1831
Blz. 1
Den 1 Jan. aldus vangen wij dit jaar wederom aan, na dat wij 1830 besloten, met de vermelding van de bijzonderheden welke ons gedurende het weg gezonken jaar, aanmerken waardig scheen gemeld te worden; wat ons in den loop van dit nieuwe jaar weder varen zal, zoo wel ten aanzien van alle staatslands als bijzondere aangelegenheden, konnen wij niet voor uitzien, wij wenschen dan alleen maar: dat vrede en voorspoed den druk moge leenigen welke wij ondervonden, voor al in het naast voorgaande jaar.
Zoo als gewoon, wierd na den afloop van den morgen Godsdienst, de diakonie rekening in de herberg opgenomen, in tegenwoordigheid van de gehele Kerkenraad en Kerkvoogden alhier, en werd bevonden dat er ruim 300 Gulden onbetaalde rekeningen bestonden, welke op heden door opgenomene gelden van Melle Rinsma, ook betaald wierden, de rekening wel bevonden zijnde, is mijn zoon als afgaande diaken voor zijne goede Administratie bedankt en Rinze Melles Rinsma in plaats tot jongste diaken aan-
Blz. 2
gesteld. Het deficit bij de rekening ontstaan, is niet door de tijds omstandigheden veroorzaakt, schoon de duurte der levensmiddelen en het buitengewoon waarnemen der vacature van Ydaard en Grouw, wel daar toe heeft bijgedragen, maar inzonderheid de buitengewoone uitgaven, gedurende het afgelopen jaar, door bijzondere omstandigheden noodzakelijk geworden, heeft dit te kort doen ontstaan.
Na het scheiden der vergadering, hebben Brandmeesters der brandspuits aangelegenheid in order gebragt, en mijn zoon zich onledig gehouden met de beschrijvings billetten van het Personeel om volgens de wet op den 3 dezer te konnen worden omgebragt, en uitgegeven; alle welke bezigheden volgens gewoonte tot laat in den nacht verricht zijnde in de herberg, namen de openbare bezigheden van dezen 1sten dag des jaars ook een einde.
Den 3 Jan. gister Zondag, het weder als voren zeer zacht met afwisselende dooi en vorst – gedurende dezen dag is mijn zwager P. Hiemstra en zijn broeder bezig geweest, om de personeel billetten in de gemeente van Wirdum en Swichum aan de Ingezetenen rond te brengen, om door denzelven in te vullen, en daarna in het Kohier over te schrijven.
Blz. 3
Den 4 Jan. dooi weder en zacht. De schutters van een ander gedeelte Grietenijen, trokken opvolgende hier door naar Leeuwarden, men zegt dat derzelver getal over de 700 bedroeg, Friesland levert alzoo een zeer aanzienlijke magt, tot ‘s landsdienst, 150 vrijwilligers, welke een geruimen tijd in den wapenhandel geoefend waren de wagten te Leeuwarden waarnemende, trokken hier den 3 door, naar ‘s Hertogenbosch bestemd.
De mestvarkens welke wij heden voor eigen Consumptie slagteden, waren ook vrij wat van de galsiekte aangetast. Zij wogen ongeveer 80 lbd in drien.
Den 12 Dec. sedert de vorige afwisselend vorst, doch zeer zacht weder; telkens valt de dooi weder in, zoo dat het ijs weinig met schaatsen gebruikt kan worden. Verleden vrijdag werd de Sneeker vaart veel met schaatsrijders bereden, des Zaturdags reed ik langs dezelve naar de Stad, maar het kwam mij te gevaarlijk voor waarom in de terug reis langs de sloten naar huis reed, thans varen de trekschepen geregeld. – Vrijdag en Zaturdag nacht, scheen het noorderlicht buitengewoon sterk, zoo dat het gedurende
Blz. 4
den nacht zoo licht ware, even als bij een volle maan, tot hier toe schijnt zulks geen invloed op het weder te hebben, want afwisselende dooi en vorst blijven sedert als voren. Sedert 1780 heb ik het noorderlicht zoo sterk niet gezien; maar omtrent het gemelde jaar, hadde men dit licht nog sterker meer en min, en gedurig bij afwisseling wierd men er aan gewoon.
De Gecommitteerden van de Brandsocieteit waren volgens gewoonte verleden vrijdag in ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden vergaderd, om de Rekening over 1830 van den boekhouder op te nemen en bij de opneming wel bevonden zijnde is dezelve gesloten.
Een nieuw gecommitteerde in plaats van wijl. den Heer Beijma, moet aanstaande vrijdag door de deelnemers gekozen worden, volgens advertentie van den boekhouder thans in de Leeuwarder Courant voorhanden, volgens gewoonte in ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden. – In deze vergadering is den Heer Wageningen thans voorzittend lid, als gecommitteerde uit Baarderadeel geplaatst; terwijl de nieuwe te benoemene uit Rauwerderhem moet gekozen worden, waar door de vier deelhebbende Grietenijen ieder uit zich zelven volgens het Reglement twee gecommitteerden hebben, het geen tot hier toe nog niet heeft plaats gehad, nadien in Leeuwarderadeel 3 en in Rauwerderhem maar 1 gecommitteerde bestonden.
Blz. 5
Heden werden de 121 paarden geleverd welke het Provinciaal Bestuur tot ‘s lands dienst heeft laten opkoopen. Ik was heden morgen naar de Stad, en in de terug reis, kwamen velen derwaards mij tegemoet, het schenen schoone paarden en hadden of moesten hebben de vereischten welke bij de voormalige requitie van paarden gevorderd wierd.
Verleden Zaturdag was ik tegenwoordig, bij de uitdeeling van Geweeren, aan die schutters welke het meest in de exercitien vordering gemaakt hebben, en zullen eerlang allen gewapend zijn; men spreekt dat de eerst opgekomene waar onder de Wirdumers schutters, spoedig zullen moeten uittrekken, om vervangen van die, welke uit andere Grietenijen nog niet opgekomen zijn.
Verleden Zondag ‘s nademiddags heeft men voor alle de schutters Guarnisoens predikatie gehouden door Dos Bruinier predikant aldaar, en zulks uitsluitend voor de schutters in de Wester Kerk, waar mede de Kerk van het een tot het ander uiterste opgevuld ware. Stilte en Orde heerschten in deze Godsdienstige vergadering, zoowel in het verzamelen als uittrekken en gedurende de gehele oefening van den Godsdienst. – Opvolgende schijnt men zich van week tot week in die plaats tot dat einde te zullen afzonderen.
Blz. 6
Den 20 Jan. Sedert de vorige het weder als voren, afwisselende dooi en eenige vorst, doch sedert een paar dagen sterke oostenwind met vogt, heden morgen droog en koud, waar onder eenig vorst, het linnen vriest over de lijn althans stijf; de trekschepen varen geregeld, dog de landschepen worden steeds verhinderd te varen.
De opgekogte paarden zijn opvolgende rede naar de plaats hunner bestemming dit doorgetrokken.
Op heden zijn de Staten Generaal opgeroepen te vergaderen ten einde: de Koning belangrijke opening van de loop der dingen aan de vergadering volgens aankondiging zal mede deelen, de leden zijn verzogt allen op te komen. – De Natie verlangt met de grootste deelnemning, na de mede deeling van den toestand onzer aangelegenheden; en verlangen dat na den afloop der vergadering, de bijzonderheden door onzen geliefden Koning bekend gemaakt, op het spoedigste aan de getrouwe noordnederlansche bevolking zullen openbaar gemaakt worden.
Ons leger is opgebroken geweest om de muitelingen welke aanstalte maakten om Maastricht te veroveren te bestrijden, dog op de nadering van onze dapperen, hebben de oproerige troepen volgens gerugt zich verwijderd.
Alles is dus in den zelfden toestand als het sedert verscheidene weeken geweest. Onze magt heeft zich intusschen op een gedugte wijs ontwikkeld, zoo wel tot versterking onzer vestingen, als de land en zee magt; de Schelde was tot heden gesloten, maar volgens gerugt, zoude de Koning heden de opening daar van toegestaan hebben om de blokkade op te heffen.
Blz. 7
Mijn zoon de domini van Achlum, kwam alhier ‘s avonds den 8 dezer ons zeer onverwacht tot onze blijdschap bezoeken na de familie gister in de buren bezogt te hebben, kwam mijn zoon en zwager uit de buren gisteravond.
Den 1 Februarij, sedert de vorige vorst met veel sneeuw, de koude en vorst tot heden altoos vermeerderende; dog door de sneeuw kunnen de sloten en binnen waters met schaatsen niet gebruikt worden. Het is heden bij den sterken vorst, harden wind, waar door de sneeuw zeer gejaagd wordt, en dus niet best om te reizen; dezer wijs zijn mijne dochtertjes van de wekelijksche categesatie welke ons Dos met de jonge lieden houd, te huis gebleven.
Mijn zoon en behuwdzoon, zijn in de vorige en tegenwoordige week in de Gemeente van Stiens of Hijum, bezig om het Personeel te schatten. – Ik heb mij dien ten gevolge onledig gehouden om de werkzaamheden aan het Kantoor waar te nemen en de geldleening waar van nog eenige wegens het laatste termijn nog schuldig waren, ontvangen, zoo dat gemelde geldheffing alhier geheel effen en aangezuiverd is.
De vijf mogenheden hebben bevolen de Schelde te openen, waar toe dan onzen Koning door dwang verlof gegeven, maar zich voor behouden heeft, om naar den loop der omstandigheden dezelve dadelijk weder te sluiten.
Blz.8
Wat er van ons vaderland worden zal, is tot nog toe raadzelachtig, maar om het zelve te verdedigen, worden de wapenhandel met ijver voortgezet; waar toe de schutters ongeveer 1500 man te Leeuwarden gecarserneerd ongemeene vordering maken. Zij zijn allen reeds gewapend en gemonteerd, en maken een schone houding, trouwens van de 25 tot de 35 jaren, waar uit dezelve bestaan is zeker de bloeijenste en sterkste tijd des levens, ondergeschiktheid en de beste wil voor Koning en het vaderland, vermeerderen hunnen nationalen roem.
Morgen dat is den 2den zijn weder eenige Grietenijen, waar onder Ydaarderadeel, Rauwerderhem, opgeroepen om hunne contingenten schutters te leveren uitmakende nagenoeg een Battillon. Van de gemelde Grietenijen moeten morgen vroeg 8 uur de schutters op de 3 Romers zich laten vinden. Ik heb er van gesproken, die met geestdrift verlangen om in dienst gesteld te worden, dat de Koning maar over hen beschikt; dat zij moedig tot verdediging tegen de vijanden zullen optrekken.
Over het algemeen kan men zeggen, dat alle de schutters van deze jaren waar van de meeste boeren knegts zijn, of daar toe behoren een sterk en daarbij zeer moedig zijn, met een woord, een dapper volk is.
De loting tot de militie heeft onlangs weder
Blz. 9
voortgang gehad, die voorleden jaar te klein waren en thans de maat hadden, zijn eerst van het getal die in de jaren der loting vallen, uitgenomen en waar van in het midden der voorgaande maand een groot aantal mij op de straatweg ontmoeten, om naar Zwol te marcheren de plaats hunner bestemming, ons kleine knecht was nog onder de maat, en heeft dus het tweede jaar vrijstelling.
Bij de loting onlangs plaats gehad, zijn maar eenige aangeloot, trouwens in dit jaar, vielen maar weinig in de loting in deze gemeente.
Den 2 Febr. de koude is aanmerkelijk gedaald, het is heden best winter weer, schoon het meer en min vorstig is, is het verschil zeer groot, gister was het nijpend koud, en wegens den harden wind en sneeuwjagt noodweer.
Mijne knechten zijn heden morgen naar Hallumer mieden gereist met schaatzen, om te vernemen hoe de familie vaart; men zegt dat de Dokkumer Ee bekwaam kan gereden worden, ook wordt de Sneeker vaart met schaatzen gebruikt. Indien het ijs sterk genoeg is, zorgt men altoos dat er banen geveegt worden, waar door de gemeene lieden vaak nog een daghuur verdienen.
De straatweg wordt met paard en sleed gebruikt, het geen niet een onaardige vertooning opleverd, de straat dezer wijs in plaats van het ijs te gebruiken.
Blz. 10
Van tijd tot tijd sterven de beesten; men zegt dat er een boer over de Zwette 18 verloren heeft. – Ons vee is zoo veel wij weeten nog gezond hoewel mager; maar dit schrijf ik aan het zuinig voederen toe – de tijd zal leeren of het beslag vee, wel van de galligheid zuiver is, ook onze beide schapen schijnen nog gezond.
De boter was verleden vrijdag 38 a 39 Gulden; maar schoon de boter duur is, genieten weinige boeren van dit voorregt, dewijl er zeer weinig gemolken wordt en waar van de vooruitzigten, wegens den toestand van het vee in het algemeen, zeer donker zijn.
Dewijl mijn zoon wegens het schatten nog afwezig is, heb ik heden morgen de aangelegenheden weder waargenomen van het Kantoor.
De in dienst gesteld zijnde schutters zijn heden voor de middag opvolgende bij honderden door getogen, waar van sommige gedeelten met trommen en fandels voorzien waren, de Stad krield van volk.
De moed en goede gezindheid dezer menigte manschappen, scheen tot hunne tegenwoordige roeping volkomen te zijn; opgeruimd en vrolijk, onder gezangen als anderzins trokken zij naar de Stad.
Geheel anders waren tijdens Napoleons regering de toen uittrekkende manschappen te moede, op wier aangezigten dikwijls, druk, wanhoop en vertwijfeling te lezen waren, zoo als ik dikwijls bij het uittrekken waarnam.
Blz. 11
Den 4 Febr. heden regen en zeer onstuimig, waar door ik van de reis naar de Stad afzag, en mij met schrijven als anders onledig hield, ook was de jongste zoon van mijne zuster van Hallumer mieden uit van huis, welke heden weder vertrok.
De schutters welke hier den 2 door marcheerden en uit 10 der meeste zuidelijke Grietenijen behalven Baarderadeel, Barradeel en Wonseradeel uit Westergoo opgeroepen bedroeg hunner getal volgens de Courant van heden 720 manschappen en in de kasern te Leeuwarden opgenomen, waardoor dezelve thans over de 2000 man huisvest.
Gister hadden wij hier uit den gemenen arbeidersstand, oude dog zinlijke paren genoodigd om te eeten, welke dan ook opgekomen zijn, behalven de vrouw van Paulus Hiddes arbeider bij de Heer Middagten, Pieter Rientzes Puistertreder en zijne vrouw, Age Dijkstra en zijne vrouw welke de jongste waren benevens Hein Jans klokluider en kommies bij den Brandspuit, lieden van de 68 tot de 70 jaren. Ons doel was om deze menschen eens goed te onthalen, en hen dezer wijs het overvloedig genot van goede spijs te doen smaken, daar zij zich met een zuinig portie altoos moeten te vreden stellen, hoewel daar mede te vreden en altoos kloek zuinig en zinlijk, dogt ons de zulken het waardig te zijn eens te vergasten, zoo als voor ongeveer 20 jaren het geval eens onder de gegoeden der boerenstand, bij eene gasterij zich verpligten om ongeveer 70 huisgezinnen tot een gastmaal onderling te verdeelen, waar van wij destijds ook tot dat einde volgens
Blz. 12
deeling ons aandeel bekwamen en onthaalden, en ik kan mij nog herinneren, met welk een genoegen de genoodigden zich bevlijtigden op deszelfs aangewezen boere plaats uit de buren en in den omtrek tijdig zich te laten vinden, en ieder van zijne gastheren en vrouwen onthaald wierden, ik meen dat wij toen onderling opstelden dat wij onze gasten gelijkelijk op graauwe orten wel van vet voorzien en vleesch zouden onthalen, en wijders den dag met elkanderen met koffij en thee dranken zoo als gebruikelijk zouden doorbrengen; dit was toen een feesttijd voor den gemenen man en een ieder beroemde zich na den afloop, over het gul onthaal genoten. – Even zoo was het thans met onze gasten gesteld, men keerde zoo voldaan na den afloop, ieder naar zijn huis; het genoegen meerderde om dat het voor deze oude lieden om te komen en gaan goed weder ware, zij kwamen des voor de middags om 11 uur en vertrokken des nachts ongeveer een uur naar het gebuurte rug, behalven Paulus Hiddens die op Marwird woont.
Den 5 Febr. buitengewoon onstuimig, gister was de oppervlakte van het aardrijk door den dooi van sneeuw ontbloot, thans is alles weder met natte sneeuw bedekt, dewijl het dooiweer is, is het wegens de heden nacht gevallene menigte sneeuw buitengewoon nat en water. Wij verheugden ons gister, dat de winter scheen weg te gaan, doch wij
Blz. 13
vrezen dat de winter weder zal aanvangen, schoon het tot den avond dooi weder blijft; maar het is zeer snuisterig te gaan, zoo als ik heden nadenmiddag ondervond, nadien ik mijn zwager te Goutum eens bezogte, alwaar deszelfs beesten ongeveer 60 stuks over het algemeen zich in een goeden staat bevonden, doch waar van 6 a 7 zeer vervallen waren, waarschijnlijk ook aan de galligheid laboreerden, waar van twee of drie zoo zwak begonnen te worden, dat menze moesten ophelpen. – In de henen reis ging ik ons land dwars door, en kon het water niet uit de klompen keeren, zoovol stonden de greppels met water sneeuw, doch te rug ging ik de straatweg, welke wel zeer slibberig en diep van natte sneeuw ware, evenwel door het berijden der wagens de sneeuw geweken ware en daar door een vasten stap konden behouden, en alzoo zonder nat in de klompen te worden, te huis kwam.
Op den laatsten der voorgaande maand, is de geldleening alhier geheel aangezuiverd, zoo dat er geen resten daar van bestaan, zoo als wel elders, en indien ik wel onderricht ben, het geval van mijn broeder in de Gemeente van Blija is.
Den 7 Febr. sedert de vorige afwisselende dooi verzeld ‘s nachts van veel sneeuw. Tegen de avond is het land van sneeuw ontbloot, dog ‘s morgens is alles wit, niet tegenstaande is het weder zacht.
Blz. 14
Mijn zoon uit het gebuurte kwam hier heden morgen vroegtijdig, om te zamen met mijn behuwdzoon het resterende der schatting onder het behoor van Stiens af te doen, en achten de gehele dag nog werk te hebben, hun plan was voor de middag het Wijnser Tigchelwerk en Bathlehiem af te doen en vandaar opwaarts naar Stiens het overige op te nemen, en als dan van Stiens van avond weder te rug naar huis te reizen, om de grote uitgestrektheid dezer Gemeente hebben zij opvolgende daar mede bezig geweest.
Zoo even passeerden naar de Stad een aantal bagagie wagens, onder geleide van eenige soldaten, waar mede deze wagens bevragt waren is mij onbekend, dog om dat het steeds digt water blijft, moeten de noodige goederen per as vervoerd worden.
Den 10 Febr. heden allerschoonst lente weder waardoor sneeuw en ijs wegsmelt; het water is door de veelheid gevallene sneeuw hoog, schoon wij gedurende den winter het water zeer laag hadden. De schepen zijn heden langs de Sneeker vaart, begonnen te varen.
Gister hebben Palsma, Hooghiemstra en ik de dorps omslag gemaakt, dat is een quotisatie over de Ingezetenen, ter som van driehonderd gulden gearresteerd, van het Grietenij Bestuur, daar toe
Blz. 15
aangeschreven en gemagtigd, strekkende tot onderhoud van de buiten armen. Het bedrag dezer heffing gelijk staande met die van het voorgaande jaar.
De Belgen hebben tegen het protocol der vijf groote Mogenheden, de zoon des Konings van Frankrijk tot Koning over hen uitgeroepen.
Wat hier van de gevolgen zullen zijn, moet de tijd leeren.
Den 16 Febr. sedert de nacht vorst, heden koud Z.W. betrokken lucht en dreigt tot onweer, schoon wij sedert fraai weder gehad hebben, ten gevolge daar van zijn de kievieten reeds aanwezig, de Eenden zijn vrolijk, wij hebben ongeveer 80 en hebben tot hier toe nog geen 3 zakken boonen genooten, de prijs was de eerste 4¼ de tweede 4 en de derde 4½ Gld de zak.
Van tijd tot tijd hoort men nog van het sterven van rundvee aan de galle.
Ik heb 3 nachten mijne familie op Hallumer mieden en op de Streek bezogt, en woonde des voor en nademiddags de Godsdienst te Hallum bij op den 13 dezer en kwam den 15 weder tot blijdschap van de mijnen te huis, twee dogters mijner zuster van Hallumer mieden zijn hier uit van huis.
Volgens de Courant heeft de benoemde Koning bevoorens gemeld bedankt, tot gerust stelling van
Blz. 16
onze natie uit vrees voor Frankrijk heeft dit berigt aanleiding gegeven.
Ten gevolge van het onstuimige weder den 5 dezer gemeld is een onzer kanonneerboten tegen de kade van Antwerpen geworpen, waar van de vijanden zich weldra meester maakten, de Hollandsche vlag afrukten, om de Brabandsche in plaats te stellen, dog onder dezen toestel, steekt de kapitein van dit vaartuig het vuur in het kruid, en vliegt met het schip, vriend en vijand in de lucht! Deze kapitein, van Speijk genaamd, is den 2 Febr. 1802 geboren van Amsterdamsche ouders, dog verloor dezelve vroeg en wierd toen aldaar in het burgerweeshuis opgenomen alwaar hij zich voorbeeldig gedroeg, 1820 ging hij als stuurmans leerling in dienst der marine, tot kapitein opgeklommen eindigde hij in den ouderdom van 29 jaren zijn heldhaftig leven. – Niet tegenstaande men een verbazende moed en geestdrift onder de natie en onder alle de krijgslieden van allerlei wapenen volgens onderscheidene berigten, ontwaart, heeft deze daad als een electrieke schok, geheel nederland aangedaan en de moed boven dien in vuur en vlam tegen de Brabanders aangezet, om goed en bloed voor den Koning en het vaderland des noods te offeren; om het aandenken van dezen jeugdigen held te vereeuwigen heeft men een inteekening geopend, om een gedenkteeken op te rigten onder den eerste helden van vroegeren tijd, en alzoo in gelijken rang te gedenken.
Blz. 17
Den 17 Febr. mistig Z.W. het gevogelte is zeer vrolijk waar onder de Eenden, welke steeds op en af de korven vliegen.
Een Batillon schutters zijn heden morgen om 9 uur hier door met bagagiewagens, allen met geweren gewapend en gemonteerd, gemarcheerd; het volk vertoonde zeer veel opgeruimdheid en zijn op Nijmegen gedestineerd. Het is wonderlijk te zien: dat in zulk een korten tijd, het landvolk zulk een krijgshaftig aanzien kan gegeven worden, men zegt dat zij zeer in den wapenhandel gevorderd zijn; men heeft deze schutters met krijgs musiek tot voorbij het tolhuis uitgeleide gedaan.
Den 19 Febr. onstuimig. Sedert de vorige schoon zonneschijn. – Gister markt dag is het tweede Batillon schutters waar onder die van Wirdum, ‘s morgens onder geleide van het Korps Musikanten tot voorbij het tolhuis, even als des vorigen daags, uitgetrokken, mijn behuwdzoon van Hallumer mieden, was hier een nacht uit van huis, en toen wij ‘s morgens naar de Stad reisden ontmoette ons voorbij het tolhuis, deze manschappen, onder een ontzaglijk toevloed van menschen van allerlei rang en sexe uit de Stad en van elders.
Dit corps was in het algemeen zeer bedaard en scheen nog tans opgeruimd, het sterkte mij tot bijzonder aandoening van onze Wirdumer Schutters aangesproken te worden, om hen bij het scheiden, onder handtasting
Blz. 18
vaarwel te wenschen, zij waren even als het eerste Batillon op Nijmegen bestemd.
Het 3de Batillon onlangs opgekomen is nog te Leeuwarden verbleven, heeft in den loop van gepasseerde week de geweren ontvangen en oefenen zich dagelijks in den wapenhandel.
Het 4de Batillon is nog niet opgeroepen, maar zullen zekerlijk eerstdaags order om op te komen, ontvangen; waar onder Dantumadeel, Westdongeradeel enz. behoren.
Deze schutters, zoowel de rede 1500 man uitgetrokkene, zijn zeer zacht tot den dienst opgeleid geworden, niet tegenstaande zij zeer ondergeschikt waren, heeft men hen evenwel genoegzaam eigen wil laten gaan, buitensporigheden, welke maar zelden in de Kasern voorvielen, wierden meestal door de vingers gezien, of met een opsluiting zacht gestraft.
Het is buiten twijfel zonder tegenspreken dat men dit volk met alle voorzigtigheid en beleid, tot den dienst heeft geschikt gemaakt. Een straffe discipline zoo als doorgaans in den Militairen stand, het geval is, zoude hen uiterst weerbarstig en tegenstrevig gemaakt hebben, waar van de gevolgen niet voor uit zouden te zien geweest zijn; want het is een sterk volk in de sterkste kragt des levens en aan zoodanige onderwerping niet gewoon, daar de Militaire arm om hen te bedwingen thans verre verwijderd is.
Blz. 19
De vrijheid welke zij genooten was daar in ook gelegen: dat zij gedurig een en meer nachten naar huis reisden met verlof, hetgeen men hen meer om te vreden te houden toestond als wel met volkomen toelating, bij honderden ieder naar de zijne reisden wekelijks naar huis, dog kwamen dan des zondags avonds al tamelijk gezet weder in de Kasern.
In de wapenoefening waren zij zeer oplettend er bestond in der daad een naijver onder hen om de meeste vordering te maken, en dit was dan ook het middel om in de tijd van zes weken al vrij ver in den wapenhandel geoefend te wezen, zoo dat deskundigen zich over hen verwonderden.
Niet tegenstaande de meesten liever wilden te huis blijven, trokken zij echter zeer gewillig uit. Over het geheel waren zij als het ware met eenen geest bezield van moed en beradenheid, om wanneer zij tegen den vijand van den koning en het vaderland mogten aangevoerd worden, zich op een geduchte wijs te wreken, hunne leus was: weg met de Brabanders, wij zullen dood en vernieling over hen verspreiden.
Den 21 Febr. sedert gisteren afwisselend sneeuwbuijen verzeld van koude en nachtvorst, N.W. het ziet er winterig uit. De fleur van de Eenden is weg, zij scharen zich op een reij in de gragtswal en doen anders niet als pluisteren.
Blz. 20
Den 23 Febr. hevige nachtvorst, N.W. en koud, de zon heeft bij een heldere lucht thans de kragt tot ontdooijing waardoor het zeer morsig is te reizen op den middag, en dus de vroege morgenstond tot dat einde dient in acht genomen te worden, om naar elders te trekken; zoo was gister morgen tijdig naar de Stad en heden naar het gebuurte, om de aangelegenheden van het Kantoor waar te nemen en teekende bij deze gelegenheid over de 800 Recipissen, die bij afkoop beneden de 30 guld. aan mijn Kantoor gedeponeerd geweest zijn, en thans geteekend aan de Administratie moeten opgezonden worden; wel te verstaan ieder № der contribuabelen, was bij deze geldleening in drie termijnen verdeeld, en waren dat getal der zulke voorhanden.
Door de ingeslagen sneeuw in den tooren was verzuimd, deze daar van te zuiveren, en bij het invallen van den dooi, is de tooren van binnen druipend nat geworden, en daar door touwen en uurwerk geheel nat bedropen, een spoedige zuivering van roest wierd noodzaaklijk, om het uurwerk gangbaar te houden; een werkzoekende uurwerkmaker langs de huizen, hadde zich om hetzelve schoon te maken aangeboden voor 12 Gld, mijne goedkeuring wierd tijdens daar over verstaan waar aan ik toestemming gaf, tevens ook
Blz. 21
over de aschman, welke belooning gevraagd hadde van de Kerkestraten sneeuw te vegen, en bij het glad vriezen met zand te bestrooijen; schoon zulke bezigheden voormaals aan het genot van den aschdobbe door de Kerk onderhouden wordende en gratis aan dezulke, welke op zich nemen en door de Kerkvoogden aangesteld worden, om de asch langs de huizen der burgerij op te halen verbonden ware, oordeelde men nogthans dat deze iets voor zijne moeite behoorde te genieten.
Den 27 Febr. onstuimig, heden nacht eenig gevallen sneeuw. Eergister den 24 waren de gecommitteerden van de pijpkes bij elkander te Wytgaard in de Herberg, om over een voorstel van het Grietenij Bestuur te raadplegen, hier in bestaande wat wij zouden willen geven tot afstand van de pijpkes ten behoeve van de straatweg waar op met eenparigheid besloten is: dat men de pijpkes in dien toestand en tot dat gebruik, waar toe zij wegens het aanleggen tot doel hadden wel wilden aan het land afstaan, om daar mede naar vereisch van de straatweg te handelen zoo als men zoude vermenen te behoren, echter zonder kosten en bezwaar voor de belanghebbenden. Van welk besluit een breedvoerig
Blz. 22
verslag van alle de negen pijpkes onder het behoor van Wirdum, van derzelver goede vestiging, sedert den vloed met schuddeuren voorzien, waar van Hellema’s pijpke het noordelijkste onder Wirdumer behoor ook tot de doorvaart met een scheepje geschikt, de goede toestand waarin dezelve zich bevinden, dat de uitwatering volstrekt nergens anders dan door deze pijpkes vermag, wijl Westergoo, door de Sneeker trekvaart afgescheiden en door de trekweg afgesloten, geen uitwatering toelaten, en dieswegen met previlegie oude tijden door de hooge dijk begeregtigd.
Welke door de Gecommitteerden D.W. Hellema wegens deszelfs pijpke A. Everda, wegens Barrahuister, Hijltje Greben wegens Unia, Pijlger Koopmans wegens Pijlgers Dooitze Smeding wegens Oenema en Kamstra, Sijbren Terpstra wegens Wijtgarder, Pier Stornebrink wegens Braerderburen en Doeke Roorda wegens Noodeinster pijpke behoorlijk geteekend de dato den 26 Febr. 1831 aan het Ed. Agtb. Grietenij Bestuur ingezonden is.
Ten gevolge van eene requisitie van zestig paarden, zijn er dezer dagen een menigte schoone jonge paarden voorbijgepasseerd, om bij de keuring niet te hoog in prijs zijnde, tot ‘s lands dienst tegen contante betaling aangenomen te worden.
Blz. 23
Indien derzelver getal voltallig is, heb ik niet konnen weten, maar wel, dat er velen weder te rug gepasseerd zijn, waarschijnlijk die om te hoogen prijs of de gevorderde vereischten niet bezittende afgekeurd zijn.
Alle de paarden rede in vorige en tegenwoordige requisities opgenomen, is de waarde van 150 tot de 200 Gulden.
Den 1 Maart, sedert de vorige zeer buijig W.N.W. verzeld somtijds van afwisselende harden wind, heden morgen sneeuwbuijen met eenig vorst, het schijnt dat de maart met geen aangenaam weder zal aanvangen; door de menigvuldige regen, hagel en sneeuwbuijen is het zeer morsig en snuisterig te gaan, behalven de straatweg, zijn de wegen onrijdbaar; in het laatst der voorgaand maand, was er maans verduistering voor een gedeelte, bij ons zigtbaar.
Heden is mijn zoon naar de stad, om de weinige ontvangene gelden van de Accijnsen, welke gedurende Febr. aangegeven zijn, te verantwoorden. Schoon de verpondings en Personeel billetten rede uitgegeven zijn, worden deze belastingen noch niet betaald, wijl het Gouver-
Blz. 24
nement besloten heeft, om de belastingen bij tiende gedeelten te ontvangen over 1831, ten gevolge der jongste geldlening, evenwel met toelating om eerder te betalen; dog om de geldeloozen toestand vooral onder den landbouw, heeft men aan het bijgaand verzoek bij het rondbrengen der Billetten van den aanslag, niet voldaan.
Over het algemeen hoort men veel van kalfverleggen, een gevolg waarschijnlijk van der beesten inwendige ongesteldheid aan het thans heerschende ongemak aan de galligheid, opvolgende sterven nog de beesten, of zijn mager en kwijnend, wij hebben nog maar twee kalfverleggers dog eenige kwijnen en konnen niet regt op de haal komen, zij zijn mager en blijven mager.
De uitzigten over der boeren toestand zijn zeer ongunstig, indien de beesten al door den winter komen, vreest men dat zij in het voorjaar of als zij in het land komen de ongemakken niet zullen verminderen maar wel vermeerderen. Althans de uitzigten van een goed gemaak zijn duister, om der beesten ongesteldheid wil, sommige boeren, voederen veel koeken, waar door zij wel groeijen, maar of dit het ongemak weg nemen zal moet den tijd leeren.
Blz. 25
Den 3 Maart, sedert de vorige onstuimig, heden regen.
Gistermorgen reisde ik naar de Stad om het merkwaardige aldaar op te nemen, en begaf mij eerst de gragtswal om naar de Kasern, alwaar de schutters van het 4de Battaillon op het voorplein bezig waren te exerceren, waar in zoo mij voorkwam zeer veel vordering gemaakt, althans hunne bewegingen waren tamelijk juist en evenredig ook in de behandeling van het geweer; het was koud en dreigde tot regen, waarom mij daar niet lang ophield en ging van daar naar de Hoekster poort, alwaar het Bolwerk reeds afgegraven en het bed uitgelegd wierd naar de nieuwe brug over de gragt geslagen, om te bestraten, om regt toe regt aan uit de stad naar de zwarte weg, of de thans daar voor in plaats gekomen straatweg te passeren, bezag wijders de brug, om te draaijen ingerigt, hij was reeds klaar, maar hoorde een schipper bij die gelegenheid zeggen, dat het voor grote schepen bij storm weder, zeer moeijelijk zoude zijn om bij zulk een korte bogt in de draai te komen, dat de schepen tegen de brug moesten stoten dat het kraakte, hij hadde dezelve niet eerder gezien, maar het kwam hem dus voor, dat men deze zwarigheid moeste in het oog
Blz. 26
gehouden hebben bij het slaan der brug voor schepen welke uit de Ee kwamen en langs de gragt naar het Vliet voeren. Ik heb voormaals geroerd, dat ik eens ten zelfden einde geweest ware, bij het aanvangen om de Brug te maken, thans was hij geheel als mede het gebouw daar naast voltooid, het welk tot bergplaats van turf zoude dienen. – De straatweg was nog niet tot de Stad gevloerd, hoewel er grote lengten in de wouden reeds lange bruikbaar waren.
Wijders begaf ik mij naar het Aansen tuin alwaar de straatweg langs het Spanjers dijkje geheel afgedaan en gevloerd was, welke gedeeltelijk ging, om het Kerkhof waar aan zij nog druk werkten, te bezigtigen; maar om dat de regen inviel, keerde ik naar de Stad te rug, zonder het zelve van nabij gezien te hebben. En ging naar Neef Hellema, welke bezig was om koffijboonen te branden, rookte een pijp tabak en dronk koffij bij hen, intusschen verwisselde de regen in natte sneeuw, waar door het weder verergerde; evenwel begaf ik mij nog eens naar de Hoekster poort, om de laatste schutters, welke thans opgeroepen zijn, te zien binnenkomen, waar van een gedeelte met trekschepen aangevoerd rede binnen waren, de schepen lagen met hunne vlaggen nog aan het Aansentuin, uit Westdongerdeel was men dezelve met schepen nog wagtende, terwijl die uit de wouden juist kwamen aan marcheren, on-
Blz. 27
der geleide van hunne officieren, deze manschappen waren zeer bedaard, en marcheerden dadelijk naar de Kasern, alwaar misschien tot hunne ontvangst alles in gereedheid ware, zoo dat de Kasern thans weder nagenoeg 15 a 1600 man bevat. Ik keerde toen naar Neef te rug om afscheid te nemen, welke mij zijn paraplue leende dewijl ik de mijne thuis gelaten had, waar mede de sneeuw tegen de wind op (hij was Z.Z.O.) vrij wat afkeerde, en kwam om half 2 uur thuis dus wierd mijne nieuwsgierigheid maar ten halven bevredigd, dog hoope bij welzijn en goed weer, naderhand dit eens te hervatten.
Van Gouvernements wegen is men thans hier zoo ook elders bezig, om het gestorven en nog zieke vee op te schrijven; ik heb tot nog toe geen verloren maar 6 zijn er welke mij niet gezond voorkomen, benevens 7 lammen welke gestorven zijn en 4 weidschapen welke voor een verminderde prijs verkogt hebbe en ook niet gezond waren, zijn van wegen het bestuur aangeteekend.
67 zieke en 43 gestorven koeijen, 38 zieke en 64 gestorven hoklingen te zamen 99 zieke en 107 gestorven rundvee benevens 632 gestorven schapen, onder het behoor van Wirdum, 6 zieke en 5 gestorven rundvee benevens 74 gestorvene schapen onder het behoor van Swichum, sedert October 1830 tot Maart 1831, volgens officionele opneming van het Grietenij Bestuur.
Blz. 28
Den 4 maart, allerschoonst droog zonneschijn weder. De boter was heden 44 gulden, de granen prijzig. Volgens advertentie in de Courant zijn er rede drie Battillons schutters van de 1ste verbanders uitgetrokken en nog twee Battillons van dezelfde schutters te Leeuwarden. Friesland levert alzoo een aanzienlijke krijgsmagt; over het geheel schreef de Courant van heden bestond de gehele krijgsmagt van onzen Koning eenige duizenden over de honderd duizend man.
Den 5 Maart, heden morgen zacht weder betrokken lucht, ik was naar het gebuurte, dronk koffij bij mijne kinderen, en dewijl het thans zeer ledig aan het Kantoor is, nadien volgens Gouvernements bepalingen eerst in den loop van deze maand 1/10 der Grondlasten en van het Personeel moeten ontvangen worden, bepaalden wij onze gesprekken over den loop der omstandigheden en zoo vervolgens. En dewijl ons Predikant een boek van mijne aanteekeningen over de Oudheid van Wirdum van mij lezen had benevens een kaart van Oostvriesland, nam ik het boek te rug, als ook een paar boeken van mijne dogter en zwager en kwam tegen eetens tijd te huis, alwaar het Zaturdags werk gedaan was.
Blz. 29
Thans nademiddag is het een algemene zachte regen, de kivieten beginnen over de wieken te draaijen, gister hebben wij ons eerste eenden ei gekregen; wij verlangen ook al naar de komst van onze Ojevaars maar blijven nog steeds te rug, mogelijk dat er wel ongunstig weder op handen is, schoon andere jaren hunner komst daar geen betrekking op scheen te hebben.
Behalven de menigte kinderen in den loop van het vorige en tegenwoordige jaar geboren, waar onder ook die van onzen predikant en in den loop der vorige maand van onzen onderwijzer; welke de vriendelijkheid hadde mij tevens met mijne vrouw op de kraamvisite te verzoeken, door een briefje van den volgenden inhoud.
Geachte vriend Hellema!
“UEd. benevens uwe vrouw worden bij deze verzocht, om op donderdag den 17 dezer, ‘s nademiddags om half 3 uur, ten onzent te komen, op een kopje thee, en het geen als dan meer ter tafel mogt worden gebragt.
UEdls Vriend & dienr.
- de Haan”
Dewijl mijne vrouw, zelden op de kraamvisite gaat, om dat het thans in den loop van deze winter zoo onreisbaar is, heb ik van deze noodiging gebruik gemaakt en bragt aldaar den avond tot 10 uur, in tegenwoordigheid van Domeni en Palsma benevens hunne vrouwen aangenaam door. – Ik heb in Febr. dit niet vermeld en zoude het ook niet vermeld hebben, maar toevallig kwam mij dit briefje in handen, en uit aardigheid schreef ik dit.
Blz. 30
Den 7 Maart sedert de vorige afwisselende regen, het water is thans zeer hoog, de wegen om te rijden onbruikbaar, de gangpaden zeer morsig, bij houten dammen en greppels, dit ondervond ik gister naar de Kerk om de Godsdienst bij te wonen en het H. Avondmaal mede te vieren, ik kon het water naauwelijks uit de schoenen houden, veel minder mij bewaren voor het bespatten, zoo diep en waterig was het in de dammen en voor de houten; alleen de straatweg is een heerlijke weg om te wandelen en te rijden door alle tijden heen.
Bijzonderheden zijn er thans niet, zooveel wij althans weten, meldens waardig; want des lands aangelegenheden zoo als men met reden onderstellen mag, worden met ijver voortgezet, schoon het algemeen daar niet van weet, het zij vrede of oorlog moet de uitkomst leeren; het is hier en elders als of er niets in de wereld te doen is, alles gaat zijn gang, en niet tegenstaande er bij duizenden van onze Friesen thans onder de wapenen zijn, kan men evenwel niet merken dat zij missen.
De Eenden winnen nog niet in de leg er zijn maar drie, niet tegenstaande wij uitmuntend weder hebben voor het watergevogelte. – De Ojevaar is ook nog afwezig, zes melke koeijen en twee kalf verleggers hebben wij; maar zij geven niet zoo veel melk als wel andere jaren, en zoo zegt men is het algemeen, misschien is het hooi niet kragtig.
Blz. 31
Den 9 Maart. Heden morgen regen, dog gister het heerlijkste lente weder met zonnenschijn, thans is alles nat, waardoor paden, welke gister opgedroogd waren, morsig zijn, zoo als ik heden morgen naar het gebuurte ondervond.
Gister morgen reisde ik naar Leeuwarden en zag aldaar in het zaailand een Battaillon schutters exerceren in tegenwoordigheid van hunnen Colonnel Groenia en alle de officieren tot dat Corps behorende, en scheen de volkomen goedkeuring van hunne chefs weg te dragen, en de verwondering der toekijkers, dat deze manschappen in zulk een korten tijd zoodanige vorderingen in den wapenhandel maakten.
Men denkt algemeen dat zij spoedig zullen moeten vertrekken, dog men weet nog den juisten tijd niet. Het laatste Battaillon in den verleden week opgekomen, is men bezig ook klaar te maken, dog of dezelve gekleed zijn, heb ik nog niet vernomen.
Gister zijn vertrokken volkomen gemonteerd zoodanige schutters, welke wel aangegeven dog tot nu toe niet in dienst gesteld waren, ter vervanging van de getrouwde schutters, onlangs
Blz. 32
uit ‘s Hertogenbosch te huis gekomen en ontslagen welker getal 44 volgens gerugt bedroegen, dog het getal der genen, welke dezer plaats zouden vervangen bedroeg niet boven de 20, en waar van ik iemand dien ik kende onder een hartlijk handdruk vaar wel wenschtte; deze manschappen ontmoetten mij juist toen ik gister morgen naar Leeuwarden wandelde.
Wij hebben bevorens gemeld dat een Rogmolen op de dwinger bij de Hoekster poort staande, afgenomen en ingescheept wierd, waar naartoe konden wij toen niet zeggen; maar thans weten wij dat dezelfde molen bij de vrouwenpoort buiten de stad digt aan de gragt naast de herberg naar het vallaad opgerigt wordt op een koud steed; mijne nieuwsgierigheid dreef mij gister morgen derwaards, waar van het onderst huis bijkans met planken beschut waren, het gebint en zoo de gehele molen was op gerigt met de As, het hoofd en deszelfs toebehoren, dog alles was van buiten ongedekt, en scheen mij toe uit verscheidene verdiepingen te bestaan, dog waar van het gaande werk, de roeden en zwijgstellingen nog ontbraken.
Gister melde de Courant dat des Konings armee van allerlei wapen over de 106 duizend man bedroeg waar onder over de 42 duizend schutters.
Blz. 33
Den 12 Maart; sedert de vorige goed weder dog heden nacht onstuimig verzeld van veel regen, thans goed en droog, niet tegenstaande het veelvuldig stroomen blijft het water zeer hoog, als een gevolg van den afwisselende regen.
Den 10 l.l. deedde ik rekening en verantwoordinge in gld als administrerende Kerkvoogd voor eene Kommissie door de floreenpligtigen speciaal daar toe benoemd, de rekening opgenomen en wel bevonden zijnde, is door gemelde Kommissie bestaande uit de Eerzame mannen Sijbe Kornelis Leegsma, Anne Jelles Hiemstra en Anne Pieters Hiemstra, gesloten en geteekend en heeft mij als Administrateur over 1831 gecontinueerd.
Gister den 11 marktdag te Leeuwarden, de boter had een onbepaalde prijs tot 46 Gulden, de granen zijn levendig.
De schutters worden meer en meer in den wapenhandel geoefend en de exercitien met ijver voortgezet; het gehele Battaillon met hunne Chefs exerceerden in het zaailand, ook was het laatst opgekomen Battaillon, zonder geweer en ongekleed ijvrig bij de Kasern bezig onder commando van hunne instructeurs, met de eerste beginselen, om te marcheren, bewegen, regts en lings, en al wat daar toe meer behoort.
Blz. 34
Twee dogters van mijn Broeder Grietje en Wijtske zijn hier gister avond uit van huis gekomen, na dat zij in een geruimen tijd hier niet geweest waren ook zijn mijne twee outste dogtertjes, Akke en IJtje naar Hallumer mieden uit van huis gegaan en omdat mijne vrouw het anders te volhandig hadde is ons dogtertje Klaaske welke te Wirdum in de kost ligt om naar school te gaan en om andere wetenschappen te leeren, te huis om de kleine te handlangen.
Den 10 l.l. zijn onze beide Ojevaars ‘s nademiddags uur na uur weder te rug en hebben het nest als van ouds betrokken; het geeft altoos een aangename gewaarwording met derzelver komst en met deze het aangename voorjaar, verwaardigd de worden.
Heden den 12 was ik om eenige bezig heden naar de Stad, en ontmoette vele Conscrits van de laatste loting, welke thans opgeroepen waren, zij kwamen uit alle oorden van ons gewest, waar onder waren, die zich aan allerlei luidrugtigheid langs de straten overgaven, over het algemeen teekende het gelaat dezer jonge lieden opgeruimdheid; volgens gerugte moeten zij morgen vertrekken, waarschijnlijk naar Kampen.
Blz. 35
Den 15 Maart regen, ook sedert de vorige afwisselende onstuimig, zoo als wij gister avond te rug van het gebuurte ondervonden, mijne Broeders dogters waren aldaar om de familie te bezoeken, ik verzelde haar, en toen wij op de werp in de te rug reis waren overviel ons een aldergeweldigste hagelbui, zoo onverwagt dat wij geen tijd om te schuilen hadden.
Den 13 zijn de Conscrits waar van mij den 12 melden zijnde zondag ‘s morgen hier door gemarcheerd, onder geleide van veel volk, het zij vrienden of bekenden, althans keerden ‘s middags opvolgende zeer velen naar de Stad te rug. Volgens gissing naar het aanzien hier voorbij zullen er wel 1000 manschappen geweest zijn. – De menigte van trekkende krijgslieden waar van wij opvolgende melden hier door naar de grenzen, uit ons gewest en dus oorspronkelijke Friezen, zullen zeker eenige duizenden bedragen, buiten de genen welke nog in de Kasern zijn, waar van het 4de Battaillon aanstaande zal vertrekken; waar door te zamen uit andere provincien het op de grenzen krielt van krijgsvolk behalven die welke in de vestingen zijn; wat de gevolgen van het een en ander zullen zijn, moet de tijd leeren; geheel Europa wordt bedreigd door oproer en onrust zoo niet een openbaren oorlog, alle mogendheden wapenen zich ontzettend. Men vreest voor Frankrijk, wijl aldaar de zetel schijnt te zijn, waar alle muitzucht gebroed wordt, en van daar onder alle volken wordt ontstoken. Alleen ons dierbaar vaderland, onze zeven ver-
Blz. 36
eenigde gewesten sluiten zich aan den troon van onzen dierbaren Koning; dit is Gods vinger ons ten goede en waar voor wij niet genoeg dankbaar konnen zijn. De boze geest heeft zich in den beginne ook tragten te zetelen, maar door de goede hand Gods over ons heeft dezelve niet tot stand konnen gebragt worden.
Ons Domini heeft zondag l.l. de vacature te Grouw bediend, waar door wij hier geen Godsdienst hadden, en om dat het ‘s morgens zoo onstuimig was, woonde ik benevens mijns broeders dogters de Godsdienst des nademiddags bij te Goutum en dronken bij Dos Snetlage aldaar daar na een kopje thee, zijnde een oom van mijn broeder zijner vrouws wegen, en kwamen zonder regen bij donker thuis; thans gaan deze nigten van hier, om een nacht bij gem. Dos Snetlage uit van huis te gaan, en dan wijders bij onzen Zwager te Goutum.
Nog een ander gedeelte der Conscrits buiten die waar van wij melden zijn naar Groningen gemarcheerd.
Heden nadenmiddag terwijl het weder droogde ging ik naar de Stad, om der Kerk van Wirdum aangelegenheden: n.l. de staat van begroting over 1831 in duplo, memorie van toelichting, afschrift der Rekening onlangs gedaan, proces verbaal van de floreenpligtigen tot een Commissie om te staan over de gem. Rekening benevens een geleide missive alle in een couvert gesloten, zelf aan het Collegie te bezorgen, gelijk dan ook
Blz. 37
aldaar aan der Staten Bode overlangde, rookte daar na een pijp tabak bij Neef.
Het laatste Battaillon schutters is ook gekleed; en dragen een veel donker Capot jas, en tevens gewapend. De vorige zijn grijs en vertelde mij een schutter dat zij ook van een blaauw onderbuis voorzien waren tevens ook van Chacons, in plaats van buizen hadden zij liever rokken gehad. – Men was druk bezig met inpakken van dit Battaillons toebehoren, waar uit men giste, dat het zelve op vertrek stond, maar voegde hij er bij, wij worden het niet eerder gewaar, als den vorigen avond; want anders loopen zij eerst nog naar huis toe.
De Courant van heden bevatte niet veel bijzonders voor het algemeen, maar wel voor staatkundigen, nadien het jongste protocol der vijf groote Mogendheden den 17 Feb. te London gesloten, der Belgiers en Hollandsche aangelegenheden bepaalde, en in zijn geheel geplaats was, dog waar van het algemeen niet alles kan begrijpen.
Den 16 Maart, heden nacht buitengewoon onstuimig verzeld van harden wind, schoon het weder thans droog is, waait het sterk uit het Z.Westen en dreigt tot meer regen, wijl het weerglas ook gezakt is, gedurende maart tot hier toe is het buitengewoon onstuimig.
Blz. 38
Den 17 Maart. Digten regen anders zagt weer. Het water is door de menigvuldige regen zeer hoog. Ook zijn de landen als met water gedekt, dewijl het aardrijk vol gedronken de regen niet meer inlaat, maar de vlakten niet goed afdragende of met geen goede greppels voorzien zijnde zijn plassen. Het spreekt van zelven dat de lage landen overal onder water staan; de landbouw vooral aan den bouwkant kan dus geen voortgang nemen, met ploegen en zaaijen; ook zullen de wintergranen misschien door de menigvuldige regen lijden.
De voordragt tot het heffen van 2 a 3 pr.Cent op de bezittingen is niet aangenomen, maar daar voor in plaats gesteld, om de verponding over 1831 bij vervroeging dat is tot den 1 Julij te doen betalen, althans zoo scheen volgens de Courant de mening te zijn.
Dat de behoefte aan geld buiten gemeen groot moet zijn voor het vaderland, laat zich gemakkelijk begrijpen alleen voor de schutters alhier heeft men de kledingstukken voor 150000 Gulden besteed, 6000 paar schoenen aangenomen werk voor gemelde manschappen bedraagt 15000 Gulden.
Het land is thans bedekt met zeevogels indien dit voor teekenen zijn voor meer onstuimig weder moet de tijd leeren.
Zoo even zag ik een partij musschen onder een boom op den grond vallen en merkte dat een kleine roofvogel een in zijn klaauwen pakte en daar mede weg vloog.
Blz. 39
Den 19 Maart. Heden aangename zonneschijn, zoo ook gister evenwel koud N.W. harde wind.
De boter is zeer graag, om dat er weinig gemaak is, de koeijen geven lang zoo veel melk niet als wel andere jaren, en wordt aan het hooi toegeschreven, zijnde zoo voedzaam niet, als bij drooge jaren gewonnen wordt. Van de vaste prijs der boter heb ik gister niet gehoord maar wel dat men 48 gulden loofde.
Men zegt dat er al kieviets eijers gevonden zijn. De eenden beginnen vrij wat aan de leg te komen gister hadden wij 41. Ik heb ze verkogt, gedurende het voorjaar voor 8 St. min een Cent, het snees.
Ons eene schaap heeft een lam nog twee onvolwassene zijn er afgekomen. Het is thans eene zeldzaamheid, de moeder en het lam, schijnen fris en gezond te zijn, het andere schaap moet nog lammeren.
Nergens in den omtrek treft men schapen aan althans maar enkelden, zoo is er ook nog een bij het gebuurte, en scheen ook helder te zijn.
Mijne dogtertjes zijn gister weder te huis gekomen en hadden de familie op de Hallumer mieden welvarende verlaten.
Bijzonderheden weet men niet, aangaande de tijds omstandigheden, met betrekking tot ons vaderland, dog de opstanden naar buiten en elders ook in Italien, zijn ernstig, de Mogendheden wapenen zich gedugt. De Insurgenten in Polen verdedigen zich hardnekkig, dog krijgen bloedige slagen van de Russen.
Blz. 40
Den 21 Maart; heden droog N.O.W. een zeer gunstige om te stroomen, waarna men zeer verlangt, om het hoge water.
Wij hebben bij ons ander schaap twee lammen zoo dat wij bij ons beide schapen drie lammen hebben.
Heden morgen kwam er vroeg een looper van het Collegie met een brief namens de Gouverneur, dat de kiezers van het eerste district Kies Kollegie verlangt wierden op den 29 dezer te Bergum te Compareren, om een staatslid te stemmen in plaats J. Cats welke verleden jaar als lid der tweede Kamer der Staten Generaal is benoemd en hierdoor een vacature in de Staten van Friesland.
Ik heb mij nog niet bepaald of ik mede stemmen zal of niet, te meer wijl het in het laatst der maand is. Hoe Palsma en Hooghiemstra mijne mede kiezers er over denken weet ik niet, om dat ik hen nog niet gesproken heb.
Ons volk bij de Zwette werkende, voer hen op dat stond een Sneeker trekschip naar Leeuwarden varende voorbij en was zwaar met koehuiden geladen, en om dat de voorsteven ze niet kon bevatten, was de gehele overloop tevens daar mede opgestapeld. – Ook ziet men bij de looijers in de Stad wekelijks zoo veel huiden even als op het best van den slachttijd.
Blz. 41
Den 26 Maart. Sedert de vorige sterke N.O. wind met veel vorst ‘s nachts, felle koud, droog, schoon er eergister nacht veel sneeuw gevallen ware.
De prijs der boter was gister flaauwer dan 1 dingsdags bevorens te Sneek, alwaar 50 Gulden en meer de prijs ware. Eenmaal van mijn leven heb ik dit te Leeuwarden in de revolutionaire tijden het jaar is mij vergeten, ook bijgewoond, en ontving toen over de 105 Guld. voor twee fandels; ik meen ergens daar van aangeteekend te hebben. – Schoon de boter thans zeer duur is, kan dit zeer weinig de toestand van den boer verbeteren, wegens het weinige gemaak niet alleen, maar ook wegens den lijdenden toestand der runderen; bijkans gaat geen volkomen beslag vrij, een ieder heeft er mede te doen; behalven de menigte der koeijen welke rede gestorven zijn, of misschien nog zullen moeten sterven. Ons schaap welke twee lammeren heeft, is ook al onpasselijk, misschien dat het ook eerlang sterft; de lammen ondersteunen wij, het ander schaap is uitmuntend gezond.
Wij bemesten thans het land, dat verleden jaar nagemaaid is, de voorraad van mest hadden wij toen aldaar op een hoop te zamen gebragt om bij gelegen tijd over te brengen.
Blz. 42
Den 28 Maart; sedert de vorige aangenaam weder, de koude heeft ons verlaten; de landen beloven schoon.
Ik sprak gisteren Palsma en Hooghiemstra, welke kennis aan het Gouvernement gegeven hadden, dat zij rede 70 jaren oud waren, en daarom tegen de reis aanzagen om de Kiezers vergadering te Bergum bij te wonen; ik had er ook zoo overgedagt en schreef daarom den volgenden brief.
Wirdum den 27 maart 1831
“Ingevolge des Gouverneurs benoeming de dato den 19 maart 1831 № 234/2800 tot Kiezer, heb ik de Eer bij dezen te berigten: dat nadien de vergadering van kiezers op den 29 dezer en dus op het laatste der maand, plaats zal hebben, als ontvanger van ‘s Rijks Belastingen, deze vergadering, hoe gaarn anders ook ter mede bevordering van de algemene belangen thans niet kan bijwonen, en uit dien hoofde nederig wensch! op dat stond, daar van verschoond te zijn.
Waar mede enz.
- W. Hellema
ontvanger”
Aan den Heer Gouverneur
van Friesland
Blz. 43
Den 2 April. Koud O.W. sedert de vorige droog O.N.O. dog gister avond regende het sterk met afwisselende sneeuw. Het water is aanmerkelijk gezakt door het stroomen, trouwens de gelegenheid om te stroomen is uitnemend nadien de wind steeds aan het Oosten is.
Gister markt dag; de boter zakt, schoon er in vergelijking van andere jaren maar weinig ter markt gebragt wordt. – Algemeen klagen de boeren, hier en elders: dat de beesten hoewel anders gezond, de helft minder melk geven, dan andere jaren.
De eenden eijers heb ik verkogt voor 39 Cents gedurende het gehele voorjaar. De kieviets eijers zijn gister 6 a 7 Centen ‘t stuk verkogt, op de markt.
Gedurende het laatst der maand, hebben wij ons onledig gehouden met het ontvangen van ‘s Rijks belastingen, waar van eenige honderden meer binnen gekomen is, dan het 1/10 gedeelte.
Alle Amptenaren ontvangen thans hunne traktamenten in schatkist billetten, welke in de belastingen voor de waarde weder opgenomen worden, ook maar de genen welke in de grondlasten aangeslagen zijn, zoo is de schrijver ongeveer voor 400 Gulden belastingen schuldig, dog ontvangt zijne ontvang loonen in schatkist billetten en kan die tot gemelde som weder uitreiken evenwel dezelve alvorens bij de Rijks Administrateur aangevraagd, en bij den Agent in kontanten betaald te hebben.
Blz. 44
De zaken des vaderlands met betrekking tot de naburige mogendheden schijnen niet ongunstig te staan evenwel neemt ons Rijk een meer gedugter aanzien, en dreigender houding; gister zijn mij naar de Stad 48 paarden ten gevolge eener requisitie thans weder aangekogt voor de Artillerij, ontmoet en bestemd naar Amersvoort.
Volgens Advertentie in de Courant van gister moet het 2de Baittillon Friesche Schutterij aanstaande dingsdag met schepen van Leeuwarden vertrekken, om guarnisoen in ‘s Gravenhage te houden.
Den 6 April. Droog Z.W. ten W. Het water zakt van tijd tot tijd.
In plaats van gister zijn heden woensdag morgen om 5 a 6 uur gem. Schutters vertrokken, te voet naar Harlingen, om daar in veerschepen ingescheept te worden hetzij naar Amsterdam of naar elders, ten einde tot `s Gravenhage in Guarnisoen te geraken. – De Koning bewijst de Friezen een bijzondere eere om gemelde Baittillon in zijne residentie te begeren.
Daar is weder eene Belasting bij wege van voorschot tegen 6 pro Cents op die wijze zoo als wij bevorens melden, uitgeschreven en waar mede wij rede bezig zijn de nodige uitrekeningen te doen, naar het Personeel over 1830 geheven, en als dan in het Kohier te verzamelen
Blz. 45
en alzoo aan de Administratie ter executoir verklaringen op te zenden. Deze Belasting hoe klein in het aanzien, zal te Wirdum alleen, nog bijna 2500 Gulden moeten opbrengen.
Gister kreeg ik berigt van den Hoofd Inspecteur dat hij heden morgen aan mijn huis wilde komen, om dan te zamen naar Wirdum te gaan ter inspectie van het Kantoor en heden morgen kreeg ik weder berigt, dat hij in plaats nademiddag om 3 uur bij mij zijn zoude. Ook hadde de Controleur aan het Kantoor kennis gegeven, dat hij tot einde heden morgen zich te Wirdum zoude laten vinden, maar weder ook afgeschreven. Gaarn hadde ik wel gewenscht! dat zij beide zonder van elkanderen te weten op gelijken tijd aan het Kantoor geweest waren.
Den 9 April. Sedert de vorige uitmuntend lente weder; het aardrijk begint aangenaam te groenen hier en elders komt het jongvee in het land, als het voortaan zoo gunstig weert, dan zal het een gunstig voorjaar worden. – Wij hebben dagelijks twee kwijnende beesten in het land, dog halenze ‘s nachts binnen. Ons schapenteelt gaat niet voorwaarts het schijnt nog een zukkel partij te zullen worden; de beide schapen en de 3 lammen leven nog maar ik vrees, dat zij er niet doorkomen zullen.
Blz. 46
Den 13 April. Sedert de vorige voordurend schoon droog weder. Het water is thans zoo laag, dat de lage landen beginnen boven te komen; opvolgende brengen de boeren de beesten in het land. De boter was verleden vrijdag 40 Gld. 50 Cents.
De schutters zijn behouden en wel met 9 schepen te Amsterdam aangekomen, en aldaar met het schitterts eerbewijs van Musijk als anders binnengeleid en bij de burgerij ingekwartierd. Sterk zijnde 740 manschappen.
Gedurende dit aangename weder, heeft men steeds een zagte donder en weerlicht waargenomen, zoo ook heden nacht en in den morgen het blijft des niet tegenstaande droog, schoon er nu en dan wel eenige regendruppen vallen.
De Friesche schutters waar onder van Wirdumer behoor, en eerst mede uitgetrokken, thans in den omtrek van Nymegen ingekwartiert, waar van een schutter met verlof alhier dezelfde waar van wij pag. … melden, heeft op aandrang van zijne moeder eenen Jentje Sjarda, bevorens opvolgende remplaicent en jongst als kannonnier gediend, getrouwd, en gebrekkig timmerman, in den verleden jare zijn tijd uitgediend, thuis gekomen, en te zamen met zijne vrouw, welke bij den boer diende,
Blz. 47
sedert geleeft, dog een kind verwekt hebbende een bekrompen bestaan hadden, thans weder als remplaicent gekogt, voor honderd Gulden bij het uittrekken en honderd Gulden bij zijn ontslag uit den dienst benevens vier Gulden weeks en vijf Gulden reiskosten om bij het Baittallon te komen, bepaald op den 21 dezer. – Om dat deze perzoon geacht wordt, wegens zijn gebrekkig geleerd handwerk, hoewel anders een goed mensch, niet in staat te zijn, zijn huisgezin behoorlijk te onderhouden, is een ieder der welgezinden, zeer verheugd, over dit getroffen akkoord; waardoor zijne vrouw en kind thans gene armoede meer behoeven te lijden, althans zoo lang niet als hij in dienst is. Deze persoon heeft zich opvolgende als remplaçant verkogt en telkens zijn tijd eerlijk uitgediend, dit is rede de derde of vierde maal, heeft alzoo lang en in den dienst geweest.
Gedurende den avond van het zuiden tot het oost aanhoudene weerlicht afwisselende hevige donder en Blixem verzeld van regen.
Den 14 April, koud, stijve noorden wind, in den verleden nacht om een uur, een hevig onweder van donder en Blixem verzeld van zeer sterke regen; de beesten loeiden op stal, zoo als bij onweder doorgaans het geval is, om deze ongesteldheid zoo veel mogelijk voor te komen
Blz. 48
stak ik verscheidene lichten in het Buithuis op, en om dat het weer al spoedig overdreef, was dit van een goed gevolg, de beesten werden spoedig bedaard. – Het was in alle streeken daarna weerlicht, en duurde opvolgende; een gevolg waarschijnlijk van het warme luchtgestel, vooral van den jongst verloopen dag.
Heden hebben wij ons onledig gehouden met het ontvangen van het voorschot rijks wegen uitgeschreven en gearresteerd, in tegenwoordigheid van A. Palsma als Assessor of in gh als Burgermeester tezamen met mij als ontvanger de uitgegevene recipissen daar van verteekenende, doende dezelve zes pro Cents.
Den 16 April. Droog N. wind. Gister hebben wij het eerste termijn bij anticipatie als den verschenen tijd rijks wegen vastgesteld ontvangen. Alle de belastingschuldigen een of twee uitgezonderd, hebben geheel voldaan, waar van velen door mijn zoon overgenomen wierden, tegen 89 pro Cents.
Gister markt dag, de boter zakt volgens spraak 33 guld. Dit komt de boer kwaad te pas, nu er wat meer gemaakt wordt, daar de koeijen opvolgende kalven, dog over het geheel wordt er de helft minder gemolken.
Blz. 49
Den 19 April. Het weder even droog als sedert de vorige, schoon gister avond in het Zuidoosten, donder.
Bijzonderheden aangaande de toestand van het vaderland zijn niet bekend, evenwel gaan de krijgstoerustingen, nog den vorigen gang. Het laatste Battaillon Friesche schutters te Leeuwarden in Guarnisoen worden dagelijks in het afvuren geoefend. Heden morgen toen ik in de Stad ware waren zij daar mede buiten de Stad agter de hoven in het gewoon exerceerland, daar mede bezig. Men zegt: dat eenige compagnien daar van op het vertrek staan.
De schutter benevens zijn remplaicent, waar van bevorens gemeld, zijn gister vertrokken, te voet; ik ging half weg Wijtgaard met hen en berigten mij, dat hun akkoord van remplaicering alhier bij de Militaire overigheid was goed gedaan en de papieren daar van in de vereischtte order waren, maar dat des niettegenstaan de tegenwoordigheid des schutters bij de aflevering aan den commanderende Officier van zijn Baittallon in den omtrek van Nijmegen in Guarnisoen, vereischt wierd, en daarom moeste mede reizen; ik nam een hartelijk afscheid, onder een handdrukkend vaarwel wensching.
Blz. 50
Onder het wandelen herinnerde zich deze Sjarda, dat hij op dezen zelfden dag een jaar geleden, bij zijn ontslag uit den dienst, door ‘s Hertogenbosch naar huis reisde, gedagt hadde: hier kom ik nooit weder, thans zijn toestand, hem wel eens derwaarts konde brengen. Zoo is de mensch onzeker omtrent zijne lotgevallen. Het zal dan altoos door alle tijden henen eene waarheid blijven: de mensch overdenkt zijnen weg, maar de Heere stiert zijnen gang.
Even zeer mag men dit zeggen van staten en volken. Wie zoude met eenige waarschijnlijkheid, nog geen jaar geleden in zich hebben laten opkomen, dat de wereld ons vaderland inzonderheid, zich sedert lang in zulk een bedenkelijken toestand zoude bevinden, nog de beslepenste staatkundigen, nog de verst ziende godgeleerden, konden zulks voor uitzien. Alle deze zoo ontzettende, en zoo onverwacht opkomende beroeringen, zoo bedenkelijk in de toekomst, spreken met een ontzaglijke en (mogt het zoo erkent worden) door alles heen dringende stem: De Heere regeert!
Blz. 51
Den 21 April. Het luchtgestel even droog als voren N.N.O. wind, steeds, schoon het weerglas zakt en de lucht afwisselende broeijig, is het nachts koud, tot in den voormiddag. Het water is zeer gezakt en thans lager als het gedurende 1830 geweest is. De beesten komen opvolgende in het land; behalven de jong beesten welke wij den 18 dezer uitgelaten hebben, zijn er drie van den lijdenden ook uit waar van een een zakje onder den bek begint te krijgen, wegens galligheid, opvolgende sterven de beesten hier en elders nog, schoon wij nog geen een verloren hebben, vrees ik echter voor hunne volkomene herstelling, waar van er ten minsten vijf of 6 zijn. Ons beste schaap heeft ook een zakje onder de kinnebakken, dog schijnt overigens gezond en derzelver lam groeit goed, het ander schaap dat twee lammen had is het eene reeds gestorven, en het ander is nabij dood.
Heden morgen aan het Kantoor zijnde waren er twee vrouwen van Groningen om met mijn zoon af te rekenen, welke door haar gemagtigd was, om eene erffenis te ontvangen, nagelaten door eenen Wijbe Roels de Vries in 1830 overleden en alhier rentenier haren bloedvriend, niet tegenstaande er vele Erfgenamen zijn, mogt een dezer vrouwen naar aftrek der kosten benevens haren broeder, welke thans in de Citadel te Antwerpen in guarnisoen is, en waar van mijn zoon ook
Blz. 52
gemagtigd is, ieder veertien honderd Guld. genieten. Waaruit af te nemen is, dat deze man verscheidene duizenden heeft nagelaten. Eenen Markus de Vries Mr. Verwer alhier en oomzegger wijl. Wijbe Roels de Vries voors. is voor geen minder som Erfgenaam, dan de gemelde.
Den 27 April. Het is dagelijks zomerweer, ten gevolge daar van zijn de greidlanden uitnemend schoon, opvolgende worden de beesten in het land gelaten. Ik kan nog niet merken dat onze kwijnende beesten voorwaarts gaan, en zoo gaat het elders ook.
Dewijl ik mijn zoon te Achlum in langer dan een halfjaar niet bezogt hadde en weder zijdsch zeer naar elkander verlangden, ben ik Zaturdag laatstleden den 23 derwaards gereisd en den 26 weder te huis gekomen, na alvorens aangenaam den tijd met elkanderen doorgebragt te hebben.
Den 25 l.l. zijn 3 Compagniën schutters met schepen vertrokken naar Harlingen, waar van een Compagnie bestemd naar de Helder en de andere twee naar Woerden. De overigen blijven nog voor eerst in Guarnisoen te Leeuwarden.
Blz. 53
Den 7 Mei. Sedert de vorige tot den 4 dezer onveranderlijk schoon, van den 4 tot den 5 opvolgende donder, gister en heden verschrikkelijk koud en guur even gelijk, schoon afwisselende droog, als 1830 den 10 Mei en opvolgende. Het sneeuwde gister afwisselende en viel in vlokken vaak ter groote van een klein hoenderei.
De weinige beesten welke wij in het land hadden, hebben wij dadelijk weder op stal gezet. Zoo dat wij op heden geen beest in het land hebben.
Met de verandering van weder, zijn twee onzer kwijnende beesten reeds dood, en waren zeer gallig. Ook onze beide schapen zijn dood, alleen een klein lamke is ons nog overgebleven.
Het staat te vrezen: dat er nog een menigte beesten sterven zullen, en ik twijfele niet dat er nog verscheidene van onze beesten ook aan dezelve kwaal laboreren, en mogelijk dit ongemak niet zullen te boven komen.
Sedert de vorige laboreert mijn huisgezin aan een zware verkoudenheid, hetwelk mij inzonderheid treft, waardoor na den afloop van het ontvangen van ‘s Rijks Belastingen in de laatste dagen der voorgaande maand, belet ben uit te gaan, houdende bij afwisseling het bed, het schijnt dat het mij eenigzins aan de beter hand is, met de mijnen is het ook beter.
Blz. 54
Onze kinderen van Achlum bezogten ons den 4 dezer onverwacht tot onze grote blijdschap, na de familie alhier tevens bezogt te hebben zijn zij den 5 weder vertrokken de Domini met de trekschuit en zijne vrouw met het Rijtuig met de Chirurgijn van Witmarsum welke hier was om zijn broeder Vlaskamp onzen Chirurgijn te bezoeken wiens vrouw zijnde de zuster van onzen zoon de Dos vrouw in de kraam was, zoo dat daar in de gelegenheid kwam, om te rijden dewijl de weg door Achlum heen ligt naar Witmarsum.
Des avond bezogten ons een nacht mijne zusters man, van de Zuider en mijne dogters man van de noorder Hallumer mieden, gehoord hebbende dat ik onpasselijk ware.
Een compagnie schutters zijn den 4 naar de Lemmer vertrokken, dewijl onder het vreemd werkvolk buitensporigheden gepleegd werden, dewijl de veenbazen hen geen grooter daghuur wilden geven, dog was nog zoo groot, dat zij wel een daalder konden verdienen, bij 3 en 400 liepen zij de wegen af, maar het een en ander is door de waakzaamheid der Policie spoedig gedemd, en de wijdere ongeregeldheden voorgekomen, eer dat nog de schutters op de plaatzen hunner bestemming waren hun getal wordt op 900 begroot, die voorjaars in het veen gaan en des zomers grasmaaijen.
Blz. 55
Onze jongbeesten, zijn op den laatsten der voorgaande maand des nachts om 12 uur op de Bozumer Dijk als de bestemde plaats in compagnie met mijn zwager te Goutum en nog een boer aldaar, gedreven; en door mijn knegt te zamen met nog twee anderen naar de pollen gebragt alwaar zij ‘s morgens tijdig goed en wel aankwamen, de beesten volgens gebruik gemerkt en aangeteekend, en alzoo opgenomen, wierden de onzen op mijn begeerte naar de dobbe gedreven, waar in een uitmuntende hoeveelheid water stond, en hadde de natuur van slootswater. – Ik heb er 6. Het schar is thans bij de verhuring met onkosten en al geloopen op 16 Gulden.
Buiten ons zijn er onder de Wirdumer boeren van een menigte scharren huurders geworden. Deze dreven hunne beesten ‘s avonds hier door, om door de stad te geraken, en dan de gehele nacht door te drijven, dat wel zeer goed en gemakkelijk voor het vee is. Wijl de afstand verscheidene uren groot is.
Den 14 Mei. Sedert de vorige zeer koud en afwisselende hagelbuijen verzeld van sterke nachtvorst zoo welig en groeizaam het voor eenigen tijd ware zoo guur en schrok is het sedert in tegendeel. – Ten gevolge daar van verminderd het gras in de fennen buitengewoon, vooral van dezulken welke hunne
Blz. 56
beesten in het voorgaande groeizame weder in het land lieten.
Mijn buurman heeft rede een stuk a 8 beste koeijen aangeschaft welke zeker ieder bij de 100 Gulden kosten. Hoewel het goede melkvee graag gekogt wordt, kan men bij deze omstandigheden evenwel niet zeggen, dat zij zeer duur; geld gebrek zal denkelijk hier van de oorzaak zijn.
De schutters zijn den 12 l.l. uit de Lemmer weder te rug gekomen, na dat alles zich bevorens in een goede harmonie had geschikt.
Den 20 Mei. Sedert de vorige stijve koude N. en Ooste wind, evenwel schijnt het weder heden eenigzins veranderlijk. –
Ik heb mijne familie heden een nacht verleden op de Hallumer mieden bezogt, zij waren allen wel, behalven mijne zuster welke gedurende de achtermiddag, dat ik mij daar bevond de koorts kreeg, en haar alzoo verliet om de nacht bij mijne kinders op de andere mieden door te brengen. Wij voeren heden morgen mijn zwager en ik met het 7 uur Hallumer schip naar Leeuwarden om dat het marktdag ware. Het schip was opgepropt vol, zoo als doorgaans het geval is.
Blz. 57
Den 24 Mei. Het weder blijft even droog als bevorens, het is uitnemende vruchtbaar.
Ik melde den 20 dat ik mijne familie op de Hallumer mieden hadde bezogt, dog dat mijn zuster gedurende de koorts kreeg, en om dat zij meermalen afwisselende daar aan laboreerde, verliet ik haar op hoop dat dezelve haar spoedig weder zoude verlaten, maar nam van het eerste oogenblik afwisselende in hevigheid toe, dat haar toestand zeer bedenkelijk wierd, zoodanig dat zij des anderen daags daar na gedeeltelijk de volkomen bewustheid harer toestand verloren had, mijn zwager liet mij ten gevolge daar van op den 22 zijnde de eerste pinxter dag en juist na het eindigen van den morgen Godsdienst met een rijtuig per expres kennis geven, met verzoek om dadelijk mede te reizen, ik nam dus terstond van mijne vrouw welke te Wirdum ook in de Kerk was geweest afscheid, en trok mede naar Hallumer mieden alwaar om half twee ‘s nademiddags aan kwam, vond mijne zuster nog levende, maar had rede zoo het scheen nergens kennis meer van, zoo dat zij ‘s avonds om 8 uur zeer zacht en zoo wij op goede gronden hoopen zalig overleed, tot bittere droefheid van haar man en agt harer mondige kinderen, benevens der gehele familie buren en bekenden.
Blz. 58
Zij was een mensch van een uitmuntend karakter, niet alleen de naastbestaanden maar ook allen die haar kenden achteden haar, zij stierf in den ouderdom van 63 jaren en vijf maanden, laat 8 mondige kinderen na, waar van twee getrouwd, zij was voor de tweede maal getrouwd sedert 19 jaren, dog verwekte bij haar tegenwoordigen man gene kinderen (sic). Een dierbare in de familie is gevallen zoo spoedig! zoo onverwacht! Ytje Wygers Hellema is niet meer!
Zij was op den 19 bij mijne komst nog zoo opgeruimd en wel, en spraken gedurende den middag zoo hartelijk met elkander over onze wederzijdsche belangen, en namen voor om ‘s nademiddags naar de andere mieden te reizen, om mijne kinderen te bezoeken; zij zat gedurende den middag reeds gekleed, maar door beletselen van mijn zwager, oordeelde zij, dat wij maar eerst een kopje thee moesten drinken, waar na zij begon te klagen niet al te wel te zijn, en eindelijk het bezoek naar de andere mieden afstelde. Ik verliet haar dus, zoo als rede gemeld hebbe. O! wat zijn de wegen der voorzienigheid wonderlijk! en aanbiddelijk! Wat zouden de gevolgen zonderling geweest zijn, indien wij zoo terstond afgereisd waren en er gene beletzelen tusschen beiden gekomen waren.
Blz. 59
Het verheugd mij intusschen, dat ik haar zoo jongstgeleden bij haar welzijn, bij haar uiterste welzijn nog gezien en gesproken hebbe.
Donderdag eerstkomende den 26 en juist op den zelfden dag een week geleden, waar van ik melde, zal het ontzielde ligchaam begraven worden, wie zoude toen gedagt hebben toen ik haar verliet, op dezen zelfden tijd over een week zult gij in den grafkuil gedaald zijn. Ach! wij moeten den hand op den mond leggen en zwijgen.
(Den 4 Junij het weder even droog als bevorens, men begint al te verlangen naar regen.)
Den bepaalden dag is mijne zuster te Hallum begraven, de gehele familie, vrienden en bekenden, waren verzogt ter begravenis, om het lijk de laatste eer mede aan te doen, welke dan zoo wel als wij, daar ook gebruik van gemaakt hebben, en deze uitvaart met de gewone gebruiken in groten getale bijwoonden, er zullen ongeveer 15 a 16 rijtuigen geweest zijn waar van gebruik gemaakt is om heen en terug te rijden vermits het sterfhuis ongeveer een klein uur of drie kwartier buiten Hallum op de zuider mieden in afstand is. – ‘s avonds kwamen wij mijne vrouw en ik, benevens twee onzer kinderen om 8 uur te huis.
Blz. 60
Nadien ik in mijne tegenwoordige staat, een gewoone begraaffenis omstandig beschreven heb, zoo onthoude ik mij, daar tegenwoordig van te melden; er zullen waarschijnlijk meer dan honderd perzonen tegenwoordig geweest zijn; de oude Domini van Hallum hadde de voorgang, mijn zoon van Achlum en zijne vrouw waren er ook, zoo dat er twee predikanten tegenwoordig waren.
(In het laatst der voorgaande maand hielden wij ons onledig om ‘s Rijks belasting te ontvangen.)
Op den 27 bevorens ontvingen wij berigt dat mijne kinderen op de mieden onder Hallum een zoontje hadden verloren en wierden verzogt, om op den 2 Junij de begravenis bij te woonen.
Op den 1 Junij, was het Kies Kollegie te Bergum vergaderd om volgens aanschrijving van den Gouverneur een lid tot de Staten van Friesland te verkiezen, wegens het overlijden van den Heer Scheltinga en is bij meerderheid daar toe verkozen Mr. Daam Foekema, bevorens lid der Staten Generaal. Ik, Palsma, Hooghiemstra en Stiensma waren kiezers van Wirdum, te zamen 23 uit Leeuwaderadeel en Ferwerderadeel, men gaf ons een maaltijd op den Dam, en kwamen ‘s avonds 8 uur te huis.
Op donderdag den 2 Junij, dus aaneenvolgend derden
Blz. 61
drie donderdagen reisde ik thans weder naar Hallum ter begravenis, de naaste bloedverwanten waren tegenwoordig, even ver van Hallum als op de andere mieden togen wij heen en te rug met rijtuigen, nadien het kind ook te Hallum begraven is, mijn zuster en zwager waren nog al tamelijk gemoed over hun verlies en troosten zich met den Godsdienst. Wie kon vermoeden, dat mij zulke omstandigheden week aan week aldaar zoude wedervaren! zoo overdenkt de mensch zijn weg, maar God stiert zijn gang! de oude Domini had weder de voorgang, ook was mijn zoon de Domini tegenwoordig. Ik bleef aldaar een nacht, en reisde ‘s anderen morgens met mijn zwager in het Hallumer schip weder naar Leeuwarden, en kwam ‘s nademiddags te huis.
Den 9 Junij. Heden is het saisoen even droog als sinds langen tijd. Gister en eergister afwisselende noord stoffen, evenwel gister voor een korten tijd regen, waar na men zeer verlangde dog heeft weinig tot de groeizaamheid bevorderd.
Men begint overal te maaijen, dog over het geheel belooft men zich niet veel hooi, vermits de groote droogte, maar vooral de koude N.W. winden de groei heeft vertraagd; de landen en gedeelten der landen, welke van het begin af aan in groei toenamen staan zeer goed; maar overigens is het ledig gebleven.
Blz. 62
Den 11 Junij droog, evenwel viel er gister nog tamelijk veel regen, maar laat zich thans om de grote droogte van het aardrijk weinig merken; gister zijn wij begonnen te maaijen; velen zijn een week vroeger begonnen.
De boter is beneden de 30 gulden gezakt, de kaas is duur en loopt tot de 18 gulden. Overigens zijn de eetwaren in een tamelijken prijs, behalven de aardappels welke voor een daalder verkogt worden, gister waren er al nieuwe ter markt, en wierden voor 10 Cents de onze verkogt, voor een half mudde graauwe orten betaalde ik vier gulden en voor een fandel witte twee en dertig stuivers en staan met de graauwe gelijk, de groene de mud een gulden duurder, het brood kost gedurende de winter 52 en 53 en thans 50 Cents.
De omstandigheden van ons vaderland, schijnen nog twijffelachtig, of het vrede of oorlog met de Belgen zal worden, onze troupes blijven nog daar zij zijn, om de grenzen te dekken, en de vestingen tegen allen aanval te bewaren.
In het begin van Mei hadden onze Ojevaars al jongen en hebben gedurende die maand twee opvolgende buiten geworpen, de drie overigen zijn bijkans groot.
De vruchtboomen beloofden in het voorjaar uitmuntend maar thans is alle hoop verdweenen, dewijl de koude en vorst in de vorige maand de vrucht genoegzaam bedorven heeft en thans door de wolf overigens vrucht en bladen verteerd worden. Onze appelboomen waren in het voorjaar over het gemeen als roozen; thans staan in verdrukking.
Blz. 63
Den 15 Junij. Heden mooi weer, warm sedert de vorige. Gister zijn mijn zoon en behuwdzoon en ik, naar Hallumer mieden geweest, alwaar mijn broeder en behuwdzoon van de andere mieden ook tegenwoordig waren; alwaar wij een onderlinge schikking tusschen alle de mondige kinderen, waaronder twee getrouwden tezamen 8 en hunnen stede vader Hendrik Tijsses Huizinga bevorderd hebben, en ieder derzelver hunne Computentie uit de nagelaten boedel van mijne zuster, tot aller genoegen uitgevonden en bepaald hebben. – De gehele boedel blijft dus zoo als zij nagelaten is bij elkander en zullen alzoo te zamen de boerderij drijven, en de schaden en baten massaal verblijven, de beide getrouwde kinderen welke bevorens hun aandeel ontvangen hebbende, onder die voorwaarde echter, dat die gene welke de boel verlaaten wil, of mogte komen te trouwen, deszelfs bepaalde Computentie in kontanten zal uitgekeerd worden.
Men wil dat der Belgiers verschillen ter zake van de onderhandelingen daar over ten einde geloopen zijn en dat de oorlog thans driegt uit te barsten, of reeds aanvang genomen heeft.
Den 20 Junij sedert de vorige schoon weder, waar door eenige van de eerstbegonnenen te maaijen, allermooist hooi ingezameld hebben; doch den verleden nacht vrij wat regen, verzeld van een weinig donder. Wij hebben nog niets aan het hooi gedaan, trouwens het is ook maar sedert een week, dat wij begonnen te maaijen.
Blz. 64
De vorige geruchten van den op handen zijnde oorlog heeft zich niet bevestigd, het is even stil als bevorens, wenschelijk ware het dat men door onderhandelingen wederzijdsch kon bevredigd worden.
Den 25 Junij, veranderlijk verzeld van veel regen en onstuimigheid den 23 aanvang genomen.
De tijdsomstandigheden blijven genoegzaam dezelfde dan er heerscht onder alle bekende volken eene onrust welke, zoo veel mogelijk in toom gehouden wordt, maar dreigt dan in dit en wederom een ander gedeelte der wereld uit te barsten; wat het einde en uitkomst nog eens zal worden, moet de tijd leeren.
Behalven de oorlog tusschen de Russen en de Polen woedt in Rusland en aangrenzende staten de cholera morbus, alle rijken en ook ons vaderland nemen de noodige voorzorgen, ten einde dien vreeslijken geessel des menschdoms, zoo veel mogelijk van onzen vaderlandschen bodem te weren. Alle doortogten tot de Eems ingesloten, zijn met onze oorlog schepen ingesloten, om alle aanvoer uit de havens van de Oostzee en van andere besmette plaatzen te beletten; niet tegenstaande zoodanige schepen met goede gezondsheid brieven voorzien zijn, zullen echter een quarantaine onderworpen zijn; bovendien heeft de Koning nog vijf Professoren benoemd, welke te zamen met den Inspecteur Generaal der geneeskunde en refendarius, in den Haag zittingen zullen houden, om alle gepaste verordeningen te ramen, tot wering der besmetting indien dezelve tot ons vaderland mogte doorbreken.
Blz. 65
Den 2 Julij sedert de vorige, donker, nat, regenachtig weder, met afwisseling van zonneschijn.
Den 6 Junij, zijn wij begonnen te maaijen, den 21 dito zijn er twee onleegtijders van Augustijnsga op mijn aanschrijving hier gekomen, den 22 zijn wij begonnen te zweelen, den 26 heb ik nog een onleegtijder gewonnen, en thans hebben wij nog maar 18 pondemate gezweeld en in huis, wij hebben 69 pondem. mieden.
Den 11 Julij, sedert de vorige altoos allerschoonst droog zonneschijn weder; waar door de boeren opvolgende de onleegtijd gedaan krijgen, wij moeten nog 17 pondemate zweelen, behalven 60 roken hooi uit staande.
De zaken des vaderlands, schijnen nog niet gevorderd te zijn; er zijn thans weder 69 trekpaarden over Friesland gerequireerd.
In den verleden week heeft zich een onleegtijder zijnde een Oostvries op de plaats van den oud Gouverneur onder Wirdum opgehangen, men heeft niet vermoed, om wat reden dezen man zich aan zelfmoord heeft schuldig gemaakt, op last van het Bestuur is hij op het Kerkhof te Wirdum begraven – van dit ongelukkig sterfgeval heeft men zijne vrouw en kindertjes in Oostvriesland woonachtig, door een brief kennis gegeven, wijders heeft men van dezes huisgezins omstandigheden geen meerder kennis.
Blz. 66
Den 20 Julij sedert de vorige altoos schoon weder, dog den 14, 15, 16 afwisselende regen van donder verzeld; maar de 17, 18, 19 tot heden droog, een donker koude lucht.
Gister den 19 hebben wij de hooijing gedaan gekregen en hebben over de 200 reden hooi gewonnen, drie onleegtijders, waar bij nog een vierde, en op het laatst nog 2 man en eene vrouw, te zamen met ons eigen volk waren onze hooiwerkers. Behalven ons eigen spek namen wij nog 41 oude lb oud spek, welke te zamen met de maaijers gedurende 4 a 5 weeken van onzen tafel spijsden, dat ongelooflijk veel koste, gevoegd bij de 72 gulden maaigeld en 55 gulden onleegtijdloon benevens de dagen huur der andere werklieden zal het gemakkelijk uitgevonden konnen worden dat zulk een onleegtijd voor ons privaat een stuk na de 200 gulden loopt.
De omstandigheden des vaderlands, schijnen nog dezelfde te zijn, althans men hoort niets.
Eene geldleening van 38 millioenen, waar van rede bevorens bij anticipatie opgebragt, wordt thans in werking gebragt, doch alvoorens men daar toe overgaat, zal men eerst eene vrijwillige inteekening beproeven, welkers termijn heden verschijnen zal. Alhier wordt zeer veel ingeteekend om dat men liever vrijwillig dan gedwongen aan deze heffing wil voldoen, mijn aanslag bedraagd f 462 gld.
Blz. 67
Den 22 Julij, steeds afwisselende regen en droogte sedert de vorige zeer harden wind, doch thans gematigd.
In het begin van Julij, verlieten de drie in dit jaar opgebragte jonge Ooijevaars het nest, het is dan een lust om te zien, hoe zij zoo het schijnt zich vermaken het vermogen te hebben, her en derwaarts te vliegen in ongeregelde vlugten.
Thans Leeuwarder Kermis, verleden maandag is aldaar een gouden zweep verreden, en in de Courant van gister is geadverteerd, dat eerstkomende de Konings zweep zal verreden worden; schoon er zeer weinig vertier op de kermis is, nemen echter de gewone dingen hunnen ouden loop, ten dien opzigte schijnt er zoo als algemeen het geval is geen geldgebrek te zijn; ook ten opzigte van het onderhoud en nieuw aan te leggen landswerken, onder anderen het bestraten van een weg naar Groningen, en het graven en verdiepen van een Kanaal naar de nieuwe zijlen in den jare 1830 aanvang genomen.
Bij menschen geheugen heeft men zulk een vruchtbaren tijd niet gehad, het is zeer in het oog loopende zoo wel hooi en gras als granen en allerlei vruchten, daar te boven neemt alles zulk eenen voortgang dat bij voorbeeld de nieuwe aardappels in het begin dezer maand zeer overvloedig ter
Blz. 68
markt gebragt en voor vijf en zeventig de korf verkogt wierden bij de parij vijf en vijftig Cents; mijn zoon had voor veertien dagen Turkse Ortjes op de koude grond in zijn tuin geteeld, en zoo is het met alle vruchten, behalven de appels, welke niet zeer overvloedig zijn, wegens het lijden van de voorjaars vorst, en de daar uit ontstane zoogenaamde wolf, welke de groeizaamheid overigens bedierf, en aan de zoo weeldrig bloeijende appelboomen een aanzien gaven van een doornheg.
Den 25 Julij steeds allerschoonst droog weder, waardoor de plaisier reizigers, zich zeer konnen diviteren naar de zoogenaamde laatste maandag van de Leeuwarder Kermis, althans zijn hier heden een menigte rijtuigen voorbij naar derwaarts gepasseerd.
Den 1 Augustus, sedert de vorige allerschoonst weder N.N.O. wind. Dog heden in den vroegen morgen sterke regen, waarna zeer verlangd wierd, dewijl het aardrijk ongemeen dor, en de sloten uitgedroogd wierden, het gras gewas begon elders zeer schraal te worden en de beesten gebrek te lijden vooral de noordelijkste grietenijen, alwaar lang zo veel regen, gedurende den Zomer niet gevallen is als hier, waar door wij nog overvloed van gras hebben, en velen op het nieuwland in de noodzakelijkheid zijn, om te bos maaijen, zoo als wij ook gedaan hebben, en daar door nog wel ander half Koeseeten hooi winnen; in Z. oostelijke gedeelten van Wirdum
Blz. 69
is het ook schraalder met de weidlanden, trouwens daar viel ook zoo veel regen niet als hier, zoo zonderling vielen de buijen, bij voorbeeld op Tjaard ¾ uur hier afgelegen, was eens gedurende een halve week de moude niet zoo veel als geweekt, en het hooi konde lijden om er in te werken terwijl het hier dag aan dag afwisselende geweldig regende.
De granen hebben een spoedigen voortgang genomen dagelijks rijden hier wagens met koorn en koolzaad stroo voorbij, zoo als wij heden ook zouden gehaald hebben, maar door den invallenden regen, zijn wij daar in verhinderd geworden, als mede om het hooi te zweelen, dat van de bosschen gemaaid is, drie wagens met zulk hooi hebben wij rede binnen.
Den 3 Augustus, zoel verzeld van regen; de beide eerste dagen van Augustus, kenmerken zich inzonderheid, door opvolgende zwaar weer, vooral des nademiddags; maar gister den 2den was het hevig en langdurig, afwisselende begon het des nademiddags, dog tegen 4 uur, pakten de onweerswolken in dezen omtrek uit alle luchtstreken te zamen en er ontstond een allerhevigst onweer van donder en Blixem verzeld van buitengewonen regen en elders onder Wirdumer behoor en zware hagel, zoo groot als gewone nooten. Dit onweder was hier zoo staande, dat het eerst ongeveer half 8 uur minderde. De gehele lucht was zoo ontstoken, dat er in al dien vermelden tijd
Blz. 70
bijkans nimmer eenige stilstand van donder was, overal uit alle wind streken schoten gelijktijdig de Blixemstralen in alle rigtingen uit, somtijds verre henen en door elkanderen, de donder was echter hoog in de lucht, het welk de waarschijnlijke reden is, dat er zoo veel men weet geen ongelukken gebeurd zijn, behalven te Bornbergum zoude een boere gelegenheid afgebrand en te Oenkerk een koe doodgeslagen zijn, waarvan bij nadere berigten mogelijk wel iets nader.
Tot den 1 Aug. was het aardrijk droog, de sloten hielden bijkans geen water, ja de schoolkinderen maakten er hier en daar niet alleen gebruik van om er door te waden, maar om er droog voets, door te gaan, zelf zonder klompen er in en over te springen, en thans vloeit het van water over, sloten en greppels staan tot de kanten vol, bij vergrooting is het niet gezegd, dat er meer dan twee voet water in de sloten is gehoogd, evenwel zijn er andere plaatzen in Friesland daar het niet of bijkans weinig geregend heeft, wanneer daar door bij droog weder het water wel spoedig zal afvloeijen.
Tot de geld leening heeft Friesland vrijwillig bijkans een millioen ingeteekend waar van Wirdum, circa Agt duizend Gulden, hoeveel er over het geheel geteekend is, heeft men geen berigt.
Blz. 71
Den 6 Aug sedert de vorige allerschoonst weder, dog afwisselende donder, zoo dreigde het gister avond tot zwaar onweer maar de wolken scheurden uit elkander, en het weder bedaarde en wierd tot op heden zacht en schoon.
Volgens de Courant van gister is de brand waar van wij melden niet te Bornbergum maar te Oldeboorn geweest en de koe niet te Oenkerk maar te Roodkerk doodgeslagen. Ik sprak gister een man, welke van het vleesch van dat beest genoten hadde en roemde het zeer, dat het niet minder er uitzag dan een geslagt beest, trouwens hij zeide dat men nergens eenig letsel kon merken, als alleen dat de eene vang eenigzins geschroeid ware! waar uit hij oordeelde, dat het beest scheen gestikt te zijn.
Elders in Friesland en vooral van het Oosten tot het Westen in de breedte van ongeveer een paar uur heeft het onweder gewoed, met een verschriklijk hagel slag hier en elders, dog over al in deze en aangrenzende rigting van een buitengewonen regen; hier en daar zoude het onweer ingeslagen en beesten gedood hebben maar om dat wij waarheid willen schrijven, durven wij de plaatsen niet melden, maar het schijnt zeker dat nergens daar door, als alleen het vermelde, brand is ontstaan. In de vermelde rigting en mogelijk wat Z. Oostelijker en N. West, hebben, de granen hier veel geleden, en elders door den zwaren hagel verpletterd, waar van sommige graanlanden, gister nog
Blz. 72
onder water stonden, zoo had men Boekweit gezien, welke plat tegen den grond geslagen ware, en koolzaden welke de korrels uitgedrukt en de peulen geheel ledig waren, die namentlijk waar de meeste hagel slag zich rigte, schoon er tusschen beiden weinig of geen hagel viel, maar zoo veel te meer regen; zoo is onder anderen in de noodeind onder Wirdum zware hagel geweest, maar hier op Barrahuis weinig; onder Kornjum, Jelzum enz. ontzettende zware hagel die alles verpletterde, maar in de Stad, weinige hagel, dog zoo veel te meer regen, waar van de straten, welke wat afhellende waren, zoodanig overstroomden, dat zij met schoenen zonder tot de halve knie nat te worden, niet konden beloopen worden. Te Dronrijp, Franeker en Harlingen moet het weder niet minder erg geweest zijn. Zooveel achten wij genoeg van dit weder gezegd te hebben, om een denkbeeld van zwaar onweder te vormen; het water is hier al geweldig afgevloeid, en dit is ook natuurlijk wijl er buiten deze rigting in, dus in het grootste gedeelte van ons gewest, weinig of geen regen gevallen is.
De boter is opvolgende 28 a 29 Gulden en de kaas, 17, 18 en 19 Gulden. De aardappels houden dezelfde hoogte.
Het schijnt dat de oorlog een aanvang zal nemen of rede aanvang genomen heeft, althans heeft de Koning aan het leger bevolen, om voorwaarts te rukken.
Er is over het geheel agtien millioenen ingeschreven, zoo dat waarschijnlijk de gedwongene heffing uit of afgesteld zal blijven, waar toe de staten generaal opgeroepen zijn, hoe men de nog te kort zijnde millioenen zal vinden.
Blz. 73
Den 8 Augustus, het weder als voren, gister ongemeen drukkende en warm, dog in den nadenmiddag, even voor het eindigen van den Godsdienst, ontstond er een ontzettend onweder, het was zoo duister in de Kerk dat men de napzalm naauwelijks konde zien om te zingen, de donder verzeld van Blixem kwam zeer nabij, met regen, zoo dat bij het uitgaan velen te rug in de Kerk bleven, om bij het uitloopen zoo als de vlugsten deeden niet doornat te worden, waar onder mijne vrouw en kinders, welke met de menigte te rug bleven, ik vlood intusschen te huis bij mijne dogter en zwager, waar wij zondags meest ons verblijf hebben, en het hield meer dan een half uur aan, eer mijne vrouw en de overige uitkwamen, toen het regenen eenigzins minderde, gehele stromen water liepen langs de straten, en met veel geraas vervolgens in de haven, de donder en Blixem waren intusschen ongemeen hevig, en duurde onafgebroken, nog wel een half uur; toen het weder eenigzins bedaarde, spoedden wij ons met het rijtuig naar huis, en kwamen 4 uur behouden te huis, tot blijdschap van mijne dogter en meid, welke gedurende met de kleinen maar alleen te huis waren. Het onweder duurde afwisselend tot laat in den avond, ik bleef alleen op, en begaf mij eindelijk, toen mij toescheen, het onweer te bedaren ook naar bed.
Blz. 74
Heden is des Konings zweep volgens jaarlijks gebruik verreden, een menigte rijtuigen passeerden hier voorbij om deze plegtigheid bij te woonen en des avond te rug.
Een jaar geleden dat is 1830, was de Koning benevens zijn zoon de prins van Oranje en klein zoon gedurende deze harddraverij op het Balcon van de gewezen loge niet alleen tegenwoordig, maar reikte de zweep aan den winner van het harddravends paard uit; alles was hier toen in diepe rust en vreugde over de tegenwoordigheid van onzen geliefden Koning hoogstdeszelfs zoon en kleinzoon, en thans zijn de zonen des Konings aan het hoofd van onze dierbare strijders, welke sedert 8 dagen, ongemeen voorwaards gerukt, om de wederspannige Belgiers harde slagen toe te brengen, waar toe de Koning op eerstkomende zondag den 14 dezer, een plegtig biduur heeft uitgeschreven: om den Heer der Heerscharen te smeeken: dat onze wapenen op den vijand voorspoedig mogen zijn. – Hoe weinig weet men wat het volgende jaar, den volgenden dag, het volgende uur zal baren; wie zoude immer toen de vorige harddraverij 1830 plaats hadde, zulke ontzettende tijden reeds over het jaar 1831 zouden plaats hebben.
Blz. 75
Den 10 Augustus sdert de vorige allerschoonst droog weder, waardoor de boeren het nagemaaide gras lustig reppen en opvolgende oogsten, steeds wordt er gemaaid, het is buitengewoon vruchtbaar. Wij hebben overvloed van gras, misschien dat wij nog 5 lb maaijen.
Gister Wirdumer Kermis; maar er was niet veel te doen de kleinste kinders benevens mijne vrouw waren bij mijne dogter en zwager, en ik gedurende bij mijn zoon alwaar zijn schoonvader O. Idzerda rijks ontvanger te Roordahuizum, benevens de wed. van Wijl. A. D. Smeding, ook waren; wij vertrokken om 7 uur, en kwam dus benevens de mijnen behouden tehuis.
Heden bragt ik mijne outste nakinderen na de buren met de wagen waar van de outste ongeveer 16 jaar om bij mijn zoon dezen dag door te brengen, en haalde hen om 8 uur weder uit de buren; zij wilden gaarn nog eenigen tijd gebleven zijn, waar toe mijn zoons outste dogter van mijner dogters jaren veel aanzoek gedaan had, ook mijne schoon dogter hare moeder was daar toe ook overgehaald; maar om dat ik met de wagen rede daar was, liet ik het niet toe, wij kwamen dan om 9 uur te huis, het weder is veranderlijk, zoodanig dat het afwissende min en meer stofregende
Blz. 76
Den 18 Aug. afwisselende regen dog overigens aangenaam weder en zeer groeizaam.
In het begin dezer week heb ik een paar nachten bij mijne kinderen te Achlum doorgebragt, mijne kinderen bragten mij maandag morgen met de wagen tot aan Winsum en reisde vandaar te voet naar Achlum, des dingsdags nademiddags trok mijn zoon de Dos en ik benevens een goed vriend van daar naar Harlingen om de stoomboot te zien binnenkomen, de gehele bevolking was bijkans aan de Haven, om het nieuws te vernemen dat de stoomboot van onze legers enz. zoude mede brengen. Ook was op dien zelfden dag, het schip Nederland uit Groenland met drie visschen gearriveerd, waar van wij het genoegen hadden op het schip de kakebeenen benevens de staarten dezer zee monsters te aanschouwen, gelukkiger vangst hadde de rederij nog niet moge gebeuren behalven een aantal ijsbeeren had men van dat dierenzoort ook een levendige mede gebragt.
Onbegrijpelijken voortgang hebben onze legers in Braband gemaakt in het verslaan der vijandelijke benden, en veroveren van Steden en vlekken, volgens de toen aangekomene tijdingen, was het hoofdkwartier des Princen van Orange te Leuven, welke tijdingen sedert bevestigd zijn.
Blz. 77
Den 21 Aug. Sedert altoos regen, dog gister middag, veranderde het weder in droogte, hetgeen op heden nog continueert.
Onze troupes, met de Princen van Oranje benevens de Hertog van Saxen Weimar aan het hoofd zijn in bijkans tien dagen in het hart van Belgien gedrongen, waar van de voornaamste vestingen veroverd en de beide legers van de Belgiers n.l. van de Maas en van de Schelde verslagen zijn, waardoor de veldtogt geeindigd en de vestingen in handen der Franschen volgens overeenkomst met onzen Koning zijn overgegaan, zoo dat de Erfprins opperbevelhebber van onze legers, ingevolge dagorder uit het hoofdkwartier te Leuven de dato den 13 Aug. uitgevaardigd, onze Troupen een uitmuntende lof wegens moed en dapperheid toekent, het verdrag met den Koning van Frankrijk bekend maakt, en dus beveeld naar de oude grenzen van Holland te rug te trekken, als volkomen aan het oogmerk van onzen Koning en de belangen des vaderlands voldaan hebbende, hun taak volbragt is.
Wanneer de geschillen met de Belgiers en op welk eene wijze die vereffent zullen worden moet de tijd leeren.
Blz. 78
Den 25 Aug. heden regen, sedert de vorige afwisselende regen, zoel weder, de Bouwman kan niet vorderen met zijn granen te oogsten, en hoewel er nog veel hooi te winnen ware, bederft het echter dat eenigen tijd gemaaid geweest is. – Men verlangt zeer naar droogte.
Den 23 ben ik een nacht bij mijn kinders op de Hallumer mieden geweest, den 24 reisde ik vandaar ‘s morgens naar Wanswerd, bezogt mijn zuster aldaar en wijders mijn broeder op de Streek, welke benevens zijn huisgezin in een goeden welstand was mijne zuster was zwak wegens een geledene ziekte, en een dogtertje van mijne kinders op de mieden was ziek, dog overigens het huisgezin gezond, ik reisde van de Streek met het half twee uur schip naar Leeuwarden en kwam half 5 te huis.
Het was toen ‘s Konings verjaring, de kinders hadden zich met oranje vercierd, en waren zeer vrolijk en opgeruimd, het gelui der klokken van Wanswerd en Birdaard en mooglijk elders ook, maar hetgeen ik niet hoorde, vermeerderde de vreugde van de verjaring van onzen beminden Koning, terwijl van alle toorens ten platten lande de vlaggen wapperden, dog vooral wierden dezelve gezien op alle openbare gebouwen van Frieslands Hoofdstad en in de straten uit der Burgeren huizen uitgestoken maar ook te Wirdum, wierden tot ‘s avonds 11 uur door de burgers een behoorlijke vreugde gepleegd, met
Blz. 79
schieten en aansteeken van vuur en lichtstoffen, waar na een ieder wel tevreden naar zijn huis keerde.
Aan het verzoek verleden Zondag van den predikstoel afgekondigd om oud linnen of eenig geld bij te dragen ten behoeve der gekwetsten, wordt met alle bereidwilligheid voldaan, waar van mijn zoon volgens des Bestuurs aankondiging met het ontvangen en bezorgen belast is. – Misschien dat wij naderhand, wanneer ons de kwantiteit bekend is, wel melding maken.
Den 1 September, sedert de vorige afwisselende regen en droogte, dog gedurende geen hooi weer – vijf pondemate nieuwgras, wordt heden afgemaaid; midden zomer hebben wij van dat land 14 a 15 weiden gewonnen, en thans zullen er wel ten minsten 7 a 8 weiden van komen, indien wij het goed winnen mogen – zoo hier als elders vooral in de Sneeker omtrek, wordt verbazende veel hooi gewonnen of staat nog gewonnen te worden, zoo dat er in de groeizaamste streeken van ons gewest, meer dan een gewone voorraad van hooi verzameld wordt, dog zoo is het niet algemeen, elders is het niet meer dan gewoon.
In dezen omtrek, hebben de boeren wegens de groote vruchtbaarheid, maar ook wegens de sterfte van het vee van de 4 tot 10, 11 ja 12 stuks melkvee te min,
Blz. 80
hetgeen, behalven, dat het vee minder melk geeft, dan wel in andere gewone jaren, het gemaak van boter en kaas over het algemeen duizenden van vaten en ponden minder zal renderen, dan gewoon.
Opvolgende sterven de beesten nog, voor een dag of drie, hebben wij ook nog een bevorens ons kwijnende beesten verloren, dus in het geheel behalven de schapen waar van wij bevorens melden drie stuks.
De boeren zouden hun beslag melkvee wel aanschaffen, maar het ontbreekt aan geld.
Heden verantwoorden wij de rijksgelden, gedurende de laatste dagen der voor gaande maand ontvangen.
Behalven eenig pluksel heeft Wirdum over de 50 N. Ponden en ruim 21 Gulden aan geld, ten behoeve der gekwetsten gecontribueerd, dagelijks wordt hier nog meer gegeven.
3 a 400 gekwetsten en vermisten, benevens ongeveer 100 dooden, zijn de verliezen van ons leger, gedurende de onlangs geleverde Battaljes. De verovering van Krijgsgevangenen en Ammunitie zijn aanzienlijk. Het leger is sinds in haar oude cantonnementen op de grenzen van Holland te rug gekeerd, na alvoorens de veroverde plaatzen, aan de Franschen ingeruimd te hebben, welke thans geheel Belgien, met hunne krijgsbenden bezet hebben, quasi om de Belgiers van vreemd juk te bevrijden.
Blz. 81
Den 10 Sept. sedert de vorige afwisselende regen, zoo dat het saisoen nu een geruimen tijd weinig verschilt bij verleden jaar; want gedurende de laatst verloopen maand welke met verschrikkelijke langdurige onweders van donder en Blixum bijkans in het begin aanvang nam, is verwisseld in opvolgende sterke regen tot nu toe, gister markt dag, ging ik van de Stad en wierd overvallen van een geweldige regenbui verzeld van donder, gehele plassen water stonden er op het land en de greppels boorde vol.
De meeste granen zijn binnen, behalven de boekweit waar van een groot deel nog buiten; de boeren konnen niets op het land doen, het land dat gemaaid is kan niet gezweeld worden, de waarde van het hooi gaat dezer wijs verloren. Wij hebben even als het voorgaande jaar de 5 Pondemate bij de buren gemaaid maar konnen niet zweelen. Veel muisen worden in de landen waargenomen, welke door de groote voorraad van gras in de bosschen nestelen en graven, en alzoo stinkende maken, dat de beesten dezelve niet vreeten.
Men hoort van de tijds omstandigheden zeer weinig, gedurende de zes weeksche wapenstilstand in het midden der voorgaande maand aanvang genomen, is men zeer werkzaam om te onderhandelen.
Blz. 82
De Koning neemt intusschen een zeer dreigende houding, de reserve der lotelingen van het voorjaar, benevens de schutters zijn opgeroepen en mobiel verklaard, gister zijn reeds een groote menigte doorgemarcheerd op Zwol, om aldaar gemonteerd te worden, behalven het voltallig maken der armee, wegens de onlangs geledene verliezen, zal de versterking hier door nog aanmerkelijk worden. Men zegt dat er over het rijk 14000 opgeroepen zijn, waar van de 4000 militie uit bovengen. reserve, en de overige schutters.
Mijn broeder en zijne vrouw, zijn hier gister een nacht geweest, zijnde den 8 gekomen, gedurende den dag regen, dog ‘s nademiddags klaarde het weder waar door mijne kinders uit de buren hier kwamen thee drinken, en bragten den nademiddag aangenaam met elkanderen door, hoewel ik niet al te wel ware, sinds al eenige dagen, ik heb gister de koorts gehad, en misschien bevorens ook al.
De boter houd prijs, steeds ruim 32 en de kaas tot de 20 Gulden – de magere varkens zijn zeer duur, goeden worden gekogt van de 20 tot de 25 en de beste boven de 30 Gulden – het melkvee is tevens zeer duur, en worden gaarn gekogt.
Blz. 83
De oude Brug bij de Wirdumer poort over de gragt tegen de herberg de posthoorn over, zal afgebroken, en een nieuwe brug op een koud steed geslagen worden, regt toe regt aan, over de gragt van die poort tot de straatweg uitloopende, de dwinger en het bolwerk wordt afgegraven, benevens de boomen welke op het bolwerk ter zijde van de hoeksche uitloop tot de oude brug staande, geroeid; deze nieuwe brug is den 6 van deze maand aanbesteed te maken voor 6700 Gulden men is reeds bezig met het bolwerk af te graven, en aangevangen met paaltjes in de gragt te slaan tot afbakening waar de stijlen zullen geslagen worden; de oude brug was met een wip, om de schepen door te laten, maar de nieuwe wordt boogs gewijs gemaakt, om geschikt te zijn voor groote schepen tot de doorvaart.
Den 13 Sept. sedert de vorige afwisselende regenvlagen, dog thans schoon weder, het weerglas begint ook hoog te staan, waar door het schijnt dat wij nu goed weder zullen krijgen, dat is te zeggen droogte, hoewel het anders uitnemende vruchtbaar geweest is, evenwel is het hooi
Blz. 84
dat nagemaaid wordt of staat nagemaaid te worden is tot hier toe niet best gewonnen.
Den 26 September, pas 4 dagen geleden regende het afwisselende, dog sedert schoon droog weder. Wij hebben het hooi den 16 te huis gekregen en tamelijk gewonnen 9 weiden.
Sedert de vorige ben ik niet wel, welke ongesteldheid eerder toe dan afnam, en tot heden continueert; schoon aan de beter hand ben ik zeer zwak, niet tegenstaande de versterkende medijcijnen welke mij toegediend worden.
Het zaisoen kenmerkt zich over het geheel zoo gezond niet, als gedurende den zomer, koortzen en ziekten openbaren zich zoowel hier als elders.
Gedurende mijne ongesteldheid, heb ik de dagelijksche bijzonderheden niet vermeld; eenige honderden lotelingen en schutters zijn doorgetrokken opvolgende.
De Koning heeft de studenten provisioneel ontslag verleend, om met den aanvang van Oktober, de Akademische cursus bij te woonen.
Voor eenige dagen verkrijgen de schutters ook verlof om hunne familien te bezoeken, zoo als er hier en elders zijn verscheidene te huis, dog moeten in het begin der andere maand weder bij hun Guarnisoen zijn, den 10den daar van is de wapenstilstand geeindigt.
Blz. 85
Den 6 October, sedert de vorige geen dag of nacht zonder regen, dog afwisselende droog en zeer vruchtbaar, evenwel is het aardrijk meer nat dan droog, de landen worden meer en min, door het trappen der beesten, gekneusd, zoo dat men gedurende de beide laatst verlopende maanden tot heden zeggen moet; dat de nattigheid de overhand heeft.
Wij hebben onze jongbeesten den 4den van de pollen gehaald, niet dat zij aldaar geen goed bestaan hadden, maar om dat wij rijkelijk van gras zijn voorzien, zij hebben uitmuntend getierd.
In den verleden week hebben wij 42 korven winter aardappels a 9 Stuivers de korf en 20 korven beversche voor de varkens a 6 stuivers van Kornjum gehaald.
Volgens aankondiging moeten de verlofgangers van allerlei wapenen op heden bij hunne korpsen zijn, waar van alhier een menigte om hunne familien en vrienden te bezoeken geweest zijn; volgens dat zelfde berigt wordt er geen verlof meer verleend – De toerusting tot den oorlog is verbazend; ook zijn er over de 60 paarden zoo wel tot de artillerij als onder den man alhier gerequireerd, de schrijver heeft ook een aangegeven bij het Bestuur, of dezelve voor 200 Gulden bij de keuring aangenomen of afgewezen zal worden moet de tijd leeren.
Den 10 Oct. sedert de vorige allerschoonst weder, dog heden koude zuiden wind met afwisselende regen.
De boter en kaas blijven op voorengem. prijs, de granen rijzen, mogelijk door de belemmerde scheepvaart, wegens
Blz. 86
de verschrikkelijke ziekte, welke de plaatzen in de Oostzee steeds besmetten, en waarvoor alle geneeskundige faculteiten, voorzorgen en voorbehoedmiddelen, welke de kunst aan de hand geeft, met alle bedenkelijke ernst, de verspreiding zoeken voor te komen en daardoor de schepen, welke derwaarts reizen of van daar te rug komen, de strengste quarantaine onderworpen zijn.
De stilstand van wapens was heden geexpireerd maar men zegt, dat dezelve 14 dagen verlengd is dog dat de toegevenheid van onzen Koning, hier mede ook zijne uiterste grenszen heeft, zoo dat bij aldien de schikking met Belgien in dezen termijn niet tot stand gebragt is, de vijandlijkheden weder aangevangen zullen worden, zoo vermelden ons namentlijk de nieuwspapieren.
Zaturdag morgen den 8 dezer zijn hier weder een aantal schutters uit de steden geligt, gewapend doorgemarcheerd, om naar de grenzen te trekken.
Den 13 October, het weder sedert de vorige nat dog zeer zacht.
Gedurende gister en heden, reizen hier een menigt paarden voorbij, welke de Commissie aangeboden worden, om het land te dienen; particuliere geruchten zeggen, dat mijn paard onlangs gemeld, door de Commissie aangenomen is, maar voor de prijs mij nog
Blz. 87
niet bekend is, dewijl mijn gelastigde Zije boer agter Wijtgaard, en dezer zaken zeer kundig nog niet bij mij geweest is.
Op heden heb ik aan Hendrik v.d. Veen, boere arbeider onze naaste buurman bij ons pijpke over de straatweg woonachtig, het hekkelen van 48 pondemate voor tien Gulden, en is heden daar mede begonnen.
Den 15 October, schoon weder sedert de vorige; gister marktdag, was de boter 36 Guld. de kaas als de aardappels rijzen en wierden tot 13 Stuivers verkogt; men zegt datze buitengewoon sterk uitgevoerd worden, trouwens ons leger is gedugt op de frontieren en elders daar moet ook een gedugt kwantiteit dagelijksche levensmiddelen zijn.
66 stuks beste paarden zijn er door de Commissie van de menigte aldaar voorhanden uitgekozen tot 275 Gulden de hoogste in prijs mijn paard is voor 190 Guld. doorgegaan en waar van het geld gister ook op het Collegie betaald wierd; een gedeelte dezer paarden is reeds gister al getransporteerd, misschien naar Deventer of Zwol, mogelijk ook wel naar de grenzen, want het schijnt dat de oorlog onvermijdelijk is.
Blz. 88
Na verloop van de bepaalde wapenstilstand, waar van den 25 Oct. ‘s middags 12 uur verschenen is, volgens dagorder van den veld maarschalk den prins van Oranje, het leger bevorens aangekondigd.
Heden zijn de overige peerden van gister heden hier door getransporteerd. Wij hoopen dat dit de laatste requisitie zal zijn en de vrede tot stand zal komen.
De staat van begroting over 1832 hebben wij Kerkvoogden den 12 l.l. opgemaakt, om door de floreenpligtigen tot dat einde den 17 dezer bij Advertentie van het Grietenij Bestuur opgeroepen, te worden vastgesteld.
Gedurende is het zoo groeizaam, dat men duidelijk merken kan, dat het gras groeit, het weder is zoo zoel dat men met alle voorzorgen, niet kan voorkomen dat er gore melk ontstaat, waar door men nu en dan en heden morgen nog wrakke kaas maakt.
Den 18 October. Gister hebben wij, gecombineerd met de hervormde floreenpligtigen in de herberg te Wirdum vergadering gehad, en is bij die gelegenheid A.H. Palsma afgaande Kerkvoogd met algemene stemmen weder gecontinueerd, wijders de staat van begroting van de Kerkelijke Administratie alhier, vastgesteld, en zijn tot gecommitteerden uit de floreenpligtigen, om, de Rekening over 1831 nog te doen, op te nemen en na goedbevinding te sluiten, benoemd: Sijbe Kornelis Leegsma, Anne Jelles Hemstra en Jan Dirks Valkema.
Blz. 89
Den 26 Oct. sedert de vorige schoon weder, verzeld van droogte, tot heden voortdurende, dog thans zeer harden zuiden wind.
Gedurende mijne onpasselijkheid, en waar van, schoon gezond, de kragten zeer langzaam toenemen, zoodanig dat ik heden morgen naar het gebuurte tegen den sterken wind opgaande, mijne vermogens naauwelijks toereikende waren, is mijn zoon door het Gouvernement gemagtigd het Kantoor waar te nemen en te administreren; dog bij wel zijn voornemens zijnde, om zoo dra mogelijk deze functie weder op te nemen.
De boter is verleden vrijdag tot 42 Gulden geklommen, de kaas houd prijs, de aardappels zijn 1 a 2 Stuivers duurder.
Den 7 November, sedert de vorige afwisselende onstuimig verzeld van zeer harden wind en veel regen gedurende den nacht van den 3 tot den 4 onweder van Donder en Blixem, zoo hevig dat men maar selden bij gewone zomer warmte zulke sterke donder en Blixem heeft.
Volgens gerugte is er door het onweder eene huizinge te Parrega verbrand, doch waar van wij tot nu toe gene bijzondere melding konnen maken, bij gebrek van zekere berigten.
Mijn dogter Grietje van Hallumer mieden is hier met drie van hare kleinste kinderen van den 1 tot den 5 uit van huis geweest. Zij trof in het weder
Blz. 90
naar huis keren aller onstuimigst weder, wij bragten haar met het rijwagentje naar Leeuwarden en vandaar ging zij in het Hallumer schip.
Wij hebben bevorens melding gemaakt, van de brug welke over de gragt besteed was te maken. Deze is thans verre gevorderd, dog in plaats van stijlen heeft men dezelve van steen opgemetseld met uitgestrekte en breede vleugels van gevlogten Rijs eene vastigheid doen nemen, de aarde van de dwinger en het Bolwerk is niet toereikende om de vleugels te vullen, tot de hoogte waar toe de steenen brug opgetrokken is; het is een verbazend werk men verwonderd zich steeds over de onderneming om uit de diepte en breedte van de gragt zoodanig een werk tot volkomenheid te brengen.
Den 10 Nov. sedert de vorige aller onstuimigds, verzeld van weerlicht donder en Blixem doch heden en gister schoon weder, ten gevolge daar van lopen de beesten nog uit, en geven nog daags 9 emmers melk en op den 1 dezer 10 a 11 emmers.
Ik ben nu en dan bezig met wilsteren, maar het wil mij niet gelukken tot nog toe een grote kwantiteit te vangen, hoewel dit gevogelte zich hier thans in menigte ophoud, vooral de kievieten.
Blz. 91
Den 15 Nov. sedert de vorige onstuimig met afwisselende hagelbuijen.
Wij hebben niet tegenstaande het kragtige gras, maar om het trappen de melke koeijen en kalvers gister gestald.
Den 17 Nov. aanhoudend onstuimig verzeld van donderbuijen; gister voordemiddag sneeuw waar door het aardrijk overdekt was, dog ‘s nadenmiddag weder ontdooid, ten gevolge daar van is het land zoo nat en waterig, dat men naauwelijks droog voets daar over gaan kan.
Het jong vee loopt in den omtrek nog uit, hier en daar sterft het rundvee nog aan de galle als ook van de schapen; misschien zijn de beesten in het algemeen daar van aangetast geweest, en door de natte herfst verergert, zoodanig dat zij sterven, weinige beesten die geslagt worden, zijn daar van zuiver, schoon zij vet zijn; onze Bulle welke wij geslagt hebben, was de lever ook bedorven, schoon hij er goed uitzag, en daar te boven ook veel gedurende de zomer op stal gestaan en met wei gevoed ware; dezer wijs is het met de beesten gesteld, men kan er uitwendig niets aan bemerken, zoo wel de melke als de vette koeijen, zij
Blz. 92
worden staande ongesteld, en sterven daar na.
Den 29 Nov. sedert de vorige verschrikkelijk onstuimig van donder en Blixem verzeld, dog sedert twee a drie dagen bedaard verzeld van eenig vorst.
Heden was het Garnisoen Schutters te Leeuwarden liggende, langs de straatweg tot hier een marsch doende en keerden toen weder te rug misschien een paar honderd man sterk.
Van ‘s lands aangelegenheden weten wij niets bijzonders, als alleen, dat men een zeer dreigende houding aanneemt, zoo wel te water als te lande.
Den 19 bevorens, bezogte een paar nachten mijne familie op Hallumer mieden, een dogtertje van mijne kinders aldaar was hier eenigen tijd uit van huis geweest, en een onzer dogtertjes Klaaske, reisde tevens mede derwaarts om aldaar uit van huis te zijn.
Den 6 Dec. heden koude zuiden wind, gister zonneschijn en zagt, even als in de Septembers maand. Gedurende zonder eenigen vorst.
Heden verjaring van den Kroonprins de vlaggen wapperen van de toorens.
Des lands omstandigheden zijn voor het algemeen zeer duister, de effecten rijzen en dalen afwisselend, waar aan men of gunstig of
Blz. 93
ongunstig over den toestand des vaderlands denkt.
De Helder en meer zeeplaatzen worden intusschen zeer versterkt, even als of de regering voor een aanval te water vreest, en schijnt daar door in de mogelijkheid te konnen geraken met een oorlog van een of ander zeemogendheid.
Men neemt steeds alle voorzorgen tegen de dreigende Aziatische Ziekte, welke van tijd tot tijd schijnt te naderen; geen week gaat er genoegzaam voorbij of men leest er van in de nieuwspapieren.
Dewijl ons Domini in de vacature van Warga verleden zondag moeste prediken, heb ik de morgen en nademiddags Godsdienst te Roordahuizum bijgewoond, en tusschen beiden bij mijn vriend Idzerda ontvanger aldaar den tijd aangenaam doorgebragt, zijnde de schoonvader van mijn zoon, welke zich met zijne vrouw daar ook bevond, wij reisden des avonds te zamen tot Wijtgaard, van waar zij naar het gebuurte en ik naar huis te rug keerden, hun oogmerk was de avond Godsdienst te Wirdum bij te wonen, dog om dat dezelve zoo laat dat is te 5 uur aanvang neemt, verkoos ik liever, om dat het tevens duister maan ware, naar huis te gaan.
Blz. 94
Dewijl op een vacante plaats thans maar een maal zondags gepredikt wordt, kon ons Domini gevoeglijk ‘s avonds te huis weder prediken.
Mijne outste dogtertjes zijn heden naar het gebuurte om de wekelijksche Categisatie bij te wonen, mijn knegt is daar van rede te huis en de meid maakt zich tot dat einde gereed om ook derwaards te gaan; zoo dat op de onderscheidene uren, dat is ‘s morgens 9, ‘s middags 1 en ‘s nademiddags 3 uur alle mijne huisgenoten voor zoo veel in dezer betrekking vallen alle dingsdagen daar aan besteden.
De wilde ganzen zijn in naburige landen, dagelijksche in zulk een ontzettende menigte, dat men zich grotelijks verwonderen moet, en te meer wijl het land wel laag en in dat mijns naasten buurmans, indien hij in eenigen tijd niet heeft gemaald, hier en daar onder water staat, maar echter bevrijd van poelen en meeren, droog land is.
In het laatst der voorgaande maand, dat is den 30 Nov. is mijn zoon, de Domini van Achlum weder een zoon geboren, dit is hun derde kind, waar van 2 zoons en 1 dogtertje, kraamvrouw en kind bevonden zich wel.
Blz. 95
Den 15 Dec. afwisselende zagt weder verzeld van regen en damp, blijvende steeds zonder de minste vorst.
Ieder der boeren slagten opvolgende hunne gemeste varkens voor eigen comsumptie, of ook wel om een gedeelte daar van aan de borgerij te verkoopen, waar van de prijs thans 3 a 24 Centen bedraagd, zoo dat de gemeste varkens als ook het ander slagtvee zeer duur is, waar van de accijns daar te boven ruim 16 Centen bedraagd.
Wij hebben gedurende ons beide varkens ook geslagt, waar van de een 78 en de andere ongeveer 90 oude ponden in 3 wogen.
20 korven zoogenaamde beversche a 30 Cents en ongeveer 10 korven a 9 St. aardappelen is al het voeder behalven de zuip welke zij genoten hebben, bedragende de kosten dus in het geheel zonder de zuip te rekenen tien Gulden en vijftig Cents, zoo dat wij nimmer goed kooper gemest hebben.
Opvolgende laat men duizenden Militairen voor eenigen tijd met verlof gaan, en als deze zich na den verlof tijd bij hunne Corpsen vervoegd hebben, worden weder anderen gelijken tijd verlof vergund, men zegt dat dit getal ongeveer opvolgende 20000 bedraagd. Dit is althans zeker dat men steeds zoodanige verlofgangers van aller-
Blz. 96
lei wapen ontmoet, ook zijn er eenige schutters onder Wirdumer behoor, bij hunne familie en vrienden alhier; algemeen hoort men van de verlofgangers, dat zij het bij hunne Corpsen zeer goed hebben, maar dat zij liever zouden te huis zijn, en verlangen dus zeer, dat er spoedig een einde van de zaak moge zijn en de vaderlandsche verschillen tot ons aller belang zijn vereffend.
De prijs der boter blijft op dezelfde de hoogste ongeveer 36 gulden, overigens is het gemaak gedurende de herfst tot hier toe beter dan men verwagt had. Wij melken nog ongeveer 4 emmers melk, en zoo gaat het over het algemeen, verleden omtrent dezen tijd des jaars, molken wij geen vierde gedeelte daar van.
De nieuwe brug over de gragt, welke benevens het muurwerk en derzelver leuningen opgenomen en goedgekeurd zijnde, is er aan het muurwerk eene verzakking of drukking waargenomen; door de sterke persing van het aangesloten aardewerk, veroorzaakt, dewijl de muren nog niet genoeg bevestigd, de geweldige persing
van het aardewerk niet konden wederstaan. Het aardewerk tegen de muren wordt thans weder weggegraven, om schikking en ruimte te maken, om de muren weder te herstellen. Dit is eene groote vertraging in het werk, en zal bovendien veel kosten veroorzaken.
Blz. 97
Den 27 December. Heden vorst, dog sedert de vorige altoos zagt en aangenaam weder.
Twee Compagnien Noordbrandsche Schutters zijn hier den 15 l.l. doorgetrokken naar de Stad en met musiek van de Leeuwarder schutterij ingehaald, ‘s nacht bij de borgerij ingekwartierd om aldaar Guarnisoen te houden ter vervanging van de Friesche schutterij welke ‘s anderendaags met musiek uitgeleid in schepen naar Harlingen om van daar naar de Helder in Guarnisoen te trekken, waarna de Brabandsche schutters dadelijk de Kasern betrokken.- Men had deze voorzorg genomen, ten einde er gene onaangenaamheden tusschen de Friesche en Brabandsche Schutters zouden ontstaan.
Van ‘s lands aangelegenheden, hoort men nog niets bijzonders, het schijnt dat de Regeringen elkanderen tot nog toe daar over niet konnen verstaan, althans onzen Koning bewilligd geenzins in de schikking der Mogendheden; wat de uitkomst zal zijn moet de tijd leeren; men vreest voor den oorlog, althans met de Belgiers. Onze Regering heeft een gedugte houding ook te water.
Wij hebben ons, volgens jaarlijks gebruik op den 21 l.l. bezig gehouden om Kerkelijke ontvangsten in te beuren en uitgaven te doen.
De huurder van de Kerke plaats betaalde de huur voor de helft, het gaat deze gelijk meest alle de boeren, welke de huur maar voor een gedeelte of geheel niet betalen, zoo slecht staat het over het algemeen, zoo hier als elders.
Blz. 98
De landeigenaren raken hier door ook in ongelegenheden, voor al die gene, welker inkomsten alleen daar in bestaan, waar van de rijksten uitgezonderd zeer gematigd omtrent de lijdende Huurders handelen, maar ook andere de bedongene huurpenningen met het strengste regt vorderen, niet tegenstaande men overtuigd is, dat de Huurder in deze agter uit gaande tijd, meer dan een derde ja sommigen de helft te veel huur moeten betalen, Waar onder mijn dogter en zwager op de Hallumer mieden. Deze willen ook geenzins voor de volgende huurjaren voor een verminderde huurprijs althans maar voor eene kleinigheid zich laten verstaan.
De plaatzen welker huurtijd expireren, worden wel niet zoo duur, maar evenwel met een geringe vermindering naar evenredigheid van de noodlottige voorgaande jaren, verhuurd, men hoopt steeds op gunstiger tijden.
Zoo is onder anderen de plaats van mijn naaste buurman Albert Everts Everda, behorende aan Mevrouw de wed. Bienema, ruim twee honderd Gulden minder dan dezelfde thans betaald aan een ander verhuurd, schoon de tegenwoordige huurder welke duizenden gedurende den huurtijd aldaar verloren heeft, gaarn weder ingehuurd hadde, maar niet tot deze prijs konde trakteren, en dieshalven thans verstoken blijft om in het vervolg het verlorene op deze plaats eenigzins weder uit te winnen; en dezer wijs gaat het een menigte.
Blz. 99
Zoo heeft mijn zwager bevorens gemeld, nu in het derde jaar van den huurtijd salvo calculo, drie duizend gulden verloren; mijne vrouws broeder, te Warga een plaats in huur hebbende, heeft genoegzaam zijn kapitaal aldaar laten zitten, zonder in de gelegenheid te zijn, weder inhuring te konnen maken; maar heeft tegen mei l.l. boelgoed gemaakt reeuw en beslag verkogt, deze plaats behoorde aan de juffer Sloterdijk.
Een menigte boere plaatsen worden alle weeken in de Leeuwarder Courant geveild, zoo hier als elders, om bij beslotene briefjes te verhuren, zoo ook mijn tweede buurman Jouke Schilstra gebruikende Zathe nieuw Barrahuis in de omwandeling genaamd, en behorende aan een minderjarige dogter van wijl. Ruurd Sybrandij en waar van voogd is, Rients Sybrandij in het gebuurte woonachtig. De huurder wil een veel verminderde huur betalen dog waar toe de voogd niet kan verstaan, maar wel tot een verminderde huur, en uit dien hoofde bij beslotene briefjes word geveild.
Uit het een en ander kan men zien, om geen meer voorbeelden op te noemen, hoe slecht het met den boeren stand er uit ziet, en al wordt de tijd gunstig, dan zijn er jaren noodig, om tot den wel een vorigen bloei te geraken; en om er iets van te noemen, de boeren waren gewoon jaarlijks 2, 3, 4, 500 Gulden min en meer uit de schapen te maken, en nu zijn er volstrekt geen schapen voorhanden, en die weinigen welke er al zijn, sterven nog opvolgende, dus zijn er jaren noodig om in het volle bezit der schapen weder te konnen
Blz. 100
geraken, en gedurende die jaren missen de boeren de inkomsten dezer nuttige dieren, waar van de slagters een aanzienlijk inkomst tevens moeten derven, als ook de kooplieden in wol.
De prijs der boter is opvolgende ruim dertig gulden.
De commissie van verleden jaar om de nachtwacht te regelen is thans weder aangesteld, wanneer dit in werking zal gebragt worden weet ik niet, de commissie is nog niet vergaderd geweest; over het algemeen schijnt men daar toe, zoo ernstig niet te denken als wel voorleden jaar.
Wij sluiten dit jaar met de Belastingen dezen jare alhier aan den lande opgebragt.
Oorlogs belasting over 1830 | 14852-35 |
Gewone belastingen over 1831 | |
Grondbelasting | 23757-45 |
Personeel | 1997-62 |
Patenten | 244-43 |
Geslagt | 1446-09½ |
Binnenlands gedisteleerd | 215-58 |
Collectief zegel | 166-23 |
Geleibilletten | 4-12½ |
3% perceptiekosten der Gemeente opcenten op de accijnsen | 18-46½ |
Pensioenfonds | 19-18½ |
Kosten van taxatie opnemingen van ‘t Personeel | 80-93½ |
Teruggave van renten van schatkist billetten | 11-50 |
42802-96½ | |
Bij abuis de oorlogslasten over 1830 genoemd toen gemeld afgetrokken | 14852-35 |
Transport | 27950-61½ |
Blz. 101
Transport | 27950-61½ |
Gemeente Opcenten op de Accijnsen
Gemeente opCenten op de directe Belastingen zijn onder de som van Grondb. en Pers. begrepen |
635-47½ |
Gemeente Accijnsen
Gemaal1631-50 Geslagt 1-40 Wijn 8-34 Binn. gedisteleerd 118-55 |
1759-79 |
Betaling bij anticipatie op eene leening voor 1831 | 2173-42 |
Vrijwillige leening voor 1832 | 7900-00 |
Dorps opbrengsten
Omslag Collect bij de Diaconij Aan bedelaars als anders |
500-00 500-00 300-70 |
Gezamentlijke opbrengsten
waar van aan het Rijk f 36850-00 Grietenij 4350-00 Dorp enz. 800-00 zie nevens f 42000-00 |
f 42000-00
|
Behalven dit vorenstaande nog aan vrijwillige gift voor de Diakonij in Aug. 1831 | 350-00 |
in Jan. 1832 voor 1833 | 138-00 |
S.C. voor der R.C. eigen behoefte tot de armen | 512-00 |
Totaal | f 43000-00 |
Blz. 102
Het zout de zuiker Bieren Azijnen enz. behalven het van buiten ingevoerde brood, vleesch en spek enz. benevens inkomende en buitenlandsche regten tezamen | 7000-00 |
gevoegd bij de voorengemeld | 43000-00 |
tezamen | f 50000-00 |
Is het niet te verwonderen bij de agter uitgaande jaren van tegenspoed aan te merken, dat de Ingezetenen van Wirdum en Swichum eene bevolking van ruim 1000 zielen zulke verbazende uitgaven over 1831 gedaan hebben, steeds in een geldelozen toestand verkeren, gemeen met alle Ingezetenen onzes vaderlands. Hoe is het dog mogelijk en evenwel gaat alles zijn gang. Indien God ons niet staande hield, dan waren alle welmeenende pogingen welke onze beminde Koning tot behoud des vaderlands aanwend, te vergeefs, dan keerden wij onder zulk een drukkende last, wel haast tot onzen ondergang.
Ach! dat wij betere tijden mogten, dat alle rampen en druk van ons geweerd wierden, en gave God ons dan een dankbaar hart, op dat alle Ingezetenen van ons Rijk in ootmoed en Eerbied voor Nederlands God mogten leven.
Wirdum den 31 December 1831 D.W. Hellema Rijks Ontvanger