BILDTSE PLAATSEN – nr 32 – Ouwedyk 435

BILDTSE PLAATSEN – nr 32 – Ouwedyk 435
Douwe Zwart – Bildtse Post, 10-8-2005

 

Cuijcken of Hoen?

We zijn toe aan Oudebildtdijk 435. Deze plaats was tot omstreeks 1550 een met de plaats die we volgende week behandelen (OBD 433 – Stornebrink). In 1527 was Aerrijaen of Adriaen Cuicken hier pachter van 42 morgen en 185 roede. In 1536 vinden we hem hier nog en in de Bildtrekening van 1547 zijn de weeskinderen van Adriaen Gerrijtsz Cuijcken eigenaar van het pachtrecht. Van twee wezen weten we de naam: Cornelis en Gerrijt. Kennelijk was er ook nog een dochter. De oude Cuijckenplaats ging voor 1554 precies in tweeën: Gerrijt Adriaensz Cuijcken pachtte 21 morgen en 92 roede en woonde op de boerderij die we hier bespreken, en Jan Cornelis Willemsz pachtte 21 morgen en 92 roede en woonde op de oostelijker staande boerderij (volgende week meer hierover). Kennelijk was Jan Cornelis Willemsz pachter doordat zijn vrouw erfgenaam, wellicht een dochter was van Adriaen Gerrijtsz Cuijcken. Om verwarring te voorkomen: nazaten van Cornelis Gerrijtsz Cuijcken noemden zich later Kuik.

In 1554 pachtte Gerrijt Adriaensz ook nog onbedijkt Nieuwbildtland; ruim 18½ morgen in kavel 25 (ten noorden van OBD 440). Hij breidde zijn bezit uit want in 1566 pachtte hij 27 morgen en 59 roede op het Oud Bildt. Vreemd is dat de pachter van kavel 25 toen te boek stond als Gerrijt Adriaensz ‘t Hoen. Kennelijk kraaide het kuiken toen als een haan.

Op de beroemde kaart van 1570 staat bij deze boerderij de gebruikersnaam Jan Tiercxz opgetekend en hem vinden we in de Bildtrekening van 1574 terug met 27 morgen en 59 roede. Volgens de recent herondekte kaart van Gabbema uit 1584, was Jan Tiercxz toen nog de bewoner van deze boerderij. Hij pachtte evenwel toen 39 morgen. Wat er in de woelige jaren tot ongeveer 1625 met de boerderij is geschied, is ons onbekend. Dat er drastische veranderingen hebben plaatsgevonden met de OBD-boerderijen tussen Koudeweg en Stadhoudersweg, is meer dan zeker, want deze plaats omvatte anno 1629 niet meer dan 9 morgen op het Oud en 18½ morgen op het Nieuw Bildt. In 1629 was Claes Hendricksz pachter. Hij pachtte behalve de genoemde 9 morgen ook 2/3 deel van kavel 25 (± 18 morgen).

Claes Hendricksz was reeds omstreeks 1580 al getrouwd met Margrite Barthoutsdr en later met Jannichie Ariensdr Scheijff. Het kan dus best zo zijn dat hij ver voor 1629 hier al pachter was. In 1638 was het pachtrecht is handen van mennonist Dirck Claes Hendricksz. Hij verbleef in 1623 in Amsterdam en was getrouwd met Adriana Langhrijt.

In 1638, toen de Staten van Friesland het Nieuw Bildt in de verkoop gooiden, werd Dirck Claes Hendriks eigenaar van kavel 25. Hij kocht de 18 morgen en 365 roede voor ruim 6.700 caroligulden. Tweederde van deze kavel was in gebruik bij deze boerderij, het restant werd gebruikt bij OBD 433 (nu Stornebrink).

Burgemeester van Harlingen

Uit het stemkohier van 1655 blijkt dat Dirck Claes Hendricksz nog steeds stemhouder van deze plaats was, maar in 1670 was zijn weduwe stemhouder. Zij heette Adriana Langhrijt. Ook bezat zij toen 2/3 van kavel 25. Kennelijk bezat zij ook nog enkele morgens los land want in een morgentalboek uit 1674 blijkt dat zij op het Oud Bildt het pachtrecht van 12 morgen en 485 roede bezat. Vijf jaar later ging zij over tot verkoop. We hebben een proclamatieakte gevonden: “Over ‘t gerechte 9 April 1679 – Jan Dirx Kuijk vroedsman tot Harlingen begeert bode en consent op de grond en eigendom van achttien en een half morgen nieuw Bildtland en de daarbij in een coop beclemt negen morgen oud gepacht Bildtland gelegen aan St. Anne Parochie sijnde de binnenlanden belast met gemeensomslagen en de buiten landen met dijxcosten doch beide met floreen en andere lasten daar toe en aan behorende, gecoft van Adriana Langhrijdt wedue saliger Dirck Clasen voor ider morgen door malcander gerekend drie hondert seven en tachtigh gulden, ellif stuivers en acht penningen, breder vermogens coopbrieff ter secretarie berustende waar na gereguleert sal worden.”

Jan Dirx Kuijck is op 18 mei 1634 in de kerk van St.-Annaparochie gedoopt. 35 dagen later liepen Rembrandt van Rhijn en Saskia van Uijlenborgh dezelfde kerk binnen om er getrouwd te worden. Kuijck trouwde te Harlingen in 1660 met Geeske Bartels. Zij kregen vijf kinderen van wie er drie volwassen werden. Hij was later burgemeester van Harlingen. Op 26 december 1691 overleed hij. De drie kinderen, Maartje, Dirck en Trijntje erfden de plaats. Jan Dirx Kuijk was in rechte lijn een afstammeling van Aerrijaen Cuicken, de pachter van het eerste uur. Zou hij dat destijds hebben geweten? Wij anno 2005 wel.

De Harlinger burgemeester onderverhuurde de plaats. In de jaren 1679-1682 was Ritske Innes de gebruiker. Deze Ritske trouwde drie keer en was tijdens genoemde pachtjaren gehuwd aan Tetie Liuwes.

In 1698 waren de drie burgemeesterkinderen nog massaal eigenaar. Een voor een: Dirck Jansz Kuijck was apothecarius te Harlingen, Trijntje Jans Kuijck was getrouwd met Livius Rijpema, vroedsman te Harlingen en Maertie Jans Kuijck was getrouwd met ds. Dominicus van der Sloot te Grijpskerk. Gebruiker was destijds Pijter Hendricks van der Meij, echtgenoot van Ebeltie Pijtters en vader van de innocente dochter Pijtje. In 1708 luisterde de gebruiker naar de naam van Pijter Tjepkes. Hij bewoonde de boerderij en bewerkte hier nog altijd de 9 morgen op het Oud en de 18½ morgen op het Nieuw Bildt. Voor 1718 kwam het tot een boedelscheiding. Livius Rijpema die in 1693 met Trijntje Jans Kuijck was getrouwd, werd uit naam van zijn vrouw voor 100% eigenaar van het pachtrecht. Na zijn overlijden in december 1727 op 66-jarige leeftijd, bleven de kinderen Ritske, Maartie en Lieukje Rijpema tot 1767 eigenaar.

Gebruikers

Gebruiker Pijter Tjepkes was in 1686 getrouwd met Geertie Abe Lourens. Zij was een dochter van de landeigenaar in de Westhoek wiens boerderij afbrandde (OBD 1127 – zie 500 x 52, aflevering 9). In 1718 was Melis Dircks de gebruiker en dat kan kloppen want Geertie Abe Lourens hertrouwde in november 1715 in de kerk van St.-Anna met hem. In 1720 was echter Zierk Rimmertsz de gebruiker. Volgens een hypotheekakte huurde hij “en Maartie Jacobs, echtelieden te Sint Jacobs parochie voor 7 jaren van maij 1721 tot maij 1728, voor 27 caroligulden per morgen of 756 totaal” deze plaats. In 1728 was Douwe Dircks pachter. Hij woonde hier met zijn echtgenote Magteltje Dircks. Spoedig werd Douwe opgevolgd door Dirk Jans Rosendal die in juni 1721 was getrouwd met Antje Jetses. In 1738 vinden we Menne Gerbens als gebruiker in de boeken. Hij was getroud met Welmoed Obbes. Ondanks dat hij hier huurder was, had Menne Gerbens wel eigendommen. In 1744 verkocht hij een huisje aan de Oudebildtdijk in de “traphuijsjes”. In 1748 huurde Welmoed Obbes de plaats. Een jaar later stond zij in een belastingkohier te boek als een “sobere boerinne”. De weduwe Menne Gerbens ging en Beernt Jolles kwam. Beernt was in april 1731 getrouwd met Trijntje IJpes en huurder van de plaats tot mei 1771.

Volgens de Statenkaart van 1735 was de boerderij van het winkelhaaktype en stond eender en precies op dezelfde plek als heden ten dage. De negen morgens land strekten zich vanaf de schuur zuidwaarts uit in vijf percelen bouwland, in oppervlak variërend van 1¼ tot 3 morgen. Er was geen spriet Oudbildtgras in deze plaats te vinden. Volgens een register van 1737 bedroeg de jaarpacht ruim 76 caroligulden.

In 1752, toen de Staten van Friesland het Oud Bildt verkochten, werden Ritske, Maartie en Lieukje Rijpema eigenaar van de 9 morgen Oudbildtland die bij de boerderij behoorde (bebouwing en Nieuwbildtland waren immers al eigendom). Ze betaalden ruim 1.570 caroligulden. In oktober 1767 kocht Klaasje Klazes Kuik, vrouw van Arjen Boijens Wassenaar te St.-Jacob, deze plaats van genoemde Ritske, Maartie en Lieukje Rijpema voor 11.833 caroligulden (inclusief huis, schuur en Nieuwbildtland). Klaasje Klazes Kuik en Arjen Boijens Wassenaar bezaten sinds 1782, weliswaar met dr. Cornelis Wassenaar, ook de verdwenen boerderij ten westen van deze. In 1787 liet dit echtpaar hier nieuwbouw plegen. Er verrees een nieuwe winkelhaakboerderij.

Architect en timmerlieden

De flink versierde gevelsteen in de westmuur van het huis herinnert daar nog aan: “Dit huijs is gebouwd door Arjen Boijens Wassenaar dijksgedeputeerde van het nieuwe Bildt en zijn vrouw Klaasje Klaases Kuik en de kinderen met namen B.A.W., T.A.W., K.A.W. en M.A.W., 1787.” De namen van de kinderen luidden voluit: Boijen, Tjerkje, Klaas en Marten Arjens Wassenaar. Vader Wassenaar voegde nu 15½ morgen van de verdwenen plaats bij deze die we hier behandelen. In de boeken staat dat hij zelf gebruiker was van de plaats, nu in totaal ongeveer 43 morgen groot, maar aangezien hij onder St.-Jacob woonde, liet hij deze plaats dus bemeieren. Arjen Boijens Wassenaar overleed op 30 oktober 1798, Klaasje Klazes Kuik vijf dagen later. Dochter Tjerkje Arjens Wassenaar erfde deze plaats. Zij was getrouwd met Cornelis Clasen Post. Zij overleed in januari 1818, kinderloos. Nu erfden haar broers Boijen, Klaas en Marten Arjens Wassenaar de plaats. Bewoner en huurder was in 1829 Marten Willems Koning die in 1812 was getrouwd met Lijsbert Rinzes Plat. Van 1830 tot 1847 waren hun kinderen de bewoners. Met de instelling van het kadaster in 1832 en na boedelscheiding was Boijen Arjens Wassenaar eigenaar van huis, schuur en erf met 40,133 hectare op Oud en Nieuw Bildt. De nieuwe pachter was Louw Watzes Hoogland die op 12 mei 1847 van Ferwerd naar hier verhuisde. Hij was in 1821 geboren te Ferwerd en gehuwd aan Rinske J. Heslink (kwam van Blija). Arjen Boijens Wassenaar, in 1811 te St.-Jacob geboren, was ondertussen eigenaar geworden. Hij was een zoon van de vorige eigenaar Boijen Arjens Wassenaar en in 1834 getrouwd met Janke Gerrits de Boer. Zij woonden op OBD 487 (nu Teun de Jong) en lieten in november 1853 aanbesteden, “de bouw van een huis en schuur op de zathe en landen door Louw Watzes Hoogland bewoond aan de Oude Bildtdijk onder St. Anna Parochie.” Ook van deze bouw is een gedenksteen bewaard gebleven: “Arjen Boijens Wassenaar en Janke Gerrits de Boer benevens hunne kinderen, Boijen, Klaasje, Gerrit, Nanne, Jan en Aaltje hebben in den jare 1854 dit huis en schuur gebouwd, naar het plan en opzigt van den architect A.W. Boorsma, door de mr. timmerlieden P. en. J.J. van der Lei.”

Het is de enige gedenksteen aan de OBD waarop melding wordt gemaakt van de architect en de timmerlui en het stelt ons bij hoge uitzondering in staat om iets meer te vertellen over de bouwers. A.W. Boorsma staat voor Anne Wijbes Boorsma, geboren in 1798 te Vrouwenparochie. Hij trouwde in 1823 met Antje Jacobs Faber. Zij kwam van Berlikum. In 1854 woonden zij met hun vijf kinderen in het dorp Vrouwenparochie (nu Waling Dijkstrastraat). Hij was timmerman van beroep. P.J. en J.J. van der Lei staat voor de gebroeders Pieter en Jan Johannes van der Leij, respectievelijk geboren in 1823 en 1826 te Vrouwenparochie. Timmerman Pieter Johannes van der Leij woonde in 1854 in het dorp Vrouwenparochie en was in 1850 getrouwd met Trijntje Bouwes de With. Jan Johannes van der Leij trouwde ook in 1850, maar met Aagje Johannes Wassenaar en woonde ten tijde van de bouw als timmerman in bij zijn schoonouders, de logementhouders te St.-Annaparochie. Hij bleef niet lang timmerman. Voor 1860 namen Jan van der Leij en Aagje Wassenaar het logement over (later het café met de vier pilaren, nu Van Harenstraat 16, Tjerk de Jager).

Als we nu op zoek gaan naar de verschillen tussen de oude winkelhaakboerderij van 1787 en de nieuwe van 1854, vinden we niks. De kadastrale kaarten van 1832 en 1887 kunnen we overelkaar leggen en tegen het licht houden: er zijn geen verschillen. Ja, het enige dat in het oog springt, is de grote waterpartij ten noorden van het boerenhuis, een vijver wellicht. In 1887 was ie foetsie.

Dienstmeid Aaltje van Boon

Terug naar de bewoners. Louw Watzes Hoogland had een gemengd bedrijf. In 1852 had hij 15 runderen op stal staan. Twee jaar later verhuisde het gezin naar St.-Jacob. Wie toen dit bedrijf runde, is onbekend maar in 1859 werd de boerderij bewoond door Gerrit Arjens Wassenaar, een van de zes kinderen van eigenaar Arjen Boijens Wassenaar die op de gedenksteen worden genoemd. Hij trouwde in 1863 met de te Britsum geboren Grietje Jelles Hiemstra en hier werden drie kinderen geboren. In 1868 overleed moeder Grietje op zeer jonge leeftijd. In mei 1875 vertrok vader Gerrit met zijn drie zonen naar Hantum en trouwde in datzelfde jaar met Tjitske Jans Meinsma. De plaats werd ondertussen verhuurd. Na het overlijden van eigenaar Arjen Boijens Wassenaar in 1879, erfde zoon Gerrit – toen dus landbouwer te Hantum – deze plaats die in 1880 werd bewoond door Lijkele Gerrits Zittema. Het is ons onbekend wie er in de jaren 1875-1880 hebben gewoond. Zittema, geboren te Vrouwenparochie, was meier en getrouwd met Antje Sjoerds Koopmans. Dit gezin verhuisde op 12 mei 1886 naar Vrouwenparochie. Daarna werd de boerderij bewoond door Arjen Gerrits Wassenaar, een zoon van Gerrit Arjens Wassenaar en Grietje Jelles Hiemstra. Hij verhuisde op 18 mei 1886 van Hantum naar hier. Een maand later verhuisde Maaike Pieters Ritsma van Holwerd naar hier. Zij trouwden op 9 juni 1887 in West-Dongeradeel. Zij kregen geen kinderen. Er woonde een dienstmeid bij in, ene Aaltje van Boon, geboren te Nijehaske. Man, vrouw en dienstmeid verhuisden in juni 1903 gedrieën naar Vries.

Opnieuw werd de plaats bemeierd. Nu door Jan Doekes Oosterbaan, geboren in 1880 te Tzummarum. Met zijn vrouw Janna Anema kwamen ze van Tzummarum. Zij kregen hier twee kinderen: Doeke en Heiltje. Dit gezin vertrok in mei 1908 naar Klooster Lidlum. De volgende die we tegenkomen als landbouwer op deze plaats, was Jan Gerrits Wassenaar, een broer van de naar Vries vertrokken Arjen. Jan Gerrits Wassenaar (geboren in 1876 te Hantum) was in 1901 getrouwd met de Stannebuurtster Antje Ouwes Koning en zij verhuisden met hun kinderen Gerrit en Ouwe in mei 1908 van Hantum naar hier.

Tot slot

Gerrit Arjens Wassenaar, de landbouwer die van St.-Anna naar Hantum verhuisde, was eigenaar van huis, schuur en erf met 45,238 hectare, zowel Oud- als Nieuwbildtland. Onder zijn beheer was er in 1889 sprake van een vernieuwing en in 1889 een verbouwing. Toen stond het onroerendgoed te boek als: huis, schuur, stal en erf. Hij overleed in 1914 te Leeuwarden. Na de boedelscheiding werd Jan Gerrits Wassenaar eigenaar. Hij was, zoals we gelezen hebben, eerst landbouwer te Hantum en later op deze plaats. Vanaf april 1933 woonde hij met zijn vrouw te Leeuwarden. Daar overleed hij in 1954. Kleinzoon Jan Gerrit Wassenaar (landbouwer te Hallum) erfde de plaats.

Landbouwer Jan Gerrits Wassenaar werd in 1933 opgevolgd door zoon Ouwe Jans Wassenaar die in 1947 overleed. Daarna stond zijn weduwe, Maaike Douwes Bierma, als hoofdbewoner te boek. In 1965 werd de boerderij bewoond door meier Gerard Gerritsen die in februari 1967 opgevolgd werd door Jouke van der Ploeg. Sinds februari 1983 wordt de boerderij bewoond door landbouwer Ouwe Wassenaar, zoon van Douwe Wassenaar en Geertruid Elisabeth Marie Westra.