Mijn reis naar het verre westen van Amerika

VII

Na de verkwikkende slaap en een stevig ontbijt ging ik ‘s anderen morgen dadelijk op verkenning uit. In en om huis speurde ik rond en overal werd mijn nieuwsgierigheid geprikkeld. Ik had ook dadelijk graag het land in gewild, het bouw- en weideland der boerderij, ‘t welk zich uitstrekte tot de rivier, de Missouri, doch dat ging over, want al spoedig kwam er bezoek en wel van den landbouwer dhr Krediet, de naaste buurman van mijn zoon, later kwamen de landbouwer Meersen en zijn vrouw, om ons te verwelkomen. Hartelijk was de wederzijdsche begroeting en belangstellend werd gevraagd naar de reis en ‘t nieuws uit het oude vaderland, gelijk zich wel laat danken. Wij kregen het druk met “verhalen”, zoo nu als later, want dagelijks kwamen er vrienden en kennissen en landgenoten uit de omstreken om ons te spreken. Men moet weten dat hier vele Friezen in de omgeving wonen en al kenden wij de meesten niet van vroeger, dat we kers-versch uit Friesland kwamen, was al voldoende voor hen, om ons met een bezoek te vereeren. En de omstandigheid, dat ik zelf jarenlang het boerenbedrijf had uitgeoefend, was nog een reden te meer om kennis met ons te maken,want bijna allen waren het boeren of landbouwers, die tot ons kwamen en de meesten hunner hadden nog vrienden en bloedverwanten in’t oude vaderland achtergelaten. Naar dezen werd het eerst en meest geïnformeerd. Al weet men nagenoeg alles wel uit brieven en couranten, men hoort het zelfde liever in levende woorden. Met elkander pratend en vragend komen de kleinigheden beter aan’t licht en tot haar recht. Wat men de moeite niet waard acht om te schrijven en vaak ook moeilijk beschreven kan worden, vindt een dankbaar gehoor als het verteld wordt of voortvloeit uit een gesprek.

Wij spreken over deze vrienden later meer in ‘t bizonder.

Een mooie verassing was het voor ons toen wij den tweede zondag van ons verblijf mede ter kerk gingen. Daar waren landgenooten uit wijden omtrek vereenigd en bij ‘t eindigen der godsdienstoefening werd mijne echtgenoote omringd door tal van Friezen, meerendeels uit de buurt van Wommels en omstreken, waar ze vroeger woonden. Onder die oude kennissen noem ik de oude heer U.J. Wijma, die nog een broeder en verschillende zusters te Wommels heeft wonen: de weduwnaar J.J. de Roos, indertijd met zijn vader van Oosterlittens naar Amerika vertrokken: Ulbe Heringa, welbekend en vele anderen.

Wij hebben later onderscheidene farmers bezocht op hunne boerderijen. Die bezoeken hoop ik nader te beschrijven.

Al vast kan ik thans als mijn overtuiging uitspreken, dat het boerenbedrijf alhier in vele opzichten mij zeer is meegevallen. De meeste nieuwkomers hebben beste zaken gemaakt en gaan steeds vooruit.

Voor ik mijne opmerkingen over de gesteldheid van lucht en bodem, over landbouw en veeteelt, vruchten en wijze van werken mededeel, wensch ik er nadrukkelijk op te wijzen, dat men daaruit geen algemene gevolgtrekking voor geheel Amerika moet afleiden, want ik heb slechts een zeer klein gedeelte van fit wereldgebied in oogenschouw genomen en wat ik ga schrijven, ook over de natuur of het weder, de vogels, het wildgedierte als wolven, slangen of wat het ook moge zijn, dat dit alles geheel van plaatselijken aard is en hoofdzakelijk betrekking heeft op een klein gedeelte van Zuid- Dakota en Iowa.

Al de Staten van Amerika verschillen van elkander in alle opzichten. Hoe kan het anders. Men denke slechts aan Friesland, aan ‘t groote verschil tusschen Oostergo, Westergo en de Zevenwouden, die samen een kleine oppervlakte vormen en toch reeds opmerkelijk van elkander verschillen. Dat verschil betreft hoofdzakelijk den grond, maar in Amerika is dat verschil van grond oneindig grooter en daar komt dan bij als punt van groot gewicht de ligging, warmtegraad en de waterval of het klimaat

In mijn stuk wensch ik de lezers rond te leiden langs veld en akker en te wijzen op den groei en bloei der planten en gewassen, die ginds gevonden worden.

H.L. Palsma
rustend landbouwer te Leeuwarden