Mijn reis naar het verre westen van Amerika
XIX
Nu gaan we een tegenbezoek brengen bij Fred Oerbens en zij vrouw, geen Friezen maar vreemdelingen voor ons. Dat is aan de naam wel te hooren. Hij woont dicht bij mijn zoon en is behalve boer op eigen farm, ook postmeester. Schier elken morgen zag ik hem met twee paarden voor den wagen den weg passeren en dikwijs heb ik hem daar getroffen en dan een praatje met hem gemaakt.
De posterij is hier heel anders geregeld dan in ons land. Ieder farmer heeft een post aan de weg of road staan met een brievenbus er aan gehecht, mailbox zegt de Amerikaan, waarin hij zijn brieven of stukken kan werpen, die hij verzenden wil, terwijl ook alle brieven en couranten aan zijn adres daar in terecht komen. Daar had Oerbens voor te zorgen, die ‘s middags uit de stad terugkeerde om t brengen gelijk ‘s morgens om te halen.
Geen farmer zonder bus en geen bus zonder den naam van de eigenaar. Nooit hoort men klachten over onveiligheid of wat dan ook. ‘t Ging zeer secuur.
Als ik wist dat “Hepkema” moest komen of dacht dat er brieven konden zijn, dan stond ik meestal al bij de bus te wachten, want wij waren steeds zeer nieuwsgierig en verlangend naar berichten uit het oude vaderland, even als alle Friezen hier.
Nu moet ik van die brievenbussen nog zeggen, dat er een metalen vlagje aan verbonden is, dat de postman maar even omhoog zet, als hij iets in de bus heeft geworpen, zoodat het uit de verte al is te zien en men dus geen vergeefsche reis hoeft te maken.
Ook voor den postman wordt dat vlagje omhoog gaat als er wat in geworpen is.
De vrouw van Oerbens deed de postbestelling ook wel, als haar man verhinderd werd. Daar moet men niet vreemd tegen op hooren. Vele mannen doen hier vrouwen- en vele vrouwen wel mannenwerk. Dat steekt niet zoo nauw. Jan de Wasscher leeft hier nog en dat is gelukkig want de vrouwen zijn altijd meer dan bezet met werk.
In een druk bedrijf, waar tevens eenige kinderen zijn te verzorgen, zonder hulp van knecht of meid, kan men zich wel voorstellen, dat moeder de vrouw de handen vol heeft, te meer omdat ze ook zelf voor de huishouding moeten bakken. Bakken al wat in Friesland van de bakker wordt gehaald of aan huis wordt bezorgd.
Geen beldraagster, karreman of pakkendrager komt ginds aan de deur met zijn waren en men kan ook geen boodschappen naar de stad bestellen. Daar staat tegenover dat er ook geen tijd verprutst wordt en er groote voorraden van benoodigheden werden ingeslagen. Zoo zag ik tegelijk honderd pond suiker bestellen, terwijl men in Friesland hoogstens enkele ponden ineens opslaat.
Uit bovenstaande blijkt de onmisbaarheid der vrouwen en toch kan ‘t gebeuren, dat die op eene boerderij geheel ontbreken, zooals bij F. Hornstra, die zijn vrouw had verloren en geen dienster had om de taak der moeder op te vullen en de huishouding op zich te nemen.
Feije Hornstra heeft eene uitmuntende boerderij, meerendeels vlak land en legde zich vooral toe op de varkensteelt. Hij had ze van beste kwaliteit. Zijn oude vader, FEDDE geheten, die al 77 jaren telt, woont bij hem in en aan hem zijn de zorgen der huishouding toevertrouwd. “Toevertrouwd” is het rechte woord. De man is nog zeldzaam hecht en sterk voor zijn jaren en bizonder opgeruimd van geest. Hij gevoelde zich dus niet bezwaard over zijn taak, maar wij voor ons beklaagden den toestand en hadden we een goede huishoudster te uwer beschikking gehad, dan zou die een plaats zijn aangewezen op dezen boerderij van enkel mannen, want buiten vader en zoon waren er ook nog twee groote kleinzoons in huis, die natuurlijk nog wel eens een vrouw in huis kunnen brengen, maar…… Die zijn er schaarsch. Trouwen is geen eenmanswerk en alle hout nog geen timmerhout.
Hoe ‘t zij, hier is een ledige plaats en wij hopen van harte, dat die nog eens benut moge worden door een flinke vrouwelijke hulp.
De boerderij, door de Familie Hornstra bewoond, is de eenigste waar we gangen in huis hebben gevonden. Elders valt men om zoo te zeggen met de deur in huis, dat is in de kit of keuken en dan in de woonkamer. Anderzijds van ‘t huis heeft men ook een ingangsdeur en voor de keuken eerst nog een waranda, die men door moet om in huis te komen.
Om u eenig idee te geven van vorm, ligging en omgeving van eene boerderij alhier, staat hier een prentje, dat zeer gelijkend is en voorstelt eene gewone boerderij als door mijn zoon en anderen bewoond.
Ik heb ook een prentje meegebracht van een meer deftige farm, die ik u in een volgens stuk zal laten kijken.
H.L. Palsma
rustend landbouwer te Leeuwarden