Mijn reis naar het verre westen van Amerika
XXII
Meestel was het de hond, die het bezoek aankondigde. Die van mijn zoon haalde de koeien op uit het land en durfde de slangen ook wel te staan. Ik heb wel gezien dat hij ze uit den grond haalde, als er tot hem gezegd werd: “pak ze”!
Dat soort slangen vindt men om huis en hof. Ze hebben gaten in de grond. Dat hebben wolven ook. Net als konijnen hier, maar veel grooter. Op onze rijtoeren hebben we die holen vaak gezien in de hooge zand en puingronden. In de fenne van M. Krediet, de naaste buurman van mijn zoon, hebben ze verleden jaar nog een nest met jonge wolven uitgeroeid en afgemaakt. Men zag er de wolven wel eens spelen in de weide, net als jonge honden.
De huiskatten, die men hier heeft, zijn van dezelfde kleur, aard en beweging als in Friesland, maar ze hebben niet veel te muizen. Dit ongedierte heb ik er niet gezien, mogelijk zijn er wel geen muzen en ratten en hebben deze te veel natuurlijke vijanden, die sterker zijn.
De nood heeft doen vinden en ‘t gebrek aan werkkrachten in Amerika heeft er toe geleid, dat aldaar het eerst en meest is gedacht aan machines in dienst van het landbouwbedrijf. Het stekeldraad, hier ook geëerd en gevreesd, hebben we aan Amerika te danken, aan de ontginning der prairieën, die verdeeld en gescheiden moesten worden. Waar men geen hout voor ‘t grijpen had, werd gezonnen op andere middelen. En zoo stel ik mij voor heeft de nood dat draad doen vinden. Nu men het kent, lijkt de vinding heel eenvoudig, als het ei van Columbus. Het maken is nu geen kunst, maar men moet op het idee komen. Als met dit voor Amerika beslist reeds onmisbaar draad is het gesteld met vele machines, welke aldaar in ’t landbouwbedrijf noodwendig gebruikt moeten worden. Of ze alle van Amerikaanse vinding zijn weet ik niet, maar vele zal dit wel het geval zijn en zeker is het, dat ze daar uitstekend mee weten om te gaan. Ik heb er mij ten minste verbaasd zoo vaak als ik ze op het veld in werking heb gezien en dat is eenige malen geweest.
Toen we vertrokken, was de graanbouw – haver, gerst, rogge enz- al afgelopen. Het maaien en binden ging allemaal machinaal. Meest met vier paarden er voor werd er gewerkt. Het eerst zag ik dit bij de buurman van mijn zoon, den landbouwer H. Krediet, uit Weststellingwerf vandaan. Ik had gedacht: “dat scil wol bêst ruch yn syn wurk gean”, maar spoedig bleek mij het tegendeel. De zoogenaamde “zelfbinder” wekt heel secuur. Ik wil u vertellen hoe ’t gaat.
De paarden loopen ter zijde van de machine op terrein dat reeds gemaaid is, eerst den buitenkant van het land rond, zoodat de hoeken onaangeroerd blijven, doch die heeft men ook niet bewerkt of bemaaid.
Men kan de messen of siesen, waarmede gesneden wordt, hooger en lager stellen, doch in den regel wordt er kort bij den grond gemaaid. Op de stoppel laat men na de oogst het vee nog weiden.
Is de machine eenmaal in werking, dan ziet men het gemaaide koren langs een blad omhoog gaan en op een bepaald gewicht zich vormen tot een schoof, die samengebonden wordt door een touw, ‘t welke een vast moment wordt door gesneden, waarna de afgewerkte schoof op een ander blad rust vindt en al een tweede schoof nadert, welke op dezelfde wijze wordt bewerkt. Als er zoo vijf bijeen zijn, doet de man op de machine een klein rukje aan een hefboom en vallen die schoven op den akker, gewoonlijk in dezelfde richting, wat voor de mannen, die ze in “stoeken” moeten zetten, het gemakkelijkst is om vlug klaar te komen.
De “stoeken” zijn net als hier opgesteld.
Ook heb ik de machine voor de mais schoonmaak in werking gezien. Hiervoor loopen de paarden op een afstand als een cilinder in’t rond en nadat de zaadkoppen of trossen in een grooten bak zijn geschept, waar ze gereinigd worden, komen de korrels geheel gezuiverd in een groote buis terecht, die ze voert naar een wagen, waarin ze worden opgevangen. Is de wagen vol, dan staat de machine even stop en komt er een tweede wagen onder, enz. Bij ‘t wagenvol gaat de mais naar de elevators, waar ze met wagen en al wordt gewogen.
Hoe het verder gaat, vertel ik misschien later als ik bij U. Eringa kom, die mij op de hoogte heeft gebracht. Ook W. Oostenbrug, groot landbezitter in Iowa, heb ik de mais bewerking gezien. Deze heeft een eigen weegtoestel in huis, waarop hij ‘t wagenvol kan worden gewogen. Hij is tevens groot greidboer met een uitgezocht beslag vee, waarvan ik een afbeelding heb, die lijkt op een dergelijke prent van “Cuperus” modelboerderij onder Marssum.
Van een veld met windmotor, afroostering en hoopen graan vindt ge hier eene afbeelding.
H.L. Palsma
rustend landbouwer te Leeuwarden