg op een halfuur afstand tot Akkrum gevorderd is, er wordt met alle magt gewerkt, om volgens de besteding over 1827 dit gedeelte af te werken. Indien de Heer Gouverneur dezer Provincie, zich niet veel aan dit werk had laten gelegen liggen, dan was de straat op de helft niet ten einde gebragt.
Bij den aanvang vreesde men van zeer veel overlast van het vreemde volk, doch in dezen omtrek heeft men er volstrekt geen ongemak van gehad; de dijk en straatwerkers, besteedden zich gedurende den arbeid aan dit werk, zoo veel mogelijk bij de naastbij zijnde arbeiders in de kost, als op de werp, dijkhuizen, als anderzins, te Wijtgaard, Roordahuizum en de 3 Romers waren een menigte.
In het eerst, is er aan de huizen die zich Barrahuis noemen en het arbeiders huisje bij ons Pijpke inbraak geweest, waar van bij Albert Everda aan de westkant van de straat in de molkenkelder, bij de andere Jouke Keimpes in de vuurhutte en de arbeider in huis.
Blz. 74
Uit de molkenkelder is eenig eetwaren gestolen, waar onder gekookt vleesch, de pan waar in het zelve stond heeft ons knecht in den verleden week, in het hekkelen uit de sloot bij de straatweg gehaald, en aan A. Everda weder bezorgd, uit het Arbeiders huisje hebbenze wat zakgeld en eenige eetwaren gestolen bij ligten dag, en uit de vuurhutte voors. weinig van belang. Deze dieverij bij den aanvang van den straatweg reeds gepleegd, verwekte zoo als bevoorens zeide onder de naastgelegene aan de weg eenige vrees en bekommering, doch sedert heeft men nergens van zulke dingen in dezen omtrek gehoord; doch tusschen den 9 en 10 dezer is in het huisje op Barrahuis aan de Swichumer dijk staande, bij Abe Douwes Dijkstra wel eer Barrahuister schipper en thans koemelkerij bedrijvende een oud man en oude meid, als eigenaar bewoond, ingebroken, de oude niet wel konnende binden, hebben de schurken hem groen en blaauw geslagen, de meid tot hulp toeschietende hebbenze door slagen bloedende wonden aan het hoofd toegebragt; dewijl de oude nog bij de 200 Gulden in huis hadde, hebben zij dat niet konnen vinden maar zich met eenig zakgeld en anders moeten vergenoegen, waar na zij vertrokken; de oude wekte terstond Jouke Keimpes zijn naaste buurman deze gaven Kennis aan het Bestuur, en dit aan de Justitie; de procureur met de Dienaars nader informatie ten gemelde huize nemende, verklaarde de oude dat hij de dieven niet kende, dewijl hunne gezigten met
Blz.75
doeken bewonden ware, maar vermoedde dat het die gene wel konden zijn, waar mede hij onlangs rusie gehad hadde, deze hadden hem gedreigd dat zij hem gedachtig zouden zijn, en dat waren zulke en zulke lieden op, deze aanduiding herdachten de dienaars zich en dat deze perzonen slechte kwanten waren, en zeer wel bij hun bekend; nadien het tegen de avond was en Saturdag reisden de straatwerkers ieder naar huis, en deze aangewezene kwanten hoorden in de stad. De procureur en dienaars reden met den verdekten wagen hen tegen, en troffen deze vermoedelijke kwaaddoenders onder meer anderen digt bij de 3 Romers aan, zij werden dadelijk door de dienaars gevat, gebonden en zoo gevangen naar de stad gevoerd.
Den 15 Nov. tot nog droogte. Gister hebben de Kerkvoogden ingevolge de wet een staat van begrooting over 1828 gemaakt, en tevens onder elkanderen geloot, wie moet afgaan, het lot is op de schrijver gevallen; op den 19 dezer zijn van wegen het Grieteny bestuur, de hervormde Floreenpligtigen opgeroepen ten einde deze staat der begrooting voor te dragen en een nieuw Kerkvoogd te stemmen.
In den verleden week is mijne dochter van Deerzum te Wirdum uit van huis gekomen, ten einde de familie aldaar te bezoeken, bij gelegenheid dat mijn zoons vrouw van een zoon bevallen is, en ook tevens bij hare andere zusters wederkeerig een nacht of twee door te brengen, en ziet zij word aldaar zoo niet gevaarlijk althans zwaar ziek, en ligt thans in dien
Blz. 76
toestand, afgescheiden van haar man en lieve kindertjes bij mijne dochter te bed, het is heden de 8ste of 9de dag dat zij aldaar ligt, hare man bezoekt haar wel nu en dan een nacht, maar de groote boerderij en de 4 kleine kinderen, gebieden hem te huis te zijn, wij verlangen zeer, dat zij aan haar huisgezin weder gegeven moge worden, hetgeen bij een goede beterschap nog wel eenigen tijd zal aanhouden. Schoon zij uitmuntend bediend wordt, is het met dit alles aandoenlijk, dat zij van haar huisgezin dezer wijs verwijderd zijn moet, en de uitzichten, om derwaarts weder te keeren, nog zeer donker zijn! Hadde zij geweeten, dat haar zulk een zware ziekte zoude treffen dan ware zij niet uit van huis gegaan, zoo weinig weeten wij wat de dag van morgen zal baren!!!
Den 17 Nov. Aanhoudend schoon weder, waar door het vee tot genoegen graast. Gister was het marktdag te Leeuwarden; de markt was opgepropt vol van vee, van onderscheiden zoort, vette vare melke opzetters, hoklingen en kalvers, grage koopers. Het is een lust zulk een aantal beesten, bij goed weer, en zoodanig eene gelegenheid te aanschouwen vooral als men in aanmerking neemt, welk een schoon gewest Vriesland aan vee fokkerij oplevert welk een rijkdom en fleur dit aan de veehouders aanbrengt en tevens een goed bestaan aan den boerenstand verzekert en daar door welvaart onder alle standen
Blz. 77
der geheele maatschappij verspreid, vooral dewijl een goeden prijs voor boter en kaas, daar mede verzeld gaat.
De aanvoeging is dit alles in aanmerking nemende van het grootste belang; want bij zulke tijden van overvloed worden er nooit beesten van elders ingevoerd, maar het is een produkt, dat eigen gronden van vriesland opleverd, veel meer als het gewest voor zich zelven behoefd, hoe veele duizenden van schoone vette en melke beesten worden jaarlijks niet uitgevoerd, en welke schatten keeren daar door niet in den boezem der ingezetenen en dit alles door opkweeking en aanvoeding? Schoon er nog buiten dien nog een menigte kalvers, door gemeene lieden, om te slagten, gekogt worden.
Den 22 Oct. thans eenigzins uit het N. Westen buijig verzeld van hagel en sneeuw; den 19 l.l. werden wij ’s avonds aangenaam verrast door de overkomst van onze zoon en dochter van Achlum; zij verblijven hier tot den 24 dezer.
De beesten loopen nog uit; doch als het weder tot meerder onstuimigheid mogte overgaan, zullen zij op het spoedigste gestald moeten worden.
Den 19. hebben de hervormde Floreenpligtigen de Staat van begrooting door de Kerkvoogden voorgelegd, vastgesteld; in plaats van den afgaanden Kerkvoogd, de schrijver weder verkooren en doen Continueeren wijders drie perzoonen gestemd, om te staan over de Rekening van 1827.
Heden wordt mijne dochter, welke aan de beter hand is
Blz. 78
met de verdekte wagen, naar huis gevoerd, schoon hare zwakheid geenszins anders toeliet, zulk eene reis naar Deerzum te ondernemen, vorderen nogtans den drang der omstandigheden, en hare kindertjes en de belangen van haar huisgezin en bedrijf, hare tegenwoordigheid; wij hoopen dat deze verbrenging, na alvoorens de uitterste voorzorg van dekking als anderszins gedaan te hebben, geen letsel aan hare verdere herstelling moge toebrengen.
Den 27 Nov. sedert eenige dagen vorst met sneeuw verzeld van onstuimigheid, ten gevolge daar van zijn opvolgende, de melke beesten gestald, waar onder ook de Schrijver den 23 l.l. het melkvee op de stallen heeft gebragt, niet tegenstaande er nog wel een goede voorraad van gras in de landen is, de jongbeesten als mede de kalvers en paarden loopen nog uit, te meer wijl het dooi weder is.
Het slagten van vee tot slagten geweid voor eigen huishouding, is thans in dezen omtrek en elders de orde van den dag, de schrijver heeft de zijne ook geslagt, hebbende 154 lb smeer, wegende te zamen met het buik vleesch 941 lb oud gewigt, waar van accijns betaalde 14 Gld 54½ cents, dit beest koste de schrijver in de weide 71 Gld en was voornemens het zelve te verkoopen, konnende 130 Gld gelden; maar om dat het meer volgens vermoeden, waardig was, en om dat mijn zoon gaarne de helft wilde hebben, besloot de schrijver het zelve met hem te slagten, en bleek dan
Blz. 79
bij de uitkomst, dat het meer waardig was, dan er op geboden is, behalven de helft van dit beest, heeft de schrijver ook een bulle geslagt, wegende wel 500 lb, twee varkens om boven dien nog te slagten worden nog gemest.
Den 23 l.l. was de markt te Leeuwarden van alle soorten van vee, zeer vol, de prijs levendiger dan de voorgaande marktdag, de boter 34 a 35 Gld. in prijs.
Den 3 December, sedert de voorige vorst afwisselende onstuimig, doch heden helder met vorst. Den 1 dezer zeide men dat de Heer Gouverneur de straatweg tot bijna Akkrum in oogenschouw zoude nemen, als dit gebeurd is weet ik niet, want het was op dien dag zeer onstuimig vooral des morgens, ik zeide tot bijna Akkrum; dewijl een klein gedeelte aldaar nog niet gevloerd is.
De Koortsen houden over de bevolking nog aan, geen huis is er bijkans van bevrijd, zoo heeft de schrijver 4 kleine kinders min en meer aan deze ziekte laborerende, het welk sedert weeken heeft geduurd doch tusschen de koortstijden zijnze gezond. Ook heeft de Schrijver nog niet tot zijne voorige krachten en volkomene gezondheid konnen geraken zoo als er veelen zijn – hij laboreert sedert weeken, als een gevolg der ziekte aan een drooge kuch en bij wijlen een hevige hoest, vooral des nachts.
Het melkvee is in dezen omtrek meest gestalt hoewel er nog zijn, die eenigen hebben buiten loopen.
Blz. 80
Den 18 December heden buitengewoon onstuimig met harden wind uit het Zuiden en nieuwe maan als de wind uitschoot naar het noordwesten, dan hadde men bevreest te zijn voor de zee dijken, dewijl de wind nu sedert eenige dagen sterk uit het zuiden woei, en de oceaan daar door ongemeen opgezet zal zijn.
Het is te dezer tijd een lust de straatweg te wandelen, overal is het vuil en modderig, doch zoo dra men de straatweg bereikt, is het even als of men in een droog jaarsaisoen verplaatst is zoo effen en droog, zonder zich in het minste te bevuilen, kan men op zijn gemak dezelve bewandelen; met den regen is het zand op de straat effen gespoeld; men merkt door het menigvuldig gebruik der rijtuigen, hoegenaamd geene inspooring of oneffenheden. De aannemers moeten deze werken zeer kundig zijn, het was anders in een zoo kort tijdsbestek onmogelijk zoo voldoende iets daar te stellen.
Den 14 l.l. veilde het Gouvernement om de straatweg met boomen te beplanten; doch er zijn geen briefjes ingekomen en heeft dus geen voortgang gehad.
Den 15 hebben wij ons jong vee gestald, en hebben thans 38 Stuks Hoornvee op, benevens 2 paarden.
Mijn Buurman A. Palsma jong vee, loopt nog uit.
Blz. 81
Den 22 December, het weder is zoo zacht sedert de jongste dagen, dat men zich daar over moet verwonderen, evenwel met afwisselende regen.
Twee schepen ter walvisch vangst in het voorjaar van Harlingen uitgegaan, waar van het eene vergaan en het ander met vijf walvisschen tijdig binnen gekomen, hebben wij vergeten op tijd te melden, de manschappen van het verongelukte schip zijn behouden.
De boter was gister marktdag te Leeuwarden 31½ Guld.
Woensdag den 19 dezer hebben de Kerkvoogden volgens jaarlijks gebruik, rekendag met de timmer en ambachtslieden, klokluiders en andere voor zoo veel in betrekking tot de Kerke administratie zijnde, gehouden; daar de Kerkelijke goederen aanzienlijk in voorige jaren, door den opbreng der 1/5 en 1/6 der Corpora, zijn verminderd, is er thans lang zoo veel op dezen dag niet te doen als vooren.
Den 17 l.l. is mijn zoon van Wirdum naar Achlum gereist, om zijn broeder te bezoeken en is den 19 te rug gekomen, met berigt dat Dos en zijne vrouw, welvarende waren.
Blz. 82
Wij sluiten dit jaar als vooren met een opgave van ’s Rijks Belastingen over dezen jare in deze Gemeente, waar onder Swichum, geheven.
Ongebouwde Eigendommen | 21917-18 | |
Gebouwde Eigendommen | 1332-25 | |
Personeele belasting | ||
A Primitief | 99-33 | |
B Suppletoir | 1540-92 | |
C Suppletoir | 270-90 | |
D Suppletoir | 72-24 | 1983-39 |
Patenten | ||
[onleesbaar] | 282-63 | |
Suppletoir | 8-35 | |
2de Suppl. | 6-85 | |
3 – | 10-33 | |
4 – | 7-56 | 315-72 |
totaal | 25548-54 | |
veefonds | 102-90 | |
25651-44 |
Blz. 83
In het vee fonds zijn aangegeven:
1456 Runderen boven de twee jaar
751 – beneden de twee jaar
2207 totaal twee duizend twee honderd en zeven
Accijnsen
Gemaal | 675-41 |
Geslagt | 1640-46 |
Dranken | 13-78 |
Zegel | 144-12 |
Geld Billetten | 6-82 |
Gemeente Opcenten | 885-15 |
Dito perceptiekosten van gem. opc. | 26-55 |
totaal | f 3392-31 |
Pensioen fonds | 29-51 |
f 3421-82 | |
Grondlasten enz. | 25651-44 |
totaal de belastingen | f 29073-27 |
Blz. 84
Behalven de voorengemelde ’s Rijks Belastingen hebben de ingezetenen nog te hoeden de dorpslasten, des dorps omslag 200 Gulden onderhoud van dijken en wegen, vaarten en waterlossingen, Pijpen Zetten, Barten, ganghouten en voetpaden, onderhoud der gealimenteerden, daar te boven ieders privaat onderhoud, en dit alles over eene bevolking van ruim 900 zielen.
Wie moet dan zich met ons niet verwonderen, waaruit alle die uitgaven gevonden worden.
Wij moeten evenwel ten slotte hier bij nog aanmerken, dat gedurende dit jaar ten aanzien der Boerenstand, buitengewoon voordeelig is geweest. Ook blijkens des Gouverneurs tegenwoordigen staat, waar toe wij alle beminnaars des vaderlands ook ten dezen opzigte verwijzen.
Wirdum den 31 December 1827
D.W. Hellema
Rijks Ontvanger
1828
Blz. 89
Den 1 Jan. zagt weder zonder eenigen vorst volgens gebruik hadde de Diakonie Rekening des achtermiddags plaats en wierd bevonden dat er een batig Saldo bestond van S.C. f 154-00, dus bleek dat de afgaande Diaken Dooitzes Smeding, over 1827, zijn Administratie staande liquit met den jare 1826 ofschoon bij den aanvang zijner administratie plus minus 400-00 had ontvangen, waar van echter volgens besluit voor 500 Gld werkelijke schuld bij de Diakonie is aangekogt, uit de Collecten in de Kerk heeft staande gehouden; aanmerkelijke bijdragen voorwaar van de Gemeente, om gedurende een geheeljaar zoo vele armen zonder eenig fonds van voedsel en deksel te voorzien, alleen door vrijwillige liefdegaven; aanmerkelijk is het zeker, dat in voorgaande jaren zoo veel is overgegaard, dat er lands effecten konden aangekogt worden, en nog een aanzienlijke som in handen der Administrerende konde overgaan, om dadelijk in alle behoeften der Gealimenteerden te voorzien, zoo als dan de opvolger Markus de Vries, door de bovenstaande som ook weder in staat is gesteld, om aan de behoevenden dadelijk tot ondersteuning uit te reiken.
Blz. 90
Dus hebben wij in den aanvang van dit jaar gezien dat de Diakonie in eenen goeden staat is, en hoopen dat dit in het vervolg altoos het geval moge zijn, en dat de Gemeente door den bloei der Burgerstaat in staat moge zijn, om liefde gaven aan de armen uit te reiken, ja nog daar te boven toe te doen.
De Brandmeesters hebben insgelijks volgens gebruik de dienstdoende manschappen van dit loopende jaar, welke vierengedeelte thans aan dezen dorpe invalt, waar onder ook de schrijver ingeval van onverhoopte brand, de werkzaamheden aan den Brandspuit bepaald, en daar van aan de belanghebbende noodige kennisgevingen uitgereikt. Mijn zoon welke thans rekenschap van zijn Administratie te doen, heeft, daar van aan de Kerkvoogden kennis te geven, ten einde deze te zamen met de Directeurs der Brandspuit de rekening op te nemen en in plaats van den afgaanden een nieuwe Brandmeester te stemmen.
Ook zijn de personeel beschrijvings Billetten door des schrijvers zoon, welke gedurende de zwakheid van den schrijver, met het Kantoor van ’s Rijks Belastingen alhier van het Gouvernement gemagtigd is, vervaardigd om uitgegen te worden.
Blz. 92
Den 3 en 4 dezer is onze zwager van Deerzum, hier geweest om ons een nacht te bezoeken; de marktdag van den 4 was de prijs der boter 31 gld, het weder is gedurende zagt.
Den 9 Jan. den 5 l.l. is de vorst ingevallen welke tot heden aanhoud, niet tegenstaande heden zeer veel sneeuw gevallen is, zag gister en heden, een menigte schaatsrijders onbeschroomd overal en op de sneeker vaart her en derwaards zich begeven.
De student J. van der Zwaag welke benevens A. Beekhuis, gedurende de Kersvacantie thuis geweest zijn, op den 6 weder naar Groningen vertrokken, deze reis kan wel zeer bezwaarlijk geweest zijn; dewijl dezen dag tot aan Dokkum reisde, en de 7 van daar moetende vertrekken, om wegens den scherpen vorst, voor de trekschuiten veel moeite zal geweest zijn door te breken.
Den 11 Jan. Veranderlijk, doch een menigte liefhebbers op de schaatzen bezogten heden de Stad; den 4 l.l. hadden de Gecommitteerden van brand Assurantie Societeit vergadering in ’s Lands Welvaren te Leeuwarden, bij welke de Boekhouder dezer Societeit rekenschap en verantwoording over 1827 deedden,
Blz. 92
welke rekening goed bevonden en gesloten is met een profijtelijk slot van S.C. 2500 Gld; ook berigte de Boekhouder dat den Heer Beijma wegens Baarderadeel en Rintje de Jong wegens Ydaarderadeel thans uitvielen, en dat daarvoor in de volgende vergadering der deelneemers, eene stemming moest plaats hebben, de gecommitteerden verblijdden zich onderling dat onze Societeit in eenen goeden toestand zich bevond, op bericht van den Boekhouder , over de 3700,000, dat drie Millioen en over de twee maal honderd ingeschrevene waarde bestond dezer Societeit verzekerd.
Op heden hadden de gecommitteerden en deelnemers weder vergadering in ’s Lands Welvaren te Leeuwarden, bij welke de afgaande gecommitteerden bevoorens gemeld weder zijn gecontinueerd; ook is ter dezer vergadering besloten indien er voor October van dit loopende jaar geen brand inviel, de bestaande deelnemers wegens de verzekering van vee hooi en granen voor de volgende inschrijving vrijgesteld van de gewoone Contributie zouden zijn.
Den 12 dooi den 13 regen, den 14, 15, 16, en 17 vermeerderende vorst en nijpende koude, gedurende deze vorst wierd het ijs in de laatste dag met Bel-sleden bereden vooral op den 18 marktdag te Leeuwarden een menigte menschen reden op schaatzen, het we-
Blz. 93
melde van volk, bij veranderlijk weder, ’s nademiddags regen, waardoor, velen een nat pakje bekwamen vooral die zuidwaards aan moesten bij een sterken wind; ons zwager van Deerzum bezogt ons heden en onze dochter uit de Buren.
Schoon ik voormaals een liefhebber van schaatsrijden ware, heb ik tot hier toe de schaatzen nog niet gebruikt, uit hoofde mijner zwakheid, althans heeft de zorg van uit te gaan, nimmer zoo als nu de overhand over mij gehad, schoon ik gezond ben, heb ik mijne voormalige krachten nog niet bekomen. Drie a vier mijner kleine kinderen, zijn nog steeds aan de Koorts.
De jongste besteeding van het plantsoen aan de Straatweg van Leeuwarden tot Akkrum is doorgegaan, en zoo men zegt door een Bergumer aangenomen voor veertien duizend Gulden.
Den 30 Jan. den 19 bevoorens, bezogten mijne kinderen van Wirdum, hun oom, mijn broeder, thans op de Streek te Birdaard woonachtig op schaatzen, schoon door den invallende dooi, er hier en daar veel water op het ijs stond, hadden zij zonder hindering met plaisier in de heen en de terug reis de Wirdumer vaart de Dokkumer Ee, bereden; dit was des Zaturdags en des Zondags en maandags, gebruikte men de Ee nog met bevragte
Blz. 94
sleeden; doch niet tegenstaande den zachten dooi, was het ijs des woensdags weg, des donderdags voeren de schepen en des vrijdags den 25, waren uit alle oorden de marktschepen te Leeuwarden, sedert heeft men het alleraangenaamste weder; uit het voorgaande merkt men dat het weder gedurende den verloopen tijd, aller bijzonderts veranderlijk is.
Den 26 bezogt de Schrijver zijne zuster en zwager op de Hallumer mieden, den 27 zijn broeder op de voorengem. streek, den 28 hoorde hij te Wanswerd de afscheids preek van van Berkum thans te Garijp beroepen, en kwam den 29 behouden thuis. Deze bezoeken waren al eenigen tijd voorgenomen geweest dewijl sedert den aanvang mijner ziekte, aldaar niet geweest ware, en door de bij blijvende zwakheid deze reis van tijd tot tijd uitgesteld bleef.
Mijne kleine kinderen tot hier toe aan de Koorts laboreerend zijn thans zonder eenige geneesmiddelen daar van bevrijd; de ondervinding leert thans dat de Koorts door het gebruik van geneesmiddelen wel gestuit, maar niet geheel genezen wordt, althans zeer zelden; het is zeer bedroevend, dat de Koorts zoo algemeen overal heerschende is, onder klein en groot, oud en jong, zoo was mijn broeder voors. een bejaard man, ook aan de Koorts voor de derde of vierde maal; tusschen beiden als de Koorts over is, is men gezond en welvarende.
Blz. 95
Den 6 Febr. het weder is steeds zacht afwisselende regen en stofregen.
Wij schreven bevoorens: dat onze kleine kinderen bevrijd van de Koorts waren; doch sedert is daarvan een om den derden dag weder met den Koorts bezogt, of het mattig weder daar invloed op maakt is wel zeer waarschijnlijk.
Door het zachte weder zijn de Eenden ongemeen fleurig en trachten steeds de korven te bezoeken, wij hebben ten dien einde verscheidene uitgeleid, en verwachten als het weder zoo blijft spoedig Eijers.
De arbeiders hebben tot hier toe een besten winter, overal wordt hier in den omtrek en elders in den grond gewerkt vooral in de landen om uit te greppelen.
Het is zonderling te zien, hoe, de bevoorens om dezen tijd de onbruikbare Hooge dijk, thans een straatweg druk met reizende voetgangers en rijtuigen bereisd worden. Overal is het vuil om te gaan en onreisbaar met rijtuigen, doch zoo dra men de straatweg onder de voeten heeft, is het als of men in een droog saizoen verplaatst is. Men heeft rede een begin gemaakt langs de straatweg de grond afte perken, om de stamboomen te plaatsen.
Den 12 Febr. Sedert den 9 tot heden sterke vorst, gister reed men op schaatzen, zoo dat in een paar etmaal het ijs al gebruikt wierd.
Blz. 96
Onze dochter van Deerzum is met twee harer kinderen den 6 hier uit van huis gekomen met de Trekschuit; het plan was om heden of morgen met de schuit te rug te reizen, en ziet thans is het tamelijk sterk ijs, zoo wisselen gedurende dezen winter dooi en vorst zeer zacht en nijpend koud weder elkanderen steeds af.
De koortsen houden hier en elders gedurende stand of nemen toe; gister is een Tjisse Hoogeboom de bleekerij bedrijvende overleden, nalatende eene weduwe en twee kindertjes, wij voeren dit sterfgeval, om te herinneren, hoe bezwaarlijk het is, de aan de algemeene heerschende ziekte, laborerende, te boven te komen; zoo was dezen man, nog in de beste fleur zijns levens, ook in den nazomer ziek geworden en afwisselende aan de beter hand en telkens, weder te rug gevallen, eindelijk door waterzucht aangetast zoo kwijnende zijn leven eindigde. Behalven deze is eenen Andries Sijbrens behuwdzoon van mijne eerste vrouw aan de gevolgen der ziekte nog bedenkelijk zukkelende.
Ook is de schrijver nog niet bij zijne voormalige krachten, althans heeft dit een zorg om uit te gaan, nagelaten, voormaals bij hem onbekend, zoo was hij onder anderen een groot liefhebber van schaatsrijder, maar heeft gedurende den winter de schaatzen nog niet gebruikt, de lust daar toe ontbrekende.
De prijs der boter was den verleden marktdag 37 gulden de […] tot 40 guldens.
Blz. 97
Den 15 Febr. nieuwe maan veranderlijk met een weinig sneeuw, doch tot heden morgen felle vorst. Wij schreven den 12 bevoorens dat onze dochter van Deerzum met 2 harer kinderen hier bewintert ware, doch des Nademiddags den 12 kwam haar man, en resolveerden dadelijk te vertrekken, zoo als dan ook gebeurde, met de kindertjes in de schuifslede. Den 14 kwamen onze kinderen van Wirdum benevens onzen zoon de Dos van Achlum met zijne vrouw, en vertrokken ’s avonds met elkanderen naar Wirdum, heden morgen kwam de Dos hier te rug, om weder naar huis te trekken, hebbende A. de Vries tot zijnen leidsman, terwijl zijne vrouw hier tot de nieuwe week zoude uit van huis blijven, zullende bij goed ijs, zijne vrouw als dan weder halen, zijn dienst riep hem thans tot zijne Gemeente.
Heden marktdag te Leeuwarden; de Sneeker vaart wemelt thans bij goed weder van schaatsrijders.
Den 13 hadde men Kerke Rekening, A. Palsma. mede Kerkvoogd deedde rekening en verantwoording over 1827, doch zelf absent zijnde wegens onpasselijkheid, bij welke gelegentheid de Administratie van ontvang en uitgaaf der Kerken goederen, in handen van den schrijver is overgegaan.
Onze zwager van Deerzum berigte ons heden den 15 dat hij den 12 bevoorens gemeld goed en wel met vrouw en kinderen waren thuis gekomen.
Blz. 98
Den 15 Febr. Men las in de Leeuwarder Courant van gister en de voorige navolgende Advertentie
Hardrijderij op schaatzen te Leeuwarden.
Op zaturdag den 16 Febr. 1828 gedenken eenige ingezetenen zoo eene doorgaande vorst en goed weder zulks toelaat, met bekomen Consent van Heeren Burgemeesteren en wethouders op de Stads Gracht achter den Princen Tuin aldaar, door Manspersonen te laten verhardrijden en vrij te vereeren: een fraai gouden zak Horologie tot prijs en eene zilveren zak tabaksdoos tot premie.
De Hardrijderij zal een aanvang nemen des voordemiddags ten tien ure; terwijl de Inschrijving plaats zal hebben op heden vrijdag den 15 Febr des voordemiddags van elf tot des nademiddags twee ure, bij P.N. Feugen, in het Vriesche Koffijhuis op den Wirdumer Dijk, alwaar na den afloop der Inschrijving de Loting zal plaats hebben.
Daar men verlangt de snelste Rijders te zien wedijveren, en in eenen dag de Hardrijderij te doen afloopen, zoo behoudt men zich voor, een naar omstandigheid te bepalen getal Rijders aan te nemen, zonder evenwel die genen uit te sluiten, welke vroegere prijzen of premien gewonnen hebben.
De toegangskaartjes tot de Baan voor vreemdelingen zijn te verkrijgen ten huize van P.N. Feugen voornoemd zoo ook op den dag der Hardrijderij bij den ingang der Baan.
Ten gevolge van deze en voorgaande Advertenties wierd de Sneeker vaart bijgewoon sterk bereden bij zeer matig weder, koppels menschen hegten zich aan elkanderen van hier op het oog te zien van de tien meer en min wel tot de twintig, en wierden steeds door anderen opgevolgd gedurende den voor tot den nadenmiddag, om deze hardrijderij te zien, welke ook voortgang heeft gehad onder een toevloed van een verbazende menigte menschen uit alle oorden te zamen gevloeid. De byzonderheden van deze hardrijderij heb ik nog niet verstaan, dewijl mijn volk tot deze vermaken vrijgelaten, mij niet konden berigten, vermits voor het einde dezer hardrijderij vertrokken waren; men had tot
Blz. 99
keurmeesters bij het hardrijden aangesteld, voormalige hardrijders, waar onder twee van Wirdum Pier Thomas Stornebrink en Tjamke Cnossen.
Men heeft op het Bozumer nieuwland, nabij de Bozumer dam een groote watermolen benevens een molenhuis in den loop van 1827 gebouwd, welke molen zoo als mij berigt is, ongeveer 900 pondematen heeft te bemalen, op den laatsten Januarij l.l. in zoo verre voltooid ware, dat hij konde malen, en bij die gelegentheid aan het oogmerk voldeedde; zeer begerig zijnde om dit werktuig tot verbetering der genoemde landen te bezigtigen, heb ik gister voor het eerst van dezen jare op schaatsen mijn gebruik daar van gemaakt, en met genoegen deze inrichting aldaar gezien.
Den 17 aangenaam weder met vorst en zuiden wind, de schrijver reed op schaatzen naar Wirdum, en woonde de Godsdienst des voor nademiddag en avonds Godsdienst bij, en reed weder op schaatzen te rug naar huis, dit was de derde maal het gebruik van de schaatzen; ten gevolge van het ijs en goed weder, was de Gemeente in lang niet voltallig ter bijwooning van den Godsdienst, maar her en derwaarts verstrooid, zoo was mijn zwager in de buren naar Achlum gereden, en verwachten hem met mijn zoon te rug om zijne vrouw af te halen.
Den 18. zacht weder met vorst, de Sneeker vaart werd zeer menigvuldig gebruikt, het was een lust te zien, hoe een menigte menschen gedurende den dag in de heen en te rug reize elkanderen voor bij zweefden, elkanderen steeds opvolgden, met zuiden wind.
Den 19. veranderlijk, in den morgen regen en door mist opgevolgd met sterken zuiden wind. Wij verwachten heden onze kinders uit de buren hier, met Dos van Achlum en onze zwager
Blz. 100
welke dan ook benevens Juffrouw Beekhuis ons tijdig bezogten, gedurende den gehelen dag en vertrokken ’s avonds 9 a 10 uur allen weder naar Wirdum; het overige van dezen dag, dooi en regen, ’s avonds goed weder.
Mijn zoon de Dos en zijne vrouw vertrokken mede met onze kinders naar het gebuurte op aandrang van Juffrouw Beekhuis bovengemeld welke hen gaarn nog een nacht bij zich wilde gelogeerd hebben, om dat zij den volgendag bij goed weder zouden vertrekken.
Men las heden in de Leeuwarder Courant het navolgende
Leeuwarden den 18 Februarij
De in de vorige Couranten aangekondigde schaatsrijdpartij heeft alhier op eergisteren plaats gehad; acht en veertig meerendeels der beroemste rijders van dit gewest, dongen naar den uitgeloofden prijs, bestaande in een fraai gouden zakhorologie, het welk eindelijk behaald werd, door Anne Gerkes Schaafsma, oud 25 jaren, wonende te Goïnga; (Grietenije Wymbritzeradeel) en de premie, zijnde eene zilveren zak-tabaksdoos, viel ten deel aan Wybren Pieters Speerstra, oud 26 jaren, mede te Goïnga woonachtig.
Dit feest begunstigd door het fraaije weder, is tot genoegen eener groote menigte aanschouwers afgeloopen.
Den 21 Febr. Heden is mijn zoon de Dos met zijne vrouw, ten geleide van A. de Vries naar huis vertrokken bij allerschoonst maar dooi weder; zij waren tot Franeker op schaatzen gereden, doch namen van daar de reis aan te voet, terwijl de Vries tijdig op schaatzen hier te rug ware, en ons berigte, dat onze kinders tot Franeker wel overgekomen waren, echter bij zeer zwak en wegens de dooi bijna onbruikbaar ijs; het stelde ons gerust dat zij van Franeker naar Achlum te voet zouden reizen.
Blz. 101
Den 24 Febr. sedert een weinig nachtvorst, waar door het ijs ’s morgens bruikbaar ware, dien ten gevolge reden mijn zusters zoon Doeke F. Memerda, welke hier uit van huis was en ik, heden morgen de Sneeker vaart, om onze kinders te Deerzum te bezoeken, bevond hen in goeden welstand; na alvoorens eenige verkwikking en koffij genooten te hebben, reden ’s middags weder naar huis, alwaar onze zwager van Hallumer mieden H. F. Huizinga zich bevond, welke met zijn behuwd zoon bovengem. ’s Nademiddags weder naar huis trokken.
De Sneeker vaart was zeer goed op schaatzen te gebruiken evenwel met behoedzaamheid, dewijl hier en daar het ijs zwak ware of reeds open wakken.
Gedurende dezen vorst, heeft niet, behalven het verdrinken van twee a drie personen, weinig van ongelukken gehoord, niet tegenstaande het ijs overal zoo sterk niet was, als wel het geval in voorige winters. De Advertentie des Gouverneurs, bevoorens geroerd: dat er steeds gestroomd zoude worden heeft er misschien niet weinig toegebragt, dat een ieder op zijne hoede ware.
De Dijkwerkers om gaten voor het geboomte te maken hebben wegens den vorst het graven moeten staken, niet tegenstaande de aannemer verpligt ware, om voor den eersten maart, alles tot planting gereed te moeten hebben; doch tegen de Elementen kan den zwakken sterveling niet werken nog strijden, en vernietigen vaak alle voornemens, besluiten en aangenomene plichten. Trouwens het zullen de aannemers bij zoodanige eene zwakheid misschien ook niet tot schade gerekend worden.
Blz. 102
Den 3 Maart, sedert de voorige zacht en dooi weder den 7, 8 en 29 l.l., zijn de trekschepen en eenige landschepen doorgebroken, waar door de markt te Leeuwarden op den 29 eenigen voortgang had, schoon zoodanige landschepen welke wijde wateren moesten gebruiken, wegens het aldaar nog voorhanden zijnde ijs, afwezig waren, de prijs der boter was 40 gld, de boeren 2 a 3 guld. bovendien.
De schrijver heeft bij wege van toenemende sterkte, het Kantoor weder op zich genomen, en dien ten gevolge de laatst verloopene week aan het Kantoor tot het ontvangen der verponding en wijdere Rijks belastingen gevaceerd, op den 1 maart daar aan volgende verantwoording gedaan.
Het gaten maken aan den straatweg neemt thans wakker voortgang; hier en daar heeft men voor den vorst bij open water hoopen zand begonnen aan te voeren, het welk tot overdekking der straat, in order brengen der pijpkes en onafgewerkte hoeken, zal moeten dienen, dewijl de straat wel gelegd, maar om den spoed, de hoeken thans afgesneden en geregd zullen moeten worden, zoo zal onder anderen bij A. Everda op Barrahuis ten westen van de straat, dezelve tot het hornleger aangelegd en de aldaar afgesneden worden, ten einde zoo veel mogelijk ook aldaar eene regtse strekking te doen hebben, althans om de korte bogt af te snijden. Dus doende en wegens de planting der boomen, zal er over 1828 nog zeer veel aan de straatweg te doen vallen.
Den 8 Maart heden zeer onstuimig, zuiden wind den 5 bevoorens storm n.w. wind, verzeld van hagelbuijen en nachtvorst, dien dag had de schrijver Comparitie
Blz. 103
met zijne mede Kerkvoogden, om met elkanderen te raadplegen, hoe men het geld zoude vinden, tot afdoening eener opgevraagde schuld ten laste van de Kerk; het was wegens den harden wind bezwaarlijk te reizen, vooral tegen den wind, op de thuis reis; men heeft nog van geen ongelukken gehoord. Gedurende is het zeer koud.
Den 6 kregen wij onze eerste Eenden eijers, gedurende het zagte weder bevoorens, bevreemde het dat zij niet reeds aan de leg waren, het geen ons echter denken deed dat er nog vorst op handen ware; voor en tusschen de elkanderen tot 3 malen toe herhaalde vorst, had men telkens zagt en als het ware Lenteweder, maar volgens de berigten gedurende dat, na de vorst opvolgende, zagte weder, zoo veel malen aardbevingen, welke laatste tot in de Nederlanden zich uitstrekte, zonder veel schade toegebragt te hebben, in Vriesland heeft men er echter niet van gevoeld.
Den 7 koude zuiden wind, marktdag te Leeuwarden de prijs der boter 35 gld de boeren 2 a 3 gld meer, op dezen dag is de eerste Ojevaar weder te rug gekomen, en heeft dadelijk met geklepper het nest betrokken.
Twee zusters dochters van Hallumer mieden zijn hier in het begin dezer week uit van huis geweest, twee zusters dochters van Goutum, welke beide laatste zich mei eerstkomende in het huwelijk staan te begeven, bezogten ons tevens op den 4 l.l. waar bij zich nog voegden onzen zoon en zwager benevens de onderwijzer uit de buren, deze vertrokken ’s nachts 12 uren, zoo dat wij gedurende den dag, tot laat in den avond een aanzienlijk, maar tevens een aangenaam gezelschap hadden.
Blz. 104
Den 10 Maart, zuiden wind met zonneschijn. De prijs der boter was den verleden marktdag te Leeuwarden tot 35 gld. gedaald. Gister na het eindigen van den nadenmiddag Godsdienst las onzen Leeraar ons eene bekendmaking van het Grietenie Bestuur voor: dat er op den 10 en 11 in deze gemeente een besloten bus zoude omgaan, tot het ontvangen van vrijwillige giften voor de gewapende magt, dat is voor de gekwetsten en verminkten in den slag van Waterloo. Alle jaren wordt deze inzameling herhaald, niet tegenstaande maar een kleinigheid telkens ingezameld wordt.
In den verleden week hebben de jonge lieden, welke in de jaren vallen, de loting tot de Militie ondergaan, van de 6 derzulker alhier zijn vier aangelot, waar onder een zoon van A. Smeding, waar voor een plaatsvervanger is gekogt of staat gekogt te worden, de overige zijn gemene lieden, en moeten trekken als zij gene gebreken hebben.
Een zoon van B. Vogel Mr Timmerman den vader behulpzaam in het timmeren, was voor dien dag der loting steeds onpasselijk, zoo zeer zag hij tegen dien tijd op, maar volkomen vrijgelot zijnde fleurde dadelijk op, en keerde weder tot zijne vorige gezondheid; een ieder was hier over verblijd, te meer daar deze ouders verscheidene zoons hebben, die opvolgende moeten loten, gene gegoede maar ijverige lieden en te zamen voor het talrijk huisgezin een goed stuk brood verdienende, evenwel in geval van aanloting, door het koopen van een plaatsvervanger zich zeer zouden agter uit gedaan hebben.
Een schoenmakers zoon alhier, welke zich voor een zoon van G. Gosliga, thans overleden, had verkogt, met verlof van Coeverden te huis, heeft zijn geld ontvangen, en teerd thans in ledigheid op die 400 gld. Indien maar van zulk geld een goed gebruik gemaakt was.
Blz. 105
Wij melden pag. 53 des vorigen jaars dat J. Tjaarda, ontvanger te Weidum, om vermoedelijke fraudes in zijne Administratie in de gevangenis was geplaatst; heden voor de Regtbank openbaar zal verhoord worden, ten welken einde een aantal getuigen uit die gemeente opgeroepen zijn, om in deze te regt zitting te getuigen.
Een verbazend opzien heeft deze gevangenneming overal verwekt, en niet minder de langdurigheid eer hij openbaar te regt gezet is, afwisselende gerugten voor en tegen zijn er gedurende in omloop geweest, algemeen kwamen de gerugten daar in over een, dat hij zich niet zoo zeer aan het Rijk, maar aan knevelarij, afzetting enz. aan de Contribuabelen had schuldig gemaakt.
Eindelijk is dan dezen dag aangekomen in welken alles in het licht zal gebragt worden, of gemelde Tjaarda schuldig of onschuldig zal bevonden worden. Behalven de getuigen zijn er zeer vele nieuwsgierige menschen van hier en elders naar Leeuwarden gereist, om deze te regt stelling bij te woonen.
Het gevangen nemen der inbrekers op Barrahuis bij eenen A. Dijkstra pag. 75 bevorens gemeld, is te onregt geweest. Deze 2 personen zijn volkomen onschuldig gevonden, en na ¾ jaars gevangen gezeten te hebben, vrij ontslagen, onder een schade vergoeding van 50 gld ieder althans als de gerugten waar zijn.
Men heeft evenwel gedurende de regte kwaad doenders ontdekt en gevangen genomen.
Heden werd ons het overlijden van een onzer buren op de Werp woonachtig een Kornelis Lammerts Sikkema
Blz. 106
aangezegd het was een bejaard weduwnaar, weleer benevens zijne vrouw als knecht en meid bij den schrijver dienende getrouwd zijnde, moest hij de kost met arbeiden winnen verwekte bij zijne vrouw een zoon, welke vrouw geen jaar daar na overleed, sedert weduwnaar in bekrompene omstandigheden deedde hij zijn zoon het Timmeren leeren, welke thans meerderjarig Timmermans knecht, een aanzienlijk loon verdiend.
Deze man altoos in behoeftige omstandigheden zijnde, steeds over zich zelven en zijnen zoon bekommerd hoe hij bij het klimmen zijner jaren zijn brood zoude bekomen, had het geluk dat zijn zoon deugdzaam van aard, en zelf Godsdienstig zijnde zich zeer op het leeren van zijn ambacht toelag, en met er tijd een goed loon verdiende; dit verruimde ’s mans omstandigheden aanmerkelijk niet alleen maar sedert een paar jaren geleden erfde hij van uitterlijk familie, een aanzienlijk sommetje, welke hem niet alleen zijn huisje op de Werp staande om te vertimmeren in staat stelde, maar ook in zijnen arbeiders stand voortaan onbekrompen te leven. – En ziet ten gevolge van de algemeene ziekt, word deze man ziek, zukkelde sedert en sterft. – Misschien had hij zich voortaan een onbekrompen leven voorgesteld, althans voorige bekommeringen waren opgeruimd, en ziet in dezen toestand rukt de dood hem weg, hij is niet meer! Zoo gaat het meermalen in de wereld met den zwakken sterveling! als hij zijne wenschen heeft bereikt om voorts een genoeglijk leven te slijten, komt de dood en maakt een einde aan alle zijne uitzichten en genoegens!!!
Het leert ons steeds, dat wij niet voor de aarde leven, maar dat een ander bestemming ons wacht, niet tegenstaande wij oud of jong rijk of arm, in hoogen of lagen stand, tevreden of in onrust en vol bekommering ons leven slijten. Wij keeren weder tot aarde, en verwisselen het zelve met de eeuwigheid – mogten wij dan zoo leven, als wij eens zullen wenschen gedaan te hebben.
Blz. 107
Den 17 Maart, aangenaam en groeizaam weder. Mijne dochter en zwager te Deerzum een paar nachten bezogt te hebben bevond heden bij mijne te huis komst de mijnen in goeden welstand.
Den 14 bevorens, is J. Tjaarda voors. door de Regtbank vrijgesproken, na alvoorens vier dagen te Regt gezeten te hebben; in deze zaak zijn 48 getuigen betrokken geweest waar van 31 voor en 12 tegen hem getuigden; Tjaarda bevoorens gemeld, is dadelijk op vrije voeten gesteld; dagelijks zijn een menigte menschen uit nieuwsgierigheid of belangstelling bij dit verhoor tegen woordig geweest en daar het vonnis uit te spreken, juist op dezen marktdag inviel, was het bij deze vrijspraak zoo ontzettend vol, dat niemand zich naauwlijks konde bewegen.
De prijs der boter was dien dag 34 gld. De vette koeijen worden gekogt voor ongeveer 3 St. of 15 Cents.
Gister is het wijfje Ooijevaar ook te rug gekomen; het mannetje scheen op dien tijd, de komst te verbeiden, althans zoo dagt ons; zich des vorigen daags rede daar toe voorbereid te hebben – zij paarden dadelijk.
De stamboomen ter beplanting van den straatweg, worden bij wagen vollen, langs den dijk gereden, en in de gaten tot dien einde gemaakt en weder half vol gesmeten afgelegd, om eerstdaags te planten.
Den 22 Maart, heden aller onstuimigst met zuiden wind gister marktdag was de prijs der boter boere markt 41 gld. In het voorjaar is het een lust om aan te schouwen hoe vol de markt is, van allerlei plantsoen, om te verkoopen aangeboden. De Eenden Eijers heb ik gedurende den legtijd van dit voorjaar verkogt voor 32½ Cent, gister had ik 12 snees.
Blz. 108
De beide jongste dogters van mijn broeder te Wanswerd of thans de Streek, zijn hier sedert 3 dagen uit van huis en gaan heden weer vertrekken.
Gister zijn de boomen, stamboomen n.l. nevens ons land op de straatweg geplant. Ook zal het planten aan de geheele straatweg van Leeuwarden tot Akkrum gedaan zijn, of staat met een dag of twee geplant te worden.
De arbeiders verdienen ’s daags 90 Cents. Overigens zal een aanvang met hakken van 2 stek langs de barden aan de straatweg worden gemaakt, terwijl vervolgens de overige ruimte met ander plantsoen zal voorzien worden.
Eenige Kieviets eijeren heb ik ook aan de markt gezien gister, de prijs ieder heb ik niet konnen weeten.
Gedurende de voorgaande marktdagen, zijn er altoos vette koeijen of Rundvee aan de markt, ook nugteren of gemeste kalveren, waarvan de eerste gisteren een groote menigte.
Den 25 Maart, thans heldere lucht en schoon weder, sedert de voorige zeer guur en onstuimig met nachtvorst; mogelijk zijn er wel ongelukken op zee gebeurt, althans bij zoodanig weer hoort men al veel van het vergaan van schepen.
Gister had men oproeping van Hervormde Floreenpligtigen, om over een voorstel van Kerkvoogden te besluiten, n.l. een schuld ten laste der Kerk ongeveer 4000 Guld. opgevraagd zijnde, of men tot vinding van deze gelden de vastigheden of effecten zoude verkoopen?. of een omslag over de Floreenen der hervormden te heffen?
Blz. 109
ieder floreen n.l. een gld. 3 jaren lang telkens? en is tot het laatste besloten, waar van proces verbaal is gemaakt, om te zenden naar het Provinciaal kerkbestuur ter bekragtiging. Tot deze heffing zal de schrijver jaarlijks moeten betalen 43 gulden, hebbende aldus gelijk getal Floreenen tot zijn last.
Den 27 Maart, droog met sterke nacht vorst den 25 bevorens schreven wij schoon weder, doch des nademiddags wierd het koud noorden wind, tevens vrij sterke donder, zonder veel regen, met een stijve en koude lucht uit het oosten. Den 26 ’s morgens aangenaam doch ’s nademiddags koud weder verzeld van hagelbuijen, zoo ook heden, des voordemiddags schoon zacht ’s nademiddags koud ooste wind.
Het uurwerk in de tooren te Wirdum is naar Leeuwarden om te repareren geweest, en thans weder te rug. Het ziet er fraai uit; wegens schoonmaken en verwen; men heeft sommige bossen van het gaande en slagwerk welke uitgesleten waren, vernieuwd, evenwel is het slagwerk, vooral betrekkelijk de hamer boven bij de klokken, nog niet in een goede order; ik heb het heden morgen nagezien en gelast aan Camminga de uurwerkmaker, wel toe te zien, dat het slagwerk zoodanig Bestuurd en geregeld wierd, dat de klok gemakkelijk sloeg. Dewijl deze man voor het eerst met dit werk is begunstigd geweest, kwam het mij bij de beschouwing voor, dat hij juist geen groot werktuigkundige ware.
Den 1 April, sedert de vorige koud en vogtig N. wind. Gedurende de laatste dagen van Maart hebben wij ons
Blz. 110
onledig gehouden met het ontvangen der maandelijksche verponding en het personeel; na den afloop heeft mijn zoon de staten opgemaakt, welke heden naar Leeuwarden om te verantwoorden getrokken is, gedurende dezen winter hebben wij maandelijks, het geld op het paard, door een mijner knechten naar Leeuwarden laten brengen, zoo ook heden. – Het geeft altoos eenig rust en genoegen als de maand weder verantwoord is.
Het is thans aller aangenaamst voorjaars weder ten gevolge daar van heb ik door mijn volk het land aan de straatweg alwaar de zoden afgenomen waren, in order laten brengen, na alvoorens het zelve met klaver en hooizaad bezaaid te hebben, wijders met paarde dong en ruig overdekt.
Men heeft tot meerder beplanting van den straatweg jonge Elsen langs dezelve gevoerd, om eerlang te planten.
Zaturdag den 29 ’s morgens 5 uur is mijne dochter te Wirdum en maandag den 31 maart ’s avonds 5 uur mijne dochter te Deerzum, bevallen ieder van een jonge zoon.
Den 14 April, heden schoon weder, doch den 5 bevoorens zeer onstuimig met sneeuw en zeer harden wind, op dien dag reisde naar Achlum om mijne kinderen te bezoeken, bevond hen zeer welvarende en waren ongemeen verheugd over mijne tegenwoordigheid, woonde ’s anderen daags, zijnde Paasch, den Godsdienst aldaar bij, en reisde den volgenden dag Paaschmaandag naar Harlingen, terwijl mijn zoon
Blz. 111
de vacature te Zweins moeste prediken; aan het land altoos gewoon, was het gezigt van schepen en scheepvaart van zoo veel onderscheidene zoorten en verschillende natien een nadenkende verandering en verwekte onderscheidene aandoeningen. Ik vertoefde bij mijne kinderen tot den 9 en reisde toen weder naar huis; den 12 bezogte mijn Broeder te Wanswerd op deze reis, was de student van der Zwaag, mede in het trekschip, om naar Groningen te reizen, welke gedurende de Paaschvacantie thuis geweest ware, te Birdaard nam ik afscheid van hem, woonde den 13 de Godsdienst te Wanswerd bij, en reisde ’s avonds weder naar huis.
De betrekking tot de familie en vooral tot mijne blinde zuster te Wanswerd woonachtig, en om dat ons Dosv.d. Zwaag te Weidum moeste prediken, en wij daar door alhier geen predikdienst hadden, deed mij tot deze reis besluiten.
Den 19 April, aangenaam lente weder, gister marktdag te Leeuwarden, de boter zakt, de prijs 27 de boeren misschien 30 gld, de Eenden eijers 35 hoenders eijers en 30 Kieviets eijers 35 cents. De markt was vol plantsoen om te verkoopen. Zeer vele koeijen opgevoederd, waarvan sommige vet en andere met goed vleesch, werden op de markt om te verkoopen geveild, van de prijs heb ik niet gehoord; het melkvee om uit te voeren, zijn bij de boer meest opgekogt, waar van dagelijks naar Holland gescheept worden, vooral aan de Ee kant van Leeuwarden tot Dokkum en elders. Hier heeft dit zoo veel geen plaats, nadien de boeren doorgaans zoo veel vee stallen als voor eigen behoefte noodig zijn. De overige worden meestal gevoederd, en dus verkogt.
Ook heeft hier het gebruik van het beste melkvee voor eigen behoefte te houden terwijl men elders de beste koeijen aan de kooplieden om uit te voeren verkoopt. Hier legt men zich aan veel te melken gelegen en elders op de aanvoeding, om schoon vee te leveren, en daar
Blz. 112
door zijn bestaan goed te maken. Mijns inziens wordt men thans ten aanzien van het hair van het vee al te zinnelijk – licht zwart bont met blessen voor de kop is de heerschende kleur over het algemeen, dit wordt zoo ver gedreven, dat men vaak spot met het vee, hoe schoon van statuur ook, welke anders gehaird zijn. – De schrijver houdt zich aan Roodbont, alleen daarom om dat zulk vee altoos bij de familie gehouden, onverschillig of het licht – doch liefst donker roodbont zij, terwijl mijne naast buren tevens ook roodbonte houden, doch met dit onderscheid dat het licht roodbonte met blessen zijn – overigens zijn onze beslagen te zamen waarschijnlijk meer dan 120, want de schrijver heeft alleen 38 en mijne beide buren ieder ruim zoo veel gestald, zonder dat een anders gehaijerde hier onder gevonden wordt. – Tijdens de veepest en naderhand werd er naar geen kleur oud of jong gezien, men rekende zich maar gelukkig als men zijn beslag gezond behield, of bij verlies daar van, andere weder in plaats konde koopen, dit was veeltijds toen boven het vermogen der boeren wegens de duurte, het vee was bijkans onbetaalbaar vooral de ziek geweeste, hoe oud en schraal van statuur die ook mogten zijn; men onderscheide deze om bedrog voor te komen, met de voor letter der Grietenie op de hoorens gebrand ter plaatze waar het beest te huis hoorde.
De schrijver geheugd nog de laatste veepest, hoewel toen omstreeks 1776 tot 1779 lang zoo erg niet als voorgaande veepesten, hoe groot de ellende onder de boerenstand ware.
Men nam zijn toevlugt wel tot het inenten, doch dit verslond niet alleen veel vee, maar ging tevens met de grootste bedriegerij gepaard.- Hoe dankbaar moest men niet zijn daar men steeds bij voortduring niet alleen van de veepest bevrijd blijft, maar ons gewest zulk een overvloed opleverd dat er jaarlijks bij duizenden van het allerschoonste vee naar buiten wordt gevoerd!! Dus in plaats van al te zinnelyk te zijn, behoorde men den goeden God dankbaar te juichen!!!
Blz. 113
Den 21 April, N. wind met regen verzeld van koud en guur weder, den 16 bevooren was mijn Zuster van Hallumer mieden alhier uit van huis, en vertrok den 19 bij allerschoonst zonneschijn weder; wij wandelden te zamen langs den straatweg naar mijn zwager te Goutum, welke een stuk land ten westen de straatweg nevens de dijkhuizen woont, alwaar zij tot heden zoude uit van huis blijven ik toefde daar mede tot den avond, de lucht was toen reeds koud met N.O. wind ver in het zuiden stond een donder lucht, men zag onderscheidene keeren de Blixem verzeld van donder – ten gevolge was het gister zeer koud verzeld van N. wind, ik woonde evenwel den voor en nadenmiddag Godsdienst bij, bij welke gelegenheid mijne dochter en zwager hun kind, waar van mijne dochter onlangs bevallen ware, ten doop hielden.
De werkzaamheden aan den straatweg, gaan onafgebroken voort, de brede hoeken worden hier en afgewerkt en op andere plaatzen aangevuld en regelmatig geslegt, om met geboomte te beplanten, welke in verbazende voorraad langs de straat in gaten gestopt liggen om geplant te worden. Eene menigte arbeiders zijn daar toe dagelijks met graven bezig, en verdienen alzoo veel geld wegens de gedurige werkzaamheden mogelijk dat de dagen huur niet te groot zijn, vermits het werk meest aangenomen wordt.
Wat er van de huizen op de straatweg staande, pijpkes enz. nog worden zal moet de tijd leeren, men zegt dat er omtrent deze dingen den voordragt aan den Koning gezonden is. De Kerk van Wirdum heeft voor ongeveer 60 jaren boomen aan de hooge Dijk, thans de straatweg,
Blz. 114
omstreeks Unia Pijpke, geplant, waar van nog 37 voor handen zijn, hebben de tegenwoordige Kerkvoogden een verzoek aan de Commissie van Toezigt gedaan, om deze boomen ten voordele van de Kerk te mogen verkoopen.
Ter dezer plaatze, draagt gemelde weg nog kenteekenen van voormalige waterkeeringen, hoewel over het algemeen maar een gewoone hoogte hebbende, is de hoogte daar nog zeer aanmerkelijk, misschien, dat er van tijd tot tijd tot de tegenwoordige hoogte afgegraven en over de naastgelegene landen gebragt is, ter dezer plaatze onaangeroerd gebleven zij, althans zoo veel niet afgegraven als wel over het algemeen, dit gedeelte op eenigen afstand te zien, vooral van de werp, heeft nog volkomen het aanzien van een hoogen Dijk – voor acht of negen eeuwen strekte dezelve misschien nog voor zeedijk – althans schijnt omtrent dezen tijd de middelzee tot land geworden te zijn, heden ten dage onder den naam van nieuwland bekend, waar op des schrijvers zathe en landen geheel gelegen zij, bij welkers aanschouwen dikwijls die herinneringen bij hem ontstaan: dit was voormaals zee, her door voeren de Romeinsche scheeps machten, om de Duitschers tot onderwerping te dwingen!! Wie weet wat hier wel gebeurd zij, mogelijk zijn hier wel bij ijsselijke stormen schepen vergaan, menschen in de diepte verzonken, mogelijk bij het uitgraven wierden er wel spooren van gevonden? – Dit is althans zeker, dat gemelde Dijk voor eeuwen de hooge dijk thans nog de hooge Dijk, en toen het nieuwe land heden ten dage nog het nieuwland word genoemd, dus blijven de herdenking aan den al ouden tijd, levendig.
Blz. 115
Den 22 April, heden paarde markt te Leeuwarden, ik begaf mij derwaards, om de voortbrengsels onzes gewest althans de koophandel van deze schoone dieren te aanschouwen, en mij daar door de welvaart van den Landbouw ook ten dezen opzichte te herinneren – Schoon geen kenner van paarden, dacht mij waren er die uitmunten, evenwel zoo talrijk niet als wel voorgaande jaren, mijn zwager van Deerzum veilde ook een schoon paard om te verkoopen.
Gister zijn de scharren op de Pollen verhuurd met de stuiver gelden voor 30 Gld. dus ongeveer 5 Gld minder dan verleden jaar. Ik heb er weder 3 schar door mijn zwager op de Hallumer mied gehuurd.
Den 24 April, heden Z. wind, verzeld van regen en onstuimigheid, die genen welke hunne beesten bevoorens in het land gelaten hebben, zullen zich daar over beklagen, hoewel zich dit meest tot jongvee bepaald; maar er zijn die uit nood daar toe gedrongen worden om de schaarsheid van hooi, zoo is het geval onder anderen van een zeker boer op Techum onder Goutum, welke gister 14 stuks van zijn melk vee in het land heeft gelaten, om dat het hooi opgeteerd ware; zoo klagen de boeren thans over het algemeen, dat het hooi buitengewoon minderd en in hunne rekening te kort schieten; de landen zijn schoon, er is wel voorraad van gras, maar het water is hoog en de landen week; er wordt gedurende zoo veel mogelijk gestroomd, maar door de veelvuldige regen, en het uitmalen van de Polders, blijft het buiten water telkens hoog, tot nadeel van het oningepolderde.
Blz. 116
Den 26 April, harde wind uit het zuiden, sedert gister verzeld van regen en regenbuijen; wij bragten gister morgen onze jong beesten in het land, maar deze hebben het ongelukkig getroffen bij zoodanigen regen en wind. –
Wij melden pag. 108, dat de stamboomen ten naasten bij geplant zouden zijn, zoo dachten wij althans; maar de overgeblevene ruimte, wordt tot heden met stamboomen en ander plantsoen beplant, een menigte arbeiders ziet men dagelijks werkzaam, met afgraven, spitten, verbreden, krooden, planten, inkorten en besnoeijen van het geplante, met een woord men laat geen kosten en moeite onbeproefd om deze weg een heerlijk aanleg te geven, en bij het groeijen van het geboomte, een Konings weg te doen uitkomen.
De Vriezen gewoon, om te bezuinigen, en daar door zich geen ongemakken te troosten, ondervinden thans met de straatweg dat het gemakkelijk is, zich ook hier in aan de weelde toe te geven, schoon zij thans ook het gerief daar van ondervinden houd ik mij verzekerd, in een ander geval, nimmer iets tot een straatweg te zullen afstaan, althans uit vrijen wil niet, zij zijn nog geheel niet van de vrijheids zucht hunner voorvaderen ontaard, het moet blijven zoo als het voormaals geweest is, het was tijdens onze voorvaderen zoo en zoo goed, het moet ons ook zoo goed zijn – dus redeneert een vries, vooral ten platten lande, schoon men niet ontkennen kan, dat hunne zeden, vooral die der steden vrij wat verbasteren, de onderscheidene gewesten naderen dezer wijs elkanderen wederzijdsch, mogt het maar zijn in vaderlandsch liefde, deugd en godvrucht, hier door en hier door alleen, zouden alle vreemde zeden buitengehouden worden.
Blz. 117
Den 3 Mei, heden allerschoonst weder, verzeld van N. wind en droogte. Den 1 dezer zijn de jongbeesten naar de Pollen, door een daar toe gehuurde drijver met een paar jongens tot zijn behulp, gedreven; bij deze gelegenheid ondervond men het onaangename van de Straatweg, daar door dat men het vee in koppels niet langs dezelve kon drijven, het plantsoen zou er door beschadigd konnen worden, het jongvee laat zich niet gemakkelijk leiden aan de hand, voor een aantal was dit onmogelijk, er wierd in een tegen overgesteld geval ook zoo veel leiders als er beesten zijn toe vereischt. Onze drijver hadde thans maar 16 stuks; maar men konde dezelve niet langs de straatweg drijven, men verkoos dan de Sneeker trekweg tot aan de Boxumer dam, een ieder moest dus zien om zijne beesten, het zij door barten als anderszins daar op te krijgen; en toen dezelve aldus bij elkander verzameld waren was juist de tolman van de Sneeker trekweg daar tegenwoordig, deze bragt in een hoogen toon, het regt van de trekweg bij, hier in bestaande, dat deze weg met geen vee mogte gedreven worden, en dewijl ik bij geval daar ook tegenwoordig ware, herinnerde ik hem, dat dit vee langs de Straatweg niet konde gedreven worden, dat hier volstrekt geen ander middel voor handen ware, als om dit klein gedeelte van de Trekweg tot de Boxumerdam te gebruiken, de Gouverneur had ons geen weg gewezen, dus moesten wij gaan daar wij best konden! toen vorderde hij in geen minder toon, tol van al dit vee, ik zeide hem dat ik dit niet konde geven, wel voor mij zelven maar ik hadde geen kwaliteit van mijne buren, en als hij hier mede niet te vrede ware, dan kon hij mij naderhand aanspreken zoo was mijn naam, welke ik hem noemde, en dat waren mijne buren.
Blz. 118
Den 8 Mei, heden N. wind, verzeld van zonneschijn en droogte, de greidlanden staan gedeeltelijk schoon, hoewel er zijn, die er zeer dor en raauw uitzien, misschien veroorzaakt door den gras worm.
Den 2 bevoorens hebben wij 10 stuks melkvee in het land gelaten, schoon het ons aan geen hooi ontbreekt.
Gister was het Stienser vee markt schoon het koud en regenachtig weder ware, was de markt evenwel vol vee, men rekende dat er wel elfhonderd stuks ware; een menigt kooplieden ook uit andere provincien vooral Hollanders waren tegenwoordig, het was een levendige markt, grage koopers. Mijn zwager van Deerzum kwam hier ’s morgens met de chais, ik reed met hem naar Stiens; het zag er daar wegens den regen en drift van het vee zeer morsig uit, maar leverde des niet tegenstaande aangename gewaarwordingen op, wegens den bloei en levendige handel van der vriezen rundvee welke schatten worden hier door ook in den schoot der natie uitgestort?
Het geboomte aan de straatweg begint al uit te botten, indien de groei mogte voortgang nemen, dan zouden de moeite en kosten wel beloond worden, en tot eer van den aannemer verstrekken, dewijl het veelen ongelooflijk schijnt, dat er in zulken harden klei plantsoen aan het gewas kan geraken; doch de kennis dier zaak, en vooral ook daar in, om de grond te bearbeiden en geschikt tot beplanting te maken, gaat dikwijls het begrip van het algemeen te boven.
Blz. 119
Den 10 Mei, zuiden wind, verzeld van droogte, heden hebben wij 16 stuks melkvee in het land gebragt, twee staan er nog op stal, waar van een kalven moet.
Gister marktdag te Leeuwarden, het weid en melkvee vooral goed zoort, vond grage koopers, er was veel vee. Oude varkens en Biggen was bij veelen gadinge en werden duur gekogt; men zegt dat de prijs der boter 20 Gld. ware schippers markt, de boeren misschien 5 a 6 gulden meer.
Den 8 bevoorens is A. Beekhuis student te Groningen te Leeuwarden door het provinciaal Kerkbestuur geexamineerd, en met lof tot Candidaat in de Godgeleerdheid gevorderd. Dus zijn er rede twee Wirdumers de Academische loopbaan afgetreden waar van de eerste mijn zoon, en deze zijn zwager, zijnde aan deszelfs zuster gehuwd; dat Vlaskamp in de Chirurgij bevoorens geexamineerd is, hebben wij bevoorens gemeld, als mede dat dezelve de practijk te Witmaarsum dachte uit te oefenen, waar van wij stellig konnen zeggen dat hij sedert met lof de uitoefening als Chirurgijn en vroedmeester al daar waarneemt. De Student van der Zwaag is rede in het derde jaar aan de Academie te Groningen, waar naar deszelfs jonger broeder in den loop van dit jaar na de groote vacantie bij welzijn mede trekt; sedert de reformatie zal er misschien geen voorbeeld zijn, dat op het platteland bijna gelijktijdig over eene bevolking van ruim 800 zielen, vijf jonge lieden uit een en dezelfde plaats, gestudeert hebben.
Blz. 120
Den 17 Mei, sterke oosten wind, met groote droogte, de beesten zijn in dezen omtrek, alle in het land, er is thans overvloed van gras. Nimmer heb ik gedurende weeken opvolgende zoo veel haantjes (althans zoo zijnze best op het land bekend) gezien, geheele troepen scharen zich bij honderden ja duizenden bij elkanderen, houden zich steeds in dezen omtrek, vliegen wel her en derwaarts, maar zetten zich al weder spoedig neder, misschien dat er overvloed van gewormte vooral de grasworm in den grond zit, waar op zij zich steeds vergasten, althans wijzen de landen zulks wel uit, zoo als wij bevoorens zeiden, dat er stukken land waren, waar van geheele plekken ruw en dor schenen, zoo dat door dit ongedierte de natuur eene zuivering vorderde, deze vogels, welke zich doorgaans in lagere kwartieren ophouden, herwaards lokte om overvloedig voedsel te genieten. Dus zorgt de schepper der natuur voor alle zijne schepselen en heeft altoos middelen in de hand als het hem behaagt, om het schadelijke weg te ruimen.
Gister was het marktdag te Leeuwarden, de prijs der boter is mijn nog niet bekend, maar zij is in een lagen prijs de markt was vol vee, doch slap in graagte.
Den 15 bevoorens zijnde hemelvaartsdag, zijn de zitplaatsen in de Kerk verhuurd, groot 20 gld minder, dan voorgaande jaren bedragende thans in het geheel ruim 190 gld.
Ook is op denzelfden volgens jaarlijks gebruik de Brandspuit geprobeerd, en wierd uitnemend welbevonden.
Heden bragt mijn zwager van Hallumer mieden met de Hooiwagen 100 schoven bedstroo welke hij voor ons gekogt had voor f 3-15- daar te boven 6 st. tol dus in het geheel voor 4 gld en 5 Cts.
Blz. 121
Den 22 Mei, sedert de vorige, sterke droogte thans veranderlijk en dreigt tot regen, verzeld van zuiden wind. Gister hebben mijne vrouw en ik benevens twee kindertjes naar onzen zwager en dochter te Deerzum met de wagen geweest, en bevonden daar alles wel, het was aangenaam en warm weder, de straatweg was voor een gedeelte tot de 3 Romers niet aangenaam te rijden, dewijl dezelve door sterken wind en droogte, grootendeels van het zand ontbloot ware, evenwel waren er zandwagens en arbeiders hier en daar bezig, om het zand aan te voeren en daar over te slegten.
Ten gevolge van eene uitgekomene wet op de schutterij, zijn de jonge lieden alhier van de 25 tot de 35 jaren, onverschillig getrouwd of ongetrouwd, met of zonder gebreken, heden opgeroepen op verschillende uren, om te compareren, op het Grietenie huis te Leeuwarden ten einde eene beschrijving te ondergaan. Meermalen heeft er eene opschrijving tot de schutterij plaats gehad, doch is ten platten lande altoos zonder gevolg geweest; maar het schijnt dat deze beschrijving van een eenigzins anderen aart is, of de daar uit vervolgens aangelotte ook in dienst zullen gebragt worden, moet de tijd leeren? indien dezulken tot den wapenhandel geschikt zullen worden, zal voor den landman en over het geheel ten platten lande, eene zeer ongepaste zaak zijn.
Mijns inziens, is het zeer merkbaar, dat er jaarlijks zoo vele jonge lieden, tot den Militairen stand aangelot en in werkelijken dienst gebragt, voor den landbouw gemist worden, het ontbreekt althans over het geheel aan werkboden, en geeft zeer veel aanleiding van de betamelijke ondergeschiktheid van dezulken vaak in dienst van den landman besteed.
Blz. 122
Den 31 Mei, sedert de vorige groeizaam met afwisselende regen en donderbuijen, evenwel niet algemeen, zoo is onder en in de naburige plaatzen, gedurende zeer weinig regen gevallen, op andere plaatzen meer en sommige min, zoo heeft het onder anderen in het noorder trimdeel, en vervolgens in dien omtrek op den 22 dezer aanhoudend eenige uren buiten gewoon geregend, terwijl hier en in dezen omtrek geen enkele drup gevallen is, dan op den 24ste is hier vrij wat water gevallen en sedert nu en dan meer en min, terwijl elders het weder niets regende; afwisselende hoort men donder, onder anderen ’s nademiddags van den 27ste vrij sterk, waar van echter geen schade bekwam, hoewel somtijds zeer nabij dreigende, zoo was bij voorbeeld een zoon van Andries Smeding onder Roordahuizum woonachtig, gedurende dat onweder voornemens om de gooten van het huisdak te klaren, een Blixem straal werpt hem neer, kruipende komt hij binnen huis, genoegzaam bewusteloos wordt hij van de zijnen opgeholpen en bevind eenige lammigheid in de leden, waarvan hij gister ten deele weder hersteld ware, althans was hij om zijne zaken waar te nemen op de marktdag te Leeuwarden tegenwoordig.
De prijs der boter was als vooren – het was een levendige markt vooral van het levende vee en onder anderen het rundvee.
Gedurende de laatste dagen dezer maand, hebben mijn zoon en ik ons weder onledig gehouden, met het ontvangen van de Rijksbelastingen, waar van mijn zoon thans bezig is de staten op te maken, om maandag te verantwoorden, wijl het morgen zondag is.
Blz. 123
Den 11 Junij, steeds buijig, sedert de voorige afwisselende regen, vergezeld somtijds van onstuimigheid, schoon er thans overvloed van regen gevallen is, heeft men juist geen evenredigheid van vruchtbaar weder om de steeds opvolgende koelte. Overal in dezen omtrek en elders is men reeds aan het maaijen, tot nog toe is er geen groot overvloed, van Hooigewas. – Wij zijn den 29 der voorgaande maand begonnen te maaijen, dus later dan wel de voorgaande jaren, om de weinige voorraad van aangroei.
Den 9 is mijn zoon van Achlum hier gekomen uit van huis, de knecht van mijn zwager te Deerzum hadde hem ’s daags te voren met de Chais gehaald, na dat hij alvoorens eerst in zijne Gemeente en ’s Nademiddags te Arum hadde gepredikt; zijne vrouw was rede den 2 dezer hier gekomen.
Den 8 dezer wierd de Kerkvoogden te Wirdum van den doodgraver aangezegd, dat de mond van eene Grafkelder aan den Heer Sijtzama toebehorende in de Kerk te Wirdum ingestort ware, aan de Noordermuur ten oosten de predikstoel; schoon onzigtbaar, was er, ergens door, bij hem een vermoeden van zoodanig geval ontstaan, en bij het ontbloten van een plank der vloering onder de vrouwen stoelen, had hij het wezentlijk zoo bevonden. Na het eindigen van den Nadenmiddag Godsdienst
Blz. 124
begaven de Kerkvoogden zich derwaards, en bevonden het alles zoo als hen gezegd ware; zij schreven dadelijk een brief aan den Hr. Sijtzama, hem van het geval kennis gevende, en ontvingen daarop ’s anderen daags een verzoek van gemelde Heer, om alles ten zijnen kosten naar hun lieder goedvinden te doen herstellen; mogelijk hier na wel eenige bijzonderheden van dezen grafkelder.
Met alle de oplettendheid, hebben wij niet konnen voorkomen, dat er niet nu en dan, maar dagelijks eene menigte ringrups zich openbaart, na deze telkens verdelgd te hebben, heeft, niet tegenstaande alle boomen doorgezien en weder van den ring gezuiverd te hebben ’s anderen daags, een andere nest of nesten tot verscheidene somtijds in getale, hier en daar in de boomen, gezet; indien over het geheel, de ringen zoo overvloedig gezet zijn, en na de evenredigheid van de moeite welke wij sedert het voorjaar, bijna dagelijks genomen hebben, om de ringen op te spooren en weg te nemen, te oordeelen, dan zal er weinig boomvrucht te voorschijn komen, en velen zich van de schoone appels beroofd zien, niet alleen maar de boomen bedorven, ons hof beloofd een overvloed van appels.
Blz. 125
Den 16 Junij, allerschoonst weder, verzeld van zonneschijn en droogte, het eerst gemaaide hooi, begint te rijpen; mijn zwager te Deerzum, waren reeds aan het zweelen, trouwens die kontreije en omtrek is het altoos wat voorlijker dan hier. Gister waren mijne dochter en zwager vandaar, te Wirdum.
Verleden vrijdag was het bij dit schoone weder op de marktdag te Leeuwarden opgepropt vol van menschen zoo wel om plaisier als eigen bezigheden; trouwens het was nog juist voor de onleegtijd, en daarom kon het de boeren uit alle oorden van Vriesland wachten, een plaisier reed naar Vrieslands hoofdstad te doen. De straatweg wierd meer dan ooit bereden, schoon de tollen zwaar zijn, scheen men dit maal daar voor over te hebben, hoewel eene menigte van Sneek en die kontreije over de Dille, langs de Boxumer dam en te rug over de Dille omreden, en dezer wijs 40 en meer Centen bespaarden, aan de beide slagboomen onder Wirdum en nevens de Dijkhuizen. Het Gouvernement veilde bij de minstaanneming het bouwen van zeven tolhuizen van Leeuwarden tot het Heerenveen, waar van volgens zeggen het eerste nader aan de stad zal gestigt worden, om de Boxumer Dijk mede onder de tolpligtigen te begrijpen, waar door alle omreden zullen benomen worden, ten ware de overzwetters verkozen over Ritzemaziel en langs de Marsumer Dijk naar Leeuwarden te rijden.
Blz. 126
Den 18 Junij, warm en zoel. Heden de 13de verjaardag van de overwinning der Bondgenooten over de Franschen te Waterloo, volgens besluit der Synode, Provinciaal Kerkbestuur in Vriesland en de daar op gevolgde aanschrijving aan de Predikanten, moest deze dag als een gedenkdag van Nederlandsch bevrijding van de overheersching der Franschen, Godsdienstig gevierd worden; maar deze betamelijke voornemens niet van Gouvernements wegen ondersteund zijnde, gaf dit in het platte land een algemene verwarring, ieder leeraar der onderscheidene Gemeenten in vriesland handelde hier in naar eigen weeten; zoo dat in de eene plaats geheel geen Godsdienst en op eene andere plaats weder eenmaal Godsoefening aangekondigd wierd, zoo hier ook te Wirdum, heeft men een morgen Godsdienst oefening alwaar de Gemeente vrijtallig verzameld ware, bijgewoond. Na de Godsdienst, zijn mijne getrouwde en aangetrouwde dochters uit het gebuurte, waar onder onze Domeni van Achlum zijne vrouw welke bij hare moeder nog uit van huis is, te zamen bij ons gekomen, om met elkanderen den dag hier door te brengen. De steden in tegendeel vieren den gehelen dag Godsdienstig.
Gister zijn mijne vrouw benevens een dochtertje te zamen met mijne zwager en zijne vrouw van Goutum met onze
Blz. 127
wagen naar mijne zuster en zwager op de Hallumer mieden gereisd. Het was een heette en drukkende dag, oost zuid oosten wind, verzeld van buitengewoone rookdamp, waar door de zon naauwelijks doorscheen, en daarom donkere lucht; tegen den avond hoorde men donder, maar konde niet zien hoe de lucht stond, wij resolveerden dadelijk om te vertrekken, om half 6 waren wij op reis, men hoorde de donder naderbij, eindelijk schoot de wind naar het zuidwesten met hevigheid, waar door de dampkring dadelijk van de damp en rook gezuiverd ware, en toen zag men het dreigende onweder ons te gemoet; wij kregen Stiens onder donder en hevige Blixem, doch nog geen regen, wij sloegen in een der herbergen dadelijk uit, en hier mede begon eerst de hevigheid van het onweder verzeld van zware regen; afwisselende dreef het weder af, maar wierd telkens van de op nieuws weder aanschietende donder luchten uit het zuiden gevolgd, het was gedurende hevig afwisselende onweder, eindelijk brak de lucht in het zuiden en klaarde, na dat de regen ook minderde, begaven ons groot 8 uur op reis, en kwamen om half 10 behouden en wel te huis, gedurende de nacht was er uit verschillende streeken weerlicht. Gedurende zoo hevig onweder, is het altoos geruststellender te huis te zijn.
Blz. 128
Den 20 Junij, groeizaam, met afwisselend regenachtig weder. Wij melden, dat op den avond van den 17 l.l. een hevig onweder woedde, behalven de merkbare nabijheid van het onweer, hier en elders opgemerkt, is er te Cubaard een schuur afgebrand, met eenig boere gereedschappen enz. doch waarvan het voorhuis bewaard gebleven is. Doorgaans laat een hevig onweder thans ontzettende gevolgen na, waar van als het geheugen mij niet bedriegd, in mijn jongelings en verdere manlijke jaren nimmer zoo veel gehoord hebbe, als in een reeks van de laatste jaren.
Trouwens men is thans zoo ver gekomen, dat men zich door deel te nemen in een Brand Societeit, of het plaatzen van donder afleiders, welks laatste evenwel maar bij zeer weinigen gevolgd wordt, voor den schade door den brand te veroorzaken waarborgt. Een godvruchtig hart, geeft het een en ander wel stof tot nadenken.
Den 21 Junij, heden morgen, warm met zonneschijn, voorde middag een broeijige lucht verzeld van een weinig donder en gedurende de middag regen, nademiddag een gebroken lucht verzeld van harden wind tot den avond vermeerderende waar door het gemaaide hooi en vooral de rooken over het land stoven. – Het wil maar volstrekt met de onleegtijd niet voort. Wij hebben rede al ons mieden gemaaid, het mad 33 Stuivers behalven’ s avonds brij en somtijds eeten, en nog maar ruim de ½ van 9 Pondemate gezweeld.
Blz. 129
Den 23 Junij heden allerschoonst weder met zonneschijn en droogte op den avond betrokken lucht N. west wind.
De schrijver tot gewoon lid van het Provinciaal genoodschap tot beoefening der Vriesche Geschiedenis taal en oudkunde benoemd zijnde, was het genoodschap aangeschreven, om de vierde vergadering te Sneek heden bij te woonen ’s middags half 12 in de herberg de stad Munster genaamd ten welke ’s morgens vroeg te voet naar Deerzum reisde, wijl de trekschuit vroeger voorbij voer dan verwachte, van daar bragt mijn zwager van Deerzum mij met de Chais naar Sneek. In deze vergadering waren 17 leden tegenwoordig, waar van de Grietman Beijma van Franekeradeel voorzitter en de Heer Binkes Secretaris was, onder de meer aanzienlijke was de vergadering tevens vereerd met de tegenwoordigheid van den Heer Gouverneur dezer Provincie als Honorair lid.
Den Heer Fontein hield eene breedvoerige lofrede over Caspar Robles tijdens de Spaandsche regering Stadhouder van Vriesland. behalven deze wierden de notulen der voorige vergadering gelezen en goedgekeurd, en tevens een voorstel gedaan om de volgende vergadering, welke te Leeuwarden zal gehouden worden, te beantwoorden; na het aflopen der werkzaamheden, vertrok de schrijver geen gebruik van de maaltijd makende, dewijl het te laat wierd, maar verkoos met het 4 uur schip te vertrekken niet tegenstaand ons Grietman Cammingha mij het vriendelijk aanbod deed, om met hem te rug te rijden.
Blz. 130
Den 7 Julij Zuidweste wind met afwisselende zonneschijn; den 5 bevoorens hebben wij de onleegtijd gedaan gekregen, na dat wij juist een dag over de 14 dagen daar mede bezig zijn geweest, ons buurman A. Palsma kreeg ’s nademiddags gedaan; wij hebben 131 wagens hooi gewonnen dus 48 minder dan verleden jaar, trouwens, wij hadden ook 8 pondematen mieden minder, gedurende dezen gemelden tijd, was het steeds schoon weder, en daar van sommige dagen zeer warm, tot drukkend heet, ten gevolge daar van was het op den avond van den 5 hevig onweder, vooral in het Oost Z. Oosten. een aangename regen verkwikte intusschen het dorstende aartrijk.
In het begin dezer maand, zijn de jonge Ojevaars van het nest gevlogen, welke, tot vijf in getal, hier, op het gewoone nest gekweekt, dat geslacht weder hebben vermeerderd; het is onbegrijpelijk dat in zulk een korten tijd, deze groote vogels van derzelver overkomst, paring, eijers leggen, broeding, opvoeding, tot hunne volkomenheid, konnen geraken, om het nest te verlaten, en alzoo door gedurige oefening, die sterkte te verkrijgen, dat zij eerlang met het geheele geslacht die groote overtogt konnen doen, naar de hun aantrekkende landen.
Blz. 131
Den 9 Julij, sterke Zuiden wind, afwisselende zonneschijn. Gister drukkend warm, ten gevolge broeide in het zuidoost een onweer, welke, met een hevigen wind ’s nademiddags alhier en meest ten oosten uitbrak, verzeld van sterke regen donder en Blixem; doch na een half uur brak de lucht, zoo dat het gedurende de avond goed maar zoel weder bleef. Op den laten avond was de lucht in het zuiden betrokken, en dreigde tot onweer welke van 10 a 11 uren hevig uitbrak, waar door in de wouden een sterke brand ontstond; met zekerheid kan men nog niet bepalen, waar het geweest is? onder de onzekere geruchten, schijnt het onder Giekerk plaatst gehad te hebben. Het was een geweldige brand, niet alleen hier en in den omtrek zichtbaar, maar zelf in de Stad, niet zoo zeer om den brand te zien, maar dat de lucht daar van rood was, en een vurig aanzien hadde. Hier na zullen wij, wanneer volkomene zekerheid meer van melden.
Den 14 Julij, afwisselende zonneschijn met regen buijen, sedert het voorengemelde onweder.
Het heeft zich bevestigd dat de laatstgenoemde brand te Giekerk geweest is, alwaar een boereplaats aan de Kerk of Pastorie behoorende geheel
Blz. 132
door het onweder is afgebrand met alles van boere gereed schappen en inboel, evenwel, zijn de bewooners levendig er uitgekomen; deze plaats was te Woudsend geassurandeerd.
Allerhevigst moet dit onweder in den omtrek van Groningen gewoed hebben alwaar volgens geruchten ook een boereplaats nabij de stad is afgebrand.
Heden passeeren veel menschen met rijtuigen de Straatweg naar Leeuwarden, om de Gouden Zweep te zien verharddraven, volgens gebruik op de eerste maandag in de Kermis; doch is door de Regering van Leeuwarden uitgesteld tot den 19 dezer, om de modderigheid van den Rijdbaan, door den regen.
Den 19 Julij heden passeeren nog veel rijtuigen de Straatweg; tot de harddraverij op de Gouden Zweep, welke heden zal verreden worden, hebben zich 26 liefhebbers hunne paarden laten inschrijven, ook uit andere provincien onder deze begrepen.
Gister marktdag te Leeuwarden en tevens Kermis, was de stad vol volk, en nooit zijn er op een dag, zoo veel Rijtuigen de Straatweg passeerd, zoo als mij heden de tolman te Goutum verzekerde. Mijne dochter en zwager van Deerzum, benevens mijn zoon en zwager uit
Blz. 133
de buren, na alvoorens eenigen tijd in de Stad door gebragt te hebben, bezogten ons in den nadenmiddag tot laat op den avond.
Een mijner kleinste zoontje heeft sedert eenigen tijd ongemak aan zijn schouder door eenen val geleden, met welke wij om den anderen dag naar Leeuwarden reizen, bij eenen van Gorcum sedert lange jaren geadmitteerd en beproefd ledezetter aldaar, het gaat uitmuntend en zal eerlang vrij welzijn volkomen genezen zijn.
Den 21 Julij. Heden in den aanvang van den vroegen morgen, en gedurende den avond van gister aller onstuimigst met hevige zuiden wind, vergezeld van opvolgend buitengewoone regenbuijen, echter zonder onderweder; hier door zijn een menigte menschen en vooral het jongvolk belemmerd om de laatste maandag van de Leeuwarder Kermis, volgens gewoonte bij te woonen, althans niet zonder een nat pakje; des niettegenstaande passeeren een menigte menschen met rijtuigen en te voet de straatweg derwaards, onder anderen ook onze beide knegts, derwijl wij rede de ruigscherne uitgebragt hadden, hadden zij ook vrij daar na toe te gaan, waar van zij ook gebruik maakten evenwel onder sterke regen en wind tevens ook voortgedreven.
Blz. 134
Het was bevoorens bij de Grooten alleen in gebruik overdekte wagens en zoogenaamde Koetsen te rijden; maar thans wordt het bij iemand, die het wat beter doen kan dan het algemeen, ook al mode een verdekte wagen te gebruiken, of sedert de straatweg een zoogenaamde bolderwagen onder de boerenstand aan te schaffen en vaak met linnen te overdekken; het laatste gebruik, brengen wij niet tot de weelde, maar in dien stand een nuttige inrichting, waar door men zelf zich niet alleen voor regen en wind beveiligd, maar tevens ook de produkten die men ter markt voert, of van daar weder te rug brengt.
Op den laten avond is het weder eenigzins gunstiger, maar sterke zuiden wind.
Den 22 Julij even onstuimig als den voorigen dag, zoodanig dat het saisoen eerder naar herfstijd gelijkt, dan aan dat der Hondsdagen, waar in wij sedert den 19 dezer gekomen zijn.
Op morgen was ons bepaald visschers feest gesteld, maar om het buitengewoone onstuimige weder, wordt dit tot nader gelegentheid uitgesteld.
Blz. 135
Den 24 Julij, schoon de wind niet zoo hevig waait, blijft de regen somtijds buitengewoone regen sedert de voorige afwisselende continueren, het ziet er buiten volstrekt herfstachtig uit; sommige in den omtrek hebben de onleegtijd lang niet gedaan, het hooi staat in den rook, bij menigte nog over de zwette, of ligt over het land, ook de zoodanige welke op nieuw weder begonnen zijn te maaijen, zoo als onder anderen mijn zwager te Deerzum, in beide gevallen bederft het hooi, en is wanneer er geen spoedige verandering en droogte komt, weinig waard.
Gedurende heden morgen heeft het geweldig geregend ook hier en daar verzeld van Donder, schoon in den voormiddag de regen opgehouden heeft, staat de lucht nog bijzonder waterachtig.
Te Roordahuizum bij ontvanger Idzerda de schoonvader van mijn zoon in de buren, verzorgt zijnde trekken mijne vrouw en ik benevens mijn zoons vrouw met de wagen derwaarts, om bij welzijn den dag daar door te brengen.
Den avond van dezen dag, zijn wij vroegtijdig te huis gekomen, na alvoorens gedurende den dag aangenaam met elkanderen doorgebragt te hebben.
Den 30 Julij, sedert de voorige afwisselende onweder verzeld van regen, wind, koude en warmte. Sommige in dezen omtrek en elders, hebben de onleeg-
Blz. 136
tijd nog niet gedaan, waar door het hooi bederft dat buiten is; vooral in de wouden en lage Contreijen staande landen door den menigvuldigen regen, onder water, waardoor het hooi dat gemaaid is, of weg drijft of niet geoogst kan worden, ook die mieden welke nog niet gemaaid zijn, bederven in het water en schieten vlotgras. Het ziet er dus in de wouden ellendig uit, men hoopte op een grooten voorraad van hooi, en ziet! hier in wordt men dus in die aangename vermoedens en uitzigten, door ongeziene wegen, teleur gesteld. Dit leert ons kortzigtige schepselen, om zich niet te veel op aardsche voordeelen schatten en rijkdommen te laten voorstaan.
Gedurende deze dagen houden wij ons onledig met het ontvangen van de twaalfde verschenen Rijks belastingen.
Zaturdag den 26, 27 en 28, bezogte ik een paar nachten mijne familie te Hallum en Wanswerd bevond hen wel, behalven mijne blinde zuster te Wanswerd, den 27ste woonde ik de morgen Godsdienst te Hallum bij, en was des maandags den 28 weder bij de mijnen en wijders aan het Kantoor.
Gedurende deze dagen bezogten mijn zoon en zwager uit de buren, de Domeni hun broeder te Achlum, en gedurende hun verblijf aldaar, verlostte de Domeni zijne vrouw op den nadenmiddag van hun eerste zoon.
Blz. 137
Den 4 Aug. sedert onze voorige steeds afwisselende onstuimig verzeld van harden wind en regenbuijen, de wind schiet wel eenigzins door het westen naar het noordwesten en noorden, maar krimt al dadelijk te rug, naar het zuiden of zuidwesten zoo als hij ook heden staat, de lucht vertoont zich wreed even als bij de Herfst met hagelbuijen met een woord het zaisoen vertoond zich sedert den aanvang der hondsdagen als in de Herfstmaand.
Des niet tegen staande wordt de straatweg naar de stad sterk bereden, aan een volgende passeeren hier rijtuigen, dewijl de zoogenaamde Konings zweep volgens jaarlijks gebruik, heden verreden wordt, waar toe zoo het schijnt zeer veel liefhebberij onder de Vriesche Natie gevonden wordt.
Op den 27ste der voorgaande, was den onderwijzer alhier om de inwijding van het nieuwe orgel te Lekkum te hooren, na alvoorens den schrijver verzogt te hebben, den dienst op het orgel in den nadenmiddag Godsdienst alhier waar te nemen, zoo als hij dit dan ook met lust gedaan heeft.
Blz. 138
Den 6 Aug. schoon afwisselende regenbuijen, is het weder thans zeer bedaard verzeld van zuidwesten wind.
Gister in den vroegen morgen hevige donder, afwisselende gedurende den dag tot laat in den avond, echter niet zoo sterk als des morgens, verzeld met afwisselende regenbuijen, welke op zommige plaatzen in dezen omtrek, tot hagel en elders tot ijs overging.
Tot onberekenbaar aanbelang, strekt in dezen tijd de straatweg, daar elders gedurende dezen tijd de wegen volstrekt onbruikbaar zijn. – Men heeft rede een aanvang begonnen te maken, met het bouwen van tolhuizen; dat nevens Goutum tot hier toe bestaande wordt nader aan de Stad gebragt, waar door Goutum ook ingesloten wordt. Er is zeer veel moeite aan vast, om het zand op de straat te houden, onlangs wierp men daar modder en klei over; maar dat was geheel verkeerd, dewijl bij de invallende regen, door het aankleven aan de wielen der rijtuigen, geheele vakken der straat ontbloot wierden.
Door het moedwillig schenden aan het geboomte aan de straatweg, heeft men onlangs zoo iemand ontdekt, en te regt in het huis van Correctie gezet, met opentlijke aanplakking van zijn naam.
Blz. 139
Den 9 Aug. het weder als vooren, gister naar de kant van Stiens hevige donder.
Den 7 bevoorens hebben de Gecommitteerden der Brand Societeit alhier, hunne vergadering ’s nademiddags in de herberg te Wirdum gehouden, ten einde volgens de wet, het tarif op te maken van vee hooi en granen, na naauwkeurige overweging heeft men weinig verandering in genoemde voorwerpen bevonden, waarom het tarif van 1827 zonder verandering voor dit jaar op nieuw gearresteerd is geworden. – Deze beide laatste jaren is men zeer gelukkig in deze Societeit voor brand bevrijd gebleven, zoo dat de kassa door de aangaven alleen tot de aanzienlijke hoogte, boven de 2500 Gld geworden is; maar dewijl het oogmerk dezer Societeit niet is, om sommen te vergaderen, als alleen voor zoo veel tot bestrijding der kosten noodzakelijk zij, dewijl de randschade bij wege van repartitie gevonden wordt, heeft men besloten gene kosten van de tegenwoordige aangave van vee, hooi, en granen, indien er voor October geen brand ontstaat van die gene, welke deze voorwerpen gewoon zijn te laten verzekeren, in te vorderen.
Dewijl de vergadering van Gecommitteerden, door de afwezigheid van S. Schouwstra wegens Idaarderadeel en D.S. v.d. Woude wegens Rauwerdehem, niet voltallig
Blz. 140
ware, heeft men ten aanzien der tauxateurs, alles in den tegenwoordigen vorm gelaten; namentlijk, door het gevangen zitten van J. Tjaarda zie voorige aanteekening heeft men provisioneel eenen Bleekstra tot tauxateur benoemd, en dewijl Tjaarda voorn. weder op vrije voeten is gesteld, heeft men thans niet konnen besluiten, om Tjaarda gem. post weder te doen aanvangen en voors. Bleeksma te bedanken of in het tegen over gestelde Tjaarda te bedanken en Bleeksma vast aan te stellen, maar deze zaak gelaten, totdat de gehele vergadering voltallig zoude zijn.
De Kerken zijn thans volgens de wetten voor de lijken gesloten, in zoo verre als voormaals plaats hadde, n.l. dat men zijne dooden in de kerken begroef of in de aldaar bestaande grafkelders bijzette. Zoo hebben wij pag. 124 van een grafkelder van den Hr. Sijtzama geroerd welkers mond ingestort ware, en door de Kerkvoogden namens Sijtzama dadelijk weder hersteld is geworden, wij zeiden dat wij misschien nog wel eens iets van dezen kelder zouden melden. Bij het openen bevond men deze kelder zeer gaaf en als het ware nieuw gemetseld, zeer groot, strekkende nagenoeg onder de preekstoel door, en van daar weder met een hoek in de Kerk op, behalven een plaatje heeft
Blz. 141
men na het uitbrengen van zeer veel water, welke daar in stond geen andere gevonden, schoon de doodgravers hun best deden, om uit verrot kistehout en doodelijke vuilnis andere op te spooren, schoon de kwantiteit verscheidene kisten teekende; dit plaatje behelsde de bijzetting in dezen kelder van eenen Hr. Sijtzama 1701 geboren en 1764 gestorven, in leven een hoog officier in dienst van de Staaten van dit gewest enz. de ouderdom van dezen kelder, nog hoe vele lijken daar in bijgezet zijn, heb ik tot mijn leedwezen niet konnen weten. – Naast deze ten zuiden is eene nog wel onderhoudene grafkelder voorzien van verscheidene kisten met plaatjes, bevattende lijkschriften, daar aan gehegt, welke voormaals door mij afgeschreven, maar verlooren zijn, aan dezelve familie behoorende; ten westen daar aan belend is een wel onderhoudene grafkelder aan de Eijsinga’s behorende, voorzien van een aantal vervallene kisten met lijkschiften op plaatjes. Onder het orgel en daar aan belend zijn nog twee grafkelders doch welkers monden gestopt zijn weleer, ook aan Ed. familien te Wirdum behoorende, zoo dat er ten minsten vijf kelders in de Kerk te Wirdum zijn, althans zoo veel als tegenwoordig bekend is. Trouwens zij strekken thans niet ten oogmerk waar toe zij bestemd zijn. – Dit zag men
Blz. 142
heden. Den Hoog Wel geb. Heer Frans Julius Johan van Eijsinga, vele jaren de aanzienlijkste ambten en Commissien te hebben bekleed tevens lid van de Ridderschap der Provincie Vriesland, overleed in het 77ste jaar den 4 Aug l.l. te Leeuwarden en wierd heden zonder eenige staatsie te Wirdum op de landhoeve van den voormalige Heer Gouverneur van Vriesland, wel eer Jousma State (zie onze oudheden en tegenwoordigen staat van Wirdum) in een daar toe op het allerspoedigste bereid graf gezet, op de ledige grond van het voormalig kasteel of zoogenaamde stins, met diepe en wijde gragten thans nog omringd, en waar over men na het overlijden van welgem. Heer een sterke Brug heeft geslagen en dus in haast een gemetseld graf, waar in het lijk geplaatste is, om voortaan overmetseld en dus besloten zonder weder te ontdekken gelaten zal worden. Tot twee of drie zulke graven is daar nog ruimte om gemetseld te worden, en wijders met behoorlijk geboomte omringd, in een wijde gragt rondom besloten. –
Zoo konnen de tijden veranderen, wel eer strekten de kerken tot bewaarplaatsen der dooden, weleer zette men de Edele overledene Eysinga’s in de grafkelder te Wirdum bij, thans worden de overledene van die familie in een graf geplaatst in die ledige ruimte van waar wel eer vooral in de Schieringers en Vetkoopers factie, geweld en heerschzucht wierd geoefend, en wederkeerig te vuur en te zwaard, weder geleden werd.
Blz. 143
Deze te grafzetting hadde heden morgen om 6 uur plaats, het lijk werd met een trekschuit langs de Wirdumer vaart aan de landen van deze plaats gevoerd en van daar op een wagen van de boer aan de hoeve gereden, afgezet op eene baar van de Kerk van Wirdum en door 16 dragers uit het gebuurte alhier, van boden voorafgegaan en drie der familie gevolgd over de brug gedragen en wijders in het graf dat juist afgemeten was, gezet.
De dragers werd de man 3 Gld. voor die dienst uitgereikt. De kist was zeer zwaar en fraai, met het wapen vercierd, en tevens een aangehegd plaatje waar op de hoedanigheid en leeftijd der overledene uitgedrukt was.
De achting voor deze familie en inzonderheid voor die der voorvaderen, welke zich voor de Kerk en het vaderland zeer verdienstelijk gemaakt hebben, heeft mij ook thans tot deze breedvoerige aanteekening ledig gehouden.
De fammilie der Kamminga’s is niet in kelders maar in de Kerk onder groote grafsteenen begraven, waar van de laatste in 1792 ’s nachts met lichten en flambouwen in staatsie van Goutum gebragt en in de Kerk begraven is. Zeer verdienstelijke mannen voor het vaderland heeft ook deze oude en echt Vriesche familie voortgebragt, welke inzonderheid van oude tijden af zich
Blz. 144
te Wirdum vestigden, zonderling dat zij van de toenmalige gewoonten der grooten geen gebruik van grafkelders hebben gemaakt, maar in de Kerk begraven wilden worden; trouwens het is niet zonder voorbeeld alhier dat alle grooten van dezelfde familie niet schenen te verkiezen na hunnen dood in een grafkelder bijgezet te worden, zoo is omtrent 1551 eenen Campstra in eenen steenen graf op het Kerkhof alhier begraven, overdekt met eenen grooten steen, waar op hij zelf gewapend en geharnasd levensgrootte uitgebeiteld staat, de regtehand uitgestrekt en ontbloot niet tegenstaande de familie in de Kerk begraven of bijgezet is geworden.
Onze Grietman Kamminga, heeft eenigzins daar in voorzien, om n.l. zoo na mogelijk na zijn dood, bij zijne voorouders begraven te worden, buiten de Kerk verscheidene graven op het Kerkhof gekogt ter plaatze alwaar zij het digst, bij de familie graven kan geraken.
Op den 7den l.l. is een groote Herberg te Akkrum op een kermis aldaar in den nacht afgebrand door eigen vuur, schoon hier niet in betrekking, konde evenwel van hier gezien worden, er zijn daarbij verscheidene menschen gekwetst.
Op den avond van heden afwisselende donder.
Hier en vooral elders hoort men weder van zieken. Onze Leeraar W. v.d. Zwaag, is ook onpasselijk sedert een week maar niet aan de gewoone ziekte, dien ten gevolge zal de Godsdienst morgen door een ander ’s nademiddags bediend worden.
Blz. 145
Den 11 Aug. even onstuimig als vooren, gister zijnde zondag vooral, woonde de morgen godsdienst te Goutum en de nadenmiddags te Wirdum bij, alwaar Dos Andræ van Warga voor onzen Leeraar den dienst waarnam. Ongemeen onstuimig was het weder, harden wind en geweldige regenbuijen met afwisselende donder verzeld.
Indien er geen spoedige verandering komt, dan ziet het met de granen er slecht uit, men verlangt zeer naar goed weer, vooral ook dat het water mag minderen; er wordt trouwens zoo veel mogelijk gestroomd, maar door de steeds bijkomenden regen, kan het water niet veel minderen. Het is steeds gewoon winter water, waar door het zich laat aanzien, dat er geheel geen althans weinig genot van de lage gras en miedlanden voor dit loopende jaar zal zijn, en dus een merkelijk deficit voor dit jaar der voortbrengselen van vee hooi en granen van dit schoon gewest zal opleveren. In dezen omtrek heerscht des niettegenstaande een groot overvloed van gras, waar door dagelijks gemaaid wordt of staat gemaaid te worden. Met het einde der hondsdagen, hoopt men dat de ongesteldheid der natuur een einde zal nemen, en tot rust en kalmte zal komen, het is alhier een gewoone denkwijze n.l. als het op den eersten der hondsdagen regent dan regent het gedurende dien tijd, en zoo ook droogte bij een tegenovergesteld geval.
Blz. 146
Den 13 Aug. het weerglas veranderd eenigzins, heden morgen schijnt het weder eenigzins beter. Gister Wirdumer Kermis, maar gister regende het des morgens en ’s avonds zoo buitengewoon als gedurende dezen tijd nog gebeurd is, men meent of hoopt althans dat het beter zal worden, maar wordt van dag tot dag erger; deze regentijd, wordt meestal van afwisselende donder verzeld, zoo als het gister avond door een ontzettende slag ook maar eenmaal plaatst had; de schrijver was bij zijne kinders in de buren, alwaar de familie mede tegenwoordig was, mijne vrouw had er geen zin aan, waar was thuis gebleven. Schoon er vele snuisterijen om te verkoopen werden uitgeveild waren er echter weinige koopers, de kermisgasten waren meest om den regen te huis gebleven, zoo als onder anderen mijne zuster en zwager van Hallumer mieden en zoo misschien alle de menigte die van verre moest komen, men hadde naauwelijks lust om buiten de deur te gaan, veel min om eene reis door water en modder te doen. Ik beklaagde de kramers, welke naauwelijks misschien en dat in zulk een weer een stuk droog brood hebben verdiend, waar van er die geen overdekte dissen hadden, zich zoo wat onder de boomen, tevens voor den regen bloot stonden, moesten behelpen.
Heden morgen trekken mijne vrouw gezamenlijk met onze kleine kinderen derwaards, om den
Blz. 147
dag bij onze kinderen op den tweeden dag, der zoogenaamde kermis, weder door te brengen. Ik heb bevoorens zoo veel van de Wirdumer Kermis gezegd, dat ik dit thans niet weder behoef te herhalen, het is altoos op zijn best genomen, jaarlijks familie en vrienden te zamen komsten, en allermeest kinderen vermaak verzeld van der jonge lieden wildzang.
Den 14 Noorden wind, verzeld van aanhoudenden regen, gister was het gedurende den dag aangenaam weder verzeld van droogte, waar door der kinderen kermis vermaak ongestoord voortgang konde nemen, op den voormiddag hadde men evenwel een dikke regenvlaag, zoo dat ook dezen dag, hoe aangenaam het weder ook ware, geheel niet zonder regen ten einde ging. Wij kwamen ’s avonds tijdig met onze kleinen behouden en wel te huis nadat wij den dag, bij elkanderen hadden gesleten; er was op gister vrij wat hoop tot droogte, maar thans is het vooral niet beter als te vooren.
De ziekte van onzen Leeraar wordt eenigzins bedenkelijk, ook is zijne vrouw, aan de Koorts, ik sprak haar heden morgen, en verschoonde mij Dos te zien, dewijl hij zeer zwak en ligt van hoofd is, gaarn en veel spreekt, en dies geen aanleiding tot meerder vermoeijing wilde geven, beloofde
Blz. 148
haar, bij welzijn eens weder te zullen zien en bij beterhand hem eenigen tijd, gezelschap te zullen houden.
Het is hier zoo niet, als elders daar zeer veel zieken zijn, zoo als te Warga en lagere contreijen, ook Rauwerd en dien omtrek, dat de chirurgijn veel drukte heeft, het is in dezen omtrek nog welvarende over het algemeen beschouwd, dagelijks in de naburige plaatzen worden de patienten door onzen Chirurgijn bediend, en veroorzaakt hem niet veel rust.
Den 15 Aug. Noorden wind, aanhoudenen regen, zonder afwisseling, heden marktdag te Leeuwarden; behalven de straatweg zijn de wegen voor rijtuigen bijkans onbruikbaar tot hier toe was het vee prijzig, maar thans zeer slap en weinige koopers, de handel daar in staat om zoo te zeggen stil, de landen trappen, een ieder houdt zijn vee zoo veel mogelijk buiten het nieuwgras, welke landen zoo vol loopen dat zij wel gemaaid konnen worden, en wanneer daar vee in gebragt, zoude de overvloed op het spoedigste vertrapt en vertreden zijn; het water hoogt dagelijks, het is ligt te denken, zonder er meer van te zeggen als er geen verandering komt, hoe treurig het vooral aan den bouwkant, er ook met de granen uitziet.
Blz. 149
Den 20 Aug. heden morgen allerschoonst weder zoo ook gister gedurende den gehelen dag, doch ook de laatste of eerste dag, dat de hondsdagen eindigden, en ook de eerste dag dat er sedert den aanvang daar van geen regen is gevallen; welke bij den uitgang daar van vooral de laatste etmalen, zoo menigvuldig is geweest, dat uitgezonderd de hoog liggende landen bij na alles overvloeid, over het algemeen, worden die landen welke met vee beslagen zijn getrapt en het schoone gras vertreden.
Den 16 bevoorens bezogte mijne kinderen te Achlum en waren bij die gelegentheid zeer verblijd elkanders aangezichten in welstand te mogen aanschouwen, ook ging het naar wensch met de jonggeboorene en tevens ook de moeder, welke het kraambed sedert eenigen tijd hadde verlaten.
Den 17 hoorde mijn zoon ’s voordemiddags te Achlum prediken en ’s avonds te Harlingen in de groote kerk, waar toe hij door een der stads predikanten welke uit van huis was, ware verzogt; dewijl wij lang voor kerktijd daar waren, bezag ik intusschen de stad, de nieuwe sluis, de aanvang der werken van de Zuider haven, welke reeds droog was gemalen. Het ergerde mij intusschen
Blz. 150
dat het werkvolk gedurende den zondag bezig was, aan het havendok te werken met heijen kruijen enz. Ook wierd er een Engelsch schip in de haven met boter bevragt, alle welke dingen, mij zeer vreemd waren, dat men dus den dag des Heeren in allen arbeid doorbragt, hoewel eigentlijk tot lof dier stedelingen gezegd moet worden, dat zij Godsdienstig zijn; ’s avonds 9 uur kwamen wij te Achlum aan de Pastorie te rug. Ik toefde daar tot den 19, en vertrok tot leedwezen van mijne kinderen, welke mij nog een nacht wilden houden van daar, en kwam ’s avonds 9 uur in wederzijdsche welstand bij mijne vrouw en kinderen en overig gezin.
De Gemeente van Wirdum is thans herderloos geworden zij heeft haren Leeraar op den 17 verlooren door die ziekte waarvan wij onlangs melden dat hij onpasselijk was geworden. Hij was een geleerd man, en zeer voorbeeldig in leven – en wandel; hij laat eene weduwe na, welke ook onpasselijk is en tevens twee zoons, waar van de outste in het 3de jaar aan de Academie te Groningen, en de jongste na het eindigen der vacantie mede derwaards zoude gaan; heden zal hij ter aarden besteld worden waar toe de Kerkeraad en Kerkvoogden mede verzogt zijn het lijk te volgen.
Blz. 151
Den 21 Aug. aangenaam zonneschijn weder, sedert het eindigen der hondsdagen heeft het niet geregend waar door alles een beter aanzien begint te nemen, schoon het water buitengewoon hoogt blijft, dewijl er geen of weinig gelegentheid is om te stroomen vooral dewijl de wind daar toe niet diendt, zijnde steeds Z. zuid West ten westen. Het water dat nogtans bij lage getijen geloost wordt is nog al aanmerkelijk, zoo als tijdens mijn verblijf te Harlingen op merkte, maar de hoeveelheid is te groot. Ook trekt de nieuwe zijl langs de Dokkumer Ee nog veel meer; maar dit komt niet in vergelijking als weer en wind regt om te stroomen, dienen.
Den 22 Aug. Afwisselende sterke regenbuijen; de hoop tot droogte, is weder verdweenen; sedert 2 a 3 dagen was het weer droog met zonneschijn, thans even modderig als vooren. Heden marktdag te Leeuwarden, de boter is gedurende tegen de 30 Gld in prijs de kaas tot de 15 Gld.
De advertentie heden van het overlijden van onzen Dos. in de Courant geplaatst, was
Heden morgen, omstreeks 3 uren, overleed, tot mijne en mijner beide zonen innige droefheid, mijn dierbare Echtgenoot W. van der Zwaag, in den ouderdom van 52 jaren en bijna 7 maanden, van welke ik ruim 25 jaren door een zeer gelukkigen Echt, met hem mogt vereenigd blijven.
Bijna 31 jaren heeft hij, in drie onderscheidene gemeenten, met een voorbeeldigen ijver den Evangeliedienst waargenomen.
Wirdum den 17 Aug. 1828 J.C. Martini
Wed. W. van der Zwaag
Blz. 152
Gedurende dezen dag afwisselende donder; de natuur schijnt niet tot rust te kunnen komen.
Ziekten en Koortsen worden hier ook van tijd tot tijd algemeener, doch niet zoo erg als wel elders. Varkens ziekte hoort men in dezen omtrek geheel niet, maar elders vooral naar den Bouwkant en langs de Dokkumer Ee, stervenze aanmerkelijk.
Den 25 Aug. thans eenigzins droog met afwissende stofregen W.N.W. Wind. Gister aangenaam en droog doch op den avond aanhoudene regen, het is daar door weder even nat als te vooren.
Gister Nademiddag sprak Ds Andræ van Warga de lijkreden over Dos v.d. Zwaag, voor eene talrijke vergadering. Hand. 14 : 24a was zijn text alwaar staat. – Hij was een goed man, vol des H. Geestes en des Geloofs.
Mijne dochter en zwager van Deerzum, waren bij de lijkreden mede tegenwoordig, en zagen gaarn, dat wij hen eens bezogten met den wagen, zoo als wij dan heden volgens afspraak gedaan hebben, n.l. mijn vrouw ons Akke en Lijkle benevens onze zwager Pieter Hiemstra uit de buren en ik, het was zeer morsig te rijden door den regen van gister avond; bragten den dag aangenaam bij elkanderen door, en kwamen op den avond tijdig bij de onzen te rug.
Blz. 153
Den 27 Aug. Gister en heden allerschoonst weder met droogte N. Wind. De graslanden zijn vrij wat week en trappen, maar door de droogte kan alles weder te regte komen, het water zal en door stroomen en door de trekking van een drooge lucht ook wel spoedig minderen, schoon het verbaasde hoog is. Mijn zwager uit de buren P. Hiemstra is belast met het ombrengen der kennisgevingen van den aanslag der hervormde floreenpligtigen dezer gemeente ten behoeve der Kerk, waar mede hij heden is begonnen tevens met het ombrengen der kennisgevingen van het vee fonds en de belastingen der Rijtuigen, welke deze maand door den schrijver mede moeten ontvangen worden. Het een en ander zeer veel drukte te meer daar mijn zoon aangesteld als plaatselijk ontvanger, de bezigheden daar door en door het boeken en in order brengen der menigvuldige aangiften in de brand Assurantie Societeit alhier welke den 3 Sept. tevens met de aangifte van vee hooi en granen zullen geteekend worden, zeer vermeerderd zijn.
Het namaaijen neemt steeds voortgang en het hooi dat thans rijp is, en niet te veel geleden heeft, zeer schoon gewonnen, zoo als de schrijver thans bezig is 8 Pondemate te oogsten.
Blz. 154
Den 1 Sept. gedurende de laatste dagen der maand schoon weder, doch in den vroegen morgen van heden, een ontzettende regenbui, zoo dat binnen een half uur, alle greppels en leegten met water gevuld waren, deze bui strekte in eene richting van geen groote uitgestrektheid van het zuidwesten naar het noordoosten verzeld van een donderslag. Op Tjaard bij voorbeeld was geen drup regen gevallen, maar te Wirdum en op Barrahuis alwaar de bui in een wijdere strekking zich richte stroomde het van water.
Gedurende de laatste dagen der maand hebben wij ons onledig gehouden met het ontvangen van ’s Rijks belastingen, en heden verantwoord.
Den 2 September, zeer schoon en droog weder sedert de regen van gister morgen. – Aangenaam werd ik heden middag bij mijne thuiskomst van Wirdum verrast; ik vond mijne zuster en zwager benevens een hunner zoonen van Hallumermieden alhier, om ons te bezoeken, bragten het overige van den dag aangenaam met elkanderen door, en vertrokken ’s avonds weder tijdig. – Onze meid is ook ziek, doch schijnt thans iets beter, dit veroorzaakte aan mijn vrouw en tweede meid zeer veel drukte.
Blz. 155
Den 8 Sept. sedert de voorige droog en allerschoonst weder. Dit deedt ons besluiten om de Domeni en Juffrouw onze kinders te Achlum met de wagen te bezoeken mijne vrouw twee onzer outste kinders (welke ik bij mijne tegenwoordige vrouw, zijnde zes te zamen, hadde, en vier voorkinderen, waar onder de Domeni, zijnde tien te zamen) en ik, wij reden den 6 bevoorens derwaards na alvoorens Harlingen aangedaan, en de stad enz. gezien te hebben, (het welk zeer nieuw voor mijne dochtertjes, waar van de eene 14 en de andere 11 jaren, was, die nooit de zee en zulke groote schepen gezien hadden) kwamen wij ’s avonds aldaar om 5 a 6 uur, het trof ongelukkig dat mijn zoon den 7 te Hitzum moeste prediken, wij gingen dan met ons beiden derwaards en na den dienst gingen wij weder naar Achlum, alwaar het middagmaal genoten te hebben, vertrokken mijne vrouw en ik met de wagen weder naar huis (mijne dochters bleven aldaar uit van huis) en kwamen ’s avonds half 8 behouden en wel bij ons gezin. Niet tegenstaande wij allerschoonst weder hadden was het in de uitreis voor den wind en zeer warm, daar door niet aangenaam, in de te huis reis was het niet minder warm, maar reden toen meest tegen den wind.
Blz. 156
Den 12 Sept. dreigt tot regen, sedert de voorige nu en dan donder. – Eenen geruimen tijd heeft men een allerschoonst weder gehad, waar door een menigte hooi gewonnen is, en nog geoogst staat te worden. Ook de granen zijn thans over het algemeen ingezameld, zoo dat alles op zijn tijd boven verwachting, met de landbouw gelukt, wegens de langdurige regentijd vreesde men inzonderheid voor het bederf der granen, doch niets heeft geleden dan de vroege orten lijn en koolzaden; de granen zijn daar door gedaald, en staan bijkans gelijk met den prijs voor den regentijd. De boter en kaas blijven genoegzaam op den zelfden middelmatigen prijs; heden marktdag, de markt was vol rundvee om te verkoopen, en geen grage koopers, tevens een groot aantal varkens wierden om te verkoopen geveild, en voor een stevig prijs gekogt; dit vee staat in prijs toe te nemen dewijl de ziekte dezer dieren elders een menigte verslind.
Zeer veele menschen laboreeren aan ziekten en koortzen, evenwel zoo algemeen niet als voorgaande jaren; hier en daar sterven ook nog al vele menschen.
Gister hebben de Heeren Beijma en Sierdsma, bene-
Blz. 157
benevens de schrijver en zijn zoon als Boekhouder (in plaats van den 3den dezer bevoorens gemeld) zich in de Herberg te Wirdum, onledig gehouden met het nazien en teekenen van de Acten van deelneming in de Brand Assurantie Societeit alhier; 150 a 160 nieuwe en weder op nieuw ingaande deelnemingen behalven tusschen de 400 en 500 op nieuw dat is voor een volgende jaar aangiften van vee, hooi en granen, waren voor handen. – De societeit bekomt dezer wijs een aanmerkelijke hoogte, en teekent aldus de algemeen goedkeuring dier schoone inrigting.
Op den avond van heden een hevig onweder van donder en Blixem verzeld van buitengewoonen regen.
Den 18 Sept. In het begin dezer week afwisselende regen, zoo dat het water bijkans dezelfde hoogte hadde; doch sedert droog weder, waar door het water vrij wat begint te zakken, daar door ook wijl de ooste wind sterk tot stroomen diendt.
- Palsma bouwt in de buren een aanzienlijk burger huizinge naast het schoolhuis op de groote buren, voornemens zijnde om het zelve nog in den loop van dit najaar met zijne vrouw met er woon te betrekken, latende zijne plaats en aanzienlijke boerderij aan zijn jongsten zoon over, welke zich in het Huwelijk staat te begeven; ook laat de Chirurgijn Vlaskamp aanmerkelijk verbeteren en verfraaijen, zijne
Blz. 158
huizinge mede aldaar staande, zoo dat de groote kant in het gebuurte aanzienlijke huizen bevat.
Heden voor 8 dagen is de student v.d. Zwaag weder naar Groningen vertrokken, zijn jonge broeder, zouden mede derwaards naar de Academie, doch is sedert den dood zijns vaders zukkelachtig, en blijft dies bij zijne moeder de wed. v. d. Zwaag te huis.
Den 24 Sept. tot heden morgen allerschoonst weder, evenwel veranderlijk, betrokken en afwisselende damp, dreigt tot regen.
Maandag den 22 Bergumer markt, nimmer hadde men, aldaar, zoo vele rijtuigen gezien, ook zal het schoone weder selden zoo bij uitstek zacht, deze gelegentheid tot vermaak om te rijden zoo zeer begunstigd hebben. Het was tevens aldaar paarde en koe markt, zoo dat alle omstandigheden te zamen vloeiden, om de Bergumer ingezetenen veel voordeel op dezen dag aan te brengen.
De vergadering der leden van Vriesche geschiedenis oudheid en taalkunde was op dezen dag beschreven op het Zaailand in de zoogenaamde loge. De schrijver heeft de vergadering bijgewoond
Blz. 159
met meer genoegen, dan de voorige te Sneek gehouden, dewijl thans veel meer aan het doel van dit genootschap wierd beantwoord; er waren wel vele leden tegenwoordig, doch ook vele afwezig.
Ons klein zoontje is nog zeer ziek, wij waken alle nachten bij hem, om in zijne behoefte om te drinken en nooden bij te staan; hij wordt bedenkelijk zwak, evenwel zegt Vlaskamp, dat het hevigste van de ziekte geweken is; het heeft zeer veel moeite te medicijnen in te geven.
Wij hadden onze kinderen van Achlum, sedert Zondag volgens aanschrijven verwacht, maar dewijl des Dos vrouw, in de verleden niet te wel ware, is dit uitgesteld geworden.
Den 26 Sept. elders en vooral in het noorden Stiens en wijders buitengewoon op onze voorengem. geregend; doch sedert allerschoonst droog weder en door dien het water vrij wat zakt, wordt er in de lagere gedeelten van ons gewest, nog zeer veel hooi gewonnen.
Niet tegen staande het gister en heden Jouster markt ware, en vele menschen wegens het schoone weder derwaards gereisd waren, ontbrak het heden marktdag te Leeuwarden, niet aan een menigte rij-
Blz. 160
tuigen in de stad; ook derwaards langs de straatweg waar door de inkomsten der tollen aanmerkelijk zullen zijn, en waarlijk door de houders der rijtuigen een groot bezwaar aanbrengt, de schrijver onder anderen reist nog al veel met paard en wagentje, om bezigheden naar de stad, en kost hem telkens in de heen en de terugreis vier stuivers of twintig Cents.
Het nieuwe tolhuis, vordert aanmerkelijk in de opbouw en zal spoedig klaar zijn, waar door de tollen nog aanmerkelijker vermeerderd worden, wijl het nader aan de stad gebragt wordt, zoo als wij bevoorens melden.
Onze meisjes zijn gister van Achlum te huis gekomen met de schuit van Franeker, wij haaldenze, met de wagen van Leeuwarden, des Dos vrouw, was nog aan de Koorts, waar door hunne reis naar hier uitgesteld bleef; bij deze gelegentheid verzelde S. Westra voornaam Looijer te Achlum met zijn zoontje onze meisjes, en logeerde hier een nacht, om heden zijne bezigheden te Leeuwarden waar te nemen.
Den 23 bevoorens heeft de schrijver benevens zijne mede Kerkvoogden in de herberg te Wirdum zich onledig gehouden, met het ontvangen van des Floreens omslag.
Blz. 161
Den 27 Sept. heden buitengewoon warm, meer dan gister; het hooi dat thans geoogst wordt, zal wel goed rijp zijn, het kan midden zomer niet voordeeliger rijpen, dan thans op het midden gedeelte van den dag, ik zeg het midden gedeelte, wijl omtrent dezen tijd gedurende de meesten tijd van den voormiddag, door de daauw het aardrijk gras en hooi, niet behoorlijk gedroogd, en ’s nademiddags al schielijk weder door dampigheid ingetrokken wordt.
Den 29 Sept. sedert de voorige afwisselende regen verzeld van nu en dan donder, doch heden droog Z. W. wind; wij hebben ons gedurende het laatst dezer maand onledig gehouden met het ontvangen van ’s Rijks belastingen, om morgen te verantwoorden.
Den 4 October. Ooste Z. Oosten wind, droog sedert de voorige nu en dan regen verzeld van donder, doch hier is zoo veel regen niet gevallen als wel elders; gister markt dag, waar door veel rijtuigen de straatweg passeerden; op de vraag aan den tolman, hoe veel op zulk een dag, bij hem aan tol S.C. ontvangen wierd, gaf deze mij ten antwoord: ongeveer 40 Gld. voorwaar een aanmerkelijk bezwaar, voor het houden van rijtuigen, behalven de gewoone Rijks belastin-
Blz. 162
gen, daar van betaald moeten worden, komt de rijtuighouders met een paard, doch die twee paarden in de belasting aangeven, nog veel hooger, te staan.- Des niet te min is de straatweg van een onberekenbaar belang, zoo wel voor die gene, welke dezelve te voet, als voor die met rijtuigen, reizen.
Heden bezogten wij onze kinderen te Deerzum, welke beide sedert een geruimen tijd ongesteld en aan de koorts waren, doch overigens was hun huisgezin zeer wel, tot nog toe is men bezig zoo veel mogelijk hooi van de lage landen te winnen, zoo was onder anderen mijn zwager aldaar nog werkzaam om te zweelen en hooi te oogsten van zeven pondemate welke gedeeltelijk nog gelijk met het water stond.
Den 18 October sedert de voorige afwisselende onstuimig, ten gevolge daar van nu en dan donder, waarschijnlijk door de zonsverduistering van den 9 dezer.
De aanteekening tusschen tijds zijn ten agter gebleven, door dien mijne kinderen van Achlum sedert den 6 tot den 16 dezer hier uit van huis zijn geweest, en dus den misbaren tijd veelal besteed, om het zij hier of elders, in hunne tegen-
Blz. 163
woordigheid te zijn, zoo hebben Domeni en ik bij voorbeeld den 8 des morgens en zondag den 12 den gehelen dag, de Godsdienst te Leeuwarden bijgewoond den 13 zijn zij naar Hallumer mieden getrokken alwaar mijn broeder en zijne vrouw van de Streek te Birdaard zich ook bevonden, welke des avonds vertrokken, doch wij bleven tot dingsdag morgen, en reisden toen te zamen met mijne zuster en zwager naar Birdaard, om mijn Broeder wederkeerig een bezoek te geven, na aldaar het middagmaal genoten te hebben, vertrokken met de middags schuit en kwamen ’s avonds behouden te huis. Donderdag den 16 heeft mijn knegt hen naar Leeuwarden gebragt met de wagen, en zijn den 17 weder vertrokken naar Achlum tezamen met mijne behuwd dochter Jetske benevens haar kleinste zoontje uit de buren, welke daar tot maandag of dingsdag uit van huis zoude blijven.
Wij roerden pag. 114, dat de straatweg van de Werp te zien, nog geen hoogen dijk gelijkt, thans een effen gedaante aanneemt, wijl de bruiker van de plaats waar van wij ergens schreven, dat die zelfde plaats de hooge Dijk in overoude tijden gesloopt of zeer laag afgereden had, (onzes vermoedens namelijk) in dezen tegenwoordigen
Blz. 164
tijd, dit gedeelte weder naar zich neemt, en in een land brengt dat uitgegraven is, om de te diepe uit gegravene straatweg bevorens gemeld, weder aan te vullen en te stoppen, waar toe deze aarde tot veel beter einde zoude konnen gebruikt worden? te meer wijl deze voor het uitgegravene een aanzienlijke schade vergoeding erlangt. Indien zulks aan ons hadde gestaan, dan ware dit belet geworden, om aan deze plaats eenig genot van de aarde der hooge Dijk te doen hebben, wijl dezelve in voor tijden zich al te rijkelijk daar van heeft voorzien.
Gedurende den loop van dezen herfst zijn de Eenden zommige nl. hier en elders aan de leg gekomen; mijn zwager op de Hallumer mieden hadde ongeveer 60 eijers bekomen, mijn buurman A. Palsma, heeft ook eenden aan de leg, ook wij vonden een nest waar in een eend op verscheidene eijers zat te broeder, het welk wij roeiden. Dit zal elders ook wel bestaan. Wij merken dit als eene byzonderheid, wijl wij onzes geheugens nimmer zoo algemeen daar van gehoord hebben; misschien veroorzaakt door de menigvuldige regen, van het begin der Hondsdagen, en gedurende den herfst tot nu toe, afwisselende.
Blz. 165
Sedert een paar weeken is de jongste zoon van wijl. Domeni v.d. Zwaag ook naar de Academie te Groningen gegaan. Ook is er een zoon van Juffrouw Beekhuis te Franeker aan het Athenaeum, zoo dat er thans weder drie studenten van hier aan de hooge schoolen zijn; de ouder broeder pag. 119 gemeld is in den loop van dezen te Tjerkgaast tot predikant beroepen, en staat nog in den loop van dezen herfst derwaards te vertrekken, dewijl het beroepbrief onlangs van den Koning geapprobeerd is te rug gekomen.
Wij melden onlangs dat bij besluit der Gecommitteerden van de Brand Societeit alhier, de deelnemers van vee hooi en granen van de belasting der inschrijving, indien er voor October geen brand ontstond, in dit loopende jaar zouden vrijgesteld zijn; geen brand ontstaan, zijn de voors. deelnemingen zonder kosten uitgereikt en ten deele rondgebragt door den bode. Maar ziet den 14 dezer is er te Grouw een aanzienlijke boere plaats met huisgeraden en boere gereed schappen benevens hooi en twee varkens, door den brand verteerd! zoo dat deze Societeit daar door een brandschade is aangebragt over 4000 Gld.
Blz. 166
Op den avond van dien dag is behalven dezen brand, ook de Schillaarder Polder molen afgebrand, doch welke in onze Societeit niet opgenomen is, schoon derzelver Directie van dag tot dag voornemens was zulks te doen.
Den 23 October, gedurende onze laatste is het van dag tot dag allerschoonst weder, waar door men nog steeds hooi oogst, zoo is onder anderen nevens ons land over de Zwette vrij wat hooi gezweeld, waar van heden nog rooken gezien worden. Ook langs de straatweg en elders, zulks te zien omtrent dezen tijd, geeft een aangename gewaarwording.
De Floreenpligtigen zijn op den 27 opgeroepen om de Staat der begrootingen over 1829 der kerkelijke Administratie alhier, onlangs door de Kerkvoogden ontworpen vast te stellen.
Ook zijn tegen den zelfden dag de Gecommitteerden der Brand Societeit opgeroepen om de brandschade bevoorens gemeld en door hooi broeijen ontstaan, bij omslag in te vorderen vast te stellen na alvoorens besloten te hebben, hoe veel uit de kas daar toe zal dienen.
De Aardappels zijn gedurende een korten tijd
Blz. 167
verbazend in prijs opgeloopen tot boven de Gulden de korf, zoo ook de granen. Doch thans heeft er een merkelijke daling plaats, de aardappels zijn gister in de gragt verkogt voor 13 St. of 65 Cents.
De Appels zijn in Vriesland zeer schaars, zij worden na kwaliteit verkogt van 1½, 2, 3, tot 5 a 6 Gld. nl. de fijnste en beste zoort. De schrijver heeft des niet tegenstaande nimmer zoo veel appels gehad, tusschen de 40 en 50 korven, en dat is in vergelijking van de meeste boomen wegens de kleinheid zeer veel, mogelijk dat de schrijver alleen zoo veel appels en peeren hadde, als alle de vruchtboomen in de geheele uitgestrektheid van Wirdum, te zamen. Het welk wij als eene bijzonderheid aanmerken hoewel de meeste houders der boomen, geen vlijt aan wenden om dezelve van de rups en schadelijk ongedierte te zuiveren, waar van de boomen jaarlijks krielen, en waar aan wij in het voorjaar alle oplettenheid aan besteden, tot mijne kleine kinderen toe, die daar op bijzonder opmerkzaam zijn – doch als dit alleen de oorzaak daar van is kan ik niet zeggen, wij schrijven het vooral aan schadelijke nachtvorsten toe, welke dikwijls bij streeken vallen.
Blz. 168
Den 3 Nov. Het is sedert de vorige allerschoonst weder afwisselende wel eenig regen, waar door de landen en waar onder de laagste en platste zeer het trappen onderhevig zijn.
Op den 27 l.l. hebben de Floreenpligtigen de staten der begrooting vastgesteld. Ook zijn de Gecommitteerden der Brand Societeit ’s nademiddags in de Herberg te Wirdum vergadert geweest, en bij die gelegenheid besloten, dat er tot vergoeding van voors. brandschade ruim elf honderd Guld uit de Kas, en het resterende bij wege van omslag tot 80 Cents de 1000 Gld zoude gevonden worden, zijnde als dan toereikende om de gehele Brandschade te vergoeden.
Gedurende het laatst der voorgaande maand hebben wij ons onledig gehouden, met het ontvangen der verponding, en den 1 dezer verantwoord; op welken dag mijne knegten de jongbeesten van de pollen hebben gehaald er liepen nog wel een groote menigte, maar er waren ook al velen weg, waar onder die van Wirdum, Roordahuizum Deerzum enz.
De aardappels schenen laatst te neigen tot een verminderde prijs, maar zij houden als bevoorens prijs. Wij melken thans nog bij de 7 emmers melk; de prijs der boter blijft middelmatig, zoo ook de kaas; de schapen zijn goedkoop en dalen in prijs, zoo ook de varkens, de granen houden prijs.
De slacht tijd nadert. Veel bullen zijn reeds aangegeven en geslacht. De drukte aan het Kantoor vermeerderd zeer, door aangaven van het geslacht.
Blz. 169
Den 10 Nov. sedert den 4 dezes, is het met een heldere Oosten wind begonnen te vriezen; den 7 marktdag te Leeuwarden, en zeer koud, er was veel vee, waar van de jongere soort goed verkogt wierden; den 8 zijn de vaarwaters digt gevroren, zoo dat de trekschepen van Sneek bleven liggen; den 9 veranderlijk met sneeuw, zoo ook heden met afwisselende dooi weer. De landen zijn met sneeuw gedekt, waardoor het vee en gedurende dezen tijd zeer onrustig is, sommigen onzer buren hebben het vee op de stal gezet, doch wij hebben de stallen wel klaar gemaakt, maar het vee nog uitgelaten, wij melken nog 5 a 6 emmers met melk, evenwel als het land morgen vroeg van sneeuw ontbloot en goed weder is, dan laten wij de beesten nog loopen, doch in een tegengesteld geval, moet ten minsten gedeeltelijk ons melkvee op stal. – Indien wij de ruimte van hooi hadden, dan bragten wij al ons vee op stal, maar om dat het nog zoo vroeg in tijd is zou dit een lange winter geven, en daar veel hooi nemen. – Als eene bijzonderheid merken wij nog aan, dat de liefhebbers den 8 hier en daar op schaatzen reden, vooral de jongens langs de sloten. Leegten zijn er thans in dezen omtrek niet, wijl het water zeer gezakt en gedurende bij deze schoone gelegentheid weg gestroomd is, zoo dat wij thans zomer water hebben.
Den 11 Nov. het is zoo als wij wenschten, het weder was fraai het land van sneeuw ontbloot, en daarom hebben wij het vee nog uitgelaten.
Blz. 170
Den 18 Nov. het weder is sedert onze laatste zacht met afwisselende regen, waar door het land week en getrapt wordt, den 15 bevoorens hebben wij zes en den 17 daar aan volgende alle de melkebeesten op stal gezet, de kalvers en jonge beesten benevens een paard loopen nog uit; heden loopen nog geheele beslagen beesten in den omtrek van Wirdum en elders uit, schoon het weder zeer zacht is, is het land te week om het vee te dragen, waardoor een ieder in de noodzakelijkheid zal zijn om zijn vee te bergen. – De vette schapen zijn op verre na nog niet verkogt de prijs is van 8 tot 12 a 13 Gld de allerbeste, in den vroegen herfst zijn zij tot 15 gld geklommen, doch om dat de belasting zwaar het vleesch tien Cents, de vellen goed koop en het smeer niet duur zijn, konnen de slachters niet veel voor de schapen geven; de vette varkens koopt men voor 3 St. het oude lb.
Gedurende de laatste vorst en opvolgende waren de wilsters in dezen omtrek in een ontzettende menigte, de schrijver heeft echter niet boven de 30 gevangen.
De beroepene Domeni A. Beekhuis is voor eenige dagen naar zijne nieuwe gemeente Tjerkgaast vertrokken.
Onze tegenwoordige onderwijzer E. de Haan is heden naar Bolsward gereisd om naar de vacante stads school aldaar te dingen, morgen is het vergelijkend examen, men wil dat die school ruim 1900 gulden inkomsten aanbrengt en zal die van Wirdum dan wel 300 gulden te boven gaan.
Blz. 171
Den 20 Nov. het weder als vooren met damp. Mijn zoon is dagelijks bezig met de brandschade onlangs tot 3795 Guld. geleden, over de deelnemers omteslaan, dit geeft een verbazende drukte. Men gevoeld steeds het nut dat deze inrichting aanbrengt; sedert de jongste brand zijn opvolgende nieuwe deelnemingen ingeschreven; als eene bijzonderheid merken wij aan dat sedert het bestaan dezer Societeit verscheidene boere plaatzen afgebrand zijn, en zulks altoos in de grietenijen van Baarderadeel en Ydaarderadeel, Leeuwarderadeel heeft een kleine schade van bijna 350 gld en Rauwerderhem niets geleden.
Den 25 Nov. het weder zacht als vooren met zonneschijn. Den verleden nacht, is bij Hijltje Greben omstreeks Unia pijpke aan de straatweg onder Wirdum bij helder en lichtschijn maan, ingebroken en aldaar een aanzienlijk hoeveelheid kleedwaren, goud en zilver gestolen. Een Bureau in een der binnenkamers staande opgebroken hebbende, schenenze geen begrip gehad hebben, om de schuif uit te trekken, en met breken aldaar geen ingang konnende bekomen, waren de binnenladen verschoond gebleven, waar in een aanzienlijke som goudgeld lag. Waarschijnlijk dat deze schurken wisten dat deze boer verleden vrijdag geld ontvangen hadde voor 10 stuks vette koeijen; maar dit geld was niet in de binnenkamers maar elders geborgen; mijn zwager P. Hiemstra en A. Palsma hebben van het gebeurde
Blz. 172
aldaar informatien genomen, en aan den Procureur opgezonden; als de Justitie deze boosdoenders ontdekken zal moet de tijd leeren.
Den 23 bevoorens zijn door den Kerkenraad alhier tot ouderling benoemd A. v.d. Zee Bakker en mijn zoon W.D. Hellema tot Diaken in plaats van de op nieuwjaar afgaande Kerkeraadsleden.
Onze Buurman op Barrahuis Jouke Keimpes, is bij het tegenwoordig mooije weder begonnen het land te rollen waartoe de schrijver ook wel zin hadde, maar de zijne zit onder het hooi in de golle beloegd. Dit is wel geene gewoonte bij den Herfst, maar ik geloof dat het eene uitmuntende zaak is, beter als in het voorjaar, vooral als het weer zulks toelaat, zoo als tegenwoordig.
Heden hebben wij ons slachtbeest geslacht, welke op verre na, zoo zwaar niet is, als die van verleden de Bulle hebben wij [… onleesbaar…] sedert eenigen tijd in de Kuip, twee vette spallingen mesten wij nog om te slachten. De koehuiden zijn voor 3 Stuivers het oude lb. de 5 oncen verkogt, thans zijnze tot 2½ stuiver gedaald. Het slachten is tegenwoordig onder de boeren de orde van den dag.
De straatweg, wordt tegenwoordig van de vuiligheid, ontstaan door het overdekken met modder, gezuiverd. Om het zand te besparen, heeft men de straat door door geheel bedorven, althans om dezelve bij nat weder te berijden en te bewandelen.
Blz. 173
In den omtrek van Wirdum, loopen nog gehele beslagen melke beesten uit, trouwens het weder is zoo fraai, dat die beesten welke tamelijk wel van gras voorzien konnen worden, buiten zoo veel melk wel zullen geven als die gestald zijn, zij konnen daar te boven droog zitten op hunnen tijd ’s daags aangenaam weiden en rusten; bij schoonen zonneschijn.
Den 5 December heden en gister zeer zacht weder, den laatsten der voorgaande maand, zijnde zondag is de schrijver naar Wanswerd gereisd, om aldaar Dos J. Los, welke aldaar tot predikant beroepen ware van Peijse in Drente, deszelfs Intrede te hooren, en als dan de familie aldaar te bezoeken. – De Gemeente hadde zich vereenigd, ook bij de voorige mislukte beroepingen, tot dezen predikant bepaald, welke de beroeping aangenomen en tot aller genoegen en blijdschap overgekomen en deze zijne intrede gedaan heeft! mogten alle Gemeenten alwaar vacatures ontstaan; zo voorbeeldig tot onderling belang werkzaam zijn, de vacatures zouden dan tot behoefte der Gemeente beter vervuld worden dan de zoodanigen welke door een of ander van elders machtige floreenpligtige een begunstige predikant stellen en beroepen, zonder het belang der Gemeente of de algemeene geest dier gemeente in aanmerkingen te nemen, zonder ooit of
Blz. 174
immer onder deszelfs gehoor te komen, de gemeente moet er zich om lief of leed maar mede behelpen, er wordt er niet meer om gevraagd, al worden er nog zoo veel klagten over uitgeboezemd.
Zeer voldaan reisde na deze godsdienst oefening ’s avonds met de familie welke aldaar mede tegenwoordig was naar Hallumermieden en bleef aldaar twee nachten, nadien op den 1sten het weder zeer onstuimig was, met sneeuw verzeld van vorst, den 2den was het vorstig en goed weder reisde naar huis bevond mijn huisgezin tamelijk wel, gedurende waren mijne dochter en schoondochter uit de buren hier uit van huis met hare kleinste kinderen geweest, den 3den dooi weder verzeld van onstuimigheid en harden wind; te Amsterdam melde de courant heden, had op dien tijd een hevige orcaan gewoed, de schepen waren voor de ankers weggeslagen en de huizen beschadigd.
Ook melde de courant, dat er een aantal misdadigers wegens diefstallen en inbraken hun vonnis na eenige dagen teregtzittingen bekomen hadden, waar van drie tot de dood veroordeeld zijn, onder deze misdadigers waren er ook, die hier op Barrahuis waarvan wij pag. […oningevuld gelaten…] melden de dieverij en moordadig geweld gepleegd hadden. Dank de justitie, welke zoo werkzaam is, in het opsporen van zulke booswichten, hoe veilig is daar door de maatschappij.
Blz. 175
Ten gevolge van de koude en het onstuimige weder hebben wij den 1 dezer de kalvers en den 3den daar aanvolgend de hoklingen of eerste kalfs rieren op de stallen gezet. – Die genen welke de jongbeesten toen niet binnen geleid hebben, weiden thans bij het zachte weder nog zeer goed, de landen zijn buitengewoon groen. – De boter houdt dezelve prijs; de granen willen goed van de hand – de duive boonen hebben mij de mudde 4 gld en 50 Cents gekost het beste slag meel tot voeder voor de varkens hebben mij ook 4 gld en 50 Cents gekost, het loopen.
Den 24 December. Wij hebben om de menigvuldige bezigheden zoo dagelijks niet bijgehouden met ons kroniek, wij zullen een algemeen berigt sedert het gebeurde onzer voorige aanteekeningen thans maar konnen melden.
Het weder is over het algemeen gunstig zonder eenigen vorst, doorgaans vogtig, tot in het laatst der voorgaande week wanneer het tot storm en onweder overging, evenwel was het weder op den dag der volle maan eenigzins bedaard tot gerust stellen over de zee weeringen, waar voor tegen dien tijd vrij wat bekommeringen waren; voor dit onstuimige weder heeft men ook donder en Blixem waargenomen en tevens afwisselende berigten van aardbevingen gedurende onze voorige, gelezen
koortzen heerschen elders en in onze bevolking algemeen bij aanhoudenheid, ook wel ziekten maar niet alge-
Blz. 176
gemeen, onder de sterfgevallen heeft onder anderen een jonge dochter een kindskind van mijne eerste vrouw na lang zukkelen door den dood ons verlaten, ook is onze mede Kerkvoogd Pieter Sierks Piersma, landbouwer op Gerritsma state (zie onze tegenwoordigen staat) zonder kinderen na te laten in den ouderdom van 3 a 64 jaren overleden.
Op den 17 bevoorens hebben wij volgens jaarlijks gebruik de kerke rekendag gehouden; als eene byzonderheid merken wij aan, dat het collegie van Kerkvoogden doorgaans bij zoodanige gelegenheid altoos voltallig ware, en er thans twee sedert een korten tijd door den dood vermisten n.l. onzen predikant en P. Piersma bovengemeld, zoo dat A. Palsma en de schrijver als Kerkvoogden met ons beiden, de bezigheden van ontvangen en uitgeven moesten waarnemen’ hoe broos en vergangkelijk is ’s menschen leven! hoe weinig is er op het leven van de mensch te rekenen! hoe onverwacht ontvalt ons vaak die gene waar in wij niet alleen in betrekking staan, maar waar in wij veel belang stellen! welke leeringen moesten wij t’elkens elken oogenblik voor ons zelven daar uit tot ons nut afleiden, om namentlijk ons voor de eeuwigheid voor te bereiden, dewijl wij niet een oogenblik ons zelven zeker zijn te leven! En dus het gene wij heden moesten doen, niet uitstellen tot den dag van morgen, hoe wel zouden wij ons daarbij bevinden, in alle onze geestelijke en tijdelijke betrekkingen!! Laat ik dit om met een woord van de sterfgevallen af te gaan, nog bijvoegen: die zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht.
Blz. 177
Andræ als consulent neemt hier de Catechisatie of het Godsdienstig onderijs waar: de Kerkvoogden wilden onzen onderwijzer met het onderwijzen in bijbelsche geschiedenissen gedurende dit wintersaisoen belast hebben, zoo als bij de voormalige vacature ook plaats gehad heeft; maar Andræ heeft dit niet toegelaten, volgens zijn zeggen op grond van de kerkelijke wetten, hij wilde in persoon godsdienstig onderwijs geven – de man is kreupel, daar om moet hem dit reizen wel moeijlelijk zijn doch hij schijnt wel anders te bedoelen; want nu hij zich daar toe gevestigd heeft, laat hij de onderwijzer godsdienstig onderwijs aan de jeugd geven, geheel strijdig met zijne voormalige schriftelijke en mondelijke betuigingen. – Hij heeft zich gelogeerd bij de onderwijzer daar toeft hij eet en drinkt, en legt gaarn bij den een of ander aanzienlijke een bezoek af, en zoo slijt hij tot het een en ander den gehelen dag. – De beide sleutels van de kist waar in de Gemeente aangelegenheden bewaard worden en welke hij begeerde bij den onderwijzer te plaatzen, waar van een bij den consulent en de andere bij den ouderling moeten verblijven volgens de wet, heeft hij aan de meester gegeven, en neemt boeken en papieren naar Warga zonder ruggespraak. – Met een woord, deze man speelt hier een zonderlinge rol, en het is voor den opmerkzamen niet onduidelijk te zien, dat hij baatzuchtige bedoelingen heeft. Ongelukkig zulke Gemeenten, welke met zulke dienaars belast zijn.
Blz. 178
Mijn dochter en zwager te Deerzum hebben hunne kinderen om gemoedelijke zwarigheden, niet laten vaccineren, zij wierden daar toe aangezogt van de Eigenaars der plaats hen ook in betrekking bestaande maar zij konden daar toe niet besluiten, waarom men alle drang redenen bezigde om hen over te halen eindelijk kwam het tot eene bedreiging, wanneer zij voor den 20 dezer geen schriftelijk bewijs van een Chirurgijn of Doctor dat hunne kinderen geënt waren inleverden, hen het gebruik der plaats zoude ontzegd worden, dat zij eigenaren n.l. door den Grietman Eysinga aangespoord werden zoo te handelen, en gebreke daar van zelven in ongelegendheid met den Grietman zouden geraken. – Mijn zwager door nood gepersd klaagde mij het onregt dat hem aangedaan wierd. Nimmer hoorde ik onverwachter nog met meer verontwaardiging, ik zeide hen dat hij zich zelven wel moeste beproeven uit wat beginsel hij de vaccine tegenstond, doch wanneer hij opregt geloofde, dat niet te moeten doen, dan moest hij God meer dan de menschen vrezen, en daarom volstandig blijven, zonder iets daar in toe te geven, geduldig de gevolgen afwachten – maar ziet er wordt staande een schoone plaats 120 pondem. groot bij besloten briefjes onder Hallum geveild, wij besluiten daar van gebruik te maken, het briefje wordt ingeleverd en reeds hebben wij mondeling berigt, dat mijn zwager die plaats toegekend is. De Heere regeert.
Blz. 179
Den 30 December, vorstig met Zuiden wind. Wij houden ons thans onledig met het ontvangen der belastingen, en veroorzaakt bij het uitgaan van het jaar zeer veel drukte. Voormaals hadde de schrijver nimmer een oninbare post, en was dus in de gelegenheid om op den laatsten dag van het jaar te sluiten; wanneer een over ander minvermogende niet in staat ware eindelijk zijn verschuldigde te voldoen, vulde dit dan uit zijn private beurs aan, zoo dat bij de laatste verantwoording van het jaar, alles verantwoord was, zonder een penning schuldig te blijven; dit was voor den schrijver, een aangenaam gevoel en tevredenheid, dat deze gemeente met het land liquit ware, en niets om te verantwoorden schuldig bleef. – Maar sedert de invoering van de personele belasting, blijven er altoos oninbare posten overig, meestal door de gealimenteerden veroorzaakt, welker wooningen door de schatters als schatpligtig beschouwd worden, en zulks altoos tot nadeel van het land. Indien de eigenaars dier wooningen er niet door bevoordeeld wierden, moesten de gealimenteerden van onderscheiden armen door de schatters beneden gesteld worden.
Blz. 180
Den 31 December koude zuiden wind met eenig vorst, doch dreigt tot onweer of sneeuw.
Wij melden bevoorens, dat de pijpkes in de straatweg niet met de straat in een en dezelfde lijn hersteld waren, en er dus over 1828 nog veel te doen overgebleven ware, doch alles bevind zich nog in denzelfden staat als toen wij dat schreven, wat de reden daar van zij weeten wij niet; maar dit is zeker dat de laatste hand om te herstellen daar nog niet aan gelegd is.
Sedert de 25ste zijn er een menige arbeiders aan de straatweg geweest, om de boomen aan te vullen, welke uitgegaan of door andere oorzaken weg geruimd waren; niet tegenstaande de feestdagen en de daar op invallende Zondag, wierd er door gewerkt, om volgens aanneming of gedreigde poenaliteit zoo als het gerugte zegt, voor nieuwjaar het plantsoen in een schouwbaren staat herstelt te hebben. Het Godsdienstig gemeen van alle gezindten alhier, heeft zich over dusdanig een doen, over de dezer wijs ontheiligingen van zon en feestdagen, geërgerd, en wensechte dat het Gouvernement zoodanige bedrijven, strengelijk mogte weeren! Overigens heeft het plantsoen aan de straatweg gedurende het eerste jaar, een weergalozen voortgang genomen.
Blz. 181
De studenten van der Zwaag zijn ten gevolge de winter vacantie van Groningen en D. Beekhuis van Franeker te huis gekomen.
Onze onderwijzer benevens eenige andere naar de school van Bolsward dingende zoo als wij pag. 170 melden, is van geen gevolg geweest, nadien de regering aldaar heeft goedgevonden die beroemde school aan de toen provisioneele aangestelde meester op te dragen en door deze dezelve te vervullen.
Gedurende den loop van dit jaar heeft men een nieuwe polder te Wirdum waar van de Wytgaarder en Tjaarder Dijken mede tot molendijken verstrekken. Ongeveer 120 a 130 pondematen zijn ingepolderd, waar onder het plaatske bij M. Jelgersma in gebruik. De eigenaren dier landerijen hebben hier door een aanmerkelijke verbetering bewerkstelligd, maar ook per pondemate tien gulden kosten moeten lijden. Het plaatske door Dirk Dorhout bij de Flapbrug aangelegd, heeft zich met het malen belast, dewijl de molen aldaar naastbij gestigt is, hij heeft een uitmuntende gang en is door Bienze Vogel Mr. timmerman alhier gemaakt, twee molens, welke een gedeelte van deze landen bemaalden, zijn door deze inrigting vervallen en weggeruimd.
Naastleger ten Noorden de Wijtgaarder Dijk welke
Blz. 182
tevens aldaar tot een molendijk verstrekt is mede een polder aangelegd en op de Zathe van Gerritsma State een molen gestigt bij P. Piersma sedert 1809 mede Kerkvoogd en den 17 December l.l. overleden in gebruik geweest. De Zathe naast deze plaats is in den loop van dit jaar bij deze tevens ingepolderd, en zulks behalven de verbetering dezer landen, mede een aanzienlijke verbetering aan het Wytgaarder voetpad daar gesteld.
Zoo zoude men over het algemeen aanzienlijke verbeteringen konnen bewerken, maar het algemeen wil zich zoo niet laten vereenigen, een ieder heeft zijne wijze van zien, de belangen zijn ook niet allen even gewigtig en aangelegen; veelal worden zoodanige dingen door den een of ander uit een partijdig inzigt uit een verkeerd beginsel beschouwd, waar door de belangrijkste plannen eener inrigtingen geen voortgang nemen, en wanneer het door de meeste magt in werking gebragt wordt, met zeer veel tegenstand verzeld gaat, zoo als onder anderen bij de indijking en aanlegging van de eerste polder plaats heeft gehad.
Dit heeft mede plaats, bij de betere instandbrenging van onze Kerkvoogdij, de meerderheid der hervormde floreenpligtige ingezetenen heeft tot een omslag er florenen besloten tot aflossing der schulden; niet tegenstaande de meesten derzelver goedwillig hunne contributie daar toe betalen, zoo moeten de Kerkvoogden echter een en ander tot betaling dwingen en hebben rede daartoe de dwang
Blz. 183
bevelen uitgevaardigd en zulks onder anderen aan een der belanghebbende ingezetenen Andries Dooitzes Smeding; het spijt ons dit te moeten melden.
Wij sluiten thans dezen jaargang met het volgende
Het bedrag der grondlasten gebouwde en ongebouwde eigendommen over 1828 | 23371 – 15
|
|
Personele belastingen | 2278 – 89 | |
Boeten op het personeel | 11 – 84 | |
Patenten 1 Suppletoir nog te wagten | 345 – 32 | |
25997 – 20 | ||
Vee fonds | 102 – 90 | |
totaal | f 26100 – 10 | |
Accijnsen | ||
Gemaal | 633 – 46 | |
Geslagt | 1593 – 16 | |
buitenl. wijn | 43 – 09 | |
binnenl. gedist. | 94 – 54 | |
Collect. zegel | 145 – 80 | |
Zegel van geld Billeten | 5 – 90 | |
2513 – 96 | ||
f 28614 – 06 |
Blz. 184
Dir. Bel. en Accijnzen | f 28614 – 06 | |
Gemeente opc. op de accijnsen | 1382 – 77 | |
3% perc. kosten op Gemeente opc. | 41 – 48 | |
Pens. fonds | 30 – 21 | |
1454 – 46 | ||
f 30068 – 53 |
Zoo dat de Rijks en Gem. lasten behalven de dorps en andere private lasten, in deze Gemeente hebben opgebragt over den jare 1828 Dertig Duizend Acht en Zestig Gld en drie en vijftig Cents.
Einde van 1827 en 1828, waarvan de opbreng van Boter sedert Mei des laatsten jare tot hier toe de fandel door elkanderen vijf gulden minder heeft opgebragt dan over 1827. Dit veroorzaakt een aanzienlijk deficit op de inkomsten der greidboeren; want de boerderijen zoo als hier bestaan, maken door elkanderen die van 20 tot 30 koeijen en daar boven melken in dit tijdvak ten minsten 50 fandels Boter. Dit produkt levert dan een tekort bij des voorgaanden jare alleen in dit produkt twee hondert en vijftig gld en als de prijs tot aanstaande Mei niet veranderd drie honderd gulden en meer.
Blz. 185
Wirdum den 31 December 1828
D.W. Hellema
Rijks Ontvanger