1832
Blz. 1
Den 1 Januarij. Vele tegenspoeden, zoo wel ten aanzien van ons dierbaar vaderland, als over het geheel van een ieders betrekking in het bijzonder, zijn ons in het afgewisselde jaar wedervaren; onze jonge lieden staan nog gewapend op de grenzen bij den dreigende oorlog, verwijderd van hunne dierbaarste betrekking, terwijl anderen, wegens de plaatsvervangers aanzienlijke weekgelden aan derzelver vrouwen en kinderen en andere onderstanden verleenen, en door de langdurigheid zich zelven geheel verarmen; waardoor in meest alle vakken van bestaan, den druk der tijden over het algemeen bespeurd wordt. De aanzienlijke Vaderlandsche, Provinciale, Gemeentens en Dorpsbelastingen, gaan bijkans het vermogen te boven; de tegenheden van den landbouwer, het verlies van vee, en daar door te weinig inkomsten als anderzins, heeft de landbouw, de veefokkerij in een toestand gebragt dat er jaren nodig zijn, om deze rampspoeden weder te boven te komen.
Doch alle deze tegenheden zijn eenigzins gelenigd door de eendragt en goede gezindheid der ingezetenen voor den Koning en het vaderland, goed en bloed wordt met de alles te boven gaande gewilligheid geofferd; waarteboven de goede voorzienigheid behaagd heeft de natie van dreigende en aanstekende ziekten te behoeden, overal gezond-
Blz. 2
heid en in dezen opzigte welvaren te verlenen; met daar te boven, een alles te boven gaande vruchtbaar jaar, waardoor de inzameling van hooi en granen, de gewone vruchtbare jaren zeer te boven gaan, schoon de nazomer en herfst meer nat dan droog geweest zijn.
Wij treden thans het nieuwe jaar van 1832 weder in, wat het vaderland, de natie en een ieder daar van voorspoed of tegenspoed ontmoeten zal, is ons onbekend, wij wenschen intusschen dat het God behagen moge ons dierbaar vaderland, van de dreigende onheilen te redden, en een voor het zelve, heerlijke uitkomst mag schenken, dat alle rampen en ellenden van de natie geweerd mogen worden, dat ieder in zijne maatschappelijke en vooral huiselijke betrekkingen zegen voorspoed en welvaren mag genieten, en dan boven alles Gode dankbaar moge leven.
Wij maken dan thans weder aanvang met onze aanteekeningen, en merken eerst aan, dat de vorst sedert een paar dagen ingevallen is, met stilte en goed weer, zoodanig dat wij zonder de minste schroom heden morgen op schaatzen naar het gebuurte reden.
Tweemaal woonden wij den Godsdienst bij, dewijl het nieuwe jaar op zondag invalt, en volgens gewoonte deede de afgaande Diaken na het eindigen van den nademiddag Godsdienst rekening en verantwoording van zijne Administratie over 1831, welke goedgedaan is, en staande deze vergadering om de opgevraagde schuld ter somma van 330 Gulden te vinden gedeeltelijk uit het
Blz. 3
papier bestaande in ruim, 500 Gulden rente gevende schuld a 2½ proCent, bij de diakonie voorhanden te verkoopen, waar van de prijs Courant thans 41 bedraagd en de rest bij wege van vrijwillige omslag, welke staande de vergadering in werking wierd gebragt en de voogden verzogt deze gelden in te zamelen. In plaats van de afgaande Ouderling Anne Hiemstra en Diaken Anne Himstra zijn in plaats bevestigd Jan Valkema en Feije Feitsma.
Dewijl deze Comparitie zoo laat wierd, hebben de brandmeesters waar van Rinze Rinsma Mr. bakker, thans outste diaken, de werkzaamheden aan het regelen van den dienst der brandspuit over 1832 tot eene eerstkomende bekwame gelegenheid uitstelden.
Wijders hebben wij ons in de laatste dagen van het voorgaande jaar onledig gehouden, met de ontvangsten van ‘s Rijks Belastingen, welke totaal, op 75 Gulden na, binnen gekomen zijn, om op morgen te verantwoorden.
Den 4 Jan. Sedert de vorige aanhoudene vorst, waar het ijs genoeg sterkte zoude hebben, om overal het zelve met schaatzen te gebruiken, maar om dat er met de zee sluizen gestroomd wordt volgens advertentie in de Leeuwarder dingsdaagsche Courant, is het gevaarlijk te rijden wijl in de stroomen grote wakken bestaan, en dezelve eer vermeerderen dan verminderen nadien de vorst zeer gematigd is.
Heden dreigt het weder verandering Z.W. betrokken lucht en dijsig weder.
Blz. 4
Den 7 Jan., heden nog sedert de vorige vorst aangenaam en schoon weder.
Het ijs wordt zeer druk bezogt, bij zulk stil en aangenaam weder, is het aangenaam te schaats rijden, ten
gevolge daar van krielde het gister in de Stad van menschen uit alle oorden van ons gewest aldaar te zamen gevloeid.
Heden kwam onverwacht op schaatzen mijn zwager van Hallumer mieden met een behuwdzoon en eene dochter, na aangenaam den dag met elkanderen doorgebragt te hebben vertrokken tijdig wegens het wankel ijs.
De prijs der boter was 29 Gulden, en alzoo 3 a 4 Gulden minder als bevorens.
Den 10 Jan. Heden dooiweer gister nademiddag aangevangen.
Mijn broeder van de Streek, rijks ontvanger van de Gemeente Blija, bezogte ons gister met twee zijner dogters op schaatzen, zeer genoeglijk sleten wij den middag, en vertrokken om twee uur en waren voornemens bij zijn zoon in de Stad te thee drinken.
Waar na ik mijne vrouw had er geen zin toe op verzoek mij begaf op schaatzen bij het aansteken van een pijp tabak naar Zije Aans in de Braerderburen agter Wijtgaard een der grootste boeren te Wirdum, om thee te drinken alwaar
Blz. 5
mijn zoon en zijne vrouw uit de buren ook verzogt waren, ik reed langs de Werpster vaart over Wirdum, de Tjaarder vaart, de Tarring, de opvaart na bij de Tjernehoek en bragt mij aan zijn huis rookte nog, dus deze groote afstand was op schaatzen een pijp tabak verwijderd, mijn zoon en zijne vrouw waren er rede.
Met de beschrijvings billetten van het personeel en patenten is het in het begin dezer maand zeer druk geweest, dog waar van de uitgifte en inzameling tevens in te vullen en Kohier te verzamelen en op te maken volbragt is.
Mijn zoon moest heden zijn Eed in kwaliteit als bij schatter over het district Ferwerderadeel te Marrum voor het vredegeregt afleggen, ik ben zeer bezorgd over die reis; want niet alleen is het dooi weer, maar het regende heden morgen zeer sterk, te 10 uur moest hij te Marrum zijn, en alzoo zeer vroeg hier van daar reizen.
Den 12 Januarij. Dooi weer, zeer zagt met mist verzeld. Het schijnt dat de winter ons zal verlaten, dog de Eenden zitten met de koppen in de veeren; dog zij zoeken thans weder hun eigen kost, niet tegen staande verleden vrijdag drie zak beste harde duive boonen a 3 Guld. en 20 Cents de zak gekogt hebbe.
Mijn zoon bevorens gemeld, heeft een goede reis gehad, schoon hij benevens mijn behuwdzoon P. Hiemstra welke hem verzelde zeer nat waren, droogden zich bij mijne kinderen op Hallumer mieden, alwaar het overige
Blz. 6
van den dag doorbragten, en ‘s avonds om 5 uur op schaatzen behouden te huis kwamen.
Den 14 Jan. sedert de vorige dooi weder, dog gister is de vorst met eenig sneeuw ingevallen, tot heden voortdurende, dog zeer zagt weder.
Door de bevorens sterke dooi, dagte men dat de trekschepen van Harlingen en Dokkum, gister marktdag te Leeuwarden, zouden varen; maar dit is niet gebeurd, en daarom voor den Handel misweer, evenwel, wierd de boter per as ter markt gevoerd, graag gekogt, tot de prijs van ruim 32 Gulden de markt dag bevorens 29 Gulden.
Heden was het Grietenij Bestuur, ter inspectie bij de Pijpkes door de straatweg, welke nog in denzelfden stand zijn, als waar van wij elders melden; tot wat einde deze opneming geschied, zullen wij bij nadere kennis misschien hierna melden.
Den 18 Jan. heden en gister dooi weer, ten gevolge van de voorengem. vorst, heeft men het ijs weder met schaatzen gebruikt.
Mijn zoon en behuwd zoon als rijks schatters van
Blz. 7
het Personeel, zijn sedert den 16 afwezig, en bezig om te schatten in de Gemeente van Stiens.
Heden morgen het Kantoor waarnemende, boden zich twee Commiesen aan, om in het register № 5 te teekenen, dat zij tegenwoordig geweest waren, namens de Arrondissements Inspecteur.
Ten gevolge van de puplicatie tot de heffing van honderd agt en dertig millioenen zijn er wegens het gouvernement billetten in deze gemeente aanwezig om aan de ingezetenen uit te reiken; hoe veel een ieder vrijwillig verkiest in te teekenen?
Den 20 Jan. het weder als voren zeer zagt. Heden vergadering van deelnemers der Brand Assurantie Societeit in ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden ten gevolge van eene kennisgeving door den Boekhouder namens de Gecommitteerden volgens jaarlijks gebruik in de Leeuwarder Courant geplaats, ten einde twee gecommitteerden in plaats van de afgaande den Heer Wageningen en Sierdsma wegens Baarderadeel te stemmen.
Heden voor agt dagen zijn de Gecommitteerden vergaderd geweest in ‘s Lands Welvaren te Leeuwarden, bij welke Comparitie de boekhouder volgens jaarlijks gebruik, rekening en
Blz. 8
verantwoording van zijn gehouden Administratie over 1831 gedaan, welke rekening goed bevonden en gesloten is geworden; over de vier millioenen ingeschreven waarde was thans in onze Societeit verwaarborgd, met de aanzienlijke som van twee duizend Gulden meer ontvangen dan uitgegeven daaronder begrepen het slot van 1830.
Den 21 Jan. Z.O.W. zagt; mist en vorst. Gister is in de vergadering der deelnemers en Gecommitteerden der Brand Societeit, bij algemene stemmen de afgaande gecommitteerden weder gecontinueerd.
Een der deelnemers deed het voorstel, wanneer bij sterk hooibroeijen bevonden wierd: dat er leden dezer Societeit, op herhaalde waarschouwingen nalatig te zijn, om te dollen, denzulken te noodzaken om alle nodige middelen te gebruiken, daar in te voorzien? Omtrent zoodanige zwarigheden heeft de Societeit sedert jaren oplettende geweest en daar over bij omvraag telkens een ieders gevoelen verstaan, waar op dit besluit gevolgd is: dat men niemand dwingen kan, hoe in zoodanig geval van sterk hooi broeijen, te handelen! maar dat men vrijheid heeft denzoodanigen ingeval van waarloosheid het bestuur bekend te maken, welke daar in zal voorzien. In 1831 hebben wij geen brand gehad.
Blz. 9
Den 25 Jan. sedert de vorige afwisselende vorst Z.W. goed weer; de vorst is zoo sterk niet of de trekschepen varen, ten gevolge ook van het sterke stroomen, het water is zeer gezakt.
De omstandigheden des vaderlands, blijven nog in den zelfden toestand voor het oog van het algemeen; dagelijks reizen de verlofgangers hier door, en weder andere te rug wier verloftijd geexpireerd is.
Op dit ogenblik marcheren hier voorbij op het oog een corps van ongeveer 2 a 300 schutters, of dit de Brabanders zijn, welke te Leeuwarden in Guarnisoen gelegen hebben, of wel anderen van elders, en waar henen dezelve te marcheren bepaald zijn, konnen wij niet zeggen.
De boter was verleden vrijdag 32 Gulden, andere levensmiddelen zijn in een gematigden prijs.
De Kohieren der grondlasten voor de 9 eerste maanden van dit jaar, zijn rede bij ons ontvangen en waar van de aanslag billetten benevens die van het personeel rede aan de ingezetenen omgebragt, om in deze maand, nog ontvangen te worden.
Den 26 Jan. dooi weder verzeld van mist.
De manschappen waar van wij boven melden, zijn Brabanders geweest, welke tot Wijtgaard een wandeling gedaan hebben, en toen weder te rug gekeerd zijn naar de Stad.
Wij hebben groot 80 Eenden, 14 Erken hebben wij gekregen waar van 7 verkogt a 30 Cents.
Blz. 10
Den 1 Febr. Schoon weder, sedert de voorige. De verponding hebben wij gedurende de laatste dagen van de vorige maanden ten naasten bij, binnen gekregen en heden verantwoord.
De verlofgangers keeren opvolgende hier door naar huis, en weder anderen wier verlof tijd geexpireerd is, weder te rug.
Den 4 Febr. eenig nachtvorst verleden, harden Z.W. Des lands aangelegenheden blijven nog voor het publiek in hetzelfde aanzien. De vrijwillige inteekeningen zijn zeer aanzienlijk de Haarlemmer Courant melde heden morgen: dat volgens geloofwaardige berigten thans 70 a 80 millioenen zoude ingeschreven, waar van echter de zekerheid moeste binnen komen.
De Brabandsche Schutters hebben voor een paar dagen eene wandeling hier door en weder te rug gedaan. Men zegt: dat zij hier vergenoegd zijn boven verwachting, zij waren bij het komen eenigzins bevreesd, om dat zij geen gunstig denkbeeld van de Vriezen vormden, aan wreedheid of ten naasten bij daar aan overgegeven, ontstaan mogelijk door de dapperheid in den jongsten veldtogt bewezen.
De boter houd prijs, andere levensmiddelen zijn in een gematigden prijs, en dus voor de gemeene lieden verkrijgbaar.
Blz. 11
Den 10 Febr. sedert de vorige schoon weder, gister nademiddag stofregen, thans droog als voren, waar door het goed om te gaan is, het aardrijk zoo als na den vorst het geval doorgaans is, begint de vogtigheid op te nemen, en wordt droog.
Mijn zoon en behuwdzoon zijn gister morgen naar Stiens gereisd om hertauxatien opzigtens het personeel te doen, en waren voornemens om heden nacht bij mijne kinderen op de Hallumer mieden door te brengen.
Mijn knegt is tegen dingsdag opgeroepen, om voor de Militie Commissarissen te compareren, op het Stadshuis te Leeuwarden. Het is thans het derde jaar dat hij onder de maat moet, en de tijd zal leeren, als hij groot genoeg is; hij is in het afgeloopen jaar op het oog grooter geworden, maar men twijfelt dat hij de maat nog niet heeft.
Den 12 Febr. N.W. verzeld van koude en afwisselende stofregen.
Mijn zoon en behuwdzoon, ten gevolge van hertauxatien van de belastingschuldigen in de Gemeente Hijum, hebben 19 processen verbaal in duplo hedenmorgen opgemaakt, waar toe ik hen de behulpzame hand bood om tijdig klaar te zijn, bij den Controleur in te dienen, nadien voornemens waren om in het 1 uur schip op Franeker en vandaar naar Achlum te reizen, en 2 a 3 nachten aldaar bij
Blz. 12
mijn zoon de Do. hunnen broeder uit van huis te gaan: ik denk dat zij nog vroeg genoeg zijn geweest, wijl Huizum toen zij hier nevens op de straatweg waren 12 uur luidde; en daar te boven twee jonge vlugge karels, welke hard op stapten.
De plaats op Hallumer mieden bij mijne kinderen tot hunne groote schade nu 3 jaren in gebruik, ten gevolge van hunnen afstand en de aanneming van bij betaling der overige huurgaven, stond gister in de Courant, om op den 25 dezer publiek bij strijk en verhooggeld verhuurd te worden.
Zeer vele plaatsen staan nog opvolgende in de Courant, om bij beslotene briefjes te verhuren als mede boelgoeden bij executie als anderzins van aanzienlijke boere-spullen.
Den 16 Febr. sedert de vorige helder O. wind, sterke vorst, buitengewoon schoon weder. Den 14 bevorens bezogt ik mijn broeder op de streek alwaar de familie van Hallumer behalven mijne dogter aldaar welke eenigzins ongesteld ware, zich ook bevond, door de sterke vorst, was er zeer veel ijs en veroorzaakte vrij wat doorbreken voor de scheepvaart; vertrok ‘s avonds te rug met het half 6, 4 uur schip van Dokkum kwamen half 9 in de Stad en ruim 9 uur te huis.
Blz. 13
Gister hadden wij onze buren te theedrinken en verwachten heden een gezelschap oude lieden om ze volgens gewoonte te onthalen, dezelfde waar van wij verleden jaar melden.
De geestdrift onder de krijgslieden, om voor den Koning en het vaderland des geroepen wordende te strijden, is nog niet verkoeld, zoo als men duidelijk onder de menigte der verlofgangers merken kan; zij verlangen over het algemeen, om weder bij hunne kameraden te komen, en haasten zich daarom bij de expiratie van den verloftijd, tot de terug reis; hetgeen aangenaam voor de familie en bekenden is.
Toen ik mijn broeder bezogte was onder anderen een zoon van Dos. Habbema in de trekschuit om zijn vader te Oenkerk te bezoeken, deze was bij het uitbarsten van het Belgische oproer te Brussel gekwest geworden, en na de genezing van een zeer goed soldaat sergeant geworden, thans met de Willems order beschonken, ook des avonds was een jager in de schuit Joustra genaamd een Dokkumer ook met dit eereteeken vercierd, deze keerde naar het leger te rug.
Den 18 Febr. sedert de vorige vorst, aangenaam weder, gister marktdag, waren er een menigte menschen op schaatzen te Leeuwarden, ook ben
Blz. 14
ik derwaarts gereden, dog te rug te voet, zoo als er vele geweest door het aangename weder en zonneschijn het ijs verzwakte. De boter was gister 36 Gulden.
De oude lieden waar van wij bevorens melden zijn na het onthaal zeer te vreden ‘s nachts 12 uur, vertrokken.
Heden hebben wij Kerkvoogden comparitie gehouden en een Homeij bij beslotene briefjes voor de Pastorij te maken besteed; als mede na een wooning voor den onderwijzer omgezien, nadien het Bestuur voorgenomen heeft een nieuw schoolhuizing te laten bouwen.
Heden heb ik nog een tweede knegt tot de boerderij benoodigd voor twee Guld. en vijf en twintig Cents ‘s weeks tot aan Mei.
Den 20 Febr. even als bevorens vorst heldere lucht, O. wind, ten gevolge daar van wordt het ijs overal met schaatzen gebruikt, vooral des voordemiddags, nadien de zon des middags te veel zwakte door de vordering van het jaargetij aan het ijs toebrengt, en als dan eenigzins gevaarlijk is overal te rijden.
De Courant van verleden vrijdag, melde dat er een besmet schip op de rivier van Londen zich had geopenbaard waar van rede een gestorven was aan de Cholera, dit veroorzaakt veel onrust.
Blz. 15
Den 21 Febr. Vorst heldere lucht, allerschoonst weder. De Zwette wordt dagelijks met schaatzen gebruikt dog aan de lijkanten smelt het ijs bijkans door de kragt der zon; zoo dat men als het ware ‘s nachts winter en ‘s daags zomer heeft. Te Archangel was de kwik bevroren, zoo dat men de graden van koude niet konde bepalen.
Volgens de Courant van heden was de ziekte te Londen uitgebarsten, van de 14 zieken waren er rede 7 gestorven; men nam aldaar alle beveiligings middelen, om de besmetting te stuiten.
Ik was heden morgen aan het Kantoor van den Rijks kassier om mijne inschrijving tot de leening te betalen. Het was er bijzonder druk, ik wachte bijkans een uur, eer ik gered konde worden, de een betaalde meer de andere minder, sommige zoo veel als zij dragen konden. Dit is niet te verwonderen, dewijl men heden in de Courant berigte: dat er over de 40 millioenen in kontanten te betalen ingeschreven was.
Den 25 Febr. zonder eenige de minste verandering vorst, allerschoonst winter weder, zonder wind verzeld, zoo dat de molens tot allerlei behoefte niet malen konnen; waar van de water molens, welke het water alvorens uitgemaald hadden, uitgezonderd zijn, waardoor tot deze geen behoefte zij.
Blz. 16
Door het opvolgende drooge weder en gedurig stroomen is het water ongemeen gezakt en zeer laag geworden, het is om zoo te zeggen zomer water.
De boter liep gister tot 38½ gulden; men zegt, zulks ten gevolge van een Engels schip te Harlingen liggende, de volle lading nog niet heeft bekomen, om te konnen vertrekken, en deze vertrokken zijnde, geene andere Engelsche schepen om de boter van hier naar Londen te vervoeren spoedig te wachten zijn, wijl de Koning 40 dagen quarantaine bevolen heeft, van schepen uit de rivier van Londen komende, wegens het uitbreken aldaar van de Aziatische ziekte.
Deze ziekte te Weenen opgehouden hebbende, volgens de Courant van gister en waar voor men aldaar openbaar Gode lof zeide, is een niet minder verderflijke koorts in de Oostenrijksche staten uitgebroken, welke ontzachlijk veel menschen ten grave sleept. Zoo dat de eene vreeslijke plage, de andere aldaar vervangt.
Ons Gouvernement neemt opvolgende alle maatregelen om de Cholera te weeren, en wanneer die onverhoopt mogte uitbreken, door gepaste behandelingen en daar toe dienende geneesmiddelen, daar te stellen. Alle Doctoren en Chirurgijns ook alhier hebben van wegen het Bestuur, de noodige instructies ontvangen, en hebben zich ten gevolge van de daar toe dienende geneesmiddelen voorzien. O! met welke gevaren wordt het menschdom niet bedreigd! mogt de Heere ons bewaren!
Blz. 17
Den 27 Febr. vorst, opvolgende bestendig, zonder de minste verandering.
Gister heeft men een man in de Sneeker vaart voorbij het Weidumer hout, nevens het Wijtgaarder balkje gevonden; waarschijnlijk bij een vorige vorst verdronken, althans was hij rede vergangkelijk, bij nadere kennis komen wij misschien hier op weder te rug. Het bestuur van Baarderadeel, gaf gister avond hier van kennis aan A. Palsma medelid van het bestuur van Leeuwarderadeel, met verzoek om het lijk ter aarden te bestellen. Deze berigte daar op dat de trekweg zijns inziens niet onder Wirdum behoorde, en tot scheiding strekte; en daarom de doode eerder tot de gemeente van Weidum moest gebragt worden, dan tot Wirdum en zich dus om nader order op het lijk te stellen onthouden zoude.
Bij het schrijven dezes, ontvang ik berigt, dat het gemelde lijk een timmerknegt ware, en te Nieuwland te huis behoorde, evenwel zonder ouders, dat hij als schutter gediend hadde, maar niet wel gemaakt van ligchaam zijnde, men hem hadde ontslagen, dat hij omtrent nieuwjaar zijn neef te Weidum hadde bezogt en van daar vertrokken, om zijne wijdere familie elders te bezoeken; dat men als een vrijgezel sedert aan hem niet hadde gedagt; maar dat juist zijn broeder te Weidum bij gedagte neef uit van huis zijnde het lijk dadelijk bekend is geworden; dog van de verganglijkheid, zoo als wij boven melden, heeft men bij nadere kennis niet ontdekt.
Blz. 18
Den 1 Maart, het weder zonder de minste verandering als voren, zoo dat het zelve van den eenen dag tot den anderen en van den eenen nacht tot den anderen verschild; maar altoos in stilte gematigdheid en vorst elkanderen gelijk, altoos meest met een open lucht, zonder aanhoudende zonneschijn, maar afwisselende.
Den 28 l.l. hebben de jonge lieden uit dit district tot de conscrits behorende, geloot, waar van verscheidene onder Wirdumer behoor vrij en aangelot zijn.
Ik heb thans een knegt mede in dienst, welke als schutter heeft gediend, maar een remplaicent sedert het vorige jaar voor hem in dienst is: dezelfde waar van ik in het vorige jaar melde zie pag.
Wanneer de aangelotte jongelingen, georganiseerd zullen worden, weet ik niet, maar heden trekken een menigte zoodanige jongelingen van elders hier voorbij naar de stad. De Koning zal daar mede zijne armee aanmerkelijk versterken.
De laatste dagen der vorige maand hebben wij ons onledig gehouden, om de maandelijksche verponding, personeel en van de patenten te ontvangen, en wordt heden door mijn zoon verantwoord.
Blz. 19
Den 3 maart, vorst als voren, het ijs wordt somwijlen nog gebruikt, vooral des morgens, dog evenwel maar van jonge lieden, dewijl het voor meerder jaren, al te zorgelijk is.
De boter was gister ruim 40 Gulden, een dure prijs, maar er wordt thans niet veel gemaakt.
Gister zijn de bevorens aangelotene, dog toen te klein zijnde, thans de grootte hebbende, onder geleide vertrokken, misschien naar Zwol.
Mevrouw Middachten te Vollenhove overleden zijnde is van daar herwaards gebragt, en na alvorens een steenen graf op het Kerkhof opgemetseld hebbende heden bijgezet. De dragers waren meest allen Wijtgaarder lieden behoorlijk met mantels omhangen. In een lijkkoets werd het lijk gebragt, door een bode voorafgegaan, gevolgd door den Heer Middachten zelve en twee anderen, waarschijnlijk zoons of andere naastbestaanden, zonder eenige rouwkleeden of mantels.
Dewijl de lijken niet meer in de Kerken mogen begraven worden, hebben de aanzienlijken waar onder onzen Grietman Kamminga en Mevrouw Middachten geboren van Asbeek, hunne graven gekozen, zoo naast mogelijk der familie in de kosterij binnen de Kerk begraven, buiten de kosterij op het Kerkhof. Middachten heeft vier graven van de Kerkvoogden gekogt welke alle gemetseld zullen worden, waar van een thans in gereedheid zijnde Mevrouw zoo als gezegd is, bijgezet wierd. Zij was rede zeer bejaard misschien meer dan 76 jaren oud, des zomers was zij hier gemeenlijk op Oenema state.
Blz. 20
Den 7 Maart, dooi weder, verzeld den verleden nacht met zeer harden wind en regen, waar door het ijs gedeeltelijk verdweenen is.
Ten gevolge van de moeite en kosten wegens het transport van het krijgsvolk met paarden en wagens, bij het ontstaan van het Belgische oproer, zie onze vorige aanteekingen, heeft het gouvernement daar voor eene belooning of schade vergoeding den belanghebbenden toegezegd, en aanzegging laten doen om heden deze gelden te ontvangen voor de Wirdumer t’elken transport met twee paarden en een wagen 6¼ Gulden, dog het noorder trimdeel in evenredigheid naar den afstand gerekend.
Den 12 Maart. Nachtvorst, verzeld van schoon weder. Er worden thans Gouvernements wegen, weder paarden tot den Krijgsdienst gerequireerd, waar van het contingent voor Friesland 89 stuks bedraagd. Tot deze levering heb ik ook een paard het Bestuur aangegeven, of het aangenomen zal worden, moet de tijd leeren.
De Eenden zijn nog niet aan de leg, veroorzaakt misschien door de opvolgende nachtvorsten, mijn buurman had op den 9 rede een ei gekregen.
De ojevaars zijn ook nog niet te rug, wij verlangen naar derzelvers komst, want het teekend de nadering des voorjaars. Kievieten ziet men nog zelden. Het een en ander bewijzen nog gene uitzigten, dat koude en vorst ons niet spoedig zullen verlaten. De Eenden zitten bij schoon zonneschijn met de koppen in de veders.
Blz. 21
Den 14 Maart, het weder als voren, verzeld van opvolgende stilte.
Gister hebben wij het eerste Eenden ei gekregen en heden is de eerste Ojevaar te rug gekomen, en van stonden aan zich met geklepper de thuis komst op het nest aangekondigd.
De Kievieten beginnen ook over de wieken te draaijen zoo dat alles zich tot het voorjaar begint te schikken.
Na dat onze buurlieden bevorens op noodiging ons bezogten op een agter middag te thee drinken, zijn wij wederkeerig ten zelfden einde ook bij ons naaste buurman geweest; en heden verzogt bij Doekle Sjoerds Andringa, voornemens zijnde agtermiddag hen te bezoeken, te meer wijl zij alleen onze buren zijn, maar om dat zij hunne plaats verkogt (zie onze vorige aanteekeningen) aanstaande de boerderij zullen ontruimen en zich in de buren alwaar zij een eigen huizinge hebben met er woon zonder bedrijf neder te zetten. Het zijn oude en gebrekkige lieden, de man een neef wijl. mijne eerste vrouw.
Wijtske een dogter wijl. mijne zuster is hier uit van huis, en vertrekt heden. – Zij drijven sedert de dood van mijne zuster te zamen met de vier broers en eene zuster nog de boerderij op Hallumer mieden, tevens met hunnen stiefvader, welke allen meerderjarig op een gelijk regt daar in deelen, volgens een bevorens gemaakte gunstige schikking, zie onze vorige aanteekening, en hebben op nieuw de plaats weder gehuurd.
Blz. 22
Den 17 Maart, harden wind, heden nacht zeer onstuimig.
Ten gevolge van het mooije weder, zijn er hier en daar al jonge beesten in het land, dog zoo als tegenwoordig, zal het niet te gunstig zijn.
Mijn zoon de Dos. van Achlum is hier den 15 l.l. een nacht uit van huis geweest. Zijne reis strekte niet alleen om de familie te bezoeken, maar ook om eenige inlichting te vragen, bij Dos. v.d. Tuuk te Belkum als secretaris van het Provinciaal Kerkbestuur, nopens eenige zwarigheden over het graven van klei uit de Pastorije landen aldaar, tot aflossen van een Pastorije schuld, ontstaan door het bouwen van een schuur op de Pastorije Zathe aldaar.
De boter was gister ruim 36 Gulden, indien de prijs van dit artikel die hoogte houd, dan geeft dit een goed uitzigt voor den landbouwer.
Woensdag aanstaande is de keuring van paarden tot den dienst. De lands effecten rijzen van tijd tot tijd, waar door het schijnt, dat des vaderlands aangelegenheden op een steviger grondslag rusten.
Het wijfje ojevaar is den 15 l.l. het mantje opgevolgt, zoo dat het paar dezer gezellige dieren ons met hunne tegenwoordigheid weder hebben vereert.
De laatste berigten uit Londen was het getal lijders aan de cholera 300 waar van 163 gestorven waren.
Blz. 23
Den 20 Maart, N.W. wind, storm, heden in den vroegen morgen donder verzeld van sneeuw, dog op den middag het land van sneeuw ontbloot.
Onze koeijen beginnen te kalven, wij hebben rede 6 waar van twee koe kalven, twee nugteren bulle kalven heb ik verkogt a 50 stuiv. ieder. Onze Zeug heeft 11 dagen over den tijd 12 a 13 biggen geworpen, allen zonder leven.
Den 24 Maart, onstuimig N.W. wind koud, 5 eenden eijers krijgen wij dagelijks. Gister hadden wij een snees verkogt 42½ Cent.
Op de beide dagen van de keuring den 1 en 22 dezer zegt men waren er bij de 800 paarden, waar van toen bij een ruime keuring 89 van de beste paarden van 5 tot 7 jaren uitgenomen zijn; er waren een commissie uit de gedeputeerde staten en een commissie tot de keuring benevens een kapitein van het paardenvolk tegenwoordig. Zonder te melden, is het wel te begrijpen dat er vele welke meenden geschikte paarden te leveren te leur gesteld wierden, bij abuis was des schrijvers paard niet op de lijst, schoon № 4 op de lijst wegens Leeuwarderadeel, en konde dus in het geheel niet toegelaten worden. De prijs was ongeveer 200 Gld meer en min.
Den 27 Maart. Sedert de vorige steeds koud en onstuimig verzeld van hagel en zomtijd sneeuw.
Gister had het Friesch genoodschap van geschie-
Blz. 24
denis oudheid en taalkunde sedert het Belgische oproer weder hare vergadering. In welke de Kranevoorzitter, de vergadering opende met eenig verslag te geven, dat men goedgevonden sedert gemelden tijd tot nu onze gewone tezamenkomsten gesloten te hebben, doch thans onder gunstiger uitzigten weder hervatte, wijders welke leden sedert gestorven en bedankt hadden, en de gehele toestand van het genoodschap verder schetste. Daar op deden de onderscheidene commissies verslag van hunne werkzaamheden en buitenlandsche correspondentie, eindelijk wierd een commissie benoemd om te beproeven in hoe ver de Friesche taal tot eenigheid van spelling konde gebragt worden, om tot eene vaste spelling te geraken. Een redevoering van Amersfoort Rietser te Sneek besloot de vergadering over den toestand des vaderlands in het gemeen en van der Friesen geschiedenis in het bijzonder van de vroegste tijden tot nu toe. – De diploma’s naar een vast plan bevorens gemaakt ingerigt met het wapen des genoodschaps opgedrukt, werden aan de leden uitgereikt, en waar bij ik ook de mijne ontving.
Onder de meer aanzienlijke leden tegenwoorden, bevond zich ook onzen Gouverneur van Zuylen van Nijenveld.
Ik kwam in gezelschap met twee mijner broeders dogters, welke eerst te Goutum uit van huis bleven te rug, om hier midden week te komen, te rug.
Onze vergadering hadden wij op het Heeren Waltje als voren.
Heden zijn de paarden bevorens gemeld, hier door naar hunne bestemming vertrokken.
Blz. 25
Den 2 April droog en goed weder, opvolgende komen hier en elders de jongbeesten in het land.
De vette koeijen zijn verbazende duur, mijn zwager te Goutum heeft er 8 verkogt voor 1150 Guld. Zoo is het ook met de kalve en vare; wij hebben van 10 afgekalfde nog maar 3 koekalven; gister vroeg mij iemand voor een vijf weeksche koekalf 12 gulden ik bood hem 6, hij liet het mij op 10, ik bedankte hem, daar mede was het afgedaan.
Den 28 l.l. ben ik naar Hallum geweest, om namens mijn dogter en zwager aldaar te onderhandelen over de huring hunner plaats, na dat alle poging sedert December des vorigen jaars vruchteloos afgeloopen waren, en ten gevolge daar van de plaats openbaar geveild en bij mislukking daar van thans bij beslotene briefjes veilde, zijn wij met de verhuurder over de nog 4 loopende huurjaren eens geworden voor 250 Guld. ‘s jaars minder huur, dus ruim 13 gulden per pondemate, daar de vorige huur op 15 Gld. en 30 Cents stond, bedroegende over het geheel 1836 Gulden huur en over de 3 geexpireerde huurtijd een te kort ontstaan was van ruim 3000 Gulden, welke aangenomen zijn tegen mei aanstaande aan te zuiveren en is dus hier mede deze zaak tot stand gebragt.
In de laatste dagen der vorige maand hebben wij de maandelijksche belastingen ontvangen, welke mijn zoon heden verantwoord, dewijl het gister zondag was, moesten wij heden verantwoorden, volgens gebruik doen wij dit altoos op den 1sten der maand, als die op geen zon of feestdag invalt.
Blz. 26
Den 7 april. Sedert de vorige schoon en droog weder ten gevolge daar van bemesten wij de 5 pondem bij de buren met 4 wagens en 3 paarden, het welk thans beter ieder wagen met een paard bespannen geschieden kan wegens de droogte van de werpsterdijk, dan wel bij vogtige tijden met twee paarden voor ieder wagenvragt.
Men heeft in dit voorjaar in plaats van vele yperen boomen, bevorens aan de straatweg geplant, welke stierven of niet wel tierden, jonge eiken geplant, of die beter tieren zullen moet de tijd leeren, overigens neemt al het plant gewas aan de straat een goeden voortgang vooral de Els en de popelier stamboom.
Opvolgende komt het jongvee hier en elders in het land, de landen worden groen, en schijnen gezond te zijn waar toe de aanhoudene droogte veel toe bijdraagt.
Er wordt gedurende de winter en in het voorjaar met uitgreppelen als anders door de boeren vele werkzaamheden aan de landen besteed, en indien hun bestaan gunstiger geweest ware nog veel meer arbeid daar aan zoude te koste gelegd zijn.
De prijs der boter zakt eenigzins zij was gister 35 a 36 gulden; het gemaak wordt opvolgende beter, dog evenwel langzaam, dewijl vele koeijen over het algemeen zeer laat kalven, veroorzaakt dat zij verleden jaar geen kalf hielden, of zoo al eindelijk zeer laat wierden om te kalven, misschien ook al toe te schrijven aan de kwijnenden toestand van het vee.
Blz. 27
Den 12 April. Sedert de vorige sterke droogte, verzeld van Oostenwind.
Van het Grietenij Bestuur van Leeuwarderadeel gecommitteerd benevens A. Palsma en A. Hooghiemstra, hebben wij gister in de Herberg te Wirdum, een omslag gemaakt om in de Grietenij of dorpsbehoeften te voorzien ter som van vijfhonderd en dertig Gulden, dus tweehonderd en dertig Gulden meer, dan in het verleden jaar, welke staat morgen bij het bestuur zal worden ingediend en als dan executoir verklaard aan de Grietenij ontvanger ter executie aanbevolen worden.
Gemelde omslag bepaald van 1½ tot ruim 20 Gulden over de Ingezetenen, zullen wel de eene meer en de andere minder passen, en diensvolgens zeer drukkende zal zijn.
Mijne dogter en behuwddogter in de buren, zijn gister naar Hallum vertrokken om mijne dogter en wijder gezin aldaar te bezoeken.
Heden hebben wij 4 Hoklingen en de bulle benevens een geld en een kalfrier in het land gelaten.
De Aziatische Braakloop heeft zich ook te Paris geopenbaard en in vele oorden van Frankrijk. Onze regering neemt opvolgende de strengste maatregelen tot weering van deze ziekte. Ach! mogt de voorzienigheid ons verschonen.
Blz. 28
Den 18 April. Sedert de vorige, steeds aanhoudene droogte, waar door hier en elders, vooral in de steden veel gebrek aan regenwater is, men verlangt uit dien hoofde zeer naar regen; schoon de bouwman zeer voorspoedig met het bezaaijen der zomervruchten voortgang maakt.
Uit Frankrijk vooral komen ontzettende berigten over den voortgang der Cholera, schoon Engeland daar van aangetast is, schijnt deze verschrikkelijke ziekte daar zoo hevig niet te woeden als wel in Frankrijk. Onze regering neemt opvolgende gedurige voorzorgen. – De schepen uit de Oostzee mogen thans zonder quarantaine binnen komen echter alvoorens een gestreng onderzoek onderworpen te zijn.
Aangaande ‘s lands aangelegenheden hoort men niets bijzonders, ons leger zoude thans met twintig duizend man versterkt zijn.
Gedurende 3 nachten van den 14 tot den 17 l.l. heb ik mijne kinderen te Achlum bezogt, het welk nu ruim een half jaar geleden is, sedert ik hen de laatste maal bezogte, zij waren zeer blijde met mijne komst; de Domeni preekte des zondags te Achlum, des voor en nademiddags, hetgeen
Blz. 29
mij bijzonder aangenaam was, des zondags tevoren had hij in vacante plaats te Ried den dienst waargenomen.
Den 3 Mei, heden zeer harden Zuiden wind, na langdurige droogte heeft het in het laatst der voorgaande maand eenigzins geregend, het welk nu en dan continueerd evenwel afwisselend verzeld van onstuimigheid, zoodanig dat het weinig water bijbrengt.
Gister is de aangelotte militie hier door vertrokken naar hunne bestemming, naar men giste 300 man, verzeld van veel gemengd volk, naar Groningen zijn ten zelfden tijd, een nog talrijker corps vertrokken, te zamen ongeveer 1000 manschappen; dus levert Friesland weder een aanzienlijk contingent, tot den krijgsdienst, na alvorens in den wapenhandel daar toe voorbereid te worden.
Met ‘s lands aangelegenheden is men nog zeer weinig bekend, alles blijft nog in den voormaligen toestand, wanneer er eens een einde zal komen, moet de tijd leeren.
Op Paaschdag den 22 April, heb ik op verzoek van den onderwijzer, welke Dos v.d. Zwaag te Foudgum zoude bezoeken, den dienst op het orgel waargenomen, hetwelk mij bijzonder wel beviel, en mij nog zeer eigen ware, schoon sedert vele jaren het musiek speelen op het orgel niet hadde gedaan.
Den 24 daar aanvolgende bezogte de Dos van Achlum zijne familie alhier een nacht, ten gevolge van de te huis komst van zijn zwager student te Groningen, welke na de Paasch vacantie weder zoude vertrekken.
Blz 30
Den 12 Mei. Sedert de vorige droog en schrok, ten gevolge van donder en weerligt op maandag laatstleden den 6 dezer, zijnde toen ongemeen warm en groeizaam, waar door sommige boeren de koeijen in het land bragten, dog ook weder op stal zetten, maar wij hebben de rieren welke reeds melk waren en ook uitgebragt behalven het jong vee bevorens uitgebragt in het land gelaten. 18 koeijen hebben wij nog op stal, en zijn nog wel voorzien van hooi. – Dog vele boeren hier en elders hebben nog maar voor een korten tijd, of het hooi rede verteerd, en moeten het vee uitjagen benevens die genen welke verhuizen moeten, zoo als thans het geval van onze naaste buurlieden is, dog waar van de eene Albert Everda van het eene Barrahuis in het ander Barrahuis ten Oosten van de straatweg overgaat, welke andere Jouke Keimpes Schilstra naar Rauwerd vertrekt op eenen plaats van hem aldaar gehuurd, het naaste Barrahuis ten westen van de straatweg, het welk A. Everda verlaat heeft een man van Oosterwierum gehuurd en heden morgen zijn vee in het land gejaagd.
Heden aller onstuimigst verzeld van regen en hagelbuijen, welk onguur weder en voor het vee en voor zulke lieden welke verhuizen moeten, een bijzonder en buitengewoon ongelegen dag veroorzaakt, vooral in het vervoeren van reeuw en beslag, benevens huisgeraden en inboel der burgerij.
Het vee is in een matigen prijs, de boter ruim dertig gulden, zoo dat het een gunstiger aanzien voor den boerenstand geeft, vooral als het den hemel behagen mogte een groeizaam saaisoen te schenken.
Des lands aangelegenheden, schijnen nog in denzelfden toestand te blijven, althans blijft alles nog in dien dreigenden houding tusschen ons vaderland en der Belgen.
Blz. 31
Den 16 Mei, heden gunstiger weder dan bevorens ten gevolge daar van hebben wij ons koeijen in het land gelaten, en zijn niet te gerust, wijl zij op stal uitmuntend hooi genoten en overvloedig gevoederd werden.
Heden morgen, heb ik even naar de stad geweest, om de Courant mede te nemen. – Zij zijn weer druk bezig om de brug over de gragt in order te maken; ten einde het muur werk meer vastigheid te geven heeft men binnen balken geheid en met ankers aan balken in het bolwerk met intangen ingelegd op steenen klippen voor verzakking of drukking van de daar op aangevuld zullende worden, aarde rustende, gehegt. Zeer wordt de uitvoering van dit werk door het algemeen gelaakt, en toegeschreven aan de onkunde van de architecten, welke dit werk dubbelde moeite niet alleen maar ook de stad dubbelde kosten veroorzaakt.
Den 2 Junij het weder is sedert de vorige droog, dog gister avond heeft het eenigzins geregend en de wind weder noord; het saizoen is niet onvruchtbaar, de appel en vruchtboomen beloven overal buitengewoon, evenwel zijn de miedlanden agterlijk om de droogte, zoo dat de onleegtijd laat zijn voortgang zal nemen.
De beesten zijn in een goede prijs, de boter 26 a 27 gulden de kaas 16 a 17 gulden.
Ten gevolge van des Gouverneurs aanschrijving is het Kies Collegie van het 1ste district in Friesland gister te Bergum vergaderd geweest. Wij huurden tot dat einde een voerman af voor zes Gulden boven de tollen, om ons met een digten wagen derwaarts te brengen, hetgeen ons
Blz. 32
uitmuntend beviel, want toen hadden wij met ons eigen reeuw en anders niets te doen. Palsma en Hooghiemstra haalde de voerman volgens ‘s morgens volgens afspraak te 7 uuren in de buren af, en namen Stiensma welke hier gekomen was en mij hier nevens in, wij kwamen om half 10 te Bergum, en na alvorens eenige ververschingen genomen te hebben, nam de vergadering om 11 uur in het Grietenij huis onder voorzitting van den Heer Bruinsma, namens het Grietenij Bestuur van Tietjerksteradeel eenen aanvang. De leden van het Collegie uitmakende die van Leeuwaderadeel en Ferwerderadeel, waren allen tegenwoordig, behalven Deinema uit Leeuwarderadeel en Boersma uit Ferwerderadeel, beide overleden, in plaats van Deinema was den Heer Haersma Grietman van Agtkarspelen door den Gouverneur tot kiezer benoemd, aldus waren 23 kiezers tegenwoordig om in plaats van den Heer Fokkema thans lid van de tweede kamer der Staten Generaal een nieuw tot de Staten van Friesland te benoemen.
De vergadering door den voorzitter geopend na alvorens de deuren gesloten te hebben, leide een ieder behoorlijk in handen van den voorzitter den Eed af, en toen ging men over tot de verkiezing van twee stemopnemers den Heer Albarda en mij, waarna bij beslotene briefjes de stemmen uitgekomen bleek, dat de Heer Cats, stedelijke ontvanger te Leeuwarden 13, de Heer J. van Wageningen 7 en Martijn te Leeuwarden 2 stemmen hadden, waar van door Albarda en mij twee gelijkluidende processen verbaals gemaakt en door allen geteekend en wijders gezegeld zijnde, is de vergadering gescheiden.
Blz. 33
Den 6 Junij, heden zeer schoon vruchtbaar weder. Gister heeft men alhier een zeer zwaar onweder gehad, welke gedurende den nadenmiddag tot op den avond afwisselende aanhield, mijn zoon de Domini en zijne vrouw waren hier een nacht geweest, mijne kinderen van Hallumer mieden en mijn zoon en zijne vrouw uit de buren waren hier tevens, gedurende het onweder regende het ontzettende, zoo dat men een zeer doorgaande regen heeft gehad, waarna zeer verlangd wierd.
Er bestaat thans een commissie namens het bestuur van vier leden te Wirdum, zijnde Vlaskamp de Chirurgijn, A. Palsma, mijn zoon W. Hellema en Domini Harders belast met eenig Bestuur, indien de ziekte hier eens mogte uitbreken.
Den 12 Junij, sedert de vorige, zeer vruchtbaar, hier en elders begint men te maaijen ook zullen wij heden waarschijnlijk een aanvang maken.
Mijn zoon de Dos met vrouw en kinders zijn den 9 l.l. weder naar huis vertrokken, in het laatst der voorgaande weken heeft hij hier gepredikt. Gister nademiddag heb ik een reisje met de wagen met mijne kleine kinders naar Wieuwerd gedaan, heden zijn mijn klein en meid tevens de beide outste dogtertjes met de wagen naar de Haske om de familie van de meid te bezoeken, en wel tevens ook om plaisier te rijden, de lucht dreigt tot onweer, althans is het zeer broeijig.
Blz. 34
Den 15 Junij, eenigzins mattig, vruchtbaar, dien ten gevolge zijn wij den 12 l.l. begonnen te maaijen, er zal waarschijnlijk veel hooi komen, door het vruchtbaar saaisoen.
Bevoorens den 13 bezogte mijne kinders op Hallumer mieden met mijn zoontje Lykle van 10 jaren, bleven daar een nacht en gingen toen naar de andere mieden, om daar familie zaken te helpen scheiden wijl de beide zusters getrouwd waren, de outste met Pier Bauke Lettinga te Stiens en de jongste met Sipke Hoogterp te Rinsumageest beide landbouwers, waardoor de boerderij en wijdere inboel betrekkelijk deze beide zusters voor hare aandeelen ingevolge inventarisatie en overeenkomst van den 14 Junij 1831 (zie onze vorige aanteekening) thans op de broeders en stiefvader gemeenschappelijk overging, en volgens de voor haar aandeelen uitgevondene sommen, naar aftrek van het genootene uit de boedel tot trouwklederen en gemeenschappelijk aflossing van een schuld wegens aankoop van eene Huizinge benevens het ontvangen van eenige gelden, wel niet uitgekeerd, maar onder de boedel verbleven tegen rente van 4 pr. Cento, waar van alles door mij breder omschreven bij wijze van een Acte van scheiding de dato den 14 Junij 1832 door alle de belanghebbenden geteekend is geworden. – Als eene bijzonderheid mag men aanmerken, dat juist op den zelfden datum en maand des jaars tevoren, tot dat zelfde einde de Inventarisatie en overeenkomst onderling tot stand gekomen is en thans geheel toevallig op den zelfden datum, de uitwijzing der beide zusters plaats had, als mede dat het voor vorige jaar op den zelfden datum hunne moeder begraven is, en wij ook tegenwoordig waren; mijn broeder en zijne vrouw waren er thans ook.
De boter geld 23-24 en 25 Gulden de kaas van de 14 tot 16 Gulden.
Blz. 35
Den 16 Junij, droog N.W. wind, de boeren zijn hier en elders dus over het algemeen aan het maaijen.
Heden heeft de Controleur Bouricius het Kantoor geviseerd en alles wel bevonden, op bekomen berigt, haalde ik zijn Ed. met de wagen uit de stad, en na gedane visitatie weder te rug naar de stad.
Het is over het algemeen zeer vruchtbaar, waarschijnlijk komen er vele appels en peeren, althans hebben deze vruchtboomen over het algemeen buitengewoon gebloeid.
De aardappels golden omstreeks mei de korf 30 Cents en eenige dagen daar na bij partij 30 a 90 Cents bij enkele korven een Gulden, zij zijn thans weer gedaald, en het laat zich aanzien dat er wel haast nieuwe aardappelen zullen komen, voor eenige dagen of een week waren er al bij kleine korven op de markt.
Verleden zondag voor een week heeft het Grietenij Bestuur namens het Gouvernement openbaar in de Kerk laten aflezen eene vermaning aan de Ingezetenen betrekkelijk bepaalde levens regels met in acht neming van zich te onthouden inzonderheid van de kruis bezien, wel niet zoo zeer tot voor behoeding van cholera ziekte, maar wel als iets dat zeer schadelijk kan zijn, met aanwijzing van zoodanige middelen te gebruiken welke in dezen tijd nuttig kunnen zijn, en zich wijders te onthouden van onmatigheid in sommige spijzen en dranken en wel inzonderheid van de sterke dranken. Een Provinciale commissie aangaande de gevreesde onheilen heeft zich te Leeuwarden geconstitueerd, waar van de Gouverneur voorzitter.
Blz. 36
Den 23 Junij thans droog, dog sedert een paar dagen buijig, ten gevolge daar van kan er aan het hooi niet gedaan worden, den 14 of den 13 Junij, zijn wij begonnen te maaijen.
Bevorens den 21 zijn wij in familie te Stiens geweest bij Pier Baukes Lettinga, als aangetrouwd met de outste dogter wijl. mijne zuster. Als eene bijzonderheid vertelde mijn broeder, dat er ‘s avonds tevoren meer dan drie honderd schapen zijnde ooijen en jarige rammen bevorens opgekogt, toen ontvangen waren waar van de eigenaar aldaar tegenwoordig een Russische Generaal althans in Russische dienst ware, welke deze schapen voornemens ware te vervoeren naar Odessa aan de Zwarte Zee tot de schapenteelt. Deze schapen wierden te Birdaard ingescheept eerst om naar Winschoot te transporteren en wijders te lande in marsch routen 1 daags 5 uuren behalven de bepaalde rustdagen, er waren met de schepen vele uitlandische bedienden aangekomen om de schapen te geleiden, en zulks onder toezigt van een getrouwd man van Birdaard voorzien met de noodige passen van den Gouverneur waar van de gehele directie van deze karavane aan bevolen is, aan een man uit de stad. Men zegt dan deze Rusman een Delftenaar is, dog thans in dienst van de Russen, en of deze zulks voor hem zelf of van wegens de regering van Rusland onderneemt, weet ik niet.
Blz. 37
Den 26 Junij. Sedert de vorige buitengewoon onstuimig waardoor het hooiwerk geen voortgang kan nemen, er is in dezen omtrek nog niets gedaan, schoon de meeste boeren sedert 14 dagen begonnen zijn te maaijen, wij hebben reeds 30 Pondemate gemaaid, en voorleden zondag zijn de onleegtijders al gekomen, dog loopen om, het weerglas begint eenigzins te klimmen en hoopen dat het spoedig mag bedaren, het is ook koud verzeld van buijen, Weste wind.
Den 4 Julij, sedert de vorige dat is sedert den 28 der vorige maand, allerschoonst weder, ten gevolge daar van hebben wij in 6 dagen, heden den 7 dag 36 pondemate gezweeld en 60 weiden hooi te huis gebragt, mimmer is er in zoo korten tijd zoo veel en schoon hooi gewonnen, die wat laat zijn begonnen te maaijen zijn daar door ten agteren gekomen, wijl de maaijers niet konden voorhouden, tien pondem. zijn de maaiers ons voor, in het geheel moeten wij nog 24 pondem. en hebben 32 rooken hooi uit staan, wij konnen thans wel hooijen maar niet zweelen, wijl het heden nacht wat geregend heeft. – Door de sterke droogte, zijn de fennen wat agter uit geraakt, zoo dat de beesten wel geen behoefte, maar ook geen ruimte hebben, wij zijn ruim een emmer melk agteruit, wij molken 11 a 12 emmers.
Blz. 38
Den 9 Julij, sedert den 7 zeer veranderlijk met regen waar door de werkzaamheden in het hooi stil staan, wij hebben gedurende het mooije weder 40 pondem. gezweeld en hebben nog 25 rooken hooi uit, behalven nog 20 pondematen om te zweelen, het laatste daar van wordt heden of morgen afgemaaid.
Men schreef in de Courant van vrijdag, dat de Cholera zich te Scheveningen had geopenbaard, dat er reeds 30 zieken waren en 5 overleden, zonder dat er eenige vermoedens ware, dat deze ziekte van elders was overgebragt, nog dat onder die ziek waren bevoorens eenig gemeenschap bestond.
In verscheidene plaatsen in Belgien was zij rede eerder uitgebroken, in Frankrijk moet zij verschrikkelijk woeden.
Niet tegenstaande de regen ingevallen is, verblijd men zich echter, daar over, nadien door de sterke droogte, de vruchtbaarheid en groei, van alle gewassen, vooral de weid fennen begonnen stil te staan.
De boter geld steeds 25 tot 27 Gld, de kaas van de 15 tot 18 gulden, de nieuwe aardappels 28 stuivers groente is er in overvloed ter markt.
Blz. 39
Den 14 Julij, sedert de vorige schoon weder, dog heden regen, anders hadden wij de onleegtijd ten naasten bij heden gedaan gekregen, de helft van de trekwegs 9 moesten wij nog zweelen, welke niet meer dan 7, 8 rooken hooi bevat, behalven dat er buiten dat nog 4 rooken hooi uitstaan.
Den 16 Julij, koud betrokken lucht. Gister den 16 hebben wij den onleegtijd gedaan gekregen, nimmer beter hooi gewonnen dog niet zwaar van de 60 pondem.
149 reden, twee maaijers namen 36 st. het mad | f 72-00 |
ons beide gewone onleegtijders behalven ieder een kaas | 32-00 |
de derde onleegtijder ook van Augustijnsga ook een kaas | 15-00 |
een zweelster | 6-00 |
zoo dat de hooiwerkers behalven ons eigen volk kosten | f 125-00 |
Den markt dag bevorens dat is den 13 was de nieuwe brug bij de Wirdumer poort klaar, wij reden er voor de eerste maal over, het is een kapitaal werk, nadien de gragt een wijdte hadde, evenredig met de geheele loop, welke hier ter plaatse in de hoek zoo niet wijder, met een verbazende hoeveelheid aarde, waar toe het gehele bolwerk van den dwinger en van elders heeft gediend, aangevuld en tot den brug aan weerskanten vernaauwd is.
Blz. 40
Den 19 Julij. Sedert de vorige zeer onstuimig, West N.W. wind, verzeld van afwisselende regenbuijen. Het is heden de eerste hondsdag, maar zoo koud als bij onstuimig herfstweder.
Vele boeren hebben de onleegtijd nog niet gedaan, zij werken echter zoo veel mogelijk in het hooi, nadien bij het afwisselen van een bui, door de schrokte het hooi weder droogt, maar om den zeer harden wind tot bijkans somtijds een storm, veroorzaakt dit vooral in het oploegen verbaasde veel moeite, nadien de sterke wind hen daar toe niet alleen veel hinder toebrengt, maar ook het hooi verreweg bij het opsteeken doet vliegen, ook zijn de rooken hooi welke sedert eenige dagen stonden, zeer door den harden wind geteisterd.
Men hoort nog zeer weinig over ‘s lands aangelegenheden. De ziekte neemt te Scheveningen steeds toe volgens de laatste Courant waren er over de 70 waar van 40 genezen waren.
In het voorjaar heeft men aan de straatweg in plaats van de verstorvene yperen, jonge eiken boomen geplant, welke tot hiertoe weelig groeijen. Het zoude eene bijzonderheid zijn, dat deze op de klei tierden.
Blz. 41
Den 23 Julij, het weder als voren koud, W.N.W. wind, men zoude eerder zeggen dat het herfstweder was, zoo schrok en koud is het, sedert dat wij de hondsdagen hebben, schoon het niet zoo hard waait als in den verleden week, waarin vele boeren met verbaasde veel moeite de onleegtijd gedaan kregen, en opvolgend met dit ruwe weder gedaan krijgen, hebben zij dit voorregt dat het steeds zoo droog en schrok is om in het hooi te werken, hoewel het afwisselende regent en stuift, is het terstond weder droog.
Heden de laatste maandag in de Leeuwarder Kermis reist er verbaasde veel volk te voet en per as door, de boeren welke de onleegtijd gedaan hebben en geen rijtuig aangegeven hebben, met bolder of hooiwagens, vaak opgepropt vol, ons meid is rede ook derwaarts vertrokken en mijn knegt is voornemens na melken eens te kijken. Mijne vrouw is er in den voorleden week met de kleine kinderen geweest.
Den 25 Julij, heden onweder verzeld van een gestadigen regen, waar door wij verhinderd zijn, de dong verder uit te brengen.
Gister hebben Wageningen en Siersma benevens ik als gecommitteerden van de Brand Societeit te zamen met
mijn zoon als Boekhouder de Acten van deelneming, waar onder vele nieuwe waren, geteekend tot 172 in het getal, ‘s avonds reed ik met den Heer Wageningen naar huis en gemelde Heer naar de Stad.
Blz. 42
Den 28 Julij, sedert de vorige droog koude N. wind. Ingevolge de berigten, dan is sedert de zoo gevreesde braakloop in ons vaderland te Scheveningen uitgebroken alwaar een aantal menschen van die ziekte aangetast sterven, vervolgens in ‘s Hage en ook te Rotterdam ontstaan zouden zijn, wat de gevolgen en meerdere verbreiding daar van eens worden zal, moet de tijd leeren.
Heden heb ik mij aan het Kantoor onledig gehouden om de verponding te ontvangen, mijn zoon is naar Achlum, om zijn broeder de Dos een nacht te bezoeken.
Wij zijn heden en gister weder aan het dongen, het is Zaturdag avond; morgen hebben wij geen preek, het is rede de vierde zondag, dat ons Domini met zijne vrouw naar Oostvriesland, de drie voorgaande zondagen hebben wij t’elkens maar een predikatie gehad, de Gemeente is over deze handelwijs van Domini, niet zeer gesticht en zulks met reden.
Den 1 Augustus, sedert de vorige droog koude N.W. wind. De boeren konnen steeds in het hooi werken, waardoor de onleegtijd opvolgende hier en elders, gedaan wordt, er wordt weinig nagemaaid, wijl er niet veel groeizaamheid is, en ook wegens de ontzettende menigte muizen, welke opvolgend ver-
Blz. 43
meerderen, zoodanig dat mijne kleine kinderen, voor een paar dagen maar in een stuk land niet ver van de sloten verwijderd, om dat zij het water niet op een afstand met een klein gootling konden aanbrengen, 230 vingen; de vruchtbaarheid van dit ongedierte is thans zoo ontzettende, dat de kinderen vaak tot de 12 a 13 jongen uit de gaten drenken, een boer vertelde mij toen hij in het laatst van de voorgaande maand, zijne verponding betaalde, in een nest 22 jonge muizen gevonden had, en toen hij zijn volk dit verteld hadde, zeide een van zijne onleegtijders dat hij 16 in een nest hadde geteld maar zich stil gehouden hadde daar van te spreken om dat hij dachte, dat men hem niet zoude geloven.
De Ojevaars welke in dit jaar maar twee jongen groot maakten, vlogen in het begin van de maand Julij van het nest, behalven deze, jagen ook anderen in dezen omtrek dagelijks op de muizen, zoo ook eenige zeemeeuwen welke zich nu en dan hier laten zien. Men zegt: dat het in Groningerland nog erger is, alwaar zij groote verwoestingen in de granen aanrigten. Wat er van deze bedreiging worden zal, moet de ondervinding leeren?
Blz. 44
Den 6 Augustus. Heden een digte zoele regen, waar na men zeer verlangde, gister dreigde het tot regen, met afwisselende stofbuijen, maar heeft den verleden nacht reeds aangevangen, en staat er toe, dat het ten minsten in den voormiddag met het regenen zal voortduren.
Ons Domini heeft gister tweemalen gepredikt; hij is eergister met zijne vrouw, na eene afwezigheid van vier weeken te huis gekomen.
De dienst van de Brandspuit is gedurende 1832 de afdeeling Barrahuister en naastgelegene gebuurtens, aanbevolen, en zijn heden opgeroepen, om na den middag dezelve te probeeren.
De boter en kaas zakken in prijs, ten gevolge waarschijnlijk door de heerschende Aziatische in Engeland bestaande beletzelen; tot hier toe heeft men nog niet gehoord, dat er behalven de tevoren genoemde plaatzen pag. 42 de Cholera in ons vaderland zich verder heeft verbreid, als alleen dat de Citadel te Antwerpen, alleen een enkeld perzoon, daar van zoude genezen zijn, zonder dat er meer gevallen zouden bestaan.
Het Grietenij bestuur, heeft de Wirdumer kermis, op verzoek dit jaar in navolging van Sneek, afgesteld, ook in de naburige Provincien, zijn er op vele plaatsen, de kermissen afgesteld, om de ziekte, welke tot in ons vaderland doorgedrongen is, o! mogt de Natie zich verootmoedigen.
Blz. 45
Den 11 Aug. sedert de voorige drukkend warm, schoon wij onlangs een overvloedigen regen hadden, kan men evenwel niet merken, dat de groeizaamheid in verhouding daar met evenredig is.
Dagelijks rijden de boeren hier met koolstroo voorbij, het welk met het schoone weder opvolgende afgedorscht wordt.
De aardappels kosten 14 a 15 St. de korf, het welk niet duur is. De boter en kaas zakken in prijs.
Ik heb den 8sten bevorens mijn kinderen op Hallumer mieden en mijne zuster te Wanswerd bezogt en bleef ‘s nachts bij mijn broeder op de Streek te Birdaard, alwaar den 9den ‘s nadenmiddags een der dogters wijl. mijne outste zuster in het voorjaar aan een boer onder Rinsumageest getrouwd bezogte, bleef ‘s nachts bij mijn Broeder, en vertrok gister den 10 weder ‘s morgens met het Dokkumer schip naar Leeuwarden zijnde marktdag, en kwam ‘s middags weder bij de mijnen aan wederzijden in goeden welstand.
Den 13 Aug. warm betrokken lucht, men verwacht gedurende de warmte onweder, dog het schijnt dat de gesteldheid van het weder tot nog toe dit niet veroorzaakt.
Heden in den vroegen morgen, zijn de Brabandsche
Blz. 46
schutters sedert in guarnisoen te Leeuwarden, vrolijk doorgetrokken waar heen? naar Breda; men zegt dat zij door 250 man militie van Groningen in het voorjaar van de lotingen derwaarts getrokken, hier zullen vervangen worden.
Bevorens den 8sten is volgens jaarlijks gebruik de Gouden Konings zweep te Leeuwarden verreden; men heeft zich verwonderd dat gedurende dezen tijd, deze liefhebberij voortgang had, nadien op zeer vele plaatsen de kermissen en alle daar mede in verband staande door de stedelijke en landelijke regeringen afgeschaft wierd. Zestien paarden waren toegelaten, waar van een Friesch paard van Workum de prijs gewonnen heeft.
Heden nadenmiddag een stille en zachte regen.
Den 18 Augustus. Sedert de vorige schoon warm weder, zoo dat het gedurende de zomer, niet vruchtbaarder geweest is. De eerste granen als: garst, koolzaad, worden zeer schoon geoogst, en leveren een goede kwantiteit.
Wij turven heden en treffen het zeer goed, twee vieren a twintig gulden ieder, negen wagen vollen tezamen, droog en van de beste kwantiteit.
Heden waren wij ter begravenis verzogt: Sijbe Leegsma, een boer op Tjaard, hadde zijne vrouw na lang zukkelen aan de waterzucht verloren. Mijne
Blz. 47
vrouw had er geen zin aan, en zij konde ook niet om dat ons kleinst meisje sedert een paar dagen niet wel is, ik ben er geweest en heb het lijk de laatste eer mede aangedaan, behalven de uitgestrekte familie, waren er een menigte menschen goede bekenden ter begravenis.
Het zijn bejaarde lieden, in vroegeren tijd waren wij bij gastmalen als anderzins, zeer veel in elkanders gezelschap, wijl de overleden vrouw, Eedske Reids Koldijk een zuster was, van de vrouw van mijne eerste vrouws neef, en dezer wijs, in familie bijeenkomsten tezamen waren.
De ziekte breid zich van tijd tot tijd verder uit tot in Overijssel als Kampen, Zutfen, het eiland, Schokland, en men wil zelf dat er te Sneek ziekte gevallen geweest zijn, ook dat er in de loop van deze week een schutter van Bergen op Zoom komende van Lutjewierum aan die ziekte overleden is.
Den 21 Aug. sedert de vorige nu en dan regen, zoo als bij voorbeeld op zondag den 19, toen de Godsdienst om twee uur aanvang nam, wijl Domini ‘s morgens te Wartena hadde gepredikt kort daar na zulk een hevig onweder ontstond van donder en Blixem, verzeld van zwaren regen, welke met stroomen tegen de glazen sloeg, dat de Gemeente in verwarring geraakte. Domini na het verdeelen van den text onder het inzamelen van het collect eindigen moest en de vergadering scheide, kort daar na was het onweder bedaard.
Blz. 48
Hoe weinig weet de mensch wat het volgende oogenblik zal baren; dit ondervonden wij ‘s zondags morgens, ik woonde de Godsdienst bij te Goutum, terwijl mijne beide outste dogters Akke en IJtje in de buren verzogt waren dewijl er geen preek was, ten huize alwaar mijne derde dogtertje in de kost ligt, om het naaijen te leeren, om gedurende den dag, behalven ‘s nademiddags in de Kerk aldaar door te brengen, de knegt zoude haar met de wagen er heen brengen, zij zaten er reeds op, terwijl de knegt het paard inspande en ook zoude opklimmen kreeg het paard een schrik en gallopt zonder dat de knegt het konde houden, door de Hiems hek naar het land, welk half openstond, de wagen bleef er tegen, het raampt brak af, en daar storten zij van boven neder in de garsloot, welke wijd en diep is, een van de beide raakt er geheel onder de andere ten deele, de knegt op redding bedagt begeeft er zich ook in en red mijne dogters, de wagen zat er nog reeds in toen ik van Goutum te huis kwam, maar zij waren rede verdroogd en gezuiverd, en geen de minste letsel bekomen hebbende, waren wij allen zeer opgeruimd, over deze zoo zigtbare bewaring – ‘s nademiddags hadde ik zoo als boven zeide in de Kerk te Wirdum zulk een verbazende ontmoeting. O! wat moesten wij altoos in afhanging voor den Heere leven en wandelen.
Blz. 49
Gister heb ik gedurende den dag te zamen met andere Gecommitteerden der Brand Societeit benevens mijn zoon de heer Wageningen en Sierdsma, doorgebracht om vijfhonderd polissen wegens deelneming van vee, hooi en granen te teekenen in de Herberg te Wirdum, het gewoon lokaal.
Den 27 Augustus sedert de vorige afwisselende regen en droogte, verzeld van donder dog niet zwaar. Er wordt hier elders, nog al veel gemaaid, wij hebben ook nog een stuk om te maaijen, dog de muizen rigten aldaar zulke verwoestingen aan dat er gehele plekken dood zijn, zij vreten de halm niet alleen stukken maar de wortel beschadigen zij ook zeer, ook onze weidlanden, de gehele plaats over, ziet men het muizen wrot verspreidt, waardoor de weide zeer beschadigd wordt, en het land zoo hier als elders van muizen stinkt. De Ojevaars, welke nog hun verblijf hier hebben, azen den gehelen dag op dit ongedierte, zoo ook zien ik gedurig reigers en andere vogelen, steeds naar dat gedierte jagen, maar zij zijn er zoo menigvuldig, dat de honderden welke zij mogelijk opvolgende verslinden, niet gemerkt worden.
Heden is een gedeelte paarden van het Contingent hetwelk Friesland in de voorgaande week te Leeuwarden bij
Blz. 50
keuring leverde tot 89 stuks a 195 gulden ieder, hier door getrokken, de armee van den staat, scheen deze behoefte weder te vorderen; men verlangt zeer dat er eens een einde van zaken mag komen. De ingezetenen worden opvolgende zeer gedrukt.
De belanghebbenden als kramers kasteleins en diergelijken, zijn niet wel te vreden, dat het Gouvernement alle kermissen, harddraverijen en openbare vermaaklijkheden wegens de tijdsomstandigheden in den loop van dit jaar heeft verboden, schoon het algemeen over dit verbod zeer met de denkwijze van de regering overeenstemt, en dezen maatregel toegedaan is.
De pijpjes door de straatweg van de schrans tot de 3 Roomers, zijn onlangs besteld voor de som van negenentwintig duizend gulden, zij worden gedeeltelijk vernieuwd, verbreed en verlegd. Dit is een zwaar stukwerk, en geeft veel ongelegenheid en belemmering voor de arbeiders wegens reed en drift, zij leggen barten over de pijpkes, werken en metselen daar onder, zoo dat de reed en drift langs de straatweg er niet door gestoord wordt
Schoon er van tijd tot tijd gerugten ontstaan, dat die vreemde en verschrikkelijke ziekte ook in ons gewest uitgebroken is, verdwijnen deze gerugten t’elkens opvolgende zoo dat wij tot hier toe nog bewaard zijn gebleven. T’elkens wordt bij de openbare Godsdienst om afwering gebeden.
Blz. 51
Des Konings verjaring is den 24 l.l. met geestdrift gevierd, het was juist marktdag te Leeuwarden, bij welke gelegenheid de daar toe bestemde openbare Godsdienstoefening in de groote Kerk bijwoonde, onder een groote schare toehoorders. Dos. Boon Mesch sprak tot dat einde eene zeer doelmatige leerreden over Pz. 20. Wijders is dien dag met vlaggen en ‘s avonds met schieten, het werpen van voetzoekers als anderszins doorgebragt ook te Wirdum tot ‘s avonds 11 uur.
Den 28 Augustus, stijve zuide wind, onbetrokken lucht, koud. Heden zijn de overige paarden van het Contingent hier doorgetrokken.
De paarde en beestemarkten, zijn van het voorengemelde besluit des Gouverneurs uitgesloten en uitdrukkelijk toegelaten, ten gevolge daar van heden Rienster markt zijnde, passeren hier vele rijtuigen met losse paarden achteraan, derwaards ter markt gaande, door.
Den 5 September sedert den 1 dezer schoon weder; gedurende de laatste dagen der voorgaande maand hebben wij ons met het ontvangen der verponding onledig gehouden en den 2den dezer verantwoord. Gister hebben Pier Baukes Lettinga en zijne vrouw, een zusters dogter onlangs getrouwd zoo als voormaals melde, welke mijne blinde zuster van Wanswerd bij hun uit van huis, hier uit van huis bragten, benevens mijn zwager Hendrik Tijssens
Blz. 52
Huizinga en Pieter Memerda, te zamen in familie hier geweest, na den dag aangenaam aangenaam met elkanderen doorgebragt te hebben, vertrokken ‘s avonds 6 uur; mijne zuster bleef hier uit van huis.
Eergister den 3 is mijne dogter in de buren, de vrouw van P. Hiemstra, na een zwaren en langduringen arbeid verlost van een zoon ‘s avonds kwartier voor 9, zij bevind zich heden nog zeer zwak.
Dagelijks zijn ze nog zeer druk bezig de pijpkes door de straatweg in order te maken, die op Barhuis komt op een geheel koud steed, na alvorens ter diepte uitgegraven te zijn, heeft men thans het zwaar houten bed, ten grondslag gelegd, deelen greenen ter zwaarte van 3 duim op greenen balken tot onderleggers, op welken zwaar houten bed, het medzelwerk aangevangen wordt; andere pijpkes worden aan weerskanten verlengd tot de breedte van den grond der gehele weg op houten bedding.
Den 8 September, heden zoel betrokken lucht, verleden nacht sterke regen, zoo veranderlijk is thans het weder. Nadien voor een paar dagen een O. wind met een heldere drooge lucht, een duurzame droogte, zoo als men in vorige jaren soms gewoon was, scheen aan te duiden, zelf gistermorgen scheen deze luchtgesteldheid nog vast te staan, maar in den voormiddag, werkte in het zuiden een donkere bank opwaarts deed de lucht eerlang be-
Blz. 53
betrekken, en dreigde afwisselende tot regen het welk dan heden nacht daar van dan ook het gevolg geweest is. – De 5 bij de buren is gemaaid geworden, en ten gevolge van het schoone weder, hebben wij het hooi daar van te huis gekregen; zoo dat zoowel hier als elders veel hooi gewonnen. – Ook zijn de eerste granen binnen gezameld, de boekweit wierd dagelijks gedorscht.
Bij de meitijd had ik een oude barg en zes biggen gekogt voor 56 Gulden, waar van gister twee biggen mager uit het land op de markt te Leeuwarden voor 43 Gulden verkogt; de oude welke op het hok met wei en zuip gevoed wordt, konde eergister 58 Gulden gelden.
De Controleur kwam mij heden morgen met de Chais van Wirdum tegen, terwijl ik daar naar toe de Werp even voorbij was te voet, hij wenkte mij, hij hadde het Kantoor geviseerd, en verzogt mij te teekenen, ik liep even bij een boer op de werp en teekende het proces verbaal.
Het gaat met mijne dogter ter zake der bevalling zeer goed en bevond haar heden morgen beter als ik hadde verwacht.
Zij werken zeer ijverig bezig aan de pijpkes, het metzelwerk daar van op Barrahuis was 3 steenen dik.
Blz. 54
Den 15 September sedert de vorige regen onstuimig herfstweder verzeld van donder en weerlicht, zoodanig echter dat de meeste regen hier en zuidwaarts de strekking heeft, daar onlangs in het noorden aan den bouwkant de rijdwegen opvolgende stoven de bouwman zonder eenig letsel zijne vrucht inzamelde, terwijl de rijdwegen alhier en wijder zuidwaarts met rijtuigen wegens de modder zeer belemmert zijn.
De aardappels kosten 45 a 50 Cents de boter gister en sedert eenigen tijd 27, 28 a 29, de kaas 15 a 16 gulden. De vette koeijen zijn buitengewoon duur.
De muizen vermenigvuldigen steeds, zoo dat het er slecht uitziet, als een bijzonderheid, ontdek ik, niet tegenstaande alle landen van de plaats met dit ongedierte vervuild zijn, het eene stuk als het ware meer als het naastgelegen van muizen krielt, zoo is het ook elders.
De heerschende ziekte schijnt in ons rijk ook in ons gewest meer af dan toe te nemen, althans zoo luiden de berigten in de couranten.
De pijpkes of duikers zoo als zij genoemd worden nemen een goeden voortgang; er zal volgens de rigting welke men er aan geeft, wel veranderingen aan de wooningen aan de straatweg vooral te Goutum en het molenwier in de schrans voorvallen, waar van afgebroken en afgegraven schijnt te zullen worden; geen kosten worden er geschroomt, om een goede rigting aan de straatweg te bevorderen.
Blz. 55
Den 18 Sept. sedert de vorige afwisselende regenachtig waar door het hooi, dat onlangs gemaaid is, zoo als er hier en elders nog veel is, niet gewonnen kan worden, heden is het luchtgestel drooger.
Mijne dogter van Hallumer mieden is heden morgen met een harer dogtertjes hier gekomen, om een nacht bij hare zuster in de buurt en wijdere familie door te brengen.
Een groot aantal opgeroepene schutters, zijn hier ongekleed en ongewapend door getrokken, denkelijk naar Zwol, en wijders naar het leger.
Den 19 Sept. het weder koud dog drooger als gister. Het staat er wel toe dat het vee vroeg gestalt zal worden om de menigte muisen.
Wij zijn wel voorzien van appels zoo ook elders dog zoo niet als het voorjaar door het buitengewoon bloeijen beloofde. De toen heerschende sterke noorde winden hebben veel schade aan de bloezems toegebragt.
Den 20 Sept. allerschoonst weder; heden zijn de overige schutters van dit contingent doorgelopen naar Zwol, men heeft deze en de vorige tot aan het tolhuis met slaande trommen uitgeleide gedaan, het is thans en altoos verwonderlijk, hoe veel manschappen lotelingen en schutters Friesland niet tot den dienst opleverd, alleen enkelden zijn er sedert maar teruggekomen.
Blz. 55 [herhaling paginanummer]
Den 6 October. Sedert de vorige allerschoonst weder, afwisselende een zagte regen, echter heeft het sedert den 1 dezer maand tot op den 5 geheel droog geweest, zoodanig dat de bouwman niet alleen de haver, boonen en orten heeft geoogst, maar met zaaijen ploegen en eggen gevorderd is, dat er dienaangaande, om te wenschen niets over blijft.
Den laatsten der maand bezogte ik mijne kinderen te Achlum, en in plaats van drie nachten bij hen door te brengen, heeft men mij vriendelijk gedwongen om nog de vierde nacht met mijne tegenwoordigheid hen te verblijden, zoo dat ik den 4 dezer weder vertrok, Domini geleide mij tot Franeker en kwam tot blijdschap van de mijnen in wederzijdsche welstand ‘s nademiddags te huis.
De heerschende ziekte neemt elders sterk af terwijl dezelve in ons gewest geheel opgehouden heeft te bestaan, althans hoort men niet dat er ergens ziekte gevallen zijn.
De boter rijst gister 33 Gulden de kaas van den 14 tot de 16 Gulden, de granen zijn slap de aardappels 8 Stuivers de korf, of 40 Cents de halve ton.
Gedurende het mooije weder is het land groen en als de aardmuizen niet de overhand hadden, dan zoude er overvloedig gras zijn.
Blz. 56
Wij melden pag. 36 van een transport schapen naar Odessa; op de terugreis van Achlum, voer ik in de schuit met dien Heer aan wien het Bestuur van die schapen was toevertrouwd geweest; deze berigte mij, dat hij onlangs was te huis gekomen van die reis, dog dat hij deze schapen 600 in getal 14 koeijen en 6 stieren maar tot de grenzen van Dalmatien hadde getransporteerd, en aldaar in handen van den Majoor (geen generaal) als eigenaar hadde overgegeven, dat er toen een vierde der schapen rede gestorven waren, en hij geloofde dat er geen een tot de plaatze zijner bestemming zoude de geraken wegens gebrek van genoegzaam voeder, maar de koeijen en stieren waren toen gezond en wel; hij geloofde dat de meeste dier schapen ongezond waren, althans hadden zij overal geen genoegzaam voedsel nergens voedzaam gras gevonden, zoo als hij geloofde, dit ras van schapen tot voeding en versterking behoefde. Hij oordeelde, dat deze onderneming in het welslagen niet wel beraamd ware, althans ontbrak het der kudde aan bekwame herders, welke met den aard der schapen om ze te leiden bekende waren, de Birdaarder man, hadde maar tot aan Leer in Oostvriesland met geweest, en was van daar te rug getrokken.
Blz. 57
Den 13 Oct. sedert de laatste buitengewoon onstuimig, harden wind, vooral op den 7 en 8sten heden droog.
Mijne kinderen op Hallumer mieden bezogte ik den 10den een nacht en den 11 mijn broeder op de streek at het middagmaal bij hun en ging toen in het half 2 uur schip weder te rug. Mijn voornemen was geweest, mijn zwager op de andere mieden te bezoeken, dog een zonderling toeval bragt mij te Birdaard, schoon niet noemenswaardig wil ik het zelve evenwel verhalen.
Ik voer zoo als ik zeide den 10 met het 12 uur schip van Leeuwarden tot aan Tergragt; ik was alleen in de roef behalven een adjudant van den Generaal Sijtsma, welke er te Wijns uitging, ik ging er op Tergragt ook uit, om de mieddijk van daar naar mijne kinders te wandelen; zoo dra ik het schip verlaten hadde, ontdekte ik dat ik mijn zakdoek in de roef gelaten hadde, ik riep de schippers na, maar wierd niet verstaan, en om het schip, welke rede in een goede vaart was, na te loopen, viel mij te bezwaarlijk, de zakdoek was mij van te veel waarde, om dezelve dezer wijze te verliezen, en dagte op middelen om dezelve weder te rug te bekomen, mijn broeder hoopte ik op de mieden bij mijne kinderen aan te treffen, en deze wilde ik belasten, om den doek van de schippers te rug te vragen? maar om het regenachtige weder waren zij mijn broeder en zijne vrouw n.l. te rug gebleven, dit speet mij, en in plaats van mijn zwager volgens mijn plan ‘s anderen daags op de andere mieden volgens afspraak te bezoeken moest ik daar van afzien, om mijn broeder te Birdaard een bezoek te geven; ik reisde toen derwaards langs de trekweg, waar het 9 uur schip van Dokkum mij ontmoette; de schipper zag en herkende mij, riep waar hij mijn zakdoek moest bezorgen, ik noemde hem de plaats, was verblijd, en bedankte hem voor zijne attentie, zoo onverwacht en in haast, hadde ik geen geschikte plaats gesteld, maar mijn broeder nam het gaarn op zich om ‘s avonds bij de rug komst in het aanleggen, om dat de schepen van Leeuwarden
Blz. 58
in Dokkum te Birdaard aanleggen en altoos daar van paarden wisselen, den schipper in perzoon zelf daar over te spreken en den doek te ontvangen, als hij dezelve ‘s anderen daags mede bragt, zoo dat deze zaak, hoe gering ook, te regt gebragt staat te worden.
Wij merken hier op aan: dat anders niet noemenswaardige toevallen ‘s menschen voornemen, handel en wandel eene rigting vaak geven en toebrengen, welke geheel strijdig zijn met zijn voorgenomen doel. Mijn voornemen was, mijn zwager te bezoeken en een kleine onachtzaamheid bragt mij in plaats bij mijn broeder te Birdaard.
Hoewel deze bezoeken hetzij bij mijn zwager het zij bij mijn broeder, alleen zonder noodige zaken familie betrekking ten doel hadden, en dus geheel onverschillig op zich zelven, wierd ik nogtans bepaald om niet naar deze maar naar gene te gaan. Waarom? kan ik niet uitvinden? mogelijk hadde mij elders wel een ongeluk konnen getroffen hebben, en dezer wijs daar voor bewaard bleef, althans houd ik het uitsluitend daar voor: de mensch overdenkt zijnen weg; maar de Heere stiert zijnen gang, in den eigenlijken en oneigenlijken zin.
Den 18 Oct. allerschoonst weder sedert de vorige. 50 paarden zijn eergister ter requisitie van het Gouvernement in keuring te Leeuwarden weder opgenomen. ‘s Lands aangelegenheden blijven voor het publiek donker, en de levering van manschappen paarden en materieel neemen steeds voortgang.
Sedert de vorige heeft de regering van Leeuwarden kennis gegeven bij openbare advertentie dat de heerschende ziekte aldaar zich heeft geopenbaard. De Courant van den 16 behelsde: dat er 3 aangetast 2 overleden en een in behandeling gebleven was, maar de algemene gerugte zegt dat er veel meer zijn.
Blz. 59
Gister waren mijne vrouw en ik ter begravenis verzogt in het gebuurte: een welgesteld man Rients Hendrik Sijbrandij, de broeder van wijl. Ruurd Sijbrandij van Barrahuis, bevorens gemeld is in den ouderdom van ruim 70 jaren overleden; hij laat een bejaarde weduwe en een onmondige dogter na, welke niet bekwaam zijn om de nalatenschap te bestieren; hij was tevens curator van het onmondig meisje wijl. boven gen. zijnen broeder, en deszelfs nalatenschap ook de plaats op Barrahuis onder zijn beheer.
Mijne vrouw hadde er geen zin aan, ik deede het lijk de laatste eer mede aan, om dat wij bevorens zeer vriendschappelijk met elkander hadden geleeft, er waren een menigte menschen, vrienden en bekenden op de begravenis; deze man was wel belezen, zonder bedrijf en bragt tot het einde van zijn leven zijn tijd met lezen door. En dewijl ons Domini niet te huis was, hadde Mr. De Haan ons onderwijzer, de voorgang, welke volgens de gewone manier een openbare rede hield over de tegenwoordige omstandigheden, en tevens het voor en nagebed over het eeten uitsprak.
Den 20 Oct. allerschoonst weder, dog elders heerscht een overvloed van gras, terwijl het hier zeer schaars om de menigte der muizen is, schoon wij ook goed weder mogten houden, weet ik niet hoe dat onze beesten het tot allerheiligen zullen uithouden?
Heden is Mevrouw Kammingha laatst wed. Glockman van Goutum te Wirdum in een daar toe gemetseld graf
Blz. 60
zoo na mogelijk de graven der familie van Kamminga in de Kerk, en deze buiten op het Kerkhof bijgezet.
Den 24 October, sedert de vorige droog, O. wind. Niet tegenstaande de muizen zeer de overhand hebben is de weide om het drooge weder gerekt. Wij melken daags ongeveer tien emmers melk van 24 koeijen waar onder zes rieren.
In de voorzomer heb ik twee melke schapen laten koopen voor 28 Gulden, de kalvers mesten wij met de melk, dog sedert Augustus, hebben wij de melk aan een bakker in de stad verkogt, om 2 maal ‘s weeks te bezorgen, waar van tot heden het gemaak geweest is twaalf Gulden en ruim twintig Cents.
Een oude barg even na mei aangekogt, voor 32 Guld. wordt heden afgeleverd voor 65 Guld. aan Rinsma, Mr. Bakker te Wirdum; gedurende de zomer is dezelve met wei en sedert eenige weeken op het hok met zuip en daar na met aardappels gevoed.
Behalven deze, hadde ik nog twee spallingen op het hok waar van de eene voor een paar weeken gestorven is, waarschijnlijk aan de varkensziekte schoon men maar thans weinig van die ziekte gehoord heeft. De slagter betaalde er mij vijf Gulden voor schoon gezond zijnde eene waarde van bijkans dertig Gulden hadde.
Blz. 61
Den 27 Oct. heden allerschoonst weder, sedert de vorige altoos even droog, behalven den voorleden nacht eenigzins regen.
In den aanvang dezer maand, is de ziekte te Leeuwarden uitgebroken tot den 24 dezer waren er volgens de Courant 30 zieken geweest, waar van 13 overleden 4 hersteld en 13 in behandeling gebleven. Particuliere gerugten zeggen dat het getal wel verdubbeld mag worden; dog dit is zeker dat men alvorens deze ziekte in ons gewest doorbrak de menschen met veel meer angst en vrees in het algemeen aangedaan waren, dan thans terwijl de ziekte aanwezig is; ik heb er mij gister in de Stad ten hoogsten over verwonderd, niemand scheen bevreesd, althans heb ik er niemand over hooren spreken, de Stad was volgens gewoonte vol menschen, uit alle oorden tezamen gevloeid, ook de handel even als de gewone marktdagen ging ook op dezen marktdag zijnen gang, nergens kon ik eenige verandering bespeuren.
De ziekenhuizen waar in de lijders opgenomen worden zegt men niet veel bijval te vinden van het algemeen wijl men vermoed, dat de zieken aldaar vergeven worden, deze mening heeft daar in zijnen grond: dat men sterk vergif tot weering der ziekte de lijders doet innemen, wat hier van waar of niet waar is, kan ik niet beoordeelen, maar zoo was het ook in Frankrijk, zoo zelf dat de Docters aldaar vaak niet veilig waren om vermoord te worden, door de verbittering van het gemeen. Men zegt dat Dr. Folkertsma een zeer bejaard man, te Leeuwarden met de Docters aldaar over de geneeswijze niet eens is daarom te regt gestaan heeft, maar zijne zaak heeft volgehouden.
Blz. 62
Den 1 November onstuimig verzeld van veel regen sedert de vorige zeer schoon.
Gedurende de laatste dagen der vorige maand hebben wij ons onledig gehouden om de verponding te ontvangen, dit veroorzaakte zeer veel drukte, wijl de belastingen van gebouwde en ongebouwde eigendommen over de negen eerste maanden van dit jaar omgeslagen waren en met het laatst van September expireerden, dog het personeel over de 12 maanden van dit loopende jaar. – Gedurende zijn de Kohieren van gezegde belastingen opgemaakt na den aanslag van het Kadaster ingevolge de nieuwe meeting en taxatie executoir verklaard en ons ter invordering over den loop der drie maanden van dit jaar toegezonden, waar van telkens de eenderde van dezen aanslag moesten wij nieuwe kennisgevingen in het laatst van October opgemaakt op het allerspoedigste aan de belastingschuldigen uitreiken, dit gevoegd bij het ontvangen dezer belastingen en het personeel, heeft ons verbazende werkzaamheden aangebragt, de ontvangene belastingen worden heden verantwoord.
De werkzaamheden van de accijnsen onder anderen van het geslagt vermeerderen dagelijks, wijl de boeren reeds aanvangen om de stieren te slagten.
Te Akkrum en Grouw worden opvolgende eene menigte vette beesten geslagt en in tonnen geslagen. Om er een denkbeeld van te maken, wierden verleden vrijdag zestig stuks naar Akkrum gedreven te Leeuwarden op de markt aangekogt, sedert verschei-
Blz. 63
dene weeken heeft dit opvolgende meer en min geduurd waar door men kan opmaken, dat het niet zonder reden is: dat het slagtvee duur is. Deze duurte heeft invloed over al het rundvee, zoo wel de vare, kalvers als het melkvee, waar door de landman, vooral die genen welke vee overig hebben aanzienlijke prijzen bedingen, en hunne lijdende toestand daar door verbeteren.
Niet tegenstaande de magere varkens zeer menigvuldig zijn, wordenze echter duur verkogt, het is te verwonderen, de menigte varkens, welke wekelijks ter markt gebragt worden sedert de nazomer tot heden. Eenmaal hadde de marktmeester zevende half honderd, als men nu rekent: dat de middelsom der prijs ten naasten bij agtien Gulden zal bedragen, dan levert dit weder een aanzienlijke bijdrage tot der boeren inkomst. Menigmaal zag ik gedurende den nazomer wekelijks de menigte varkens met verwondering, en zoude men niet mogen denken, dat er misschien wel vier duizend verkogt zijn?
Den 3 Nov. sedert de vorige zeer onstuimig vooral heden nacht, dog het weer is tegenwoordig fraai.
Het is aanstaande: dat de koeijen op stal moeten. Gister was er een groot aantal te Leeuwarden, ik heb van de prijs niet stellig gehoord, maar men zeide dat het vee duur was, vooral de beste soort.
De boter was zoo prijzig niet als de weeks te voren, zijnde toen 36 Gulden. De kaas is slap gedurende van de 13 tot 16 Gulden.
De appels worden nog van de Gulden tot de daalder en meer verkogt, zij zijn wekelijks overvloedig op de markt.
Blz. 64
Den 6 November, sedert de vorige droog, heden N.O. wind; de beesten loopen nog uit en melken nagenoeg daags 8 emmers melk; ten gevolge van de onlangs sterk gevallene regen, zijn de wegen zeer modderig.
Schoon de vruchtboomen hier en elders buitengewoon beloofden, is de vrucht niet evenredig, in het voorjaar is de bloeizem, door de schrokke Noordewinden beschadigd geworden, waar door er sommige streeken zijn, alwaar geheel geen appels zijn; elders schaars, hier matig en daar weder zeer overvloedig; mijn zoon te Achlum, hadde meer dan 100 korven, wij tusschen de 20 en 30.
Den 13 Nov. sedert de vorige goed herfstweder, afwisselende mistig. Den 8sten bevorens hebben wij 17 koeijen en 6 kalvers en de stier op stal gezet, de rieren en jong beesten te zamen 14 in getal, loopen nog uit. Ons buurman Dirk Palsma heeft zijn melkvee gister op stal gezet, overigens weet ik niet of hier in den omtrek wel eenig vee op stal is.
Den 19 Nov. sedert de vorige zonder eenige afwisseling schoon helder weder, somtijds echter mist O.W. en ‘s nachts een weinig vorst.
‘s Lands aangelegenheden neigen tot verandering, de Engelsche en Fransche vloten dreigen de Hollandsche wateren te blokkeren, of hebben zulks rede gedaan, ook kruist een Russische vloot in onze nabijheid, men gelooft om een wakend oog, op de ver-
Blz. 65
eenigde Engelsche en Fransche vloot te houden, terwijl een Fransche Armee van 50 duizend man in Belgien zoude oprukken, of rede gedaan is, waar tegen Pruisen zich gedugt wapend niet alleen, maar rede een aanzienlijke macht in Belgien zoude geworpen hebben. Wat dit alles beteekend, durven wij niet onderstaan te melden.
Volgens de laatste berigten waren de ziektegevallen in ons Rijk en ook hier te Leeuwarden zeer geminderd, waar van te Leeuwarden slechts drie perzonen in behandeling gebleven waren.
Ten gevolge van den dreigenden oorlog was de boter te Sneek op 24 Gulden gevallen, dog vond den 16 l.l. te Leeuwarden grage koopers onder een vermeerderde prijs, sommige zeggen dat de boter met Amerikaansche schepen kan uitgevoerd worden, andere zeggen over Oostvriesland ter uitvoer bestemd wordt.
Den 14 l.l. hadden wij hier oproeping van Floreenpligtigen in welke vergadering de staat van begroting onzer Kerkvoogdij is vastgesteld, benevens eene benoeming van eene Commissie uit de Floreenpligtigen, om te staan over de Rekening van 1832 zijnde daar toe benoemd Anne Jelles Himstra, Jan Dirks Valkema en Anne Pieters Heemstra, heeft plaats gehad en eindelijk vastgesteld dat de Kerke Zathe niet uit de hand maar bij beslotene briefjes zoude verhuurd worden, waar van de advertentie in de Leeuwarder Courant en de conditien der verhuring staande door de Kerkvoog-
Blz. 66
den wierden opgemaakt.
De Kerkvoogden hadden anders een plan, om de plaats aan de tegenwoordige huurders, zijnde drie vrijgezellen, zoons van wijl. Andle Sjoerds Andringa, oppassende jongelingen en zeer gezet om de plaats goed te bemeijeren, weder te verhuren, voor een verminderde huur, schoon er sommige waren, die met de kerkvoogden eens waren, maar anderen die tot meerder profijt van de Kerk voor een verhuring bij beslotene briefjes waren, schoon anders niet tegen de tegenwoordige huurders zijnde.
Om de agter uitgaande jaren, gedurende welke van de vloed af aan in huringe bij denzelven geweest en dien ten gevolge ruim 600 Gulden huur ten agteren zijnde, wilden de Kerkvoogden over de volgende huurjaren omslaan, om dezer wijze gemakkelijk te betalen, te meer nog, wijl twee dezer jongelingen, van den aanvang af aan ieder een remplaicent als schutters in dienst hebben, en ongeveer Agt Gulden ‘s weeks aan den zelven moeten uitkeeren.
Maar zoo als het altoos gaat, zegt de mensch: Ben ik mijns naasten hoeder? een ieder zorge voor het zijne. Zoo ging het hier ook, er bestond gene deelneming in het lot dezer jongelingen bij sommigen, hoewel de meerderheid er anders over dagte.
Schoon de Kerkvoogden als mede Floreenpligtigen met hun drien meer stemmen hadden, als de tegenwoordig zijnde Floreenpligtigen alle te zamen, heeft men echter daar van geen gebruik willen maken, om dat men bij omslag in de vorige jaren een aanzienlijke som heeft opgebragt en thans zoo als partij zeide, ook het voordeel diende te bevorderen.
Blz. 67
De outste dezer jongelingen, bevoorens van den dienst vrijgesteld, is thans als eerste Luitenant van wegen de Regering aangesteld; mogelijk dat de tweede ban der schutters in werking zal worden gebragt, wetende anders niet waar toe deze benoeming dienen zal; of hij dit aannemen zal weet ik niet, maar wel dat hij hier over zeer ongerust is, dewijl hij het allerminste van den dienst niet verstaat maar geheel boer is.
Dezer dagen is Marten Tijmens Jelgersma in den ouderdom waarschijnlijk wel 70 jaren overleden, hij was boer, zonder eenig vermogen, maar die sedert 1795 altoos in dorps bediening was, eerst aangesteld tot dorpregter daar na veldwachter Deurwaarder van de Dir. Belastingen ook Brandmeester tijdens den schrijver; sedert eenige jaren als Deurwaarder honorabel ontslagen, bevorens zeer veel bij mij in dienst geweest ambtshalven, thans door ouderdom maar vooral door de zwakheid van zijn gezigt, onbekwaam zijnde openbare diensten waar te nemen, echter als particulier wierd hij van eenige ingezetenen maandelijks belast om de verponding voor hen te betalen, zoo als hij in het laatst der voorgaande maand in perzoon aan het Kantoor nog verrigte, ik sprak toen buiten dat met hem over onverschillige dingen, nadien wij zeer familiair met elkanderen plagten te zijn; maar dagte toen niet, dat dit de laatste keer was, dat ik hem zien en met hem spreken zoude, want hij was overleden, eer ik gehoord hadde dat hij ziek was, het welk ook maar eenige da-
Blz. 68
gen heeft geduurd, schoon maar een geringe boer was was hij bij het algemeen zeer geacht, wegens zijn goed en oprecht karakter.
Ook is dezer dagen te Wirdum overleden, de huisvrouw van J. Ferwerda Mr. verwer alhier, zij was misschien meer dan 70 jaren oud; zij was eene zuster van wijl. den Rector E. Epkema onlangs te Middelburg overleden, zeer bekend wegens zijne kunde ook die der Friesche taal waar van de uitgave over G. Japiks.
Mijn broeder en zijne vrouw zijn hier den 8 ll. een nacht geweest en den 15 daaraanvolgende mijn zwager van Hallumer mieden.
Den 20 Nov. het weder als voren, om de schaarsheid van het gras, hebben wij heden nog 8 stuks melkvee op stal gezet, waar onder een weider, er loopen nog 6 uit. Die der boeren welke met muizen zijn bezogt waar van het gehele nieuwland ook over de zwette meer dan het oudland onder Wirdumer behoor, zoo als het noorder deel der Grietenij, Ferwerderadeel, zoo niet geheel althans zeer weinig letsel daar van hebben, moeten opvolgende de beesten op stal zetten, terwijl de overige genoemde met een goede weide zijn voorzien en bij zulk schoon weder, het vee nog wel eenigen tijd kunnen weide.
Heden morgen was ik een loop naar de stad gaan doen, om een boodschap te verrigten, de Courant tevens mede brengende. Op de terug reis, wandelde ik met M. Vlaskamp Chirurgijn te Stiens, welke berigt ontvangen hadde per expres, dat zijn broeder Chirurgijn alhier, thans zeer bedenkelijk ongesteld was
Blz. 69
ten gevolge van sedert eenige tijd ontstane teering ziekte; er waren in den verleden nacht verscheidene brieven aan de familie, en dus ook naar mijn zoon, welke zijne zwager is over der zelver toestand in gereedheid gebragt, om verzonden te worden. – Men vreest hier over het algemeen voor het leven van dezen in zijn praktijk zoo nuttigen man. Hij is hier en in den omtrek zeer geacht.
Gemelde Chirurgijn, vertelde mij dat hij onlangs een geheel schippers huisgezin in behandeling hadde gehad van de cholera aangetast in hun schip te Kornjum liggende, welke lieden in het ziekenhuis te Stiens wierden verpleegd, waar van alleen een jongetje van 8 jaren binnen eenige uren was overleden, alle de overigen herstelden en waren buitengemeen dankbaar voor de ongemeene bezorging hen steeds gedurende de bezoeking aangedaan. Dat zij eerlang weder in hun schip zouden verplaatst worden, het welk hij chirurgijn door beroking als anderzins gezuiverd hadde, zoo wel de slaapplaats als beddegoed en anders, om eerlang weder naar Oudega te varen, alwaar zij behoorden.
De Courant van heden bevat: dat de Franschen op den 15 in Belgien zouden gerukt zijn, en de Engelsche en Fransche vloten naar Holland gestevend waren, dat er Engelsche en Fransche oorlogschepen op de Hollandsche kusten kruisten, en werkelijk eenige Hollandsche schepen in de Fransche havens zouden in beslag genomen. Pruisen verzameld een groot leger omtrent de Maas.
Blz. 70
Den 21 Nov. schoon het weerglas zakt, blijft het weder als voren heldere lucht Oosten wind, zagte vorst.
Van ons chirurgijn hebben wij nog niet gehoord, wij hoopen dat hij nog leeft, zoo lang er leven is, is er hoop zegt het spreekwoord, hoe hoopeloos anders, vleit men zich nog altoos dezer wijs.
Wij zijn heden verzogt, om Zije Annes welke zijne vrouw onlangs bevallen is, te bezoeken, schoon wij met het rijtuig derwaarts wel rijden konnen, en maar even agter Wijtgaard gelegen is, heeft mijne vrouw er echter geen zin aan, waarschijnlijk maak ik gebruik van deze uitnoodiging te voet, om dat het mooi weer is. Deze zijn de grootste boeren onder Wirdum en konden wel 40 koeijen melken, wier plaats hun ouders voor de helft behoort.
De pijpjes zijn thans afgedaan, men is thans bezig om de grond in dezer nabijheid om te spitten en met boomen te beplanten, welke tot dus ver opengelaten was.
Het plantsoen heeft aan de straatweg een spoedigen voortgang genomen, het wast over het geheel zeer weeldrig, behalven nevens ons tot aan Barrahuis, en laat dezer wijs voor ons opening om de rijtuigen en de reizende lieden dagelijks te zien passeren; den gehelen dag, ziet men min en meer her en derwaarts beweging, zoo dat de straatweg van het grootste belang is, het geboomte heeft zoodanig toegenomen, dat het voor
Blz. 71
den reizenden voor regen en wind vrij wat schut. Allermeest verwondere ik mij, over de eiken boomjes, welke men in het voorjaar geplant heeft, in plaats der ijperen welke uitgingen of kwijnden hoe weelig deze tieren. Als deze boomen groot worden, dan zal men weeten uit dit en andere schriften als die dan nog voorhanden zijn hoe lang dit plantsoen gestaan heeft; want men gevoeld wel eens de nieuwsgierigheid: hoe lang zoude deze boom of die boomen gestaan hebben?
Den 22 Nov. schoon nieuwe maan is het weder even als voren verzeld van zachte vorst; het is in de sloten zoo sterk, dat hetzelve met schaatsen wel gebruikt kan worden, dezer wijs, zal men in de noodzakelijkheid zijn, om het vee dat nog op land is te drinken. Indien de winter thans inviel zoude dit eene langdurigheid konnen geven vele der voorgaande winters te boven gaande. Voor een harden winter, zoude men zeer te vrezen hebben, bij den dreigenden oorlog. In 1795 verleende den toenmaligen sterke vorst, de vijand den vrijen ingang in ons vaderland, waar toe de nederlandsche beroerten in dien tijd, tevens zeer bevorderlijk waren; dog daar thans eendragt een sterke beschudding geeft, hoopen wij door de gunstige besturing des Allerhoogsten, alle gevaren die ons dreigen, dezer wijs mogen geweerd worden op dat Oud Nederland stof hebbe, om den Heere de eere te geven.
Blz. 72
Den 27 November, sedert gister is de dooi tot onze blijdschap ingevallen, waardoor onze vrees dat de vijand door een sterke vorst beter gelegenheid zoude vinden in ons land te dringen, verdwenen is.
Ons predikant, zijne vrouw, is in het kraambed dien ten gevolge waren ik en mijne vrouw, Palsma en zijne vrouw, meester en zijne vrouw genoodigd om eergister na de predikatie op een kopje thee.
Door de onbruikbaarheid der wegen om te rijden bleef mijne vrouw absent, behalven de bovengemelden was juffrouw Beekhuis er ook, het was een aangename vriendenkring en daar mijne gewoonte is op het korst der dagen bij schemer avond uit de buren te gaan, was zulks mijn voornemen thans ook, maar de vrienden en inzonderheid Domini drongen mij zeer om den avond bij hen uit te blijven, waar toe ik mij dan ook liet vinden; maar ‘s avonds om 10 uur, was het weder in regen en sneeuw veranderd en duister maan, bood Palsma en zijne vrouw mij het nacht verblijf, Domini drong mij zeer bij hun te blijven, ook Meester zogt mij te overreden daar toe, ik bedankte de vrienden allen, begaf mij bij mijne kinderen in de buren, welke ‘s zondags avonds altoos bij elkanderen zijn. Deze bevreemden het zeer dat ik nog in de buren was, en wilden mij niet laten vertrekken, waar bij Domini’s meid nog kwam en tevens meester ook om mij te bewegen te blijven; maar bedankte, allen, en begaf mij spoedig weg, ik kwam om 11 uur behouden en wel te huis.
Ik hadde bevorens wel veel minder reizen gehad uit het gebuurte naar huis; mijne huisgenooten waren rede te bed, om dat ik hen hadde laten weten, niet ongerust te zijn
Blz. 73
als ik laat te huis kwam, of ook de nacht uitbleef, dog zoo als het spreekwoord zegt is het altoos: Oost West, te huis best.
Heden moet ik naar het gebuurte, om de briefjes der gegadigden tot de huringe der Kerke zathe mede te openen, welke ingevolge huurconditien, en de Advertentien in de Courant, gister moesten binnen gekomen zijn.
Mijne zoon en een zoontje van mijne kinderen van Hallumer mieden, welke hier uit van huis is, zijn naar de Stad om de Courant te halen, waar na ik zeer verlange, om dat men in het laatste der verleden week dagelijks sterk schieten heeft gehoord, in hoop dat men daar in thans vele bijzonderheden opgenomen zal vinden. Het algemeen is opvolgende tot groote gebeurtenissen, voorbereid.
In het laatst der voorgaande week is mijn zoon de Domini hier een nacht geweest, om zijn zwager de Chirurgijn welke nog leeft een bezoek te geven, hoewel zoo het scheen toen wat beter, blijft dezelve altoos nog in een gevaarlijken toestand.
Den 28 Nov. Onstuimig. Wij hebben heden ons overig vee op stal gezet, zoo dat wij nu 38 stuks hoornvee op stal, hebben, de beide paarden loopen nog uit.
Heden hebben wij ons onledig gehouden de verponding te ontvangen, morgen wordt het druk.
Blz. 74
De Courant van gister: behelsde: dat onze geëerbiedigde Koning op Zondag den 2 Dec. e.k. een algemene bede dag bepaald, had, wegens den nood waarin zich het vaderland bevond. Dat de Engelsche en Fransche vloten de Schelde sloten. Dat een groote macht van Franschen in Belgien gerukt waren en aanvang maakten, om de Citadel van Antwerpen te belegeren. Dat de landstorm van de 19 tot de 50 jaren zoude opgeroepen worden zijnde bevorens tot de oproeping van den 2den en 3den ban schutters rede besloten. Wat het einde van dit alles worden zal weet God!!
Den 1 December. Na dat wij ons gedurende de laatste dagen der voorgaande maand onledig gehouden hadden de verponding te ontvangen, worden de ontvangsten heden verantwoord. Het is thans zeer onstuimig Zuiden wind.
De markt was gister nog vol vee, schoon zoo duur niet als bevorens, was de prijs nog zeer voordeelig, de boter geld ruim 26 Gulden, iets in den toestand onzes vaderlands, boven verwachting; men zegt dat de uitvoer door Amerikanen bevorderd wordt.
Men hoort niets bijzonders, omtrent des vaderlands aangelegenheden, behalven het beslag op de Nederlandsche schepen, in de Fransche en Engelsche havens, waren er volgens de Courant van gister, nog gene vijandelijk-
Blz. 75
heden gepleegd; het sterk schieten, dat men in den verleden week hoorde, houdt men voor exercitien der vijandelijke schepen, op onze kusten kruizende.
Het godsdienstig gedeelte onzer natie is zeer met het besluit des Konings, aangaande de plegtige bededag op morgen ingenomen. De regering van Leeuwarden, heeft tot het vieren daar van, hunne stadgenooten een ernstige aanmaning uitgschreven, en tevens alle neringen en hanteringen op dien plegtigen dag verboden.
Wij twijfelen dus niet, of alle inwoonders onzes Rijks van wat gezindheden die ook zullen mogen zijn, zullen aan de roepstem van onzen Koning gehoor geven, om zich voor God te verootmoedigen! en mogt het maar van harten op de regte wijze geschieden!!
Den 8 December, sedert een paar etmaal vorst dog neigt thans weder naar verandering.
In het begin der week ben ik ben ik twee nachten op Hallumer mieden geweest. Doeke mijn zusters zoon, reisde wederkeerig met mij een paar nachten uit van huis en vertrok gister weder te rug naar huis.
Op den laatsten der vorige maand is Chassé gesommeerd van de Franschen, welke de Citadel van Antwerpen belegeren, zich over te geven, dog hebben een weigerend Antwoord ontvangen; waarop de belegering van de landzijde is voortgezet; batterijen tegen de vesting opgeworpen, dog door Chassé vernield en den omtrek onder water gezet, tevens met de bedreiging, wanneer men van de Stadszijde
Blz. 76
eenige vijandelijkheden tegen de Citadel aanving, het bombardement op Antwerpen, dadelijk zoude ondernomen worden. Wat er sedert gebeurt is, weet men althans gister niet stellig, maar wel, dat de Franschen met het onstuimige weder het onderwater zetten, en de modderige wegen, zeer veel te lijden hadden, als mede dat er een groot aantal zieken in het Fransche leger bestaan.
Men is thans bezig de lijsten te formeren van die gene, welke tot de reserve, 2de en 3de ban, schutters en die tot den landstorm behoren, om voor den 18 in werking te zijn.
De bededag den 2 dezer is hier en elders plegtig gevierd, zoo waren onder anderen alle de Kerken te Leeuwarden, gedurende dien dag, zoo vol menschen, dat men zelden, bij bijzondere gelegenheid in een der Kerken zoo vele toehoorders ziet.
Den 10 December, sedert de vorige is de winter verdwenen, thans zeer mistig.
Heden moeten alle manschappen, van de 19 tot 50 jaren, onder Wirdumer behoor, te Wijtgaard compareren, om tot den dienst opgeschreven te worden, waar bij een ieder dier manschappen, zal moeten aangeven deszelfs ouderdom, kwaliteit en de hoegrootheid van deszelfs gezin, getrouwd of ongetrouwd, met of zonder gebreken, ten einde naar deze aangifte vrijstelling, of tot den dienst geschikt te worden. Wanneer de organisatie geschied zal zijn, zullen wij
Blz. 77
bij nadere kennis alle de manschappen tot den dienst geschikt, vermelden. Mijn knegt, schoon hij tot de militie aangeloot en in het volgende jaar weder onder de maat moet, dewijl hij nu drie jaren geleden te klein ware is tot de landweer mede opgeschreven.
Donderdag laatstleden den 6 dezer, is mijns zoons vrouw Jetske Idzerda, verlost van een dogter, dit is hun agtste kind, allen in leven, zoo dat zij een zeer talrijk gezin hebben.
Den 13 December, sedert de vorige allerschoonst zagt weder. Mijne schoondogter van Achlum, kwam hier den 11den om haren schoonbroeder den Chirurgijn op het laatst van zijn leven nog eens te bezoeken, het heeft haar ook mogen gebeuren hem levende te zien, dog is om 10 uur des avonds overleden, tot bittere droefheid van de nagelatene weduwe, de naast bestaanden, vrienden en bekenden, benevens van geheel Wirdum en den omtrek. Vier kleine kinderen welke nog geen besef hebben, over hun groot verlies is de toestand der weduwe nog meer beklagens waardig.
Deze man een zoon van wijl. den Hortulanus van het Atheneum te Franeker was bij elk bemind, wegens zijn zagt en deugdzaam karakter, altoos evenredig van gemoed was hij tevens zeer gelukkig in zijn praktijk, zoowel in de behandeling der ziekten als in die der vroedkunde, en daarom was het belang dat de Ingezetenen in hem stelden zeer groot, zoowel de Roomschen als Onroomschen. Hij heeft zijn beide broeders thans geachte Chirurgijns te Stiens en Witmaarsum, als mede zijn schoon-
Blz. 78
broeder thans Chirurgijn te Marsum tot het vak der Chirurgij aangekweekt en voorbereid, zoo mede thans eenen Sijbe Vogel, zoon van een Mr. Timmerman alhier als kwekeling het verlies zijns meesters diep betreurende.
Om in de behoeften der Ingezetenen te voorzien, is men van stonden aan overeengekomen, dat de chirurgijn Beekhuis te Marsum een broeder der weduwe en nog ongetrouwd, de plaats als chirurgijn en vroedmeester alhier zoude vervullen, en staat van alzoo op het spoedigste over te komen, het traktament van honderd en vijftig gulden, aan dezen post verbonden, en grietenijs wegen betaald, vertrouwd men dezen ook zal toegelegd worden.
Den 15 December heden aller onstuimigst Z. wind.
Eene leening van 93 millioenen a 5 prCts. Is door de regeering weder geopend. Wanneer deze niet wordt, zal de regeering tot eene geforceerde geldheffing overgaan.
Volgens andere jaren, was men gewoon dat de boter omtrent dezen tijd tusschen de 30 en 40 Gld gold, thans is de prijs 24 Gulden min en meer tot groot nadeel der boeren.
Ingevolge de Courant, wordt de belegering der Citadel te Antwerpen met ijver voortgezet, terwijl de verdediging ontzent wege hardnekkig en in koelen bloede, door de bezetlingen en hun waardig Hoofd, de Franschen de handen vol werk geven en dezer wijs menig Franschman het leven kost; men weet het doel van dit strijden nog niet, het is voor het algemeen duister.
Blz. 79
Den 17 December. Heden zeer onstuimig, Z. wind, gister mooi weder, en heb driemaal de godsdienstoefening alhier bijgewoond, schoon duister maan, was het een heldere lucht met vorst en vond mij dus in staat, de avond Godsdienst ook bij te woonen. De openbare Godsdienst oefening is voor mij een wezenlijke behoefte, waar aan ik mij alleen des noods maar onttrek; want indien het Gode behaagde, konde mijns hart daar onder wel eens geroerd en het middel worden, ter bevordering van mijn eeuwig welzijn.
Den 18 December. Heden nog meer onstuimig, dan gister, het weerglas, staat bijkans op storm, evenwel heb ik mijn knegt naar de stad gezonden, om den Courant van heden te halen; men verlangt altoos hoe de oorlog bij Antwerpen thans voortgezet wordt, men wil dat de Franschen een gedugte neerlaag voor het fort St. Laurent geleden hebben.
Ons Chirurgijn Vlaskamp, zoude heden ter aarden besteld worden, des nademiddag, mijne vrouw en ik zijn ook verzogt om het lijk de laatste eer mede aan te doen, maar wegens het onstuimige weder gaan ik misschien niet derwaarts, mijne vrouw stelt de reis geheel af. Uit achting voor de overledene zoude ik dit wel doen, te meer ook wijl de familie mijn zoon de Domini met zijne vrouw alhier ook tegenwoordig is, indien de naaste familie aldaar op de begravenis tegenwoordig is, dan zijn er ten minsten zes Dominis, met ons Domini als den voorganger.
Blz. 80
Den 22 December, heden stil zacht weder, gister was het onstuimig, zoo ongestadig wisselt de eene onstuimige dag, den anderen in zacht weder af.
Ik heb de laatste eer, mede bewezen aan onzen verdienstelijken Chirurgijn, het was op dien dag zoo als vermeld hebben, buitengewoonen harden wind en buijig, waar door de meer uiterlijke familie van Domini als anderen niet tegenwoordig waren. In derzelver plaats is de zwager een broeder van des overledene vrouw thans als Chirurgijn tegenwoordig.
Des daags daar aan volgende, zijn wij Kerkvoogden gedurende dien dag vergaderd geweest in de herberg te Wirdum, om de huur van de Kerke zathe te ontvangen, als mede de andere ontvangsten, en de rekeningen te voldoen, volgens jaarlijks gebruik, en bleef op verzoek ‘s nachts bij Palsma.
Bijzonderheden waren er niet in de stad, gister marktdag, behalven dat de Franschen de lunnet St.Laurent voor de Citadel van Antwerpen veroverd hadden, als mede dat onze vlootvoogd Lewee de Aduard op de Schelde gesneuveld was. Het schieten op en van de Citadel, was gedurende het beleg zoo gruwelijk, dat er misschien geen voorbeeld van in de geschiedenis ware.
Blz. 81
Den 27 December, heden en gister allerschoonst zacht weder. Den 23sten was het buitengewoon harden wind verzeld van slagregen.
De zaken des vaderlands zijn voor het gemeen nog erg duister, de Franschen spannen alle kragten in om de Citadel te veroveren, de verdediging kost menig Franschman het leven door de dapperheid der onzen.
De jongste berigten zijn bij ons van den 18, wat er sedert aldaar gebeurd is, weten wij niet.
Gister waren alhier mijn zoon en schoonzoon uit de buren benevens Zije Wijngaarden, gedurende den dag dat is uit de Kerk zijnde de tweede Kersdag, gingen wij tezamen derwaards en bleven tot omtrent 8 uren des avonds.
Den 31 December. Sedert de vorige eenigzins vorstig dog zacht weder.
Laatstleden den 24 December, hebben de citadel benevens de onderhoorige forten gecapituleerd, behalven de forten Lillo en Liefkenshoek. De Koning heeft zijne volkomen tevredenheid over de verdediging der citadel aan den grijzen Chassé benevens der dapperen onder zijn bevel staande land en zeemacht betuigd en eervol met het hoogste ordesteeken beschonken; ongeveer 4000 man der bezetting, benevens het oorlogs materieel voorhanden, na dat de Franschen genoegzame bres geschoten en den citadel tot een
Blz. 82
puinhoop daar door verwoest hadden in hunne handen gevallen, en onze dapperen krijgsgevangen geworden. De Franschen roemen zeer de dapperheid der onzen en de verdeediging der aan hun toevertrouwde sterkten, de schepen zijn zoo veel mogelijk onbruikbaar voor den vijand gemaakt, door brand als anderzins, geen dezer oorlogsvaartuigen tezamen twaalf stuks hebben konnen ontkomen. De Koning heeft de forten Lillo en Liefkenshoek niet in de capitulatie willen begrepen hebben, maar ter verdeding aanbevolen.
De Franschen roemden voor de belegering, dat zij binnen 24 uren meester van de citadel zouden zijn en na alle magt in hunne handen ontwikkeld te hebben, eerst in 24 dagen veroverd.
Men roemt zeer de onderscheidene behandeling door de Franschen onze ongelukkige krijgsgevangenen aangedaan.
De natie is over dit verlies zeer verslagen, en wat de gevolgen nog zullen zijn is ons geheel onbekend, des lands aangelegenheden zijn nog even duister als bevorens. Wij staan geheel op ons zelven en het schijnt tot nog toe dat niemand der bevriende mogenheden zich onzer aantrekt. Wat men eigenlijk met het rijk der Nederlanden, ons dierbaar vaderland voorheeft ligt volstrekt in het duister.
De uitgang van dit jaar is dan zeer treurig opzigtens de toestand onzes vaderlands. De leening van 93 millioenen onlangs geopend, voldoet ook niet aan de verwachting en men vreest voor een geforceerde geldheffing.
Blz. 83
Er zal een merkelijk deficit op het montant der belastingen over 1832 alhier bestaan. Nimmer was ik bevorens zulks gewoon, want bij het sluiten der registers op den laatsten December, waren altoos de Belastingen binnen en aangezuiverd; thans moeten wij tegen mijnen wil, onzen toevlugt gedurig tot dwangmiddelen nemen, zoo als thans het geval ook zal zijn van de nog te innene p.l. 400 Gld.
In den loop van dit najaar 1832, hebben de Roomschen een koepel op hunne Kerk te Wijtgaard gebouwd en dezelve met een klokje voorzien, om hunne Godsdienst tijden daar door aan te kondigen het welk door een omroeper tot hiertoe geschiedde.
Den Heer Middachten sedert het overlijden van Mevrouw bevorens gemeld, zeer devoot omtrent Wijtgaard geworden zijnde, waarvoor hij bevorens de minste achting niet bewees, komende aldaar maar zeer zelden in de Kerk en weinig achting aan zijn gezondheid aldaar betoonende, heeft uit eigene goederen deze koepel doen bouwen en het klokje geschonken doende thans aldaar zijn Kerkgang; bevorens had hij altoos gereformeerde werklieden, en arbeiders dog thans R. gezindten, behalven een oud tuinman die gereformeerd is.
Dewijl ons Domini berigt uit Oostvriesland ontving, wegens onpasselijkheid van deszelfs vader is hij derwaards gereisd en heeft Domini Leeuwens van Ydaard verleden zondag ‘s nademiddags den Godsdienst alhier waargenomen, volgens jaarlijks gebruik, hebben wij bij het uitgaan van het jaar geen predikatie.
Blz. 84
Onze dogter Grietje de huisvrouw van H.P. Hettema van Hallumer mieden is hier heden uit van huis om morgen een paar nachten de familie in de buren te bezoeken.
Wij sluiten dit jaar weder met een opgave der sommen in dit jaar aan het Rijk opgebragt en door mij verantwoord.
Grondlasten | 24448-17 |
Personeel | 2671-89½ |
Patenten | 308-40 |
27428-46½ | |
Accijnsen | |
Geslagt | 1331-41 |
Binnenl. Gedisteleerd | 21-78½ |
Coll. Zegel | 135-59½ |
Gelei billetten | 7-42 |
Gemeente Opcenten op de Accijnsen | 490-41½ |
Taxatie en tellingkosten | 102-55½ |
Aan het Rijk | 29517-64½ |
Pensioenfonds | * |
Plaatselijke belasting | |
Gemaal | 1423-25 |
Geslagt | 4-03 |
Wijn | 3-95 |
Gedisteleerd | 159-45½ |
Wirdum den 31 December 1832
D.W. Hellema
Rijks Ontvanger