Mijn reis naar het verre westen van Amerika

XXIX

Op weg naar huis.

Na een acht en een dag reizens kwamen we in den avond van de 8ste Augustus weder in Chicago. ‘t Was half tien en om tien uur ging het al weer verder. Wij spoorden dien nacht weer door en arriveerden des anderen middags om drie uur te New-York.

De heer C. de Jong aldaar, die ons vroeger had ontvangen op onze heenreis stond ook nu weder aan den trein om ons af te halen en naar het hotel te geleiden.

Eenige dagen zijn we te New-York gebleven, om de merkwaardigheden van deze wereldstad eens op te nemen. Wij hadden er veel gezien en bewonderd, doch betrekkelijk nog maar weinig en dan nog vluchtig en oppervlakkig. Zaterdag den 11den Augustus zijn we de stad rondgeleid en hebben we anders niet gedaan dan kijken en bekijken. De zondag is weer een rustdag geweest. Alleen des middags hebben we nog een groote muziekuitvoering in een der parken bijgewoond. Maandag hebben we een bezoek gebracht aan den grooten winkel van Siegel en Cooper.

Daar zijn we geweest van ‘s morgens tien tot ‘s middags vier uur, vol bewondering voor de enorme affaire, waar letterlijk geen neen te koop is. Daarmee is alles gezegd. De winkel is onlangs reeds uitvoerig in dit Blad beschreven, zoodat ik er thans wel over kan zwijgen. Alleen wil ik nog zeggen, dat wij er een paar schommelstoelen hebben gekocht, die we hebben meegebracht als herinnering aan ons verblijf in Amerika. In de meeste gezinnen aldaar hadden we dat soort stoelen aangetroffen en ze zijn inderdaad heel noflik in’t gebruik.

‘s Anderen daags hebben we weer een tocht door de stad gemaakt en hier en der merkwaardigheden gezien en enkele uitspanningen bezocht, doch meerendeels komen deze vrij wel overheen met die in andere groote steden.

Ook hebben we nog een bezoek gebracht aan Jeltje Wijnia, de oudste dochter van Ulbe Wijnia, die hier goed getrouwd is en nu al dertig jaar in New York woont. Uit hare kinderjaren wist ze zich nog het een en ander van Wommels en hare familie in Friesland te herinneren, doch sterk waren die indrukken niet meer. Er waren al te veel jaren over heen gegaan.

In de groote stad met hare rusteloos bewegen gaat het vergeten zeker sneller dan op het rustige land. Wat er leeft in de herinnering van ‘t verleden wordt er spoediger uitgewischt.

En nu gaan we maar vlug over zee op huis aan. Bizonders valt er niet meer te vertellen. De terugreis is vrij gelijk aan de heenreis geweest, alleen was het aantal passagiers aanmerkelijk kleiner. Mooi was de afvaart onder volle muziek met prachtige gezichten op de stad en heerlijk het weer op zee.

Om 10 uur des Woensdagsmorgens uit New York vertrokken, teekende ik aan: Donderdag mooi weer en kennismaking met onderscheidene personen aan boord;

Vrijdag ‘t zelfde weer;

Zaterdag, meer wind, doch ‘s avonds weer kalme zee;

Zondag en Maandag heel kalm;

Dinsdag eenig zeevogels en Woensdag eenige schepen in zicht;

Donderdag toenemend getal schepen en reeds land in ’t verschiet en vrijdag te half twee aankomst bij Boulogne. Passagiers naar Frankrijk verlaten de boot. Veel beweging op zee, tal van schepen rondom. ‘s Anderen daags, Zaterdag, ‘s middags te 5 ure, raakte onze boot vast aan den grond tengevolge van den laage waterstand en den zwaren last. Wij lagen 32 voet diep. Een kleinere boot kwam ons ter hulpe of liever haalde ons van de boot af en bracht ons naar Rotterdam, waar we des nachts om 13 uur aankwamen.

Bij de boot ‘s stond een rijtuig voor ons gereed en wij brachten vervolgens den nacht door in ons hotel.

Om 12 uur ‘s anderen daags uit Rotterdam vertrokken, waren we dien middag om half zes te Leeuwarden en weer…… thuis, hoogst voldaan over de reis, over Amerika en de vele kennissen en vrienden, daar ontmoet. Wij hebben niets dan aangename herinneringen meegebracht, gelijk reeds gebleken is uit mijne mededelingen in dit Blad.

Met voldoening kan ik er op terugzien, want ze verschaffen mij een aangename bezigheid en wekken veler belangstelling.

Dat is mij uit menig brief gebleken, die ik zoowel uit ons land als uit Amerika mocht ontvangen. Hier worden mij dikwijls nader inlichtingen gevraagd en sommigen kwamen persoonlijk over. Naar mijn beste weten heb ik allen met raad en daad bijgestaan en onder dezen zijn er velen, die of reeds zijn vertrokken naar de Nieuwe Wereld of die tot vertrek gereed staan.

Er blijft altijd voor en tegen, licht en schaduw, en ‘t maakt een groot verschil wie men is, wat men kan en wil en wat iemand drijft of in welke omstandigheden hij zich hier bevindt. Zij, die wel eens denken aan Amerika, doen verstandig, eerst informatiën te nemen bij goede vrienden, kennissen of familieleden, die er eenige jaren zijn geweest, voor ze besluiten het oude vaderland te verlaten.

Namens mijn echtgenoot, wier goed onthoud mij dikwijls te hulp kwam, besluit ik den mededeelingen met dankzegging aan de lezers hier en ginds, die ze met belangstelling hebben gevolgd.

H.L. Palsma
rustend landbouwer
Wijbrand de Geeststraat te Leeuwarden