1835
Blz. 1
De aanvang van dit jaar in vergelijking van het vorige was zeer aangenaam, toen een buitengewoonen storm, thans een zachte stilte, toen ontzetting en schrik, thans bedaard en kalm; dit voorgaande jaar onderscheid zich evenwel van al de voor vorige jaren in schoon en aangenaam weder, van het begin tot het einde den October storm des vorige jaars uitgezonderd, in zegen en overvloed, waarvan weinige voorbeelden zijn in vrede en voorspoed, zoodanig echter, dat de toestand des vaderlands met betrekking tot Belgien even duister als voortijds gebleven is.
Verschijnselen in godsdienstige aangelegenheden, hebben gedurende den loop des voorgaanden jare, niettegenstaande zooveel genooten zegen, van een bedenkelijken aart, zich overal in ons vaderland en naburige landen vertoond, derwijze dat die gene welke ingevolge hunne overtuiging en belijdenis de leerstukken van de vaderen overgeleverd, zoo als die bij de Dordsche Synode van 1618 en 1619 vastgesteld zijn, en zich aan de besluiten der Synode van 1818 niet onderwerpen, aan allerlei vervolgingen zijn blootgesteld.
Wat ons in dit jaar ontmoeten zal van alle deze gemelde aangelegenheden, zal de tijd leeren.
Blz. 2
De geldelijke toestand der Ingezetenen alhier schijnt eenigzins verbeterd te zijn, want in het begin des vorigen jaars bestond er over 1833 een tekort van eenige honderden guldens, daar thans de grondlasten en de verschenen termijnen van het personeel over 1834 aangezuiverd zijn.
De veefokkerij en den handel van het vee is voorspoedig en zeer overvloedig geweest, bovendien zijn de boeren boven hun gewoon beslag om den overvloed van hooi van runderbeesten voorzien, zoo is mede de schapenteelt overvloedig geweest, waardoor van het gewoon aantal der schapen, zich de boeren in het algemeen weder aangeschaft zien. De varkensziekte heeft hier en elders wel eenige schade aangebragt maar is niet algemeen gevoeld geworden.
De boter is gedurende den loop des jaars in een matigen prijs geweest, en zoo worden de greidplaatsen welker huurjaren thans expireren voor een verminderde huursom overal ingehuurd.
De levensmiddelen zonder onderscheid staan in een matigen prijs, ook de graansoorten, behalven het koolzaad, het vlas is duur en wordt opvolgende duurder waardoor die gene welke deze produkten gebouwd hebben, hun bestaan verbeterd zien.
Blz. 3
Dezer wijs vangen wij het jaar van 1835 weder aan, en wat ons daar in ontmoeten zal, is alleen God bekend.
Wij wenschen intusschen, dat de bedreigde onheilen zoowel ten aanzien van het vaderland als des godsdiensts aangelegenheden mogen afgewend en voorspoed worden, ten einde een algemeene vrede in de Kerk en Burgerstaat, zoo als die door de vaderen genooten zijn ons deel mogen worden, waarbij God gediend en op de regte wijs geëerd en verheerlijkt wordt.
Wij zullen dan even als in voorgaande jaren de min of meer belangrijke dingen, welke ons in dit jaar treffen zullen indien God ons leven en gezondheid schenkt vermelden.
Den 1 Januarij. Tegen Kerstijd is er zoowel hier als elders de gewoonte om met zoogenaamde Kerswiggen bij de huizen rond te loopen, waarvan de bakkers een groote menigte gebakt in voorraad hebben en dan de gemeene lieden en halfwassene kinderen in korven gepakt, langs de huizen laten uitveilen en verkoopen, dikwijls tot last der ingezetenen, omdat men van Jan en alleman te veel wiggen tot de huishouding, zoude opleggen, deze wigloopers onverkogt wegzenden, maar om dezulke schadeloos te stellen, geeft men hen in
Blz. 4
plaats een of een paar centen – thans nieuw jaar, wordt men nog veel meer aangerand, door de kinderen van allerleijen ouderdom, welke buiten de boeren huizen rondloopen na alvoorens het gebuurte afgeloopen te hebben, de kleine kinders loopen bij koppels in het gebuurte en wagten op alle hoeken en straten de kerkgangers, zoo als mij hedenmorgen naar het kerkgaan ook wedervoer, want onderweg vond ik mij gedurig opgehouden, maar in de buren komende wierd ik zodanig van de kinderen gedurig ingesloten dat er bijkans geen doorkomen aan was; tot dat einde heeft men zich alvorens van een groote menigte centen voorzien, maar men heeft dikwijls nog gebrek, vooral als men in het eerst wat rijkelijk uitgedeeld heeft, deze nieuwejaarsloopers, zijn veelal der gemene lieden kinderen, ook der volwassene van de zoodanigen maken er gebruik van, en dezer wijs wordt men in het nieuwe jaar verwelkomt en ingehuldigd.
Gister nadenmiddag wierd het oude jaar door een openbare godsdienst oefening volgens gewoonte gesloten, en in dezen morgen het nieuwe jaar weder zoodanig aangevangen.
Volgens gebruik had de men ‘s nademiddags Diakonie Rekening, en werd bevonden dat er een te kort bestond van ruim honderd en vijftig gulden.
Blz. 5
De rekening overigens goedgekeurd en gesloten zijnde wierd de afgaande diaken Johannes Brinksma voor zijne administratie bedankt. Markus de Vries is als ouderling in plaats van Bienze Vogel en Tijmen Jelgersma als diaken verkozen geworden.
In deze vergadering bevonden zich alle de leden des Kerkenraads, zoowel de afgaande als nieuw benoemde, benevens de Kerkvoogden en wierd eenparig besloten: dat het te kort even als des voorgaanden jaars, bij vrijwillige inteekening indien mogelijk zoude ingezameld worden, toen was er een te kort van ruim 200 Gulden, waarna de vergadering scheide.
Den 10 Januarij fris weer, sedert de vorige allerschoonst weder, verzeld van een zachte vorst, tot zoo lang, dat de kinderen op de binnensloten en gragten het ijs maar even konden gebruiken, eergister veranderlijk en gister onweder, van regen en wind, de landschepen waren op dezen marktdag om het ijs niet gevaren, maar de trekvaarten vaarbaar.
Op den 7 bevorens, waren mijne kinderen uit de buren, benevens wij, bij Zije Wijngaarden en vrouw verzogt, mijn zoon en zijne vrouw als ook ik hebben van die uitnoodiging gebruik gemaakt, mijne vrouw durfde de reis niet ondernemen, mijne dogter en behuwdzoon, hadde men over de noodiging elkanderen niet wel verstaan, en waren dus niet tegenwoordig.
Blz. 6
Dus een klein gezelschap, sleten wij den dag zeer aangenaam met elkanderen, des avonds verzogten mij de vrienden ‘s nachts bij hun te blijven, schoon het anders goed weder en ligte maan was, zorgde ik tegen de reis aan, bewilligde ik bij hun te blijven, omdat ik dit met mijne vrouw bij het uitgaan ook zoo afgesproken hadde, als het wat laat wierd, waarschijnlijk wel een nacht uitbleef; ‘s anderen morgens het ontbijt genooten hebbende, kwam ik tijdig te huis, na alvorens de vrienden voor hun gul onthaal bedankt te hebben.
Wij melken nog daags 6 emmers melk allen oudmelke waaronder 4 a 5 vare met alle te zamen hebben wij 42 runderbeesten op, een paard loopt nog altoos uit, het ander nu en dan, is ‘s nachts meest op stal, om ‘s morgens te karnen, wij hebben tot hier toe nog een fandel boter weeks, behalven dat onze vrienden Zije Wijngaarden en vrouw ons twaalf a dertien lb tot de fandel van gister geleend hebben, om dezelfde kwantiteit in deze week weder te rug te brengen, tot de vulling van hun tweede fandel, welke zij om de andere week nog kunnen ter markt brengen, ‘s daags melken zij 14 emmers melk.
De prijs der boter blijft op dezelfde hoogte van ongeveer dertig gulden, om den dreigenden winter het indien mogelijk, wil men gaarn de boter ter markt brengen, om dat bij misweer de prijs doorgaans zakt.
Blz. 7
Den 13 Januarij, sedert de vorige vorst, het aartrijk is met sneeuw overdekt, dog heden veranderlijk en dreigt om te dooijen, waar naar wij ook verlangen, want wij hebben nog een paard en tien schapen uit, als de sneeuw niet verdween, zoude men deze met hooi moeten ondersteunen, waardoor veel hooi verslonden wordt, vooral als men geen schapen rib heeft, zoo als met ons het geval is.
De loterij der jonge lieden tot de Militie is weder aanstaande 15 den zoodanigen welke thans invallen zijn alhier onder Wirdumer behoor.
Men laat de schutterijen nog met groot verlof en vele militie van allerlei wapens ongemoeid evenwel onder bepaalde inspectie, zoo dat het uitwendig wel vrede zonder eenig gevaar schijnt, maar alles in die toestand houdt, dat men in een oogenblik de honderden en de duizenden welke werkelijk in dienst zijn, kan oproepen, en een allergedugste geheel tot den oorlog toegerust houding kan aannemen.
Mijn eene knegt is naar de stad om de courant en mijne aanteekeningen over 1833 en 1834 welke ingebonden worden te halen, benevens om andere boodschappen te doen, de andere knegt is naar het gebuurte om volgens gewoonte het onderwijs in den godsdienst te genieten, mijne dogter Akke gaat tot dat einde derwaarts, om op den nadenmiddag half 2 uur onderwijs te ontvangen.
Blz. 8
Den 17 Januarij gister harden wind en regen thans sneeuw en veel wind uit het N.W. den 15 bevorens waren mijne kinderen uit de buren, benevens Zije Wijngaarden en vrouw hier den gehelen dag met genoegen bij elkanderen, ook kwamen hier bij ons mijn zwager Sipke Overdijk van Goutum benevens Sipke Hoogterp van Rinsumergeest, de vrienden vertrokken ‘s avonds ongeveer 9 a 10 uur behalven mijne dogter Dieuwke huisvrouw van Hiemstra en Sipke Hoogterp bleven hier ‘s nachts, dog Hoogterp en … [woord ontbreekt] reisden naar de markt om dat het toen marktdag was; maar om den harden wind zoude ik wel thuis gebleven zijn, indien de deelhebbers benevens het bestuur geen vergadering gehad hadden, in deze vergadering wierden de afgaande leden Rintje de Jong van Grouw en Jan Fokma van Irnsum weder gecontinueerd en Gerben Jelles Substitut Vrederegter te Grouw, in plaats van Sijbren Schouwstra welke overleden is, tot gecommitteerde verkoren, de week bevorens den 9 Jan. was het bestuur vergaderd geweest, de boekhouder mijn zoon dede rekenschap van zijne Administratie over 1834 en wierd bevonden dat de societeit in onze 4 grietenien tot de societeit behorende aan ingeschrevene waarde over de vier een half Millioen bevatte, en niettegenstaande wij bij 700 gld. brandschade geleden hadden was de kas maar 60 gld. minder dan voorleden jaar omdat er over de anderhalf honderd duizend gld. meer ingeschreven was, de kas bestond omtrent uit 3000 gulden.
Blz. 9
Den 19 Januarij veranderlijk, het aartrijk is dik overdekt met sneeuw; de trekschepen varen nog, dog de landschepen liggen, hoewel het ijs zoo sterk niet is zelf voor de kinderen, om gebruik te konnen worden, is het wegens de sneeuw door de vorst sedert de vorige het binnenwaters voor schepen onbruikbaar.
Wij hebben de schapen ook in huis besloten om datze in het land gevaarlijk zijn, wijl de sloten naauwelijks te onderscheiden en het ijs niet sterk is, wanneer zij zich daar op begeven, voor verdrinken behoed te blijven.
De Deligence welke hier dagelijks met drie paarden bespannen door passeert, is thans met vijf paarden bespannen twee voorop waar op een voorrijder en 3 nevens elkanderen agter, dewijl de straatweg, door de sneeuw overdekt en van onderen gedooid en waterig, wegens de vorst, met een harde korst overdekt, alzoo voor rijtuigen zwaarder te passeeren is; vooral voor de deligence wel twee paardekragten verschilt indien dezelve de gewoone snelheid behouden zal: want de paarden loopen daarvoor gemeenlijk met een snellen draf.
Gister hadden wij driemaal Godsdienst oefening om dat het toen goed weder ware bleven mijne dogter Akke en ik ook ‘s avonds, kwamen kwartier voor 7 uur uit, en bijna half 8 te huis om dat wij een groot half uur van het gebuurte afgelegen zijn.
Blz. 10
Den 26 Jan. sedert de vorige schoon open weder, de boter was verleden en voorverleden marktdag iets grager tot 32 gulden, wij melken tot heden nog 4 emmers melk.
Mijn zoon uit de buren is eergister naar Achlum vertrokken en wordt heden te rug verwacht.
Den 31 Jan. sedert de vorige mattig, dog heden droog donkere lucht, min en meer vorstig.
Mijn zoon heeft een goeden reis gehad en alles te Achlum wel bevonden, zoo dat de Domeni in alle betrekkingen zijnen dienst weder waarneemt, de kindertjes waren thans ook gezond; dewijl Dos morgen over 8 dagen te Dronrijp moeste prediken was het bij welzijn waarschijnlijk dat hij hier een nacht kwam.
Mijn dogter van Hallumer mieden is hier een paar nachten met twee harer kindertjes uit van huis geweest, den 29sten vertrok zij weder en haar dochtertje Dieuwke bleef hier uit van huis.
Dewijl de verponding over 1834 den verleden maand aangezuiverd is, was er thans niet veel drukte aan het Kantoor, vermits de loopende lasten het personeel en de accijnsen thans weinige drukte aanbrengen.
Overigens zijn er volstrekt gene bijzonderheden in onze betrekking te vermelden, dan alleen dat de particuliere loterijen thans geeindigd zijn, waarvan het gemeen in dezen omtrek zooveel werk gemaakt heeft,
Blz. 11
namenlijk zulke kleine loterijen waartoe de tappers, kasteleins of particulieren voor een honderd en meer Guldens waarde van goud, zilver en kleedwaren of wat het anders ook zijn mogte aanschaften en daartoe een paar honderd min en meer loten verdeelden en bij de huizen rond ventten, om op een bepaalden tijd, deze goederen te verloten, na alvorens daartoe permissie van het Grietenijbestuur gevraagd te hebben, waar van ieder lot min of meer op zestig Cents bepaald wierd, en dan het hoogste lot of prijs dertig a veertig Gulden in waarde bedroeg, de andere prijzen na rato – Dog omdat het zooveel malen gebeurde, in de gemeene man daar zooveel werk van maakte, maar inzonderheid omdat bij die gelegenheid zooveel ongeregeldheden gebeurden, door het drinken van sterken drank en de kaart te speelen, heeft het Bestuur alle verdere loterijen van dien aart verboden, waartoe alle welgezindten hartelijk hunne toestemming geven.
Maar van een anderen aart is de Haagsche loterij, waarvan de hoogste en meer aanzienlijke prijzen, in den loop der vorige loterij dat is over 1834, door Friessche ingezetenen getrokken zijn; zoo wierd zonder anderen te vermelden door een schoenmaker te Sneek de ½ van de honderd duizend Gulden op een huurlot van 9 Gld. getrokken.
Blz. 12
Den 7 Febr. sedert de vorige altoos open weder dog gister buitengewoon onstuimig en zeer harden wind uit het Noordwesten; ook heden onstuimig – Eergister waren mijn zoon uit de buren Zije Wijngaarden benevens mijn zwager mijne vrouws broeder Sytze Nicolaij hier te thee drinken, tegen 10 uur ‘s avonds, na alvorens den tijd aangenaam met elkanderen doorgebragt te hebben, vertrokken de vrienden.
Heden nademiddag is onder mijn buren n.l. bij Joost Greben welke de laatste lezer is, bepaald tot de afrekening van het Couranten lezen, over 1834.
Den 10 Febr. In het onstuimige weder hadde men bevorens donder en bliksem waargenomen, dog na dat gedurende den dag van gisteren hagel en sneeuw buijen elkanderen steeds afwisselden, hoorde men ‘s avonds om 7, 8 uur vooral in het noorden, zware donder voorafgegaan van hevige bliksem, zoo sterk als het mijner geheugenis omtrent dezen tijd des jaars nimmer gehoord en gezien hebbe, wat de langdurigheid van dat onweder n.l. betreft evenwel scheen dit onweder zich naar ons oog omtrent over Ferwerderadeel te ontlasten, althans heeft hier in de nabijheid daarvan niet waargenomen, schoon de lucht noordelijk dreef verzelde deze bui een weinig sneeuw alhier, tevens stil en bedaard. Waarom wij, zonder eenige zwarigheid
Blz. 13
ons tusschen 9 en 10 uur ter rust begaven, maar heden in den zeer vroegen morgen omstreeks 2 uur ontwaakten wij door het loeijen van een hevigen storm uit het noorden zoodanig dat ik beangst opstond het licht onstak en mij gedurende in het buithuis ophield uit vrees dat de beesten door het gebulder van den storm onrustig mogten worden, zoo als gemeenlijk het geval is, vooral als dit met donder en bliksem verseld gaat, of is er dan maar een beest dat rumoer maakt, dan raken vaak alle beesten in onstuur, het welk bezwaarlijk te stillen is, alleen met het onsteeken van lichten en met het op en neer kruijen van het mestkret gelukt het dan eindelijk dat de beesten weder bedaard worden, maar thans bleef alles stel en kalm, de beesten zaten meestal gerust te herkaauwen, hetgeen er veel toe deedde, was dat de wind N.N. West ware, en daarom zoo sterk niet konde gehoord worden, om dat de stallen hier in het zuiden zijn, om 4 uur begon de storm te bedaren, tot dat ik om half 6 mijn werkvolk wekte, en weder te bed ging. -Heden is het weder kalm en de lucht helder, gedurende den nacht is zeer veel sneeuw gevallen en het aardrijk daarmede dik overdekt verseld van eenig vorst, waardoor men genoodzaakt zal worden de schapen te bergen, wijl de sloten overdwars met sneeuw gevuld zijn.
Blz. 14
Wat er elders in dezen verschrikkelijken nacht aan ongelukken gebeurd is, zullen wij indien mogelijk en als het tot onzer kennis gekomen is hierna vermelden.
Omdat het lichte maan was, zag ik door de koeglazen hoe de sneeuw stoof, door het gieren van den wind voortgestuwd, dat het buiten als een witte nevel geleek zonder onderscheid van voorwerpen.
Onze waterweeringen stonden mij steeds beangstigd voor den aandagt, welke de woede des waters door de kragt van den storm voortgestuwd, niet zouden konnen wederstaan indien de wind niet bedaarde te meer wijl het over een paar dagen volle maan zoude worden, ten ware de Heer de kragt der Elementen beteugelde en dezelve gebood tot hier toe en niet verder. Ook in dezen ondervonden wij Gods bijzondere voorzorg over ons land en volk, mogten wij Hem maar dankbaar leven want Hij alleen kan ons in zulke vreeslijke nachten en oogenblikken alleen behoeden en bewaren. Daar alle millioenen menschen met alle hunne kragten en vermogen vereenigd geen paal nog perk de krachten de natuur zouden konnen tegenstellen, of eenige de minste verzachting te weeg brengen. O wat is de zwakke sterveling!!
Gisteren is mijne dogter Akke met een kind Dieuwke genaamd van mijne dogter Grietje welke hier uit van huis gebleven ware, naar Hallumer mieden uit van huis gereisd, hoe akelijk heeft zij dit met zulke een gedugt weer en wind, de eerste nacht aldaar getroffen.
Blz. 15
Den 14 Febr. Hoewel regen wind en sneeuwbuijen sedert de vorige elkanderen afwisselden, is het weder thans zeer bedaard.
Van ongelukken heb ik tot nog toe niet gehoord, als alleen dat de schouw bij het overvoeren van den post in den grond zoude geslagen zijn, en dat er iemand van Achlum met vette beesten zich op zee bevonden hadde, hoewel behouden overgekomen zijnde, echter 3 beesten op de reis dood geslingerd waren.
Gister is mijne dogter Akke met eene andere dogter van mijne kinderen op Hallumer mieden Lysbeth genaamd weder te huis gekomen. Ook waren mijne dogter en zwager uit de buren gedurende den den dag van gisteren hier, welke in zoo verre weder hersteld ware van zijne rumatieke ongesteldheid dat hij voor het eerst sedert verscheidene weeken thans de reis tot hier maar juist konde doen.
Den 20 Febr. sedert de vorige afwisselende goed en onstuimig weder dog heden nacht zeer harden zuidenwind verseld in den vroegen morgen van sterke regen, thans droog en een gebroken lucht, sterke wind.
Gister waren mijn zoon en zijn vrouw hier gedurende den dag. – Het is zeer slecht te gaan, sedert de onlangs gevallen sneeuw en de daarop het opvolgende regenachtige weder, daarom lieten zij zich met een scheepje brengen van de buren langs de Werp-
Blz. 16
ster vaart tot aan de straatweg, en kwamen van daar te voet tot hier, ‘s avonds op een bepaald uur hadden zij het scheepje weder aan de straatweg bepaald ten einde van daar te rug op dezelfde wijze weder te huis te komen, zij vertrokken na alvorens den dag aangenaam met elkanderen doorgebragt te hebben diens volgens kwartier over 5 uur.
Het is heden marktdag, maar om het onstuimige weder zien ik van de reis af, en late een van mijne knegten naar de stad reizen, om de noodige boodschappen te doen.
Den 24 Februarij, goed weder, dog sedert de vorige afwisselende onstuimig gister tot laat in den avond een hevige storm. Gedurende het onstuimig weder in den loop dezer maand, heeft men hevige donder en bliksem min en meer waargenomen, ook volgens de couranten in andere gewesten.
Ons dogter Klaaske den 21 Febr. bevorens uit van huis gegaan verzellende Lysbeth, welke hier uit van huis was, naar Hallumer mieden, overmorgen verwachten wij onzer dogter weder te huis.
Bijzonderheden hebben wij niet te melden behalven dat tusschen Saturdag en Zondag nacht, een meid op de Hem woonachtig hare beste klederen van een aanmerkelijke hoeveelheid benevens eenig geld goud en zilver uit hare klederkiste in de molkenkelder staande, door middel van braak, gestolen zijn.
Blz. 17
Den 28 Febr. tot heden sedert de vorige harden wind met afwisselende sterke regenbuijen, het is daardoor bijkans niet te reizen en van wegen den wind en van wegen de modderige paden, het land dat niet vlug afwaterd is week en waterig; de ganghouten welke niet wel onderhouden worden; van wegen de onverschilligheid der houders, alschoon de Politie een goed toeverzigt houdt en de nalatigen opvolgende aangemaand worden, ten ware denzelven ten laatsten in boete geslagen, alvorens selden tot algemeen belang zich willen laten vinden; zoo kwam er heden morgen een meid aan het Kantoor om de belasting voor haar boer te betalen, welke van een ganghout gegleden en in den sloot getuimeld was – algemeen klaagden die van Wijtgaard dat het bijkans ondoenlijk was om over sommige ganghouten te geraken naar en van Wirdum; het pad van hier naar het gebuurte is ook bezwaarlijk maar dog zoo erg niet.
Hedenmorgen wierd er gezegt: dat een geladen koeschuite met beesten op zee met man en muis zoude verongelukt zijn, onlangs hadde dit vaartuig aan den grond gezeten, maar was weder vlot geraakt, thans met beesten geladen, zouden vrouw en kinderen van den schipper mede aan boord zijnde, mede in dezen ramp omgekomen zijn, behalven een brik of kof voor Harlingen verbrijseld en waar van het volk geborgen is, heb ik van andere ongelukken nog niet gehoord.
Blz. 18
Den 3 Maart, sedert de vorige nachtvorst, heldere lucht, dog heden van den zeer vroegen morgen aller onstuimigst verseld van Storm Hagel Donder en Bliksem.
Zondag den 1sten zijn de militie, welke bevorens aangelot dog te klein waren thans de maat hebbende benevens een aantal schutters welke vrijwillig dienst nemen tezamen een Battallon, hier doorgemarcheert op Zwol. Overigens zijn alle de Battallons Friessche schutters met groot verlof nog te huis, echter onder die bepaling, om alle de twee maanden en zich ter inspectie bij de Kasern te laten vinden.
Die in de militie vallen hun agtiende jaar bereikt hebbende loten thans opvolgende, waarvan thans 9 alhier ingevallen zijn, die loten moeten.
Den 7 Maart, sedert de vorige zeer onstuimig vaak verseld van donder en bliksem, thans natte sneeuw gemengd met regen en harden wind, het weerglas staat laag en de menigte der zeevogels alhier, dreigen nog meer onstuimigheid. Gisteravond zouden er twee mannen ten gevolge der onstuimigheid verdronken zijn, zoo zegt een bollooper alhier, maar dit vereischt nader berigt, volgens denzelven zoude een meid tot de koorde veroordeeld zijn, omdatze het kind waarvan verloste in het secreet geworpen hadde. Deze daad is onlangs te Leeuwarden gebeurd; dog de meid zoude geen beroep op den Koning om van den doodstraf bevrijd te worden, begeeren, omdat zij zegt den dood verdiend te hebben.
Blz. 19
Den 10 Maart, heden eenigzins bedaarder dan gister en eergister; schoon zeer harden wind, het wemelt hier van meeuwen, een teeken van meer onstuimigheid, men hoopte dat deze maand bestendiger zoude zijn, dan de vorige, maar indien niet erger, zoo is het tot hier toe niet beter.
Niet tegenstaande het onstuimige weder, draaijen de kievieten over de wieken, het land is buitengemeen nat, de paden modderig en het water hoog; want met dit onstuimige weder, en ongepasten wind hebben de zeesluisen weinig konnen stroomen.
Tot nog toe krijgen wij geen eendeneijers, zoo is het algemeen, men schrijft het aan de warme en drooge zomer toe, waardoor dit gevogelte niet wel in staat was, om vroegtijdig aan den leg te komen.
De boter was verleden marktdag 36 gulden de koeijen beginnen hier in aantal al te kalven wij hebben nog maar 7. De schapen tijd om te lammeren is aanstaande wij hebben 7 dragtige, onze buurlieden, 10, 16 tot 20, het staat er dus toe, dat er een overvloed van schapen geteeld zullen worden. Ook de dragtige oude varkens beginnen goede toomen biggen te krijgen ons buurman Palsma heeft er 12, de onze is den 13 den tijd om. Behalven de dragtige hebben onze buurlieden een ieder tezamen 40, 30 meer en minder schapen, wij hebben in het geheel 10 omdat ik niet veel van te vele schapen houde.
Blz. 20
Den 11 Maart, heden gedurende den dag, zeer onstuimig van regen en wind; den 15den aanstaande, volle maan, wij hoopen dat het weder tegen dien tijd, bedaard moge worden: want ten gevolge der hevige zuidenwind, kan de zee op de deze kusten hoog en vol worden, vooral als de wind tijdens de sprengvloeden der volle maan aan het noordwesten stond, konde het er wel eens bedenkelijk met de zeeweeringen uitzien.
Heden ontvingen wij de bekendmaking dat Zije Wijngaarden vrouw om 10 uur voor den middag van een zoon bevallen ware, en dat de kraamvrouw en het kind zeer welvarende waren, waar over wij ons verheugden.
Den 28 Maart, heden droog, dog sedert de vorige altoos nat en regenachtig, waardoor, het water zeer hoog geworden is. Men leest in de courant van zeer vele ongelukken op zee en het verbrijzelen van schepen.
Wij hebben hedennacht een beste melkkoe verloren waarschijnlijk aan droopigheid.
Den 13 maart kregen wij onze eerste eendeneijers.
Den 21 maart, allerschoonst weder.
Bevorens den 19 ‘s voordemiddags, beviel mijne dogter in de buren, Hiemstra’s vrouw van eene dogter, kraamvrouw en kind bevonden zich naar tijds omstandigheden wel, ik bezogte hen ‘s avonds. Men zegt dat er kieviets eijers gevonden zijn.
Blz. 21
Den 25 Maart droog en koud N.N.O. wind, heden sterke nachtvorst. Gister heb ik ons oude zeug na dat de biggen er 6 dagen bij geweest waren verkogt voor 2½ Gulden 13 biggen levendige en 3 dooden was de vrugt, welke 13 biggen heden de 8ste dag alle aan de zuip zijn.
Bevorens den 23 hadden wij bij v.d. Wielen in Sacramentsstraat te Leeuwarden vergadering van het Friesch genoodschap, zeer vele werkzaamheden waren er ter tafel, onder anderen het bediscusieren der nieuwe wetten door de directie voorgedragen, verslag van onderscheidene commissien over hunne werkzaamheden gedurende het winter saisoen, vertoonen van oude handschriften, van deze en gene aan het genoodschap ten geschenke gegeven, het aannemen van nieuwe leden; hier mede was het half 3 uur, waardoor de voorlezing van D. Fokkema oud lid der Staten Generaal tot een nadere gelegenheid moest uit gesteld blijven, waarna de vergadering gescheiden is 20 leden waren tegenwoordig. Over het geheel telt het genoodschap 102 leden.
In den verleden week, den 20 ‘s nachts kreeg mijne eene knegt mijne zusters zoon een sterke bloedspuwing uit de maag, het gaat goed, dog hij is buitengewoon zwak geworden, er is hoop van herstelling.
Blz. 22
Den 30 Maart helder droog weder, verzeld van nachtvorst, wij zijn thans bezig de verschenen termijnen van de grondlasten te ontvangen heden ontvingen wij S.C. 1700 Gld.
De hoofdinspecteur kwam den 28 bevorens inspecteerde het Kantoor, bevond alles goed en vertrok van hier naar Roordahuizum om het Kantoor van Idzerda te inspecteren deze mijn vriend wacht eerlangs zijn pensioen, hij is 72 jaren oud en heeft 38 jaren ontvanger geweest.
Den 9 April sedert de vorige allerschoonst droog vruchtbaar weder; ten gevolge daarvan groenen de landen zeer en schijnt zeer vruchtbaar, het water blijft hoog, gedurende het droogend weder kan men zeer weinig merken dat het gezakt is. – De boeren in het algemeen hebben de jongbeesten meest in het land, behalven mijn buurman en ik, ook daardoor, om dat het ons niet wachten kan dewijl wij de 5 Pondemate bij de buren bemesten, wij hebben daarmede 3 dagen gewerkt, 3 man een opslager, een rijder een op het land, 3 paarden twee gespannen die tusschen beiden loopen, en een op het land, dus ook met 3 wagens, en met deze magt van ‘s morgens 8 tot ‘s avonds 7 uur, 45 wagens vol uitgebragt; heden hebben wij nog druk werk daarmede, het weder dreigt ook te veranderen indien wij zulk droog weder niet gehad hadden, dan
Blz. 23
was het onmogelijk geweest, de dong derwaarts te voeren, dewijl de Werpsterdijk hoewel een heerenweg, dat is een algemeene weg, smal en ook zeer slordig onderhouden wordt, door een man welke jaarlijks het onderhoud waarneemt, genietende daar voor van ieder der Barhuister en Werpster buren 75 Cts maar dit onderhoud is zeer slordig, dewijl het een arbeiders man, en daarom van het bestuur door de vingers gezien wordt, wanneer dezelve elders een daghuur kan verhuren, evenwel tot verbazend ongerief van de belanghebbenden, ons de buren, ja van geheel Wirdum, en alle die genen van elders, welke dezen weg moeten passeren, dewijl maar selden in het jaar dezen weg met het rijtuig goed te passeren is.
Verleden heeft zich alhier maar een Oijevaar gedurende den zomer opgehouden, steeds wagtende op de komst van het wijfje, welke schijnt verloren te zijn. Nu en dan ziet men thans een Oijevaar op het nest, maar schijnt de regte niet te zijn, of de eigene of een derzelver ook het nest weder betrekken zal moet de tijd leren, sedert 1806 hebben zij het nest op denzelfden boom betrokken gehad; denkelijk zullen wij wij van deze gezellige dieren thans verstoken zijn.
Blz. 24
Den 14 April, het weder blijft droog, bestendiger dan bevorens.
Van het Grietenij Bestuur aangesteld benevens Palsma, Joost Greben en Pier Stornebrink om des dorps repartitie ter som van 690 Guld. op te maken, hebben wij ons gister in de herberg te Wirdum daar mede onledig gehouden, en een staat van deze som, over de ingezetenen van dezen dorpe omgeslagen, opgemaakt.
Het is zeer groeizaam althans de landen beginnen zeer groen te worden, opvolgende komt het vee in het land, misschien dat wij morgen ons jong ook uitjagen; aanstaande Paasch dingsdag worden de pollen verhuurd, ik denk misschien daar geen gebruik van te maken, zoo als andere jaren, dewijl wij zeer veel hooi overhouden, en een stuk land dan meer beweiden.
De kieviets eijeren hoewel eerst schaars, worden opvolgende meer gevonden, verleden vrijdag was de prijs 1 Stuiver of 5 Cent, de eenden eijeren 7 St. of 35 Cents, de boter zakt opvolgende, zij is thans beneden 25 Gulden gedaald, de boeren beginnen een goed gemaak te krijgen, maar het brengt te min op, dit is hen zeer schadelijk.
Blz. 25
Den 18 April heden koud en onstuimig opvolgende sedert den 15, met afwisselende sneeuw en sterke hagelbuijen. Ten gevolge van het vorige schoone weder, was het dat wij op den morgen van den gemelden 15 ons jong vee in het land bragten; maar op den nadenmiddag van dien dag nam het onweder aanvang. Het speet mij zeer dat de jongbeesten uit waren, dog hoopte dat het weder zoude bedaren maar gedurende den volgende dag, wierd het in plaats van beter eerder slimmer, wij resolveerden toen op dien zelfden dag, gemelde beesten weder op den stal te zetten, gelijk wij ook deedden, en verheug mij tot heden dat wij dit gedaan hebben; want het dreigt nog meer tot onstuimigheid – Morgen is het Passcha, de H. dagen konnen wel eens zeer onstuimig zijn.
Men dagte bevorens dat de kieviets eijeren gister marktdag wel prijzig zouden zijn, omdat hier in den omtrek weinig gevonden worden, de opkoopers loofden 3 Centen het stuk, dog de prijs was op de markt maar 2 Centen, zij waren er zeer overvloedig ten bewijze dat zij elders overvloedig zijn, de eenden eijers het snees 32½ Cent, de hoender eijers 25 Centen min en meer, de boter was iets grager, want de kooplieden loofden 25 Gulden.
Gisteren goed vrijdag, dog om den marktdag wordt op verschillende tijden van dezen dag gepredikt, ieder predikant nadat hij het gevoegelijkst oordeelt, gisteravond te 5 uur wierd alhier gepredikt.
Blz. 26
Den 23 April heden, gister en eergister goed weder, ten gevolge daarvan hebben wij de jongbeesten weder in het land gebragt, zoo als mijn buurman Palsma ook gedaan heeft.
De tweede Paaschdag ben ik ‘s morgens naar Wanswerd gereisd om mijne zuster en wijdere familie aldaar te bezoeken, ik bleef ‘s nachts bij mijn broeder op de Streek, van waar ik ‘s anderendaags met het Dokkumer schip weder naar de Stad voer, en te voet ‘s middags te huis kwam.
Domeni van Achlum met zijn outste zoontje kwam hier op den 21sten en gister nadenmiddag gingen wij naar het gebuurte alwaar hij thans is, en verwagten hem morgen vroeg, van daar te rug.
Onlangs melde ik van kerkelijke beroerten dit wordt niet beter, althans aan de Wanswerder kant, alwaar zeer veel onrust is, wat de gevolgen zullen worden moet de tijd leeren, men heeft bij een besluit der Synode 1818 de kerkelijke band gewijzigd voor zoo veel het geweten ten aanzien van de leer betreft, en vrijheid van denken aan de leer toegekend, waar door allerlei beroeringen ontstaan en als God het niet verhoed, is men mijns inziens zeer veel onrust te wachten, waartoe de nieuwe gezangen en sedert de invoering tot nu toe bij het overdreven voorstaan dezer gezangen van zommige leeraars aanleiding geven.
Blz. 27
Den 2 Mei sedert gister goed weder, dog sedert de vorige buitengewoon koud en schrok, ten gevolge daarvan zijn de nieuwlanden eerder agter dan vooruitgegaan met het gras gewas, daar den aart dezer landen teder is, en door warmte alleen zeer vruchtbaar en groeizaam zijn, daar in tegendeel het oud land, zoo vatbaar niet voor koud en onstuimig weder is, om het groeijen van het gras hinderlijk te zijn.
Gister zijnde lotelingen in de Kasern opgenomen om tot de Militie ingelijft te worden, zij waren zeer talrijk, mogelijk dat het getal eenige honderden bedroeg.
Mijn broeder kwam ons verleden zondag den 26 April bezoeken, na alvorens des morgens de Godsdienst oefening zoo ook des nademiddags alhier met ons bijgewoond te hebben, ‘s avonds gingen wij tezamen naar de plaats, alhier des nachts geweest te zijn, vertrok des anderen morgens weder naar huis.
Er waren gister den 1 Mei, nog een groot aantal kieviets eijeren op de markt, ook van alle onderscheiden zoort van land en water vogels. De prijs der boter is opvolgende 4 a 25 Gulden.
Blz. 28
Den 9 Mei, sedert de vorige vruchtbaar weder en groeizaam. Ten gevolge hebben wij heden onze koeijen in het land gelaten, vier vare welke ik nog niet verkogt hebbe, staan nog op stal, als ook een sukkelder, welke steeds aan een dikte of een ontsteeking aan een der agterste pooten laboreert.
Heden morgen zijn een gedeelte der aangelotte jongelingen tot de Militie hier door gemacheerd.
De Stiensermarkt was verleden markdag opgepropt met vee men zegt tusschen de 13 en 1400 stuks, ook was de marktdag gister zeer vol; het vee is niet duur, evenwel wierd er tamelijk gading gemaakt, aan beste soort; de vare 60 a 70 gulden, welke geschikt glad en tierig waren.
Den 20 Mei, sedert de vorige tamelijk vruchtbaar weder, het is meest koud en droog met eenig nachtvorst, evenwel staan de weid en miedlanden goed dog in alles zoo gunstig niet als verleden jaar omtrent dezen tijd, toen waren er hier en elders al eenige landen gemaaid.
De markten van Leeuwarden en nu laatst te Bergum op gepropt vol vee en de prijzen zeer slap, schoon de beste zoort nog goed gelden; ik had verleden marktdag 4 vare koeijen te Leeuwarden, waarvan twee 65 Gulden het stuk opbragten, de beste welke mij 80 Gulden geboden wierd en de minste heb ik weder op stal gezet, om de volgende marktdag nogmaals te veilen.
Derwijl er veel hooi verleden jaar overgebleven is en de landen goed staan, is een ieder der boeren, meer dan
Blz. 29
van gewoon beslag voorzien, een ieder weid een stuk land meer.
Gister is weder een lijk op Jousma State onder Wirdum (zie onze vorige aanteekeningen) bijgezet, zijnde Jonkvrouwe Cecilia Catharina Coehoorn van Scheltinga, te Heerenveen den 14 Mei 1835 in den ouderdom van ruim 27 jaren overleden.
Deze grafplaatsen bevorens de plattegrond alwaar de stins Jousma weleer op stond, waarvan oorlog, moord en brand in de Schieringers en Vetkoopers tijden uitging, is thans een vreedzame rustplaats der dooden, niet alleen omringd van een wijde en zeer diepe gragt, maar men is thans bezig om een ringmuur, van onderen uit het water opgehaald, de gragt alvorens droog gemaakt te hebben, op te haalen en te omringen, tot 5 voeten boven den grond, alwaar rede een onnoemelijk aantal steenen zijn aangevoerd.
Gister en eergister, hebben wij de beschrijvingsbilletten van personeel aan de huizen rondgebragt, dit gaf eene werkzame bezigheid.
Den 26 Mei, dog heden nacht sterk geregend, dog sedert de vorige altoos droog, des niettegenstaande is het zeer vruchtbaar, schoon het doorgaans zeer koel was, de vruchtboomen van allerleisoort, beloven uitmuntend. Zoo is het met de onze, zoo is het in den omstrek zoo is het elders, indien dezelve zoo voorwaarts groeijen zullen er zeer vele vruchten komen.
Blz. 30
Den 12 Mei ‘s avonds beviel mijne schoondogter in de buren van een dogtertje genaamd Trijntje. Welke beide tot heden zeer welvarende zijn. Het welke een bijzondere zegen des Allerhoogsten is, dewijl na eenige dagen de kraamwaardster ziek geworden is, en zij benevens hare outste dogter al het huiswerk, behalven nu en dan een arbeidster zelf moeste waarnemen. Behalven de winkel is er in een huishouding van negen kinderen vrij wat te doen.
Den 3 Junij, sedert gister en eergister zomerweder, heden beginnen wij te maaijen de 5 bij de buren elders in dezen omtrek is men ook begonnen.
Sedert een groote week ben ik koortsachtig, hoewel de uitwendige koorts afgenomen is, geloof ik min en meer binnenkoortsig te zijn, ik houd het steeds op, eet en drink, maar zonder trek insgelijks is ons jongst zoontje aan de koorts benevens ons middelste dogter Klaaske.
Mijne kinderen Akke, Ytje, Klaaske, Lijkle en onzen knegt Hotze, zijn gister tezamen met het wagentje naar Sneek geweest, zij hadden verleden jaar daar al opzet toe, maar toen is het voorbij gekomen, vooral wildenze daar liefst op een marktdag zijn, zoo als gister. Zij kwamen in tijds te huis, en hadden zich zeer vermaakt, in het aanschouwen over den welstand der boerderijen van hier tot Sneek, en te-
Blz. 31
regt, wijl deze streek het schoonste weid en hooiland van geheel Friesland, thans zoo overvloedig gras beweid over het geheel van duizenden van het zwaarste en schoonste rundvee en talrijke schapen; het is onberekenbaar hoeveel boter en kaas die opleveren in een week, zoo melken wij van 30 koeijen jong en oud, het meerendeel jong vee daags 24 emmers, er zijn die veel meer melken; onder anderen Zije Wijngaarden daags 34 emmers, anderen na rato, evenwel zijn de prijzen van boter en kaas laag.
Den 13 Junij sedert de vorige opvolgende zonschijn en zeer warm, zoodanig dat men maar selden midden zomer zulke drooge en warme dagen heeft, altoos niet zoolangdurig, den eenen dag verschilde niet van den anderen, zoo zelfs dat het bezwaarlijk was om te reizen, vooral in den loop van den dag tot op den avond, dog dewijl de wind opvolgen noord noordoost en oost ware had men eenigzins koele nachten, een enkelde dag gedurende deze 13 dagen dat de wind zuid ware; ten gevolge daarvan hebben vele boeren die vroeg maaiden het eerste hooi rede binnen, en dit zoude met ons het geval ook konnen geweest zijn, dat wij de 5 bij de buren vandaag ook konden in huis gehad hebben indien ik de onleegtijders maar vroeg genoeg bescheiden had, ik hebbeze op morgen eerst bepaald
Blz. 32
te komen, trouwens wie kon dit vooruitzien: dat men opvolgende zulk schoon hooiweder zoude hebben, een uitzonder welke wij in het voorleden jaar ook in den onleegtijd hadden is gister gekomen; wij zullen daarom … [Een of meer woorden ontbreken.]
Heden donkere lucht koude noordenwind een begin maken om wat te zwelen, het weder is niet goed, maar als het droog blijft, omdat het hooi rijp is, dunkt ons dat het zweelen kan.
Ten gevolge van de koorts eenigen tijd geleden, ben ik zeer gezwakt, hoewel gezond wil het mij niet regt tot de vorige gezondheid geraken ons kleine Sijtze en Lijkle zijn ook aan de koorts, Klaaske koorts is weg gebleven, onder de bevolking heerscht veel koorts zoowel ouden als jongen vreemde werklieden vooral die het eerst om te gras maaijen hier gekomen waren, moesten daarom sommigen weder vertrekken.
Niet tegenstaande de sterke droogte is er zulk een overvloed van hooi en gras, dat men maar selden zulke vruchtbare voorzomers heeft, dit zoude ook het geval met de granen zijn, indien sommige maar niet te droog zijn, om voortgang te nemen, even zoo is het met de moestuinen, welker vruchten men steeds met oozen moet onderhouden, zoo als met ons ook het geval is,
De boomvruchten beloofden uitmuntend, maar hebben door de droogte zeer veel geleden, ook heeft de ringrups zich geopenbaard, en vooral de wolt waarvan de boomen als overdekt worden.
Blz. 33
Den 20 Junij, sedert de vorige altoos veranderlijk, eergister een weinig regen, dog sedert koud N.W. dog heden Z. wind betrokken lucht.
Wij hebben gedurende deze dagen 14 pondenmate gezweeld, het hooi is wel groenachtig dog droog, het hooi om de kwantiteit valt toe in de stekelwegen zijn 25 roken, al het hooi, dat wij thans gezweeld hebben, is op 9 roken na te huis, en als het donker blijft, maar droog, dan kunnen wij dit hooi heden ook binnen. De boeren in dezen omtrek zweelen en hooijen ook dagelijks, zoo dat er een goede kwantiteit mooi hooi binnen komt. Om de droogte groeit het nieuw gras weinig, dog de weide landen staan goed en groen, waardoor het vee thans wel van gras voorzien is.
De markt was gister nog vol veel de beste zoort melke en vette, vonden koopers, de minste wierden voor een prijske verkogt; de boter groot 20 Gulden, de kaas tot 12 a 13 Gulden; en was wel over geheel 2 Gulden duurder dan de voorgaande marktdag; er wordt overvloedig boter en kaas gemaakt, wij hadden gister 3 fandels, van 28 koeijen meest jong zoort, het was trouwens voor de eerste keer dat wij in een week 3 fandels hadden.
Blz. 34
Onze oude onleegtijders zijn hier morgen een week geweest, de 3de zijnde een vreemde heden een week, zoo dat wij gedurende deze week goed gevorderd zijn.
Ons Domeni is uit van huis naar Oostvriesland, zo dat wij morgen geen preek hebben, en de beide volgende zondagen ‘s nademiddags slechts een preek. Dit is zeer tegen het zin der gemeente, dewijl doorgaans gedurende den hooitijd de Kerkopgepropt vol volk is, wijl er zeer vele hooijers en vreemdelingen alhier werken, iedere boer heeft er doorgaans van 2 tot 3 en meer, dit vermeerderd de bevolking op zoodanig eenen tijd zeer, en derwijl de onleegtijders meest uit de wouden en van de Gereformeerde godsdienst zijn, woonen zij doorgaans ten minsten eenmaal t’elken zondags alhier gedurende de godsdienstoefening bij; waardoor de collecte in de Kerk thans door afwezigheid van den predikant zeer veel nadeel lijdt. De vreemde grasmaaijers, welke hier ook in menigte zijn, zijn doorgaans van den Roomschen Godsdienst, verleden zondag in de invallende R. heilige dagen, konnen de kerk te Wijtgaard de menigte niet bevatten, waardoor de buitenstaanden hunne godsdienst onder de blooten hemel naast de kerk verrigten.
Eergister vermeende men donder gehoord te hebben dit schijnt wel om dat er zulk guur weer ingevallen is, ook schreef men in de Courant dat er elders buiten ons gewest in de voorgaande weeken zwaar onweer gewoed hadde, verzeld van buitengewoon hagelslag.
Blz. 35
Den 23 Juni, sedert de vorige altoos guur en koud Z.W.
Ik ben den 20 naar Hallumer mieden gereisd, bevond mijne kinderen aldaar welvarende, bleef aldaar ‘s nachts en vertrok ‘s middags van daar naar Wanswerd om mijne zuster te bezoeken, ging aldaar ‘s middags in de kerk en hoorde Dos Los, na den Godsdienst waren wij tezamen met mijne broeder en zijne vrouw, bij goede vrienden op een kopje thee verzogt, voor de uitnoodiging van Dos bedankt hebbende, ‘s avonds ging ik met mijn broeder en zijne vrouw, naar de Streek bleef aldaar ‘s nachts en vertrok ‘s morgens met het Dokkumer schip naar Leeuwarden en ging van daar te voet naar huis, en kwam ‘s middags bij de mijnen in welstand, behalven mijn kleinst zoontje lag weder aan de koorts.
De onleegtijd gaat traaglijk voort, het gewonnen hooi is zwaar, hoe het met broeijen gaan zal, moet de tijd leeren.
Mijn zoon en behuwdzoon uit de buren zijn den 20sten naar Achlum gereisd, zij zouden gister weder te huis komen, maar ik hebbeze nog niet gesproken.
Overigens zijn er geen bijzonderheden in dezen omtrek, een ieder verlangt naar mooi weer, ten einde te konnen voortwerken in het hooi, althans om goed ligt hooi te winnen; men hoort nog weinig prijs van hooi, maar het zal zeker goed koop zijn.
Blz. 36
Den 26 Junij. Sedert de vorige vooral gister en heden alleronstuimigst harden wind, regen en koud, thans N.W. wind.
Mijn knegt is heden morgen tijdig met de kaas naar Leeuwarden om te verkoopen getrokken, en omdat de tweede fandel met de boter heden morgen gekarne eerst vol gemaakt moeste worden, vertrokken de onleegtijders met de boter ter markt later.
De boter komt altoos vroeg genoeg, integendeel neemt de kaasmarkt vroegtijdig aanvang, en doorgaans is die 9 a 10 uur ‘s morgens geeindigd; maar geheel anders is het met de boter, waarvan de prijs doorgaans ‘s nademiddags of tegen den avond bepaald wordt door de zoogenaamde schippers, welke over den prijs met de boterkoopers overeenkomen, hier aan toe, konnen de boeren niet wachten, om datze eerder moeten vertrekken, en daardoor in de noodzakelijkheid gebragt worden, om hunne boter op genade aan de boterkoopers op te geven, of om bij de schippers boter bij te zetten. Algemeen klagen de boeren hier wel over, maar konnen daartoe niets bij of afdoen; hun voornemen om gemeenschappelijk aan dit zoo voor hun nadeelig gebruik paal en perk te stellen, kan bij het ondernemen niet doorgezet worden, om de menigvuldige beletselen welke hun in den weg staan, en daarom moeten zij zich gewillig of onwillig maar aan hun lot overgeven; evenwel zijn er eenigen, die volstandig de prijs zelf willen
Blz. 37
afwachten en dan akkordeeren over den prijs, ook wel datze eerder over den prijs met elkander overeenkomen een à 2 gulden boven den prijs, waarvoor de boter zal verkogt worden.- Mijn zwager van Hallumer mieden belast zich dezer wijs met onze boter, maar omdat hij niet bestendig onder de waag zich kan of wil ophouden, is hij meestal in het geval, om de boter, welke hem van ons en anderen toevertrouwd wordt, soms wel tot 16 fandels even als het algemeen aan de boterkoopers op te geven.
Den 2 Julij sedert de vorige veranderlijk thans uitmuntend onleegtijdsweder – voor het onweder hadden sommige boeren al hun hooi liggen, en kunnen nu zweelen zooveel zij willen, onze maaijers maakten weinig spoed, en daarom zijn wij zeer bepaald, omdat het land daar wij werken zeer zwaar is, de trekwegs 9 kunnen zij morgen vroeg af, en dan beginnen zij in de 9 bij huis, wij krijgen zeer veel hooi, na rato veel meer dan onzen buurman Palsma.
Den 9 Julij, gister een weinig regen, dog sedert de vorige schoon weder; heden krijgen wij de trekwegs 9 in huis, allerbest hooi 40 goede weiden; in de 15 staan nog 37 rooken, heden hebben wij een gedeelte van de 9 bij huis gekeerd, gister hebben de maaijers het afgekregen, thans helpen is ons in de hooijing, behalven deze 2 hebben wij nog 3 en verdienen de man 16 Gulden en een kaas, de beide maaijers ieder 11 stuivers ‘s daags.
Blz. 38
Den 15 Julij, sedert de vorige afwisselende goed en onstuimig weder verzeld meest van zeer harden wind, ook bij goed weder, nu en dan donder en bliksem; met de hooijing zijn wij zoo ver gevorderd, dat wij nog 3 akkers in de 9 bij huis moeten zweelen waar mede wij thans bezig zijn, 49 weiden met die wij thans zweelen winnen wij hier uit, dus leveren deze beiden 9 bij de trekweg en te huis tezamen 89 weiden, en over het geheel van 52 pondemate 199 weiden, nimmer hebben wij zoo veel en goed hooi gewonnen, schoon ik wel gewenscht hadde, dat het wat rijper geweest ware, waartoe wij het te weinig tijd lieten, omdat wij 5 onleegtijders hadden, en veeltijds met het werk aan waren wijl de maaijers ons het zware maaijen maar weinig voor uit waren. Indien het hooi niet te veel broeit, waarover ik steeds bekommerd ben, dan hebben wij nimmer grooter en beter hooioogsten gehad, thans broeit het nog niet te veel, tezamen 199 nieuw met het oude hooi, dat wij in en buiten huis hebben, reken ik dat wij meer dan 250 weiden hooi hebben.
Den 17 Julij heden allerschoonst weder, gister den 16 Julij, hebben wij de onleegtijd gedaan gekregen, heden marktdag zijn de onleegtijders vertrokken; tot nog broeit ons hooi niet te veel, men hoort anders in den omtrek veel van hooibroeijen; mogt de voorzienigheid ons daarvan verschoonen; wat hebben wij in het verleden jaar, daarmede een akelijken tijd gehad!
Blz. 39
Den 23 Julij. Sedert de vorige helder en schoon weder, behalven tusschen den 18 en 19, gedurende den nacht zwaar onweder.
Als lid van het Friesch genootschap, van taal geschiedenis en oudheid was er den 18 vergadering, maar ik ben niet tegenwoordig geweest.
Als mede gecommitteerde van de Brand Societeit, hadden wij gister vergadering in de herberg te Wirdum alwaar onder voorzitting van den Heer Wageningen als het gekozen lid Jelles van Grouw Subsituut Vrederegter in plaats van Schouwstra overleden het eerst onze vergadering bijwoonde en geinstalleerd werd. Behalven andere werkzaamheden betrekkelijk de societeit werd het tarif van vee hooi en granen, over het volgende dienstjaar den 1 Aug. 1835 in te gaan opgemaakt en gearresteerd. Sedert de oprigting dezer Societeit, zijn nog in dienst als gecommitteerden, ik, Sierdsma, de Jong en de Heer Wageningen, voor de andere 4 waarvan een heeft bedankt en de andere 3 overleden op zijn plaats gemeld heeft de societeit sedert zoo veel jaren opvolgende in plaats 4 nieuwe gekregen.
Als een belangrijk voorwerp, is thans voor het eerst het vlas, voor brandschade in onze Societeit opgenomen dewijl aan den bouwkant veel aanvrage, door de belanghebbende aan den bode gedaan is, eertijds kwam het vlas als geen artikel, van belang in aanmerking maar sedert de sterke uitvoer vooral in het verleden jaar, wordt er thans zeer veel vlas gebouwd, als een zeer
Blz. 40
belangrijk voorwerp. Het is opmerkelijk terwijl het vlas zoo gezogt wordt, dat het linnen goedkoop is, en beter gekogt kan worden, dan het zelf aan te reden, mijne huisgenooten maken des winters nog al veel gebruik van de spinnewielen en reden voor het huisgezin het benoodigde linnen aan, schoon zelf aangereed linnen, de deugd van aangekogte overtreft, zijn de kosten als men alles rekent onovertreffende, want voor eerst de aankoop van vlas, de werkzaamheden als het spinnen, de kosten van weeven en bleeken, of als het zelf gedaan wordt, zijn zeer aanzienlijk.
Gedurende de Leeuwarder Kermis, zijn hier zeer vele rijtuigen gepasseerd, vooral de eerste maandag toen de gouden zweep verreden werd, en den volgenden maandag den 20 dezer, de tolman nabij de stad, giste, op mijne vraag, hoeveel rijtuigen dien laatsten dag gepasseerd waren? ongeveer 800. Op dien zelfden avond en aanvolgende nacht gaf men Musiek en vuurwerk in den zoogenaamden Princentuin, zoo als nu en dan meer gebeurt, waaraan op gemelden tijd 1854 perzoonen hadden deelgenomen, waarvan aan entree alleen zonder de kosten van verteeringen, 12 St. of 60 Cents betaald wierdt. Aan deze uitspanningen zijn de Leeuwarders zeer gehegt; en maken aan de uitnoodiging van den kastelein aldaar, veel gebruik, en omdat de tuin dan verligt wordt, is dit voor hen een nachtelijk feest.
Blz. 41
Den 25 Julij tot heden een onbewolkten helderen hemel verzeld van sterken oostenwind en ongemeene droogte waardoor hier en daar geklaagd wordt, van gebrek aan gras, waar over wij niet te klagen hebben, in tegendeel zijn wij zeer gezegend, schoon ons vee geen overvloed heeft, hebben zij echter geen gebrek. 6 pondemate oud gras heb ik aan een ander verkogt voor 12 gulden, waaruit de man wel 8 weidjes hooi op eigen kosten gewonnen heeft, ons land is overvloedig begroeit met klaver.
Men heeft besloten om de Wirdumer vaart weder te slatten, dat ongeveer 30 jaren geleden is, maar men kan de kohieren niet in order krijgen, daarom wordt het tot een volgende jaar uitgesteld.
Heden hebben wij de ruigscherne uit en ligt ongestrooid over het land, om de sterke droogte, een vreemde grasmaaijer wilde gaarn nog wat verdienen, en daarom hielp hij ons tot het hooi en sloeg de scherne op, wij kenden den man, hij hadde ons land gemaaid, als een eerlijke karel en zonder ons nog verder helpen, maar hij gevoelde zich niet al te wel, daarom wilde hij gaarn vertrekken, het mogt slimmer worden, ik stemde hem hier in toe, heden in den vroegen morgen ging hij op reis, en kan niet voor aanstaande woensdag avond als hij in staat blijft zijne reis te vervorderen te huis zijn, zoo dat hij 5 dagreizen werk heeft. Het speet mij, om dat hij, schoon van den R.C. godsdienst een goed man was, hij ging met ons aan en van den tafel.
Blz. 42
Den 1 Augustus sedert de vorige even droog N.O. wind. Door de felle droogte, wordt het grasgewas zeer dor en schor, schoon wij hier geen reden om te klagen hebben, is er elders veel gebrek aan goede weide voor het vee. Ons hooi is tot nog toe zonder te veel broeijing, dit geeft een groote kalmte en gerustheid, daar zeer vele steeds aan onderworpen zijn, om te dollen; daar is hier zeer veel hooi gewonnen, maar er bestaat niet veel aanmoediging onder den boerenstand, dewijl de boter maar opvolgende 20 en de kaas 11 tot 12 Gulden geld. De koolzaden en het vlas zijn voor den bouwboer thans van belang, maar de overige granen slap.
Wij zijn heden voornemens op verzoek bij Zije Wijngaarden te gasten, benevens onze kinderen uit de buren.
Mijn zoon doet heden morgen verantwoording van de in de laatste dagen der vorige maand, ontvangene Rijks gelden, waarvan wij veel moeite hebben om het verschenene te innen.
Den 5 Augustus, sedert de vorige even droog, men verlangt zeer naar regen.
Wij hebben op de te vorengemelden tijd, den dag bij Zije Wijngaarden en vrouw aangenaam met elkanderen doorgebragt, waarbij zich tevens bevonden de wed. van Andries Smeding en zoon benevens de jongste zoon, schoon er toen 4 kleine kinderen in dit gezelschap zich bevonden, allen aan de borst, als twee van mijne dogter en schoondogter, een van de gastvrouw en de overige van Smedings vrouw hielden zij zich zoo wel, dat het gezelschap daar weinig letsel in het onderhoud van onderhoud, hoewel de moeders daar steeds
Blz. 43
mede belast bleven, dit is vooral den aart ook van kleine kinderen, als zij maar gezond zijn in handen van de moeders aan den borst of in den schoot liggen, het best tevreden zijn, trouwens waar zijn zij ook beter en veiliger besteld.
Wij verwachten onze kinderen Zije en zijn waarde vrouw wederkeerig te gasten, morgen den 6 dezer.
Mijn knegt en arbeider zijn heden met twee hooi wagens naar Stiens gereden om koolzaadstroo te halen, het welk aldaar ruim te bekomen is, wijl er alle dagen aan den bouwkant woord gedorscht.
De bode van de brandsocieteit, bragt mij hedenmorgen de acte van de opnieuw ingeschreven voorwerpen in de Societeit, waarvan de jaren van inschrijving geexpireerd waren, en volgens het Reglement voor vijf jaren weder ingeschreven was, als het huis en de schuur 3600 mobilair 900 en de boere-gereedschappen 750 te zamen 5250 Gld. de acte van inschrijving wegens het vee en het hooi wordt nog gewacht.
Op den 28 l.l. heeft men een moorddadig aanslag op het leven van den Koning van Vrankrijk gemaakt, waarvan de Koning onbeschadigd afgekomen is, dog vele perzoonen en daaronder van den hoogsten rang gedood of gekwetst zijn geworden.
Den 11 Aug. sedert de vorige even droog dog op den 8 l.l. zeer harden N.W. wind, schrok en koud, met afwisselende regenbuijen, zoodanig echter, dat alles even schrok bleef, thans deze daaraanvolgende dagen even schoon en bedaard als bevorens.
Om 6 uur des morgens op den 8 bij den sterken loeijenden Noordwesten wind, zagen wij den boeren stelp op het
Blz. 44
Nieuwland nabij de stad nevens de Schrans ten westens het Hollanders huis niet ver van Schenkeschans, in volle vlam van agteren aanvangende, door den harden wind zoodanig aangestookt dat weldra het gehele gebouw ter neder storte. 4 stads brandspuiten waren wel spoedig bij den brand, maar om dat men oordeelde geen effect te konnen doen vertrokken om 9 uur, ik hoorde dit op het tolhuis, en resolveerde toen dadelijk naar Wirdum te rijden, sprak de brandmeester hier over, en of men niet zoude besluiten? om oogenbliklijk met de Wirdumer brandspuit derwaarts te trekken ten einde het hooi zooveel mogelijk te redden? maar zij gaven mij in bedenking, of wij geen aanleiding tot spotternij zouden geven, als wij met een brandspuit de blussching ondernamen, daar 4 brandspuiten niets konden doen, zij wilden evenwel de moeite doen, om eens te zien, het welk zij ook deedden, en rapporteerden: dat er ook huns inziens niets aan te doen was, waarmede het hooi dan aan den gloed en prooi der vlammen werd overgelaten, en tot mijn verdriet zag ik het tot op gisteravond rooken en branden, zoo dat deze voor eenige jaren vernieuwde stelphuizinge met bijkans wat er in was meubelen huisraden hooi en boere gereedschappen door het vuur vernield is geworden; ontstaan door hooibroeijen – Deze huizinge behoorde aan een heer Nauta in de stad, de bruiker was eenen Plecker een kastelein ook in de stad, welke door zijn zoon dog ongetrouwd benevens knegt en meiden deze plaats bemeijerde. De zoon werd te bed door den brand zoodanig verrast, dat hij nakend buiten kwam, even-
Blz. 45
wel nog tijdig het paard voor den karnmolen los snijdende, benevens zijn gouden horlogie rapende, met een kwetsuur in den nek het leven er afdroeg, de knegt en meiden waren in hunne boere werkzaamheden, de huisvrouws meid liet haar met het haar gouden oorijzer in den brand, dog redde haar kist. De zoon wierd beschuldigd: dat hij ‘s nachts op geweest ware, ten gevolge van het verhardrijden van ‘s Koning zweep dat het beter zoude geweest zijn, het broeijend hooi, waarin men reeds gedold hadde, meer te ontdekken, en zoo mogelijk voor ongemak te bewaren, maar dit is doorgaans bij ongelukken het geval, van agteren ziet men best! De huizinge enz. benevens het hooi, was in de Societeit opgenomen voor 4200 Gulden, welke som zal moeten vergoed worden, 30 koeseeten hooi was ingeschreven.
Wij hadden op dezen dag onze vrienden genoodigd waarvan Pier Lettinga en vrouw van Stiens, Sipke Overdijk en vrouw benevens mijn zoon en behuwdzoon uit de buren gebruik maakten; maar mijn broeder en zijn vrouwe van Birdaard bleven te rug, misschien om het onstuimige weder.
Heden Wirdumer kermis, mijn vrouw en ik, benevens drie onzer kleinste kinderen, zijn voornemens derwaarts te trekken en bij onzen zoon, waar wij genoodigd zijn, den dag bij welzijn door te brengen.
Den 12 Aug. het weder schijnt veranderlijk ook zakt het weerglas.
Wij, benevens de wed. Smeding en zoon Zije Wijngaarden en vrouw, bragten den dag van gisteren aangenaam bij mijn zoon met elkanderen door.
Blz. 46
Den 20 Aug. Altoos even droog, zonder afwisseling. Den 15 bevorens reden ik mijne vrouw en dogter Klaaske ‘s morgens 7 uur van huis, kwamen om 9 uur te Belkum, alwaar uitsloegen, koffij dronken en een boterham aten, vandaar reden wij naar Dijkshoek en wijders langs den hondenstreek naar Harlingen, sloegen uit aten en dronken aldaar ons voornemen was geweest van Dijkshoek langs de Zeedijk naar Harlingen te rijden; maar dit wierd ons afgeraden, omdat men langs den gehelen dijk aan het paalwerk arbeide en heide, waardoor niet selden de paarden schrikten, om dan niet ons in gevaar te stellen verkozen wij den gemelden streek te rijden. Eenigen tijd te Harlingen op het hoofd aan den zeekant ons opgehouden te hebben, vertrokken van daar naar Achlum, alwaar wij tot blijdschap onzer kinders om 4 uur ‘s nademiddags aankwamen.
Zondag den 16 reden wij naar Hitzum om dat aldaar de beurt van predikdienst en tevens Avondmaal was, het speet ons allen, maar dat was niet anders, den morgen Godsdienst aldaar bijgewoond te hebben, reden van daar weder naar Achlum, Domeni verkoos te gaan, maar zijne vrouw onze behuwddogter reed met ons, men verzogte ons wel te blijven, maar het dachte ons te on-
Blz. 47
bescheiden zoo magtig aldaar bij vreemde menschen te blijven, ‘s nademiddags bij zoodanige plegtigheid Domeni gepredikt te hebben, kwam om 4 uur te huis, den avond aldaar aangenaam doorgebragt te hebben, begaven ons ter nachtrust, en ‘s anderen daags den 17 vertrokken ‘s middags van daar naar huis, mijn behuwddogter Domeni`s vrouw vertrok met ons om de familie hier een paar nachten te bezoeken, ‘s avonds 7 uur kwamen wij in welstand te huis bij de onzen.
Dog ten aanzien der familie van onze behuwddogter stond het niet best, haar broeder de Chirurgijn en zijne vrouw, welke in de kraam was, waren beide bedenkelijk ziek, waarvan de vrouw een jong mensch 4 a 25 jaren oud, een dogter van Sevenster van Stiens, stierf ‘s anderen morgens tot groote verslagenheid der familie buren en bekenden, haar man den Chirurgijn lag in eene andere kamer, zeer ziek en zwak, zoodanig dat hij in zijne bedroevende omstandigheden, en over het verlies van zijne vrouw, zich geheel niet inliet noch zich met eenig zaak bemoeide; heden hooren wij dat het iets ruimer met hem is, de gehele bevolking neemt deel in zijnen treurigen toestand en een ieder wenscht dat het beter met hem worden mag, omdat hij een zeer goed Chirurgijn en bij ieder geacht ware –
A.G. Hooghiemstra een man van tusschen de 70 en tagtig jaren oud lid van de Grietenije Raad en Kerkvoogd is heden aanstaande nacht over 8 dagen overleden en den 18 dezer ter aarden besteld, ik was bij de begravenis op verzoek het lijk de laatste eer mede aan te doen, hij laat eene weduwe en een eenige bejaarde zoon na.
Gister den 19 hebben den Heer Wageningen, Sierdsma, mijn
Blz. 48
zoon en ik ons gedurende den gehelen dag in de Herberg te Wirdum opgehouden tot het teekenen van Acten van inschrijving van vee hooi en granen en vastigheden in de brandsocieteit alhier, welke nog steeds toeneemt, zoodanig dat bijkans alle vastigheden en roerende goederen in deze vier grietenijen verzekerd zijn.
Den 22 Augustus het weerglas neigt tot verandering ook was het weder gister avond na een zeer warmen dag veranderlijk en vielen eenige regendroppen verzeld van veel weerlicht.
Gister marktdag te Leeuwarden, de boter was duurder, ik heb van den prijs niet gehoord, maar de kooplieden boden tot 8 a 29 Gulden; trouwens er wordt door de langdurige droogte, ook veel minder gemaakt, de oorzaak evenwel ligt in de hooger markt te Londen, de kaas was nog tot dezelfde hoogte van 12 tot 13 Gulden.
Hoewel het zulk een langdurige droogte is blijven onze landen nog tamelijk groen; maar naar den kant van Harlingen en in dien gehelen omtrek naar Bolsward en dus in buitendijks was het akelijk, zoo zegt men ook van de wouden en vooral van gebrek van water, voor menschen en beesten; de sloten zijn hier meestal ook droog, er wordt veel geslat, wij slatten onzen jarsloot, een wijde en diepe gragt, en brengen de jarre dadelijk geslegt over het land: dit is de 2de maal in 40 jaren.
Blz. 49
Den 4 Sept. sedert den 23 en 24 Aug. wanner er eenig regen gevallen is, waardoor de waterbakken tamelijk voorzien wierden, heeft het meer dan ooit droog geweest, met een helderen lucht, Oostenwind, verzeld van nachtvorst dog op heden is de lucht eenigszins veranderlijk.
Tengevolge van de sterke droogte, is het water overal voor het vee om te drinken zeer schaars geworden, waardoor vele in de noodzakelijkheid zijn, om hun vee in het land te drinken, het water van elders in tobben en vaten aangebragt. De gewoone sloten en waterlossingen zijn over het algemeen droog en uitgedroogt, ons vee dronk uit de gragt van het hornleger in den tuin welke tamelijk van water voorzien, gemelde gragten heb bij een zodanige droogte in den jare 1809 of ongeveer laten slatten, waarvan thans nog het nut hebbe.
Een ieder voorziet zich thans zooveel mogelijk van water uit publieke vaarten en stroomen, waaruit de watermolens aldaar het naast staande en de landen en molenkrijten gelegen, opmalen waartoe de buurman den anderen en derden in wijdere afgelegene bevoorderlijk is, als daartoe gelegenheid is of gelegenheid kan gemaakt worden.
Hier op het nieuwland waar alles droog is, maakt men opvolgende gebruik, om gaten door de Sneeker trekweg te booren, waardoor de landen het naast daaraan gelegen, van genoegzaam water in de
Blz. 50
slooten tot drenken voor de beesten voorzien worden, met mijne voorkennis heeft mijn buurman ook geboord, waardoor wij zooveel water kregen in de slooten aldaar, dat het tot weering van het vee tusschen elkanderen strekte; trouwens daar hebben wij volstrekt geen last van, ons vee en dat van onze naastgelegene buurlieden blijft getrouw in een ieders land er mag eens een schaap lam of varken overloopen maar dat heeft geen verhouding over het geheel, elders loopt alles door elkanderen, sommigen weten somtijds in dagen niet waar hunne schapen varkens enz. zijn, waaruit onder de buren vast onaangenaamheden en twisten ontstaan; want niemand wil gaarn met een anderens vee belast zijn, en vooral in eenen tijd als deezen, daar het gras zoo schaars is – Anderen zijn om het drinken en schaarsheid van gras in de noodzakelijkheid hun vee op stal te zetten, waartoe de overvloed van gewonnen hooi, in dezen ontrek de zoodanigen zoo veel te meer aanspoort.
Er begint van elders vooral uit de wouden aanvraag naar hooi zich te openbaren, maar niemand wil verkoopen, omdat men geen rekening maken kan hoe vroeg of laat men zelf het vee moet op stal zetten.
Ons land is tot mijne verwondering nog zeer groen, en naar dezen tijd, tamelijk van gras voorzien, zoo dat ons vee geen gebrek tot nog toe lijdt.
Blz. 51
Onze dogters Akke en IJtje zijn den 31 l.l. naar Achlum vertrokken uit van huis, en verwachten haar aanstaande maandag den 7 dezer weder te rug.
Den (1) tweeden dezer, waren wij bij onze dogter en zwager in de buren op noodiging, alwaar Zije Wijngaarden en vrouw benevens mijn zoon en vrouw gedurende den dag aangenaam bij elkanderen waren.
Woensdag den 2 waren bij Pier Lettinga en vrouw verzogt; wij reden hier ‘s morgens om 8 uur hiervandaan, en namen mijn zwager Sipke Wopkes Overdijk en vrouw bij ons den wagen welke dit verzogt hadden om met ons te rijden en kwamen tegen half 10 uur te Stiens bij de familie alwaar mijn broeder en vrouw benevens onze zuster Trijntje ook kwamen als mede Sipke Hoogterp onze aangehuwde Neef van Rinzemageest, en waren dus in familie gedurende den dag bij elkanderen, ‘s avonds reden wij om half 6 van daar en kwamen ‘s avonds tijdig te huis.
Donderdag den 3 hadden wij vergadering van gecommitteerden in de Herberg te Wirdum, om alvorens de acten van deelneming welke de vorige zitting niet gedaan konden worden te teekenen, waarmede des voordemiddags bezig waren, nadenmiddag kwamen de overige gecommitteerden, om te beraadslaan over den omslag, ten gevolge van de brandschade onlangs
Blz. 52
door Plecker geleden; de boekhouder gaf aan de gecommitteerden bij deze gelegenheid het montant van de ingeschrevene waarde dezer Societeit ter somma van tusschen de vier en vijf millioenen Guldens, de brandschade bedroeg naar aftrek van het overgeblevene ruim 3700 Gld. de kas rendeerde ruim 3000 Gulden. Alles overwegende en in betrekking gebragt, heeft men besloten, dat de omslag een half per Cent de 1000 ingeschrevene waarde zoude renderen en de restante som uit de kas genomen worden, welke daardoor een vermindering van ongeveer 3700 Gld. moeste lijden – De geest dezer Societeit wil altoos een aanzienlijke som in kas doen berusten, ten einde bij eene kleine brandschade welke ontstaan mogte, daaruit te vergoeden.
Men schrijft thans veel in de Couranten van de aanstaande verschijning van den Comeet Hallei welke sedert 75 jaren niet verschenen is.
De burgeroorlog woedt in Spanjen tusschen de nagelatene weduwe van den overleden Koning en deszelfs broeder Don Carlos in volle kragt; een menigte kloosters worden aldaar uitgeroeid, men bepaalde onlangs het getal van 500, de schatten aldaar gevonden en vooral de juwelen van daar naar Portugal uitgevoerd zijn zeer aanzienlijk en doen den prijs aldaar van de edelgesteenten aanmerkelijk dalen; mogelijk waren de schatten van Peru en Mexiko in de kloosters nog aanwezig.
Blz. 53
Den 8 September, zeer schoon weder sedert de vorige, wij zeiden den 4 dat het tot verandering neigde, ook volgde den 5 daarop ‘s nadenmiddags een zeer algemeenen regen, waardoor het aardrijk verkwikt en de bakken van water voorzien wierden, echter heeft het zoo veel niet geregend dat de slooten van water om het vee te drinken voorzien wierden – De schapen zijn hier dagelijks in den omtrek in onstuur, en loopen vaak bij en door elkanderen; dit geeft verbazend veel moeite om ze weder uit elkanderen te krijgen; voor een paar dagen waren de onzen ook weg, en bevondeze in de landen in dezen omtrek te zamen met die onzer buren misschien wel tot 70 door elkanderen, men dreefze te zamen in de schuur van onzen buurman, waaruit elk de zijne vergaderde en naar huis dreef.
Niet alleen de moeite, maar ook vrees en zorg gaat hier mede verzeld, nadien op Hekmiede en den omtrek van Wirdumer gebuurte schurve schapen zijn, omze door het wegloopen niet besmet te huis te krijgen; het Bestuur is daartoe zeer waakzaam, en de regering heeft er een zware boete en straf op gesteld, wanneer er schurve schapen ontdekt en de eigenaar die zulks geweten heeft, niet heeft gezorgd omze wegtenemen en te slagten, zoo als een boer voor eenige dagen alle de
Blz. 54
zijne in den omtrek van het gebuurte uit vrees voor besmetting aan een slagter te Leeuwarden verkogte, zeer tot schade en nadeel.
Gister zijn ons Akke en IJtje van Achlum weder in welstand te huis gekomen; in de veronderstelling dat zij uit het 12 uur schip van Franeker zouden aankomen, reed ik hen naar het tolhuis ‘s nademiddags te gemoete, dit gelukte, het schip komt bij het lage water thans wel een uur later als bij gewoone tijden – Wij verblijden ons wederzijdsch, zij gingen op den wagen en reden toen naar huis alwaar zij onder wederzijdsche blijdschap van alle de mijnen elkander ontmoeten.
Den 10 September, sedert gister en vooral hedennacht alleronstuimigst regen en wind volstrekt herfstweder.
Gister zijn onze dogter en zwager van Hallumer mieden hier geweest met de chais, zij kwamen vroegtijdig en vertrokken ‘s avonds half vijf gedurende den dag aangenaam bij elkanderen geweest te zijn.
Heden zijn wij voornemens op noodiging bij Sipke Wopkes Overdijk te Goutum te gasten alwaar mijn broeder en vrouw, Sipke Hoogterp, Pier Lettinga en vrouw van Stiens ook genoodigd zijn om heden in familie bij elkanderen te zijn, of de vrienden alle wegens het onstuimige weder tezamen komen zullen weet ik niet, men merkt uit deze aanteekening dat ik dit alvorens schrijf en wel om 8 uur.
Blz. 55
Het weerglas is iets geklommen, het was tot regen en wind gezakt, en stond zoo laag als het gedurende den zomer niet geweest was – De slooten beginnen van water weder te blinkeren, dit geeft een aangenaam gezigt, na zulk een langdurige droogte.
In de Noodeind onder Wirdumer behoor en wijder onder Roordahuizum heerscht sedert lang de varkensziekte waarvan men elders ook hoort.
Den 16 September, sedert de vorige goed weder de landen beginnen groen te worden, ook merkt men dat het gras eenigszins begint te wassen; schoon er veel regen gevallen is, zijn de slooten wel eenigzins van water voorzien, maar alleen niet toereikend om het vee genoegzaam te weeren, ook zijn de vaarten voor de scheepvaart nog veel te laag, om vragten van eenig belang te vervoeren, inzonderheid te turf, vooral naar Wirdum, dit veroorzaakt huur duurte in dit voorwerp; trouwens de droogte heeft veel water verslonden, eer het tot het en ander ook tot den wasdom bevorderlijk konde zijn.
Gister hebben wij de voor eerst maal, in dit jaar met de schakels gevischt, ik heb wel een akte om te mogen visschen, maar heb tot hier toe wegens het lage water, dog vooral door drukte en omstandigheden, ook de lust onbrekende, daartoe niet konde resol-
Blz. 56
veeren, vooral om dat in dezen omtrek geen gelegenheid ware, en om elders met de schakels te trekken eenig omslag daartoe noodig ware, evenwel zoo als ik boven zeide wij hebben gister gevischt in de Roordahuister vaart, na alvorens met Zije Wijngaarden afgesproken te hebben zoo dra gemelde vaart gevlagd was, mij kennis te geven, wij reden dan met de wagen derwaarts, van de schakels en daartoe behorende voorzien, Zije Wijngaarden en deszelfs schoonvader Sijbren H. Wiarda van Bozum, welke hem toevallig bezogte, vischten met ons; maar het beviel ons slecht, en vingen in den voormiddag weinig, maar in den nadenmiddag wanneer wij ons van daar naar den oorsprong dezer vaart uit de Tjernehoek aanvang nemende nader begeven hadde gelukte het ons beter, zoo dat wij gedurende dezen dag 10 snoeken en een menigte klein vis vingen, zooveel als Zije en wij voor onzer beide huisgezinnen, meer dan voor een of twee maal benoodigd waren; wij reden dan met vis en netten ‘s avonds weder naar huis, n.l. mijne beide zoontjes en ons knecht. Het is mij slecht in deze vaart, alwaar wij voor eenige jaar zooveel vis vingen, bevallen er stond pas een voet water en zoo vuil en morsig en met watergewas begroeid, dat de vis daar niet kan duren.
Heden waren wij bij Folkert Idzerda op de 3 Roomers verzogt; maar het wierd ons gister aangezegd om morgen te komen, nadien hij heden op een begravenis moest gaan met zijne vrouw.
Blz. 57
Den 21 Sept. heden is het weder zeer gunstig en groeizaam. Thans Bergumer kermis, naar welke zeer vele rijtuigen doorgepasseerd zijn, schoon de kleiwegen door den invallenden regen bijkans onbruikbaar zijn.
Ingevolge afspraak zijn wij den 19 dezer naar Sijbren Hyltjes Wiarda Grietenijraad van Baarderadeel te Bozum te gasten geweest; wegens het mooije weder zouden wij tezamen met Zije Wijngaarden en vrouw, wier ouders gemelde Wiarda zijn, met een open wagen derwaarts reizen, dog om dat het zeer regende op dien morgen, zagen wij vooral mijne vrouw van die reis af, maar de vrienden hadden de goedheid ons een overdekten wagen te zenden, waar op wij terstond ons klaar maakten, reden van hier naar Zijes verwisselden aldaar van paarden, en reden toen tezamen, Wijngaarden en zijn vrouw ik en mijne vrouw naar Bozum, de vrienden hadden al eenigen tijd naar ons uitgezien omdat het zoo regende twijfelenden zij of wij wel zouden komen, wij kwamen er evenwel om 11 uur ‘s morgens, den dag aldaar zeer aangenaam met elkanderen doorgebragt te hebben, namen afscheid en reden om half 7 weg, het was donker toen wij terug bij Zijes kwamen, verwisselden van paarden, en reden zonder toeven van daar naar huis.
Heden hebben wij wederom met de schakels gevischt in de Wirdumer vaart, wij reden derwaarts met het wagentje, voorzagen ons van een bootje, dog hebben een slechten vangst gehad van 3 snoeken en eenige klein vis, en om dat het niet wilde vangen en in het eerst op den voormiddag sterken wind hadden, vertrokken wij en kwamen om 2 uur ‘s middags te huis.
Blz. 58
Den 25 Sept. heden allerschoonst weder en zeer groeizaam.
Heden kwamen ik weder tehuis na alvorens een paar nachten de familie bezogt te hebben te Hallum en op de Streek te Birdaard alwaar Sipke en zijne vrouw van Goutum Pier Lettinga en vrouw van Stiens en ik benevens onze zuster tezamen den 23 in familie bij elkanderen waren, mijne vrouw zag van die reis af, ik reisde dan benevens Sipke en vrouw met het trekschip derwaards. Ik bleef aldaar een nacht en ging ‘s anderen daags naar Hallumer mieden bleef aldaar een nacht bij mijne dogter en zwager, en kwam heden marktdag tijdig bij de mijnen tot wederzijdsche blijdschap.
Toen wij eergister even met de schuit buiten de stads jurisdictie waren kwamen een Compagnije soldaten op de trekweg te gemoete van Wierum alwaar justitie gedaan was aan eenige personen, welke ongeveer twee jaren geleden een schip welke in nood op zee ware, eerder geplunderd en ten gronde geholpen hadden, dan gered. Zij waren door het Hof veroordeeld om aldaar te pronk te staan en zeide men was gegeesseld en daar na 5 jaren in het tuchthuis te zitten, deze gevangenen waren na het volvoeren der justitie terstond naar Leeuwarden getranspoteerd en in het tuchthuis opgesloten. De soldaten waren aldaar een paar nachten ingekwartierd geweest; het schavot scherprechter en dienaars hadde de regtbank derwaarts geschikt om in
Blz. 59
tegenwoordigheid der menigte Wierumers en vreemden tot afschrik van zulke daden de justitie aldaar uit te oefenen, met alle toestel welke daar bij gebruikelijk is – En om dat men vreesde, dat door boosheid en kwaadaardigheid der menschen aldaar het regt niet zoude belemmerd worden in de uitvoering van het vonnis, hadde men des noods de hulp en bijstand dezer compagnie soldaten ingeroepen.
Uit vrees daarvoor was de rust niet gestoord geworden, maar alles hadde zijn volkomen uitvoering gekregen. Mijns inziens was deze regtsoefening zeer doelmatig. De menschen uit dien oord en vooral de visschers en zeevarenden aldaar komen zelden of nooit te Leeuwarden veel min bij de ten toon stelling en straffen der misdadigers op het schavot aldaar, het welk met alle de daarbij gebruikelijke toestel altoos indruk en ontzag verwekkende is, en vaak tot een middel kan dienen, om de menschen tot het plegen van boosheid in toom te houden, en aldus ook daar op de plaats zelf de misdaad te straffen waaronder die gepleegde was, alle indruk moeste verwekken.
Den 5 Oct. groeizaam weder, waardoor de landen zeer groen en die eenigen ledig zijn geweest, met gras wel voorzien zijn, wij melken ruim 16 a 17 emmers melk daags; de boter tegen de 30 en de kaas 12-14 Gld. de varkens zijn zeer goedkoop, van 5, 6, 7 Gld. mager uit het land.
Blz. 60
De schapen tot 10 Gulden verkogt, varkens die bevorens omtrent dezen tijd tot 14-20 gekogt wierden; maakt met dezen tijd een te groot verschil, vooral als men in aanmerking neemt dat die toen niet beter als deze thans van 5 a 6 gulden zijn – De aardappels zijn duur, en gelden thans bij de korf ongeveer een gulden. De appels welke over het geheel zeer menigvuldig zijn, worden thans beneden de gulden verkogt.
Heden hadden wij vergadering van het Friesch genootschap bij v.d. Wielen in de Sacramentstraat te Leeuwarden; er waren ongeveer 20 leden tegenwoordig, veele bijzonderheden waren niet ter tafel; de Heer D. Fokkema oud lid der Staten Generaal las een voorlezing voor, betrekkelijk de geschiedenis vooral ten aanzien van ons gewest, opzigtens de geschiedschrijvers derzelver karakter en de daar uit gevolgde waarde of onwaarde.
Morgen is mijne vrouw benevens Zije vrouw en Broer Eekmas vrouw bij onze kinderen in de buren verzogt – Overmorgen zijn die vrouwen en mans benevens Sybren H. Wijltjes en vrouw van Bozum als ook onze kinderen uit de buren hier verzogt en over overmorgen moet ik naar de buren om onze Kerkvoogdij begrooting over 1836 mede op te maken; vrijdag naar de Stad zoo dat ik alle dagen dezer week besteld ben, de laatste dagen der voorgaande maand ontvingen wij des Rijks belastingen, waardoor ik niet veel te huis ben.
Blz. 61
Den 11 October zeer onstuimig, den 9 aanvang genomen, dog sedert de vorige zeer gunstig, gister in den zeer vroegen morgen donder en bliksem. Tot hier toe zijn wij nog van geen turf en aardappels voorzien, de wegen zijn thans onbruikbaar, trouwens wij hebben nog zoo veel voorraad van turf dat wij er des noods de winter er met zouden doorkomen; maar om in gene ongelegenheid te geraken heb ik ze besteld.
Men heeft onlangs veel over de Komeet Halley geschreven, thans wordt ze zigtbaar met het blote oog, zoo als wij haar dan gister avond zeer onderscheiden zagen.
De vrouwen waarvan wij den 6den melden, zijn op tijd bij elkanderen in de buren geweest, als ook alle de gemelde vrienden, hier gedurende den dag den 7 tot onderling genoegen geweest, den 8 was ik in de buren te zamen met mijne mede Kerkvoogd A. Palsma in de herberg om de staat van onze Kerkvoogdij begrooting op te maken, den 9 naar de stad zijnde marktdag den 10 waren onze geburen D. Palsma, Joost Greben, J. Haitsma en Albert Everts met hunne vrouwen hier ‘s nademiddags te thee drinken en den 11 zijnde zondag waren mijne vrouw en ik na kerktijd op de kraamvisite van meester de Haan verzogt, mijn vrouw trok uit de Kerk naar huis omdat het weer niet goed was, dog ik was tegenwoordig alwaar Dos. Harders en vrouw, A. Palsma en vrouw Chir. Beekhuis, moeder en zuster ook waren.
Blz. 62
In den verleden week, bij eenen schoonen voormiddag marcheerden hier door een Battaillon soldaten met slaanden troon, dan na het verrigten van eenige maneuvres op de straatweg even ons voorbij tot aan Barhuis, keerden met slaande trom weder te rug naar de stad, onder kommando van een hoofdofficier te paard; deze militie hadde zich dus van eene uit en terug marsch bediend, het welk hun niet ongenaam scheen te zijn, naar de vrolijke houding van dit volk, te oordeelen; om dat men juist zoo dagelijks de militaire bewegingen van het krijgsvolk niet ziet, gaf dit alhier een aanzienlijk schouwspel, alleen het grof en onzedelijk vloeken van den overste onder het kommanderen hinderde mij geweldig, en ontsierde de fraaije uitvoering der maneuvres. Ook hoorde ik de gemeene soldaten in hun anders geregeld maar vrolijken marsch, dergelijke vloeken uitstootten, en hoe zoude dit wel anders, daar de hoofden zoo voorgaan.
Den 14 October, het weder is thans sedert gister meer bedaard en gunstig.
Het kindtje waarvan mijne dogter Dieuwke den 19 maart dezes jaars beviel (zie pag. 20) is gister avond na eenigen tijd ongesteld, tot groote droefheid der ouders, grootouders en nabestaande overleden, het was een lief en zeer schoon kind; maar niet voor deze wereld na 6 maanden en 26 dagen, met veel jammer en geschrei geleefd te hebben, hadde het haren loop geeindigd, en verliet
Blz. 63
dit voor haar zulk een dal der jammeren, om zoo wij hartelijk wenschen in een beter zalig eeuwig leven over te gaan, alwaar verlost van den dood, gereinigd door het bloed des verlossers, onbevlekt, in de vreugde des Heeren, in eer en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid zal leven! Ja dit wenschen wij dat het lot van dit overleden kind zal zijn! en wie zal dan treuren? over dit verlies? maar veel eer stil en gelaten met ootmoed en dankzegging de wil en hand des Heeren eerbiedigen.
Dit was hun zevende kind, waarvan nu drie overleden.
Den 15 October, het weder wordt van dag tot dag gunstiger, waardoor men uitzigt heeft, dat de wegen nog zullen bruikbaar worden, om winterbehoefte op te slaan.
Het overleden kindtje de vorige gemeld, zal hedenavond ter aarden besteld worden, ik met mijne outste dogter nog in huis, zijn voornemens, de laatste eer mede te bewijzen, mijne dogter verzeld mij in plaats van hare moeder mijne vrouw, wijl dezelve door zwakheid op den gang, de reis naar Wirdum onmogelijk doen kan, en de weg derwaarts met het rijtuig onbruikbaar is – Deze stonden van begraving zijn voor mijne dogter en wijdere nabestaande zeer treurige oogenblikken, ik stel mij dezelve met weemoed voor, O! mijne dogter vooral heeft sterkte noodig!
Blz. 64
Den 24 October heden onstuimig, sedert de vorige uitmuntend vruchtbaar weder.
Bevorens den 18 des zondags reisde ik, met voornemen om naar Achlum uit van huis te gaan, des morgen groot 6 uur hier vandaan te voet naar Dronrijp, alwaar mijn zoon moeste prediken hij wist van mijne komst niet en merkte mij gedurende de godsoefening ook niet, want ik had de plaats op het orgel genomen, na het eindigen van den Godsdienst wachte ik hem op, en verraste hem zeer, den Heer Viëtor hadde hem ten eeten verzogt welke hij na mijne ontmoeting bedankte; wij begaven ons in de schuit, welke oogenbliklijk afvoer, te voet gingen wij van Franeker naar Achlum, alwaar wij ‘s middag om half 2 aankwamen en verraste mijne schoondochter niet minder; ik bleef daar met wederzijdsch genoegen tot woensdag, en kwam tot onderlinge blijdschap om 4 uur ‘s nademiddags bij de mijnen te huis – De Domenij en Juffrouw bevonden zich wel, maar hunne beide jongste kinderen en vooral het jongste waren opvolgende laborerende aan de koorts – Domeni hadde het zeer druk met zijn hof, hij hadde toen ik wegging rede 280 korven appels en peeren ingezameld, verzonden en verkogt, wel 20 korven zaten nog aan de boomen, hij rekende de zomervruchten welken hij afzond en verkogte naar aftrek der onkosten op 50 Cents en de winterappels op een Gulden, behalven eigen behoefte, maakte hij dus een aanzienlijke som uit zijn hof, een geschikte arbeider was met de verkooping belast.
Blz. 65
Den 26 October heden morgen zeer onstuimig thans nadenmiddag goed weer zoo is het sedert eenigen tijd bij afwisseling.
De staartster of komeet Halleij, zakt zoo diep in het westen dat hij thans onzigtbaar wordt. Zij stond gedurende den tijd op het zigstbaarste ‘s avonds om 7 a 8 uur hoog aan het firmament schietende een verbazende lange staart, op het oog somtijds wel van 10 tot meerdere voeten, zoo zag mijn arbeider haar eenmaal ‘s morgens 5 uur in het N.Oosten met zulk een vervaarlijken staart, dat hij er van schrikte. Gedurende hare verschijning wierd men zoo gewoon aan dit natuurverschijnsel, dat men er naauwelijks meer op lette.
Gedurende het mooije weder van onlangs is het ons gelukt 40 korven aardappels te huis te halen voor 75 Centen de korf als mede onze winterturf voor 60 Centen de ton. Nu dat de aardappels schaar zijn door misgewas zijnze echter na die mate niet duur, hetwelk men daaraan toeschrijft, datze buitenlands niet getrokken worden, de zoort is ook zoo bevallig niet als wel andere jaren van een goed gewas, ook klagen de aardappels bouwers zeer over het nadeel dat zij lijden van een mindere uitkomst, over het algemeen van 36 roeden levert het land zonder er onderscheid van gemeen of best bouwland 40 a 50 en buitengewoon tot 100 korven, daar men bij andere jaren wel eens 200 korven inzameld.
Blz. 66
Den 30 October, heden allerschoonst weder, gister was het waterkoud zuidenwind ‘s avonds regen; zoo veranderlijk en afwisselende is thans het saisoen.
Op heden een schoonen marktdag, gedurende den zomer en herfst was de markt altoos van vee voorzien, schoon de prijs matig stond, heden is er zeer veel vee ter markt gedreven, ons volk zijn er met 3 kalvers om te verkoopen derwaarts gekeerd; twee koeijen heb ik onlangs verkogt voor 75 Gulden, in de maand mei hadde ikze gekogt voor 90 Gulden, dus na veel melk gedurende den zomer gegeven te hebben, ben ik er wel afgekomen. De markt is altoos vol van varkens, de prijs wordt beter. De varkens onlangs gemeld, heb ik na 3 weeken op het hok gelegen te hebben, het stuk voor 12½ verkogt.
Heden moest ik aan het Kantoor zijn, en konde daarom niet naar Leeuwarden.
De prijs der boter wordt ook beter tot 33 Gld. wij melken daags nog 13 emmers melk, de bulle hebben wij gister geslagt, hij was op 16 Gulden geschat, waarvan de accijns 3 Gld. 33 Cents: ons weidkoe zullen wij nog wat op stal zetten, om daarna te slachten.
Blz. 67
Den 7 November Oostenwind, sedert 4 dagen heldere lucht en vorst, zoo dat het ijs die sterkte heeft, dat men over de sloten gaat; indien de winter met dit ongemene lage zomerwater inviel, zoude daardoor de grootste ongelegenheid ontstaan om het vee op stal te drinken, dewijl over het algemeen geen genoegzaam water om de hornlegers staat, om de pompen op den duur door de rioolen te voorzien, niet alleen, maar ook zijn veelen nog niet van winterprovisie voorzien.
Den 5. zijn mijn kinderen uit de buren en ik, mijne vrouw zag er om de koude tegenaan, gedurende dien dag, bij Zije Wijngaarden te gasten geweest.
Den 4. waren de floreenpligtigen namens het Gietenij Bestuur opgeroepen, om een Kerkvoogd in plaats van A.G. Hooghiemstra den 10 Aug. l.l. overleden te stemmen, de staat van begrooting vast te stellen en een Commissie te kiezen om te staan over de rekening van 1835.
Anne Jelles Himstra is tot Kerkvoogd aangesteld, de staat van begrooting zonder verandering vastgesteld, tot leden der Commissie zijn benoemd Jan Dirks Valkema, Aize Renema en Rinze Rinsma, ‘s avonds 5 uur kwam ik te huis.
Heden hebben wij onze kalvers en twee koeijen op stal gezet.
Blz. 68
Den 10 November, nog altoos een weinig vorst schoon gister min of meer dooi weer, ik reed gister op schaatsen naar Wirdum, hoewel met de grootste oplettendheid, dewijl de sloten om het lage water, met ruig bewassen, naauwelijks rijdbaar en te zwak waren vooral de kanten, de Werpster vaart reed ik geheel, schoon onder het geknars en gescheur van het ijs, had het evenwel die sterkte met schaatsen te passeren.
In het voorjaar heeft men de Wirdumerpoort afgebroken en weggeruimd, zoo dat dit de derde poort is, die de stad van deze kant ook tot een open plaats gemaakt heeft, alleen de vrouwen of Stienzer poort is nog aanwezig, schoon de buitenpoort sedert eenige jaren aldaar rede weggeruimd is. – Tot hier toe bleef het bolwerk nog aanwezig zoo als de poort uitgenomen ware, waardoor het aanzien alhier zeer ruw en onaangenaam bleef, schoon men wel giste dat de stad het voornemen hadde, om ook ter dezer plaats waar de Wirdumer poort stond, even als op de plaatsen van de Hoekster en Tuinster poorten het bolwerk aftewerken. Maar thans is men met alle magt bezig, om de diepe en wijde binnen gragt van de Wirdumer poort langs de koemarkt, het ruiters kwartier en zaailand tot aan de waterpoort bij het Schavernek loopende, met het bolwerk te vullen en
Blz. 69
gelijk de grond te maken aanvang nemende ten oosten de Wirdumerpoortspijp van de gragt af; bevorens heeft men het bolwerk gebezigd en afgewerkt tot de nieuwe brug welke men met steenen hoofden over de gragt geslagen heeft, en de lange brug, nevens de posthoorn tot aan de buiten Wirdumer poort over de gragt strekkende, weggenomen: waardoor de passagie om in de stad te komen, bevorens een geheel omweg ware, daar de passagie thans regt toe regt aan van dezen kant in de stad loopt, het afgewerkte bolwerk ter dezer plaats, heeft men met looppaden en slingerplantsoen verciert.
Het overige gedeelte van het bolwerk van de Wirdumer poorts dwinger, zal thans tot vulling van de binnengragt dienen; maar er staat thans een molenaarshuis en een grooten molen, benevens een stal van de kastelein uit ‘s Lands Welvaren en andere gebouwen, welke de stad tot de afgraving mogelijk in den weg staan, althans staat het molenaarshuis rede in de courant om bij afbreuk te bestellen en weder op te bouwen ter plaatse welke aangewezen zal worden.
Wij hoopen: dat wij bij het voltooijen van dit groote werk, hier op als dan zullen te rug komen om te melden. Alleen merken wij hier aan, dat de stad ter dezer plaats, een groote ruimte wint, vooral de koemarkt, welke om dezen tijd en niet des voorjaars, veels te klein is, om alle de menigte te vee welke ter markt gebragt worden, te bevatten.
Blz. 70
Den 11 November, het weder is eenigzins veranderlijk, althans staat de wind in het west en dooi weder.
Wij hebben heden morgen 14 van de beste melkgevers op stal gezet, niet dat het weder niet goed ware, maar omdat de weide schraal begon te worden, zoo dat wij thans 16 koeijen en 7 kalvers op stal hebben, de overige loopen nog uit, wij melken nog ruim 10 emmers melk ‘s daags.
Den 21 Nov. sedert het vorige goed weer, dog den 18 ‘s avonds storm.
Bevorens den 13 kregen wij berigt: dat onze dogter op Hallumer mieden zeer onpasselijk ware, en indien het erger wierd, dat men ons daarvan zoude berigten. Een hunner zoontjes kwam ons den 17 berigt brengen dat zijne moeder erger wierd; ik trok ‘s avonds met hem in het Hallumer schip derwaarts, en bevond haar in een bedenkelijken toestand, ik waakte ‘s nachts bij haar, en ‘s anderen daags den 18 ‘s avonds om 8 uur verlostte zij door behulp van den Chirurgijn en vroedmeester P. Gosling te Hallum van een ontijdig dog levendig zoontje, sedert schikte zich haar toestand tot beterschap, althans toen ik hen den 19 ‘s morgens verliet en naar huis trok; gister den 20 berigte mijn zwager haar man, dat zij beterde, maar zoo zwak ware: dat zij zich naauwelijks konde bewegen. Mijne dogter reisde derwaarts uit de buren namenlijk om hare zuster te bezoeken en ging te Leeuwarden met mijn zwager in het 2 uur Hallumer schip, het was marktdag.
Blz. 71
Den 23 Nov. het weder even als bevorens dog op den vorigen den 21 kregen wij ‘s nademiddags berigt van Hallumer mieden, dat onze dogter sedert dat ik haar verliet, veel minder geworden ware en dat men iemand onzer daar verlangde, schoon dat mijne dogter uit de buren er ook ware; ik stuurde dit berigt aan mijn zoon Wijger en wijdere aanverwanten in de buren, en resolveerde eindelijk zelf om derwaarts te trekken, en kreeg nog het 3 uur schip naar Hallum, ik kwam er bij donker en mijn zoon een uur na mij welke met het 4 uur Dokkumer schip gevaren was, wij bevonden de zieke in een bedenkelijken toestand, ‘s anderen morgens was het eenigzins beter; ik trok toen weder naar huis, na algemeen overleg, en mijn zoon zoude ‘s nademiddags vertrekken, terwijl onze dogter Dieuwke nog een nacht zoude blijven. Mijn zoon berigte ons gisteravond bij zijne wederkomst: dat het met de zieke na mijn vertrek erger geworden ware, en mijne dogter Dieuwke, welke heden te rug kwam berigte: dat het iets gunstiger was, toen zij haar heden morgen verliet; ik hadde in een tegen gesteld geval, het voornemen, heden weder derwaarts te reizen, maar keerde op dit berigt welke ik te Leeuwarden ontving, weer naar huis.
Wij zijn thans wat geruster; maar tog altoos onzeker hoe het gaan zal? morgen verwachten wij met het Hallumer schip weder berigt. Mijne dogter Dieuwke is bij hare wederkomst ook niet wel, mijn zoontje Lykle brengt haar naar huis.
Blz. 72
Den 26 Nov. Sedert de vorige opvolgende schoon weder.
Gister hebben wij berigt: dat onze dogter zich beter bevond, mijne dogter Dieuwke en haar man waren eergister weder derwaarts gereisd, mijn zwager haar man kwam gister te rug; heden verwachten wij Dieuwke te rug.
Het kind waar van mijne dogter ontijdig beviel, is een etmaal na de geboorte overleden.
Wij hebben sedert de eerste geen meer vee op stal gezet, de landen zijn groen, en de 12 koeijen welke wegens het mooije weder nog in het land loopen geven te zamen met die op den stal staan ‘s daags nog tien emmers melk; ook loopen de jongbeesten nog uit – zoo dra het weder omslaat zetten wijze ook op stal – Onze beide buurlieden hebben tot heden nog geen melkvee op stal gehad, dog waar van de een heden zijn vee opzet.
Den 28 Nov. het weder neigt tot onweer, ten gevolge daarvan hebben wij ons nog buiten zijnde melkvee op stal gezet; onze andere buurman gister.
De vorige [Tussen de alinea’s: 28 Nov 1835, mogelijk in een ander handschrift dan dat van de auteur] kregen wij een zeer ongunstig berigt van Hallumer mieden, mijn zwager en ik, trokken ‘s avonds nog naar Hallum en bevonden onze dogter in een zeer bedenkelijken toestand, zoo als wij hen ‘s anderen morgens ook weder verlieten, op aandrang bleef mijne dogter Dieuwke nog daar om haar mede te bedienen, de zieke kreeg toen de spreeuw [De auteur heeft vermoedelijk spruw bedoeld], sedert hebben wij geen bescheid.
Blz. 74
Den 2 December het weder even zacht als bevorens, het is steeds even aangenaam herfstweder.
Op den 30 bevorens ‘s nademiddags kregen wij berigt: dat men een of meer onzer op Hallumer mieden zeer verlangde, omdat het met onze dogter niet lang meer zoude duren, en ook dat Dieuwke mede onpasselijk ware; ik kwam ‘s avonds 7 uur met dit bescheid in de buren, mijn zoon was bezig met de staten van ‘s rijk ontvangsten op te maken en hadde nog een paar uren werk. Niettegenstaande resolveerden mijn zoon en zwager, welke zeer over zijne vrouw bezorgd ware, tezamen in den nacht derwaards te reizen, de rijks ontvangsten en verantwoording mede te nemen naar de stad, om neef Hellema te verzoeken, om die op den 1sten dezer te verantwoorden.
Gister kwamen mijne dogter en zwager te rug en berigten dat mijn zoon en hij ‘s nachts een goeden reis gehad hadden: dat mijn zoon tot heden zoude blijven; maar dat de zieke van tijd tot tijd verergerde, en dat het een wonder ware, dat zij nog leefde; zij was in een medelijdenswaardigen toestand, het kruis was open, ook de beenen door de spaansche vliegen opengetrokken, geheel magteloos, verzwakt en vermagerd, meest verward der verstandelijke vermogens; wat bescheid onzen zoon heden zal brengen, zal de tijd leeren.
Blz. 75
Heden bragt mijn zoon, welke van Hallum kwam berigt dat hij de zieke in een hoopeloozen toestand verlaten hadde. Des niet tegenstaande leefden wij in hoop en vreze.
Den 4 December het weder even zagt als bevorens.
Gister den 3 voor de middag reisde ik naar de stad, om naar berigt te vernemen; de domeni, mijn zoon kwam mij te gemoete, ik kom van Hallum was zijn woord, ga met mij terug, ontzettend vroeg ik is zij weg?Ja !! Ach hoe wierden wij teleur gesteld, daar wij met een valsche hoop gevleid hadden – Wij gingen dan te zamen terug naar ons huis, welke een droevig berigt bragten wij te huis!!! onze kinderen uit de buren kwamen hier op berigt ook, de domeni zoude een nacht blijven, en vertelde, dat hij eergister den 2 naar Hallum gereisd ware, daar nabij nog al gunstig berigt kreeg; maar deerlijk onstelde toen hij haar zag, dat hij ‘s nachts met anderen opbleef; en dat zij des morgens vroeg 3 uur zeer zacht was ontslapen, na dat zij ruim 3 weeken zoo geleden hadde, in de laatste week was hare zinking ziekte in zenuwkoortsen ontaard en gedurende naauwelijks een oogenblik bij haar verstand. Zij was den 15 Julij 1798 geboren, en zal den 8 ter aarden besteld worden, zij laat een bedroefd man en 6 kinderen na, op goede gronden hoopen wij dat zij zalig in den Heere ontsliep.
Blz. 76
Den 7 December, het weder zachter als bevorens.
Heden gaat mijn zwager uit de buren benevens onze kinderen Akke en IJtje, naar Hallumer mieden, terwijl ik benevens mijn zoon zijne vrouw en nog eene voordogter van mijne eerste vrouw Tettje Sijtzes Rypma de huisvrouw van Andries Sybrens Andringa mede uit de buren, (terwijl deze zusters Tjitske Sytzes Rypma kasteleinske in de buren en IJmke Sytzes Rypma in het Gasthuis te Leeuwarden half zusters van de overledene door zwakheid verhinderd worden) zoo mede mijne vrouw) voornemens zijn, om morgen derwaarts met het 9 uur schip van Leeuwarden te reizen: nadien de bijeenkomst ten sterfhuize op 12 uur bepaald is, om het lijk als dan de laatste eer mede aan te doen.
Nimmer hadde ik gedagt, toen wij op den 30 October l.l. berigt kregen dat mijne dogter voornemens was, om op den 2 November met hare kleine kinderen hier te komen, en omdat dit berigt donker en verward ware, schreef ik haar den 1 Nov. dat wij niet zeker waren hoe zij komen zoude; maar dat ons knegt in perzoon op den 2 bij het aankomen van het Hallumer schip, zich daar zoude bevinden en om haar
Blz. 77
af te halen, en in plaats van haar kregen wij een zeer omstandige brief door haar eigenhandig geschreven: (zoo als zij al veel een brief schreef dat zij al lang tegen de reis hadde aangezien maar thans ervan had afgezien, dat zij uit liefde tot haar huisgezin, niet vermogte afwezig zijn, dat zij daar te boven, zoo bezwaarlijk uit kon. Dit afschrijven speet mij zeer; maar verblijden ons tevens, dat juist koude en de vorst inviel, dat hare reis uitgestel bleef, (nimmer hadde ik gedacht zeg ik: dat ons zulke treurige omstandigheden zoo aanstaande waren, rede den 9 taste de ziekte haar aan, waarvan wij den 13 berigt kregen zoo als bevorens melde, welke van tijd tot tijd verergerde, zoo dat zij na een onbeschrijflijk lijden, dit voor haar zoo alles te boven gaande werkzaam, verzeld met alle kommer en zorg gaande, leven, zoo wij op goede gronden vertrouwen, in een zalig leven verwisselde! trouwens door haar geheel leven, was haar toevlugt steeds tot den Heer haren God, bij wien zij door het geloof in Jezus haar eenigen troost beide in leven en sterven zogte voor ontvangene weldaden was zij altoos even dankbaar en erkentelijk, achtende zulks boven hare verdiensten.
Blz. 78
O! bij het verlies van belangrijke voorwerpen leert men eerst de waarde daarvan regt inzien zoo gaat het mij bij het verlies mijner dogter wat hadde ik haar veel meer genoegen konnen doen indien ik haar meer hadde bezogt indien ik haar meer hadde geschreven, zij wilde zoo gaarn een brief van mij ontvangen maar naklagen baat niet!! en gedurende hare ziekte vleide ik mij nog altoos met hare herstelling, ‘t elkens nog als ik haar gedurende tot driemalen toe ieders een nacht bezogte, O! als ik mij zeker haar einde hadde voorgesteld, wat zoude ik haar met andere oogen aangezien, met andere worden aangesproken hebben? hoe dierbaar zouden mij deze oogenblikken van tegenwoordigheid niet geweest zijn, terwijl zij het gebruik van hare verstandelijke vermogens nog magtig ware hoewel afwisselende onder een bitter lijden. Maar zij is niet meer! zij rust zalig! in de nabijheid van haren dierbaren verlosser en hare nabestaanden die haar voorgegaan zijn. Door al haar leven henen was zij van een zeer werkzamen aard, en zeer godsdienstig, zij beminde ons allen zeer, maar inzonderheid haar man en hare zes dierbare kinderen, waarvan het jongste pas 2 jaar, O welk een smartelijk verlies! zij was naar mijne moeder Grietje genoemd, zij heeft negen kinderen gehad.
Blz. 79
Den 9 December, het weder als voren, afwisselde regen.
Zoo als den 7 melde reisden wij gister met het 9 uur schip, tot Barthlehiem, van waar wij met de andere vrienden mans kant, naar het sterfhuis gingen; alwaar zich andere vrienden opvolgende vinden lieten; mijn zwager hadde het Hallumer schip laten komen, en om 1 uur ‘s middags, wierd het lijk met alle de vrienden in het schip geplaatst, na alvorens een doelmatige toespraak van een particuliere voorganger gedaan te zijn, voeren wij naar Hallum, en wierd het lijk volgens gebruik gegraven, keerden toen met het schip te rug, en ontscheepten aan het sterfhuis ongeveer 3 a 4 uur, de tijd was voorts kort; want wij hadden met de Dokkumer schippers afgesproken dat wij ‘s avonds met hun weder zouden te rug naar Leeuwarden varen, en ons een weinig moesten opwachten, als wij nog op Barthlehiem niet waren, wij waren er juist met ons 14den, toen het schip aankwam. Half 8 waren wij in Leeuwarden, en gingen met ons 9 van daar, waarvan 3 naar Terzool moesten, de anderen waren te Lekkum uitgegaan, alwaar een broeder van mijn zwager woonde, mijn zoon de Domeni ging mede naar Wirdum; IJtje en ik kwamen om half 9 te huis, terwijl Akke en Dieuwke benevens haar man P. Hiemstra, welke heden, Akke en Dieuwke morgen zullen te huis komen.
Alzoo is dezen treurigen en somberen dag ten einde geloopen, echter onder ernstige gesprekken, toespraak, gebeden en dankzegging van den voorganger tot stichting van de aanwezigen – zoo dat dezen
Blz. 80
dag, den 8 December voor mij en naastbestaanden onvergetelijk zal blijven, als een der merkwaardige dagen, op de rolle der lotgevallen van mijn leven!!!
En mijn dierbare dogter! verwijderd van hare dierbare betrekkingen rust nu na zoo veel arbeid, moeite en verdriet, met haar tijdelijk overschot aldaar onder de dooden, niet ver van het graf van mijne vroome zuster en deze haar eerste godvruchtigen man en zalige dogter, zoo als bevorens op tijd melden; aldaar zijn mijne voor, voorouderen begraven, waardoor het Kerkhof van Hallum zoo voor en na een zeer groot aantal van mijn geslacht, en dierbare betrekkingen heeft ingezameld!!!
Aldus is de aardsche tabernakel van mijne onvergetelijke dogter gebroken; maar geloven dat zij naar haren onsterfelijken geest, een gebouw bij haren dierbaren verlosser bewoond, een huis een verblijf niet met handen gemaakt, maar een wig in de hemelen!
Den 12 December, dooi weder, nadat het sedert een paar dagen en nachten zeer sterk gevroren heeft, verzeld van buitengewoone koude; ten gevolge daarvan hebben wij gister den 11 onze jongbeesten welke nog uitliepen op stal zetten, 40 runderbeesten en 1 paard hebben wij op.
Blz. 81
Den 14 December, niet tegenstaande het dooiweder sedert de vorige, was het ijs zoo sterk, dat men op publieke vaarten het overal gister met schaatsen gebruikte, vele kwamen gister omdat het zondag was, met schaatsen in de buren, ter bijwooning van de godsdienstoefeningen.
Opvolgende scheiden zich een menigte menschen de ware gereformeerde leer overeenkomstig de geloofsartikelen en formulieren van eenigheid der Dordsche Synode van 1618 en 1619 toegedaan, van de thans zoo bestaande Nederlandsche Kerk, stigten overal in het vaderland Gemeenten en benoemen onder zich ouderlingen en diakenen, door het bestuur van Domeni Kock en Scholte; de predikanten welke zich niet aan de verordeningen der bestaande Kerk vooral aan het laten zingen van de zoogenaamde Evangelische gezangen, houden, worden opvolgende afgezet en vervolgd, zoo is bij voorbeeld onder anderen meer in ons vaderland, in den verleden week afgezet Domeni van Velden predikant te Drogeham – En het is wonderlijk dat het meest jonge predikanten zijn welke zich om der waarheid wille, zich deze afzetting in alle de schaden en vervolgingen getroosten, om zich bij de afgescheidene te voegen, in Friesland heeft men rede al verscheidene gemeenten gestigt,
Blz. 82
in navolging van alle de gewesten in ons vaderland, alwaar in de aanzienlijkste steden als te Amsterdam enz. zoodanige afgescheidene gemeenten gestigt zijn – Perzonen der waarheid kundig, van een onbesproken gedrag en godvruchtig, belasten zich des zondags en meermalen ook in de week onder hen, tot openbare godsdienstoefeningen, t’elkens onder niet meer dan 19 personen volgens de wet, hoewel het getal onder oogluiking somtijds veel grooter is, waaruit dan vervolgingen ontstaan en van regtbank tot regtbank getrokken worden in gevangenissen en geldboeten geslagen worden; en hoe meer zij vervolgd worden, hoe meer zich afscheiden, zoo heeft men onder anderen in den verleden week in de kleine gemeente van Wanswerd eene afgescheidene gemeente van 25 personen gevormd, de ouderlingen en Diakenen, welke men verkiest, moeten onbesproken van gedrag zijn – Vele rekesten heeft men de regering aangeboden, met verzoek, om erkend te worden, dog het heeft zijne Majesteit nog niet behaagd, hen als een afzonderlijk kerkgenootschap te erkennen en vrijheid van Godsdienstoefening te verlenen, hoewel vrijheid van geweten bij de grondwet gestaafd, hen wordt toegestaan.
Blz. 83
Den 19 December, hedennacht tot op dit oogenblik zeer harden wind eigenlijk storm, verzeld van sneeuw en vorst N.N.O. wind; tot hier toe was het weder zeer zacht, schoon tot nog maar tot twee malen vorst, in het begin van November en in het begin van December t’elkens 2 a 3 etmaal.
Bevorens den 16 hebben wij ons gedurende den dag onledig gehouden in de herberg te Wirdum om rekening te houden met de huurders der Kerke Zathe, en betaling te doen aan timmerlieden, verwers, arbeidslieden enz. volgens jaarlijks gebruik.
‘s Daags daarna den 17 waren Dieuwke mijne dogter en haar man Hiemstra benevens Zije Wijngaarden toevallig, hier gedurende den dag.
Gister marktdag, maar omdat het des morgens zeer regende zorgde ik tegen de reis aan, mijn zoon en zwager uit de buren kwamen hier schuilen wij leiden een goed vuur aan, om te drogen, en als het niet veranderde zagen zij mede van de reis af, dog na alvorens met elkanderen koffij gedronken te hebben, klaarde het weder en zij gingen op reis, ik hadde wel vele boodschappen, maar bestelde die aan mijn knegt, welke de boter dog moeste henen brengen met de wagen, waaraan mijn zoon ook winkelwaren hadde besteld, omdat het Wirdumer schip niet voer omdat het ijs overal niet ontdooid ware, de boter is levendiger wij melken daags 9 emmers.
Blz. 84
Den 21 December sedert de vorige vorst.
Heden trekken Zije en ik naar Birdaard mijn zoon en zwager naar Hallumer mieden om morgen gezamenlijk naar Marrum om met de vrienden mans kant n.l. van Hette, eene familieraad voor het vredegeregt aldaar te vereenigen tot het benoemen van een toeziende voogd, in de boedel van mijne overledene dogter – Wij zijn voornemens onze schaatsen mede te nemen; als het weder vorstig blijft, dan zullen wij als wij heden niet, morgen ten minsten konnen rijden.
Heden in den vroegen morgen, zijn hier een partij Milicie van de stad af doorgetrokken, waarheen weet ik niet.
De boter was verleden marktdag 35 Gulden, mogelijk dat men de winter vreesde om alvorens de Engelsche schepen welke te Harlingen liggen te bevrachten.
In vorige tijden moest de boter altoos naar Amsterdam of elders, thans gaatze ze regelregt uit Friesland naar Engeland.
Blz. 85
Den 28 December, heden en gister dooi, dog eergister vorst, maar sedert den 22 dooiweder.
Ik melde den 21 dat wij toen voornemens waren op reis te gaan, zoo als wij toen ook gedaan hebben, wij namen de schaatsen met om ten minsten in de terugreis, als de vorst voorgang hadde, dezelve te gebruiken. Na het onstuimige weder den 19 zijnde zaturdag, begon het des zondags den 20 hard te vriezen en ‘s avonds, voeren de Dokkumer schepen, des maandags ‘s nademiddags gingen wij op reis, en op hoop dat het 4 uur schip voer, hoorden wij in de stad, dat men de Dokkumer Ee met schaatsen reed, tot Snakkeburen genaderd, bonden wij ons op de schaatsen en reden zonder eenig beletsel zonder de bruggen, Tigchelwerk en Bathlehiem of het Zool, daar het anders zwak is, te mijden tot aan de Hallumer brug, alwaar mijn zoon en zwager de Hallumer vaart naar Hettes reden, Zije en ik naar Birdaard. Wij bleven ‘s nachts bij mijn broeder, en reden ‘s anderen morgens den 23 naar Marrum
Blz. 86
langs de Ferwerder vaart, op halfweg kwamen de andere vrienden van de mieden ons in het gezigt zij zagen ons ook en wachten ons op de Keldersvaart, naar welke wij ons toen langs de sloten begaven, en reden toen ons 8 langs die vaart, tot digt aan Marrum, de andere vrienden, mans kant welke ‘s daags tevoren van Terzool en Sybrandeburen gekomen waren langs de Sneeker vaart en de Ee tot aan Hettes gereden.
Wij hebben breedvoerig deze reis beschreven als eene bijzonderheid, hoe spoedig het ijs op het korste der dagen sterk is, als het van eenig belang vriest, vooral, als het met sneeuwjagt zoo als thans het geval was, aanvang neemt, want het water was met de sterke wind met sneeuw verdikt en bevrozen.
Toen wij onder voorzitting van de vrederegter en griffier mijn zoon als toeziende voogd, en daarna de tauxateurs zijnde Zije Wijngaarden van hier en Ede. H. Hylkema van Hallum, gemagtigd hadden, reden wij van daar weder naar mijn zwagers op Hallumer mieden, en van daar langs de Hallumer vaart en Dokkumer Ee naar de stad en kwamen na een allervoorspoedigste reis tijdig
Blz. 87
te huis. Ik zag zeer tegen deze reis aan; want het had allermoeijelijkst konnen geworden zijn, dewijl het twee dagen bevorens volstrekt wegens den storm en N.O. sneeuwjagt onreisbaar was, dog toen vooral op de te huis reis was het zeer schoon veranderlijk en dooi weder, zoo als boven zeide.
Gedurende de Kersdagen zeer gematigd, gister zondag, waren wij, mijn zoon en vrouw Zije Wijngaarden en vrouw, gedurende tusschen kerktijd er na tot laat in den avond, bij mijne dogter en zwager in de buren, onder het genot van goede verkwikkingen; aangename en stichtelijke gesprekken.
De afgescheide leden van het gereformeerde kerkgenootschap, vormen onderscheidene gemeenten van meer of minder leden, en hebben die van Leeuwarden gister een gecommitteerde benoemd, om met de andere gecommitteerden uit de 9 gemeenten thans in Friesland aanwezig, een kerkvergadering aanstaande vrijdag te Leeuwarden te beleggen, en als dan een of meer leden uit hun midden te benoemen en af te vaardigen, ter algemene vergadering met de afgevaardigden uit de afgescheidene der andere gewesten tot de Sijnode te Amsterdam aanstaande te houden om de statuten en gronden waarop de afgescheidene Kerk zich vestigd te vervaardigen, en als dan bij de Regering in te dienen, om daar op des Konings bescherming te mogen verkrijgen.
Blz. 88
Den 31 December, sedert de vorige nog altoos dooi, dog heden vorst.
De trekschepen van Dokkum naar Harlingen waren doorgebroken, en heden marktdag, konde dus per schip, de boter naar Harlingen vervoerd worden, de prijs was 38 a 39 Gulden.
Ik ben heden aan het Kantoor tot het ontvangen van ‘s Rijks gelden, mijn zoon moeste naar de stad, zoo dat ik gedurende zijne afwezigheid de werkzaamheden alleen waarneem.
Eene diefstal door middel van braak in de maand November 1834 op de Hem onder Wirdum gepleegd waarvan mijn zwager eene lijst of proces verbaal der gestolene goederen, in kleedwaren en eenig goud en geld van de meid, bestaande aan de officier der Justitie overgegeven hadde werd hij heden door gem. Heer Officier verzogt bij hem te komen. Deze had van de regtbank van Hoorn eene opgave van gestolene goederen ontvangen, welke een vreemde karel aldaar gevangen beleden hadde, met twee anderen waarvan een Duitscher door middel van braak onder Wirdum gestolen en te Sneek verkogt hadde. Deze opgave met het verbaal voors. vergeleken, bleek dat die gem. diefstal door deze karel op eigen confessie gepleegd ware, en thans eerst ontdekt ware tot groote verwondering der ingezeten want, hoewel de dader der diefstal tot hier toe onbekend was ge-
Blz. 89
bleven, hadde men tot heden een zeker kwaad vermoeden tot iemand in dezen omtrek gevoed, wegens de zonderlinge omstandigheden van de diefstal, zich alleen tot de eerste meids goederen met voorbijgang van die der tweede meid tezamen in de molkenkelder opgesloten, maar het bleek nu volkomen vreemde dieven geweest te zijn, en naar eigen belijdenis van deze karel zonder kennis van zaken aldaar omdat het een aanzienlijke boere gelegenheid ware te beproeven om goederen te stelen.
Heden avond te 7 uur zal er godsdienstoefening te Wirdum zijn, omdat het aangenaam winterweder en lichte maan is, ben ik benevens eenige mijner huisgenooten voornemens ter bijwooning dezer godsdienstoefening om alzoo het jaar te sluiten in gebeden en dankzeggingen tot God!
Blz. 90
De opbrengsten der Belastingen over 1835 hebben bedragen als volgt:
Grondbelasting | ƒ 15468 – 16 | |
Personeel | 3235 – 49 | |
Patenten | 322 – 825 | |
Schatloon van ‘t Personeel | 116 – 67 | |
Directe Belastingen | ƒ 19143 – 14 | |
Geslagt | ƒ 940 – 985 | |
Gemaal | 590 – 20 | |
Collectief Zegel | 153 – 60 | |
Consent Zegel | 2 – 38 | |
Gemeente opcenten | 1164 – 48 | |
3% … [Onleesbaar] | 34 – 93 | ƒ 2886 – 58 |
Pensioenfonds | 26 – 60 | |
Totaal Rijks Belastingen | ƒ 22056 – 33 | |
Gemeente Accijnsen |
||
Turf | ƒ 929 – 44 | |
Steenkolen | 30 – 48 | |
Geslagt | 8 – 56 | |
Wijn | 23 – 51 | |
Gedistilleerd | 242 – 69 | ƒ 1234 – 68 |
Totaal | ƒ 23291 – 01 |
Wirdum den 31 December
1835 D.W. Hellema
Rijks Ontvanger