Mijn reis naar het verre westen van Amerika

XIV

Nu gaan we weer den boer op naar veld en akker, om te spreken over dagelijksche zaken.

‘t Zijn maar kleinigheden, maar die hooren er ook bij om te weten hoe onze landgenoten ginds leven, wonen en werken en war er zoo al te koop is.

De paarden in Dakota hebben veel van het Friesche Ras, ‘t zelfde slag, ook meest bruin en zwart van kleur en soms wit en appelgrauw of met bles.

Ze hebben niets afwijkends en kunnen wel meedoen. Men vindt er groote fokkers van paarden. De hengsten, die er gehouden worden gaan bij de farmers rond. Men had er nu een van fl 8000.00

Zekere J. Ferwerda, ik meen van Dronrijp, bleek hiervan de man te zijn. Hij trekt er mee rond, terwijl zijn vrouw en dochters in dein tijd de werkzaamheden op de farm moesten beredderen. Hulp is er niet te krijgen en zoo hebben ook de vrouwen er een ‘handig’ leven.

De prijzen van de paarden zijn er lager dan hier, ook van de koeien, varkens en schapen.

Zoo wordt een goed jong kalf beest met 70 gulden betaald, berekend naar Hollandsch geld. Dat scheelt dus heel wat bij hier.

Rundvleesch kostte er 9 à 10, varkensvleesch 10 à 12 centen per pond. De Amerikaanse coninc staan gelijk aan onze halve stuiver, doch de ponden zijn iets lichter dan hier.

De varkensarsenaal gaat naar de bakkers in de steden, voor zoover men die niet noodig heeft voor de eigen huishouding. Ze wordt in potten bewaard en mocht er een oogenblik komen van behoefte, want met bakken kan men niet zonder, dan wordt er even een uit het land gehaald en geslacht. Op vet vleesch heeft de Amerikaan het niet begrepen of liever gezegd op het vette van vleesch, dat wordt de honden vaak toegeworpen. Hier denkt en doet men anders, doch heeft het ook waarde.

Hoewel van uitstekende kwaliteit vonden wij het soms in Friesland lekkerder van maak en het Amerikaanse wat zoetachtig. Misschien wekt de mais hier wel met haar grondsuikergehalte. Men moet er wel aan wennen. De Amerikanen houden nu eenmaal van zoet. Ze gebruiken de suiker zelfs over de salade, niet weinig en dopen er nog verse room bij, maar ’t doet zich wel smaken.

Bokken en geiten heb ik niet gezien, maar wel houden enkele farmers schapen. ‘t Land moet er op ingericht zijn. Algemeen dient de prikkeldraad tot afscheiding en daar levert het houden van schapen groote bezwaren, de woldragers zouden het met de scherpe punten te kwaad krijgen en de draden met de paaltjes mogelijk wel met de zich rossende schapen. Hoe ‘t zij, wie schapen wil houden, moet zijn scheidingen op het land daarvoor inrichten en zoo zijn er farmers, die kudden schapen weiden van wel 2 à 3 honderd stuks.

Ook voor de paarden is prikkeldraad niet zonder gevaren. Ik heb er dikwijls een verwond gezien en ’t gebeurt zelfs dat ze afgemaakt moeten worden. Soms raken ze in de draden verward en ziet men de bekomen verwondingen bestrijken met petroleum.

Met de weide staat het vaak ruim en breed. Zoo had mijn zoon dezen zomer een oppervlakte van wel 80 pondemaat, die hij zelf niet op tijd kon maaien en hooien en als bij ouds hier te lande, liet hij dit een ander doen, voor twee/derde van den oogst, zoodat hij daarvan een derde behield.

Zoo sprak men in Friesland vroeger van den 3den korrel, wanneer bouwlanden aan anderen in gebruik werden gegeven ter bezaaiing en mogelijk gaat het in sommige streken in Drenthe nog wel zoo. Het is een soort van ruiling als “spek om spinnen” gelijk men wel zegt.

Ook wordt er wel vee van anderen in de weide genomen, wanneer men gras over heeft.

De melk der koeien is veel vetter dan hier, ook zoeter en minder van smaak, maar zooveel als in Friesland geven de koeien niet.

Algemeen wordt de centrifuge gebruikt.

Men heeft kleine karntjes voor bereiding van eigen boter en de room die men over heeft, gaat in bussen naar Schotland en ook wel naar Chicago of waar ook.

Geregeld ontvangt men prijscouranten uit de steden. Eenmaal aan ’t station, komt het er min of meer op aan, naar welke stad men gaat verzenden. Natuurlijk wordt de voordeligste markt gekozen, evenals met andere artikelen.

De afgeroomde melk, die over is, blijft voor vee en varkens. Men maakt er geen kaas en gebruikt die ook weinig. Om ons werd er gekocht en zoo kwam die in huis. Anders dacht men er zoo dagelijks niet aan.

Het ontbijt werd ‘s morgens ingezet met havermout en melk, gevolgd door brood met eiers en beste kwaliteit koffie, alles naar den eisch, doch thee heb ik er haast niet gezien.

Zoo is het ook met bier en ons bekende sterke dranken. Eenmaal is er een vaatje bier bij mijn zoon gekomen, bij gelegenheid van mijn 67 sten verjaardag en dus als extraatje.

Wanneer men iets van dien aard gebruikt, is het gewoonlijk bereid van eigen meest wilde vruchten en dit zijn onschuldige dranken. Zoo werden we eens zelfs op rabarberwijn getrakteerd bij de 77 jarige Ulbe Wijnia. Men heeft er wel brandewijn en jenever, maar gebruiken doet men het weinig.

Het rooken gaat er ook niet zoo druk als hier te lande. Op lange na niet en als men het doet is de pijp regel en na de sigaar uitzondering. Nu is daar wel een reden voor. De tabak r duur en niet best. Ik had een Friesche pijp meegebracht, van een ander slag dan daar en toen die eens bewondering wekte van een gastheer, heb ik hem die cadeau gedaan, want hij hield nog al van “het edel kruid” en betoonde zich zeer vereerd met dit eenvoudig aandenken.

H.L. Palsma
rustend landbouwer te Leeuwarden