Douwe Zwart – Bildtse Post, 16-3-2005
Dijkdoorbraak!
We vervolgen onze trip, nog altijd in de Dirck van Wijngaerdenkavel, en belanden deze week bij de mooie kop-hals-romp-boerderij met een lang, witgeverfd voorhuis, gesitueerd tegenover Het Loo (dat trouwens het restant is van een van de drie boerderijen die ooit behoorden aan Jan Jacobs Losen, maar dit terzijde). Wij brengen u: Oudebildtijk 1059.
De oudste gegevens berichtten ons dat Claes Kuip hier in 1527, en in 1536 nog, pachter was van 22 morgen en 518 roede. Nu ging, zoals we vaker hebben gezien, ook deze plaats precies in tweeën en dat zal te maken hebben gehad met erfgenamen. Voor 1547 verkreeg Stan Jansz 11 morgen en 259 roede en Michael Cornelisz en Claes Nanningsz werden bezitter van het pachtrecht van de andere helft. De laatsten zijn we eerder tegengekomen; zij woonden tussen Dijkshoek en Westhoek (respectievelijk op OBD 1225 en op een boerderijtje tussen nummero 1225 en 1223) en omdat we hier ten westen van de Holle Rijd op de kaart van 1570, van 1584, van 1698, van 1735 en trouwens anno 2005 nog, maar een boerderij tegenkomen en we Michael en Claes hun erfgenamen of opvolgers in geen velden of wegen tegenkomen, mogen we veronderstellen dat hun 11 morgen en 259 roede los land is geweest en dat zij dit land bij hun respetievelijke boerderijen hebben gebruikt, dan wel aan Stan Jansz hebben onderverhuurd.
Stan Jansz woonde hier in 1554 nog, maar drie later was zijn weduwe hier pachter. In 1566 treffen we Claes Stansz aan als pachter en hij is natuurlijk een zoon van. Op de beroemde kaart van Jan Jansz staat zijn naam vermeld bij deze boerderij, maar er staat nog iets onder gekrabbeld. Jan Jansz heeft die kaart gemaakt na de Allerheiligenvloed op 1 november 1570, toen grote delen van Friesland door een gigastorm en dito springvloed onder water kwamen te staan. Er waren vele doden te betreuren. De kaart biedt ons een overduidelijk beeld van de geramponeerde Bildtse zeewering. En wat staat erbij gekrabbeld? “Genz wechg spuelt”, geheel weggespoeld. De boerderij van Claes Stansz legde dus het loodje en we vinden de pachter na 1570 niet terug in de Bildtrekeningen. Misschien is hij wel verdronken. Zeker is wel dat hij voor nageslacht heeft gezorgd want ene Marij Claes Stansdr en Cornelis Jansz waren anno 1619 echtgenoten en burgers wonende te Hoorn.
“Doedt op die stoel”
In 1574 is Waling Walingsz hier pachter, die trouwens volgens de kaart van 1570 nog aan de Westerdijk woonde. Die Westerdijkse plaats behoorde eerder toe aan Foeckel Walichsz (wellicht zijn broer). Waling Walingsz nam hem over en kocht het pachtrecht van de ruim elf morgen land van (wijlen?) Claes Stansz. Hij breidde zijn plaats dus naar het noorden toe uit. Nu liet Waling Walingsz een nieuwe boerderij bouwen op de plek waar die van Claes Stansz had gestaan. In 1593 woonde Waling Walingsz hier nog. Hij pachtte toen ongeveer 33 morgen op het Oud Bildt. Ook was hij toen pachter van onbedijkt Bildtland; de gehele 48ste kavel, recht tegenover de plek waar we nu OBD 1059 vinden. Na de bedijking in 1600 was die kavel 54½ morgen groot.
Van Dirck Jansz, boer aan de Oudebildtdijk onder St.-Annaparochie, is een dagboek bewaard gebleven. Hij schrijft daarin over de dood van Waling Walingsz. We lezen even stiekem over zijn schouder mee: “Int jaer 1605 sterf den eersemen Walijng Waelijenxzoon den 10 november ende was tmorghens noch wel gemoedt ende gienck bi Aerijen Joeris inde vergadijnge van die gement vande dick. tMeddaechs wel gemoedt met sin swaegher Aerien Sijmens van daer gaende ende met Aerien ijn gande eettende ende drijnckende tot aewonts toe. Doe na hus gande noch niet claghende tot hij comende is bi Waelinck Ianszoon gecoemen doe claechde hij eerst. Voert gaende tot sijn soens Soerts Waeliengeszoon maerdie niet in wesende, sprack tot sin snaer datse een keerse op staecke ende voert bijt vier setten gande seijde mij woert soe wee. Die snaer alleen bij hem weesende worde befreest. Liep haestijch oem die meijden ende venten te roepen om die buerren ijn te haelen. Sij weer bij heem coemende was hij al doedt op die stoel daer hij op sat sonder ijeemans bij wesen. Denck wat droefheijdt was dat voer alle sin kinderen dat hij soe haest gesterwen is.”
Of waren we erbij aanwezig… (NB Swaeger betekende toen schoonzoon.)
SLM
Een dochter van Waling, Trijn Walings, trouwde rond 1600 met de in het dagboek genoemde Arjen Sijmonsz SLM en zij kwamen hier wonen. Ze pachtten in 1629 33 morgen en 502 roede alsmede de gehele kavel 48. Trijn en Arjen kregen zes kinderen: Sijmen, Waling, Dieuwer, Trijntie, Fokeltie en Grietie.
In 1811 was iedereen verplicht een achternaam aan te nemen. Velen hadden er al een, zo ook de familie SLM die zich als Slim lieten inschrijven. Velen voor ons hebben zich afgevraagd waar die gekke achternaam SLM vandaan komt. Wij denken dat het een fonetische afkorting is van de familienaam IJsselmonde. In de oudste Bildtrekeningen van 1527-1574 en andere bronnen uit die tijd komen pachters voor die Van IJsselmonde heetten en we komen met en zonder ‘van’ ook varianten tegen: Isselmonde, Esselmonde, IJsselman, Issel enz. In Harlingen vinden we rond die tijd de familienaam Cuijck van IJsselmonde. Maar na 1600 komt die naam met de varianten in oude archiefstukken van het Bildt nog maar sporadisch voor. En dan ineens is daar rond 1620 een nog vreemdere achternaam: Essellem die tot en met 1810 werd geschreven als SLM. Genealogisch hebben we beide familienamen nog niet aan elkaar kunnen plakken, maar dat komt nog wel.
Brouwerij
Deze plaats behoorde tot de zestien die de Staten van Friesland in 1638 verkochten (zie aflevering 9). De erven Arjen Sijmonsz SLM betaalden 11.250 caroligulden voor bijna 34 morgen Oudbildtland (de jaarlijkse huur was trouwens 8 caroligulden en 10 stuivers per morgen). Ook kochten ze de complete 48ste kavel (54½ morgen) en telden daar 17.364 caroligulden voor neer en dat komt gemiddeld neer op zo’n 320 caroligulden per morgen.
Nadat Grietie Arien Sijmonsdr SLM in 1638 te Vrouwenparochie trouwde met Claes Aerts kwam het in 1645 tot een boedelscheding. We citeren een hypotheekakte: “Sijmen en Waling Ariens pro se, Jan Jacob Stevens als man van Dieuwer Ariens, Trijntie Ariens wedue van saliger Waling Olpharts, doch nu wederom getrout aan Pijter Philips van der Meij, en Dirck Arien Claes als man van Fokeltie Ariensdr tesamen voor 5/6 erfgenamen van onse wijlen olderen, hebben vercoft aen Claes Aerts en Grietie Ariensdr egtelieden, onse swager en suster, de grond en eigendom van onse samentlijcken stede old Billant met huisinge schure cum annexis, gelijk wij tevoren van Landschappen in cope hadden becomen, onder Jacobi parochie aen olde Dijck, hebbende de Dijck ten noorden, de copers ten westen, Hendrik Philips van der Meij ten oosten en Jan Jansen ten zuiden; groot 33 morgen en 507 roede, waarvan de copers 1/6 deel behoort; ijder morgen voor 720 caroligulden.”
Claes Aerts en Grietie Ariens kwamen hier wonen. In 1691 stierf Claes Aerts. De weduwe en haar zes kinderen bleven hier wonen en ze waren zelf de gebruikers van het land (ruim 33 morgen Oudbildtland en bijna 23 morgen Nieuwbildtland verdeeld over diverse kavels). De erven Claes Aerts bleven tot in 1778 massaal bezit en dat waren in 1718 de kinderen Arjen, Aart, Dirck, Waling en Trijntje, maar rond 1768 waren dat er heel veel geworden. Te veel om hier te noemen. Laten we ons daarom concentreren op de gebruikers. Maar eer we dat doen, moeten we hier constateren dat rond 1700 aan deze boerderij een brouwerij was verbonden. In de proclamatieacten wordt gewag gemaakt van “brouwketel, kuijpen, vatten en widere toebehoren van de brouwerie op de groote plaats staande.”
Volgens de Statenkaart van 1735 was Aart Arjens (een kleinzoon van Claes Aerts) de gebruiker. Hij was gehuwd aan Brechtje Jans (zij kwam van Finkum). De plaats omvatte nog steeds 33 morgen Oudbildtland, waarvan drie morgen greide was. In 1748 was Brechtje Jans de gebruiker en in 1758 haar zoon Jan Aarts, die de familienaam Wassenaar droeg. Jan Aarts Wassenaar was getrouwd met IJtje Bentes Proost. Uit dit huwelijk ontsproot slechts een kind: Brechtje Jans, geboren op 1 mei 1761. Moeder IJtje stierf in het kraambed.
Nieuwbouw
In 1778 is de boerderij gesloopt en werd er nieuwbouw gepleegd. De ankers herinneren ons daaraan, alsmede een gevelsteen: “Jan Aarts Wassenaar heeft dit gebouw laaten maaken en Brechje Jans Wassenaar zijne dochter, heeft de eerste steen geleit in ‘t jaar 1778.” We kunnen de vorm van de boerderij op twee kaarten vergelijken. Op de Statenkaart van 1735 staat keurig een winkelhaak boerderij getekend en op de eerste kadastrale kaart van 1832 zien we dat de boerderij van het kop-hals-romp-type is.
In 1778 was Jan Aarts Wassenaar dus nog altijd de gebruiker van ruim 45 morgen Oud- en Nieuwbildtland en in 1788 ook alleen eigenaar. Het massale bezit van vele nazaten van de erfgenamen was eindelijk gescheiden. Gebruiker in 1788 was echter Claas Arjens Wassenaar, een schoonzoon van de eigenaar, want dochter Brechtje Jans Wassenaar was met hem getrouwd. Dit echtpaar kreeg geen kinderen.
We hebben het hier al eens eerder gezegd: het feit dat de eigenaar van een plaats ook gebruiker is, wil nog niet zeggen dat hij ook op de betreffende boerderij woont. Hij kan het land laten bemeiëren. Hier doet zich dat ook voor. Claas Arjens Wassenaar is volgens de floreenkohieren van 1798 en 1818 gebruiker van deze plaats, maar in 1811 woonde Japer Baukes Noordbeek hier. Hij was hier meijer, bedrijfsleider dus. Claas Arjens Wassenaar was in 1811 de rijkste landbouwer van Nederland. Had er destijds een Quote 500-lijst geweest, dan zou hij op nummer 35 hebben gestaan. Verder was hij een vergaderdier, want hij was behalve herenboer ook armvoogd van St. Jacob, raadslid van het Bildt, mederechter van het Bildt, maire (burgemeester in de Franse jaren) van St.-Jacob, schout van St.-Jacob, assessor (wethouder) van het Bildt, kerkvoogd van St.-Jacob, volmacht van het (waterschap) Oud Bildt, lid van de Provinciale Staten van Friesland en hij was afgevaardigde voor Friesland op de nationale vergadering van notabelen in de Nieuwe Kerk te Amsterdam op 29 maart 1814 om de grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden goed te keuren. Hij overleed in oktober 1833. Eigenaar Brechtje Jans Wassenaar overleed al in 1807. Haar nalatenschap bestond ondermeer uit 134 hectare onder St.-Jacob.
De volgende bewoner was Arjen Martens Wassenaar. Hij was een zoon van Marten Arjens die weer een broer was van Klaas Arjens Wassenaar, de echtgenoot van eigenaar Brechtje Jans. Arjen Martens Wassenaar trouwde in 1822 met de twintigjarige Tjerkje Ouwes Koning en zij kregen twee kinderen: Brechtje in 1825 en Klaas in 1828. Volgens het bevolkingsregister was Arjen Martens Wassenaar de bewoner van deze boerderij tot in 1848. Maar dat is maar ten dele waar. In de LC van 17 februari 1834 stond deze mededeling: “Bij Vonnis der Regtbank van 1e aanleg te Leeuwarden van 17 Februari 1834 is aan Arjen Martens Wassenaar, landbouwer onder St. Jacobi-parochie het bestuur over zijn persoon en goederen ontzegd en gelast dat er door den familieraad een Voogd en toeziende Voogd over denzelven zal worden benoemd. Voor extract conform: J. Schik, procureur.” Arjen Martens Wassenaar was duidelijk in de war en werd verpleegd in het krankzinnigengesticht te Deventer. Hij overleed aldaar in januari 1848.
Inbraak en overspel
De LC bericht ons: “In den nacht van 7/8 Februari 1838 is een inbraak gepleegd op de aanhoorigheid der huizinge bewoond door Tjerkje Ouwes Koning, boerin onder St. Jacobi-parochie, waarbij ontvreemd zijn: kleeren, eigen aan Foppe Jans Dekker, dienstknecht aldaar; idem van Aaltje Sipkes Vos, dienstmeid aldaar en van Sijtske Rienks Hogerhuis, eveneens dienstmeid aldaar.”
En dan kreeg Tjerkje Ouwes Koning op 14 september 1842 een kind, een zoon, Willem, terwijl haar man verblijf hield in een tehuis voor geesteszieken. Van de geboorte werd destijds geen aangifte gedaan (strafbaar!) en moeder Tjerkje liet het kind in de Friese Wouden onderduiken, aldus W.T. Vleer in het boek De Friese Wassenaars. Na het overlijden van haar man in januari 1848 werd bekend dat Willem Gerrits Koning de vader was en werd zoon Willem alsnog aangegeven. Willem Gerrits Koning en Tjerkje Ouwes Koning trouwden een jaar later. Vleer schrijft dat Willem Gerrits Koning in 1842 knecht was van boerin Tjerkje. Wij kunnen slechts constateren dat hij een zoon was van Gerrit Willems Koning en Maartje Martens, boer en boerin op OBD 1115.
Het gezin Koning verliet de plaats in 1857. Toen werd Douwe Jans Bierma huurder. Hij was getrouwd met Renske Lieuwes Hesseling toen hij zich hier vestigde vanuit Holwerd. Zijn vrouw stierf een jaar later en akkerbouwer-veehouder Bierma trouwde in 1860 met Kinke Boonstra van Beetgum. Hun zoon Johannes Douwes Bierma volgde hen op, nadat hij in mei 1899 in Ferwerderadeel was getrouwd met Sijtske Olivier. Zij kregen zes kinderen. Het gezin vertrok op 12 mei 1912 naar Gorssel, provincie Gelderland. Het boerenhuis heeft toen een tijdje leeg gestaan, want niet eerder dan in december dat jaar kwam Taekele Aukes Swart er met zijn gezin wonen. Hij was toen 28 jaar en in 1911 in Hennaarderadeel getrouwd met Petronella Catharina Schuurmans. Hij kwam van Tzummarum en zij van Oosterbierum.
We pakken nu eerst de draad van de eigenaars op. Arjen Martens Wassenaar erfde van zijn tante Brechtje deze boerderij: huis, schuur en erf en heel veel land. Hij overleed te Deventer in 1848 waarna Klaas Arjens Wassenaar (zoon van Arjen en Tjerkje Ouwes Koning) eigenaar werd. Na het overlijden van grootvader Klaas in 1906 vererfde deze plaats (waarvan twee Oudbildtpercelen ‘de school’ en ‘de kachel’ werden genoemd) op zijn kleinzonen Klaas en Tjeerd. Dat kwam doordat zijn zoon Arjen Klazes Wassenaar al in 1902 was overleden. Tjeerd Arjens Wassenaar was toen nog minderjarige te St.-Jacob, later student in de medicijnen te Groningen. In 1920 verkochten de broers Klaas en Tjeerd Arjens Wassenaar de plaats aan Taekele Aukes Swart. Huurder werd dus eigenaar. In 1951 werd zoon Klaas Swart de nieuwe bewoner die in 1985 werd opgevolgd door diens zoon Piebe Jan Swart.