Mijn reis naar het verre westen van Amerika
XV
Vergeleken bij boerengastmalen hier, hebben we ginds meermalen aan bepaald rijke en keurig gedekte tafels aangezeten, die zelfs met groen en bloemen versierd, dank zij de zorg en smaak van vrouw en dochteren.
En dat bij de boeren…… op de ruimte. Al waren we in de stad geweest, waar men keur van spijzen door koks of banketbakkers kan laten ontbieden, behoefde het niet beter.
In de kunst van kooken en bakken is men er niet achterop en ‘t mooie er van is, dat men kan zeggen: “zelf gedaan”. “Wel gedaan” zegt men er welbij en zoo was ‘t ook.
Mocht iemand uit het vorenstaande afleiden dat het ging op een “graaien en brassen”, dan heeft hij het mis. Van “brassen” geen sprake, alles ging op orde, met maat en naar regel, doch natuurlijk niet uit de schrale kas. ‘t Was bij de meest welgezeten farmers, bij wie wij dit onthaal vonden, doch overal is het wel te wezen en weet men gasten naar den eisch te ontvangen.
De gastvrijheid is er bizonder groot en algemeen en wij hebben daarvan in ruime mate kunnen profiteren. Voor het een zoo wel als voor het ander is wel een verklaring te vinden, doch laat mij niet afdwalen in bespiegelingen en liever terug keeren naar de boerderij, die mijn bizondere aandacht heeft getrokken, gelijk zich wel laat denken van een gewezen landbouwer. Ik zeg hier maar niet van “rustend”, want al de weken, die ik ginds heb doorgebracht, eischten voortdurend “beweging”. Ik wilde van alles zien en weten en was er veel op uit. Ook zijn we niet steeds rustig in Springfield bij mijn zoon gebleven, maar zijn dikwijls te gast en zelfs nog eenige dagen “útfanhûs” geweest in andere Staten, om ook elders eens weer wat anders te beleven met hooren, zien en praten.
Bijna alle boerderijen, bestaande uit een royale huizinge, en onderscheidene bijgebouwen, alles van hout, zijn voorzien van bliksemafleiders.
Zoo telde ik eens elf stuks op eene boerderij en wel op die van Wijtze Mellens van Hardergarijp afkomstig. De familienaam is “Oostenbrug”. Men begrijpt dat de afleiders niet stonden op één gebouw, maar op een complex van gebouwen met hokken en schuren in begrepen.
Waarom de afleiders er zoovele en zoo algemeen zijn?
Eerstens omdat de huizen niet van steen, maar van hout zijn gebouwd en in de tweede plaats omdat er veel onweer voorkomt en dit er zwaarder is dan hier.
Het weer is een belangrijke zaak voor een landen vooral voor den landbouwer, wiens bedrijf grootendeels van ’t weer afhankelijk is.
Daarom wil ik daarvan nu het een en ander zeggen in vergelijking met het klimaat in Friesland.
Ik heb eens een voordracht gehoord van een Leip, die zich als koopman presenteerde en zong van de lucht:
Hat ick die in mein magasein
Wat zou Leip gou een Potschild sein!
En van de mooiste streek in Californië heb ik voor jaren eens in Hepkema gelezen van een John, dat men aldaar het klimaat verkoopt en de grond er op toegeeft.
Nu is Dakota niet zoo beroemd vanwege zijn luchtgesteldheid. Integendeel zag men het klimaat vroeger dikwijls met een zwarte kooi afgebeeld. Hoofdzakelijk vanwege, langdurige droogte en misgewas alhier. Ja, die tijden zijn er geweest en men weet er u nog wel van te spreken. Dat was voor en omstreeks 1894, dus al meer dan tien jaar geleden. Maar sedert is de bevolking er sterk vermeerderd, die gelijken tred heeft gehouden met de ontginning der braakliggende gronden. Sedert die in cultuur zijn gebracht en de eeuwenoude korst van het aardrijk werd verbroken, sedert het dorre versmorende prairiegras moest wijken voor den ploeg om plaats te maken voor allerlei gewassen en aanplant van geboomte, sedert de warmte der zon in de aarde kon dringen en het vocht daar kon in- en opstijgen, schijnt het klimaat of juister gezegd de regenval zich van lieverlee geheel te hebben gewijzigd, want sedert dien tijd zijn de verschroeiende droogten steeds minder geworden en is de vrees daarvoor grootendeels verdwenen.
Zoo ziet men de hand “des vlijtigen” gezegend.
Die ommekeer in het klimaat alhier, ten zegen der nijvere bevolking, heeft mij bizonder getroffen en daarin zal ik wel niet alleen staan. Bij eenig aandenken is het wel aan te nemen dat de ontginning van den bodem des meerderen en gewenschten regenval ten gevolg heeft gehad
H.L. Palsma
rustend landbouwer te Leeuwarden