Mijn reis naar het verre westen van Amerika

XII

Te weinig land en te veel boeren. Zoo is het hier; in het westen van Amerika is het juist andersom

In dien zin heb ik geschreven in een van mijn vorige brieven en alhoewel minder scherp, heeft die uitdrukking toch overdreven verwachtingen kunnen opwekken en daarom haast ik mij, ook in verband met tot mij gerichte vragen, eenige nadere toelichting te geven op de beschrijving der landbouwtoestanden ginds, want mijn doel is niet dan waarheid te schrijven, waarheid nar mijn beste weten en overtuiging.

Ik heb volstrekt geen belang bij de zaken, waarover ik schrijf, ben geen landagent en sta niet in connectie met eenige maatschappij, heb nimmer van dat soort heeren ontmoet,dus ook niet met hen gesproken en kan dus onpartijdig mededelen, wat ik van eigen hooren en zien op de plaats zelve heb waargenomen.

Ik wensch dan nu – eerst was mijn plan dit later te doen- in ‘t kort te vertellen hoe ik denk over de onbewoonde prairielanden ginds, welke door het gouvernement worden uitgegeven en hoe het daarmede gaat en staat.

Men weet reeds dat er nog duizende pondematen braak liggen, die alle wachten op ontginning en bebouwing, gelijk dit reeds met de aangrenzende landen is geschied.

De Staat is eigenaar van deze zoo gezegd woeste gronden, bezet met prairiegras en bevolkt met wild gedierte als prairiewolven, dito katten en meer van dat gespuis.

Op geregelde tijden, ik meen wel telken jare, laat het Gouvernement een gedeelte van deze niets gevende prairielanden uitmeten, in kaart brengen en verkavelen in afdeelingen of secties. Zoo wordt het land verdeeld in stukken van 640 akkers. Een akker komt nagenoeg overeen met een pondemaat hier. Een akker is 40 roede, maar de Amerikaanse roede is iets kleiner dan de onze, dus staan akker en pondemaat nagenoeg gelijk.

De stukken van 640 akker worden weer verdeeld in vieren en men krijgt alzoo onderdeelen van 160 akker. Dus voldoende voor een flinke boerderij.

Tusschen de secties van 640 akker worden strooken land vrij gehouden voor wegen, straalrechte wegen, in mijlverdeelingen. Een mijl is 20 minuten gaans en men heeft dus elke 20 minuten een kruisweg. Die wegen zijn zeldzaam breed nl. 66 voet of ongeveer 22 meter, zulks om ruimte te houden voor den aanleg van spoorlijnen, als die eenmaal noodzakelijk worden en dat komt m.i. zoo mettertijd.

Is het land eenmaal op die wijze uitgemeten, dan stelt het Gouvernement ieder in de gelegenheid, daarop gratis een lot te nemen, doch op elk lot kan niet meer dan een quarter of 160 akker worden toegewezen.

Nieten zijn er niet; want er worden evenveel loten uitgegeven als er quarters land zijn te vergeven.

Gesteld nu eens, en meermaalen is dit het geval, dat men twee quarters naast elkaar zou bezitten, bv. een broer en een zuster of twee anderen, die samen willen boeren, dan krijgen ze opvolgende nummers en bereiken zoo hun doel.

Er kan geen ander tusschen komen en men heeft dan 320 pondemaat naast elkaar, evenals mijn zoon en m. a. farmers.

Zij de akkers of loten toegewezen, dan noemt men dit claims, welke direct na de toewijzing aanvaard kunnen worden.

Men heeft nu een prachtig kant stuk land en kan maar beginnen te werken.

Maar nu komen de moeiten en bezwaren.

Met het uitroeien van boomen of bosschen hebt ge hier niet te kampen, die zijn er niet:ook niet met grof wild, daarvoor hebt ge niet te vreesen, maar daar zijn andere zwarigheeden.

Op het hooge land, dat ge hebt gekregen, vindt ge geen slooten, die het begrenzen, of drinkwater voor u of het vee en de paarden, die ge noodig hebt. Zelfs van wasschen is geen sprake. Er dient dus allereerst water te komen. Maar zelf kunt ge dat niet verschaffen. Daar hebt ge hulp bij noodig van terzake kundigen. Er moet een nortonput worden geboord en dat is geen kleinigheid. Meestal gelukt het, doch ‘t kan mee- en tegenvallen. Is de put klaar, dan moet er een windmotor op geplaatst worden, ook al weer kosten, en geloof maar dat de Amerikaan, wiens hulp ge noodig hebt, zich duur laat betalen.

Om het water uit den put op te vangen het ge een zoogenaamde Tank noodig, doe ook al weer geld kost, al is het nu juist niet zooveel. Uit de tank moet ge het water halen, zooveel voor vee als voor eigen huiselijk gebruik. Om of bij elken farm wordt die gevonden.

Vervolgens moet ge u zelf een huis bouwen of laten bouwen. Van hout natuurlijk, maar hout is er wel en in alle afmetingen te krijgen, of juister gezegd, is het pasklaar voorhanden, zoodat zoo’n huis met weinig moeite in elkaar kan worden gezet of opgebouwd.

Natuurlijk moeten er ook schuren en bergplaatsen komen voor vee en granen en wat dies meer zij.

Dan komt het verven, en hebt ge uw eigendommen of het land nog af te schutten, wat meest geschied met zoogenaamd stekeldraad.

En nu komt het zwaarste nog achteraan.

Het land moet in cultuur gebracht en daarvoor hebt ge in de eerste plaats noodig flinke paarden en ploegen en andere landbouwgereedschappen, waar dan ook nog bijkomt het aankoopen van vee voer tot de weide bestemde landen.

In mijn volgende brief zal ik u mededeelen hoe het verder gaat.

H.L. Palsma
rustend landbouwer te Leeuwarden