Mijn reis naar het verre westen van Amerika

XXVIII

Wij zijn nog bij der heer Oostenbrug in Iowa.

Maandag 6 augustus bood de gastheer ons een rijtoer aan, die volgaarne werd aanvaard. Des morgens zijn we de omstreken van Chledon rondgereden en er viel weer heel wat op te merken, doch ik vrees te uitvoerig te worden of in herhalingen te vervallen, wanneer ik daarover in bizonderheden wilde uitweiden. ‘s Middags zijn we naar Hospers gereden. Daar hebben we nog al wat tijd zoek gebracht met het doen van inkoopen en het afleggen van eenige bezoeken Hoe aardig op zich zelf en voor ons, acht ik ze voor den lezer van minder belang, zoodat we maar weer naar huis terugkeren, waar een heerlijk supper ons wachtte, dat we alle eer hebben aangedaan. Wanneer men zoo zorgeloos en opgewekt en gezond door het leven kan gaan, als het ons gegeven werd, dan laat zich dat wel denken.

Alles werd voor ons gedaan. Wij hadden ons nergens over te bekommeren, de beste plaats in huis was de onze en ieder bereid ons van dienst te zijn.

Het was maar tafeltje-dekje en mondje-wat-lust-je en toch geen stilzittend leven.

Nooit was er sprake van verveling of tijd over of wat ook van dien aard en toch dwaalden de gedachten bij ‘t naderen van den dag van vertrek steeds meer naar huis en… het eigen thuis

Daaraan kan men niet licht ontkomen.

Soms te midden van den zang hoorde men klanken, welke daaraan herinnerden, klanken en tonen, zooals we die ook wel in Friesland hadden gehoord een dat was al voldoende, om al was het slechts voor een oogenblik, dat verlangen naar eigen haard te wekken.

‘t Was weer avond en bedtijd geworden.

Mijn zoon had ons dien morgen verlaten, om een goede kennissen te bezoeken, bij wien hij zou blijven logeren. Nu vroeg mijn gasheer mij: Palsma, wolle jo jou soan ek nog genacht sizze!

Nou, dat wier wol aerdich, zei ik

Hij belde even en ik werd voor de telefoon geroepen. Nauwelijks had ik mijn oor aan de buis of mijn zoon vroeg:

Is heit dér?Ja lou, antwoordde ik: wy geane op bêd en woene dy nog genacht sizze. Nacht Lou, sliep wel! – Nacht heit, wol te risten!

Zoo gaat het nu bij een boer in Amerika.

Niet alleen zijn de meesten onderling, maar ook met de steden aangesloten.

Zoo, ‘t hier was was het ook te Springfield en vrij zeker overal elders. Hieruit kunt ge zien, dat de Amerikaansche boeren niet achterop zijn! Waar zijn de boeren in Friesland die telefonisch zijn aangesloten met hun buren of dorpsgenoten, met hun winkeliers, afnemers of koplieden en kantoren in de steden?

Met hun familieleden kunnen ze spreken, weet waar en ieder oogenblik van den dag, al wonen ze ook een dag reis van elkander.

Is dat niet prachtig en moet men de vinding niet bewonderen?

Dinsdag 7 Augustus, al vroeg in den morgen, kwam mijn zoon al bij ons terug. Het was de dag van ons vertrek naar ‘t oude vaderland, doch geen dag om er op te roemen. Met de rustige rust was het uit. Wij moesten eten, drinken inpakken en ons klaar maken voor de lange reis. Dan afscheid nemen en op den tijd aan de trein zijn. Onwillekeurig gaat alles wat haastig en gejaagd. Ook al heeft men tijd genoeg. Zelden houdt men tijd over en soms komt het nog krap om.

Met ons ging het nogal.

Wij moesten met den middagtrein.

Per rijtuig deed de gastheer ons uitgeleide. Van zijn echtgenoote en kinderen hadden we thuis afscheid genomen. Allen zij oprechten dank verschuldigd, maar insonder de vrouw des huises, die niet alleen als echtgenoote en moeder, maar ook als gastvrouw met een woord van lof genoemd mag worden.

De weinige dagen die we onder haar gezegend dak in een gelukkig gezin, hebben mogen doorbrengen, behoren al mede tot de aangenaamste van onze reis.

Mijn zoon, welke dien morgen al vroeg was teruggekeerd, vergezelde ons nog een eind weegs in de trein, en eindelijk scheidden zich onze wegen.

We keerden beiden huiswaarts, doch hij trok naar het Westen en wij naar het Oosten.

Elk uur werd de afstand grooter en spoedig zou er weer een halve wereld tusschen ons liggen.

Doch in gedachten kunnen we elkander elk oogenblik naderen en in brieven met elkander spreken, beter en gemakkelijker dan voor dezen, toen wij geheel onbekend waren met de toestanden ginds.

H.L. Palsma
rustend landbouwer te Leeuwarden