BILDTSE PLAATSEN – nr 2 – Ouwedyk 1225

Douwe Zwart – Bildtse Post, 12-1-2005

 

Ploegdrijver

We hebben vorige week kunnen constateren dat er nabij Dijkshoek reeds vroeg bedrijvigheid was: er woonden werklui die een stukje land pachtten en hier en daar was er sprake van een boerderij en een gardeniershuis. Ook tussen OBD 1229 en 1227 stond in 1570 nog zo’n boerderijtje. Cornelis Arentsz woonde er en we komen hem als Cornelis Aertsz tegen in de Bildtrekening van 1574; hij is dan pachter van 1 morgen 410 roeden land. We laten dit bedrijfje voor wat het is en vervolgen onze tocht naar een meer omvangrijk landbouwbedrijf: Oudebildtdijk 1225.

We hebben reeds gezien dat Sem IJsbrantsz tot aan 1536 de gehele Sijmen Claaszkavel pachtte, maar dat daarna zelfstandige ondernemers gedeelten hiervan in pacht kregen. Op de boerderij die wij nu bespreken, woonde in 1536 ene Cornelis Jansz. Hij pachtte 13½ morgen land en we komen hem in 1547 nog tegen. Maar in 1554 woonde Michael Cornelisz hier, wellicht een zoon van Cornelis Jansz. Michael Cornelisz was getrouwd met Maritie Arisdr (= Maartje, dochter van Arie of Arend) en hun dochter Aeltie zou later trouwen met de zoon van de buurman op de boerderij van Oosterhof. Michael verkreeg voor 1574 het pachtrecht van zo’n 17 morgen land, dat eerder in handen was van Nannijnck Thijsz (mogelijk aan de Griene Dyk). Michael Cornelisz was nu pachter van twee boerderijen met in totaal 30 morgen en 575 roeden.

Uit een verklaring van ene Cornelis Claesz opgetekend in een hypotheekakte van 15 juni 1615 komen we het volgende te weten: “verclare dat mij wel bewust is dat wijlen Michiel Cornelisz en Maritie Arisdr als gewesene olderen van Aaltie Michielsdr ten tijde als Aeltie t’echte gecregen hadde Cornelis Femmes, d’goederen wel groot en geëstimeert worden die Michiel en Martije doen hadden ter summa van over d’ 10.000 gulden. Aeltie erfde van haer olderen 16 morgen Billand mettet olt huijs bij haer olderen nagelaten; welcke landen Daem Cornelis Femmes bewoont en van haar gekoft heeft.”

Cornelis Claes was destijd ploegdrijver bij Cornelis Femmes voor vier penningen per dag. (NB Een caroligulden was twintig stuivers en een stuiver was zestien penningen.)

 

Tonis Roker te Twisk

Dus Daem Cornelis Femmes, een zoon van de buurman ten oosten, kocht deze plaats. Hij was getrouwd met Marijtie Jorisdr. De overgang is hierna moeilijk na te gaan, maar we weten dat voor 1618 Waling Heeres en Antie Pijtersdr hier woonden. In 1618 treffen we Gerrijt Harmens en zijn vrouw Rins Cornelis aan als bewoners, “in de Westhoeck aende Zeedijck”. In 1629 pachtte Gerrijt Harmens 13 morgen en 581 roeden en in 1639 nog. Bij deze boerderij behoorde ook land op het Nieuw Bildt; Gerrijt Harmens was medepachter van kavel 53 (de westelijkste landerijen op het Nieuw-Bildt). Op 10 mei 1650 verkocht hij het een en ander. “Gerrit Harmens in de Westhoek onder Sint Jacobs heeft vercoft aen Tonis Jansen Roker te Twisk in Holland 9 morgen nieu Billand inde 53e cavel en d’eijgendom van huis en schuir met de ontruiminghe van 15 morgen old gepagte Billand voor 10.500 carolyguldens.” (Het woord ontruiminghe staat voor: het doen verlaten volgens wettelijke bepalingen van een onroerend goed, met medeneming van alle niet aan verbonden roerende zaken.)

De verkoper behield het recht van huur zolang hij leefde en daarna zijn dochter en schoonzoon voor 24 caroligulden per morgen. Die schoonzoon heette Pieter Pieters en hij was getrouwd met Jelke Gerrijtsdr. Hoelang zij hier boer en boerin zijn geweest is onbekend, maar in 1655 was ene Cornelis Jansen gebruiker. Pachter was toen Jan Roker, later zijn zoon Tonis Jans en in 1670 Tonis Jan Rokers erven. Tonis Jans bezat hetpachtrechtvan drie plaatsen onder St.-Jacobiparochie: deze, OBD 1185 (nu De Vries) en OBD 1177 (nu Hoogland). Ook bezat deze Tonis de gehele 53ste kavel, groot 47 morgen en 226 roeden. Dit Nieuwbildtland zal in gebruik zijn geweest bij de drie genoemde boerderijen. In 1698 is Trijntje Thonis Roker eigenaar, in 1708 “Claas Maarts tot Medemblick en Cornelis Maarts Evertsz tot Twisck”. Deze Claas en Cornelis Maarts bezaten toen ook nog het stemrecht van de plaats van Hoogland. De boerderij van De Vries was reeds in 1699 verkocht. Hidde Pijters was gebruiker. (Ik bezig de term gebruiker voor iemand die de plaats pacht, terwijl de eigenaars eigenlijk pachters zijn. Immers Claas en Cornelis Maarts zijn slechts eigenaar van het pachtrecht.)

 

Hypotheekakte

Voor 1728 was Harnt Cornelisz eigenaar van het pachtrecht en ook gebruiker. Hij stond in dat jaar op het punt om 10¾ morgen uit de niet meer bestaande plaats aan de Griene Dyk, ten zuiden van OBD 1227, te kopen, maar dat ging niet door daar hij vroegtijdig kwam te overlijden. We belanden nu bij zijn erven en dat zijn dezelfden die eigenaar waren van het boerderijtje dat we vorige week behandelden. Ik citeer uit een hypotheekakte van 3 juni 1730: “Cornelis Pijters stuirman te Harlingen voor 1/5, Neeltje Doekes vrouw van Pijter Pijters voor 1/5, Tetje Jans ongehuwd voor 1/5, Aaltje Beernts vrou van Jan Tammes voor 1/5 en t’samen voor 4/5 erfgen[amen] van Harnt Cornelis in leven huisman onder St. Jacobi Parochie, verkoopen aan Arjen Jans en Trijntje Aarts egtelieden te St. Jacobi Parochie een zathe old gepagt State Billand groot 22¾ morgen en d’eigendom van huis en schuur, waaronder gerekend de westerse Pol buitendijk, waarvan de copers als erfgen[amen] van geseide Harnt Cornelis de overige 1/5 part behoort; de huisinge en costuumvrucht sal in de coop versmelten; gelegen op ‘t Oud Bildt aan de Armedijk onder St. Jacobi Parochie, hebbende Trijntje Feikes ten Oosten, Dirk Jans Rosendal en Arjen Willems kinderen ten Suiden en Pijter Pijters ten Westen, vrij van huurjaren. Uit de Pol jaarlijcks 3 carloygulden grondpagt aan Trijntje Feikes. Also verkogt voor 2.600 caroligulden.”

Arjen Jansen was op 21 januari 1714 getrouwd met Trijntje Aarts waaruit drie kinderen werden geboren: Tjaltie, Aart en Willem, en hij hertrouwde in 1738 met Doutje Martens en met haar kreeg hij nog twee zonen: Harrent en Marten. Arjen Jansen ging door het leven met de toenaam Mich, maar in het quotisatiekohier van 1749 staat hij te boek als Arjen Jansen Kramer, “gemeen boer en goed beslag”. Het gezin bestond destijds uit vijf personen boven de twaalf jaar en twee eronder.

 

Koopbrief

In 1752 besloten de Staten van Friesland al het land dat zij nog op het Bildt bezaten (en dat besloeg bijna het hele Oud Bildt) te verkopen. Koper van “21 morgen met quota polle” werden Arjen Jansen Mich en de erven Trijntje Aarts (dat waren dus de kinderen uit het eerste huwelijk van Arjen). In het stemkohier van 1768 vinden we Arjen Jansen Kramer dan ook echt als echte eigenaar van dit land en niet slechts als eigenaar van het pachtrecht.

Een koopbrief van 13 september 1772 bericht ons dat de erven van Arjen Jansen Mich/Kramer (en dat is een lange waslijst) het land en de bebouwing verkochten: “(…) alzoo te zaamen erfgenamen ab intestato van Arjen Jansen Mighc verclaaren bij strijkgeld verkogt en in eigendom opgedragen te hebben aan Aage Reinalda coopman en Martje Nauta egtelieden te Harlingen een zeeckere heerlijcke zathe ingelost Billdt landt met huisinge en schuure cum annexus begeregtigd met volle stem no 23, geleegen in de Westhoek onder Jacobi Parochie bij wijlen Arjen Jansen gebruikt geweest groot na naam en faam 25 morgen waarvan 21 morgen binnendijk is geleegen dat beswaard is met floreen en gemeents omslagen en 4 morgen buitendijk (…).”

Age Reinalda was behalve van deze boerderij ook eigenaar van Groot Mahui (daar komen we op terug). Zoon Harrent Arjens, die zich trouwens Cramer noemde, was ten tijde van bovengenoemde koopbrief nog huisman onder Tzummarum, maar voor 1778 is hij pachter van deze boerderij geworden. Onderwijl was Age Reinalda overleden en hertrouwde Martjen Nauta met Sijbrand Pijters Feitema. Zij waren in 1788 eigenaar, terwijl Gerrijt Alles de nieuwe huurder was van 20,593 hectare In 1798 is de weduwe S. Feijtema eigenaar en Gerrijt Alles nog steeds de huurder.

In 1811 was Tjalling Willems de Boer huurder. Hij was getrouwd met Pietje Heeres en zij kwamen van Peins. In 1818 echter was de huurder eigenaar geworden en in februari 1826 verkochten Tjalling Willems de Boer en zijn kinderen “eene Zathe en Landen no. 143 groot 20,593 ha onder St. Jacobi Parochie” voor ƒ 8.775,= land met huis en schuur aan Taedske Cats, weduwe Klaas Medendorp, te Leeuwarden. Deze mevrouw Cats maakte rond 1830 er de gewoonte van veel land in de Westhoek te kopen. Ten tijde van haar overlijden in mei 1848 bezat zij alle land gelegen ten westen van OBD 1223 (nu A.J. Oosterhof). Voorts bezat ze OBD 1127 (nu G.G. Jensma) en nog een boerderij aan de Koudeweg. Onder St.-Jacobiparochie alleen al 182,79 ha. Goedemorgen!

 

Boerenboelgoed

Pachter werd Kornelis Piebes van Rozendal, die ook al pachter was van de vorige week aangehaalde boerderij aan de Camstrawei (in 1828 ook in eigendom van Taedske Cats). Huis en schuur aan de Camstrawei zijn reeds voor 1832 gesloopt, zodat we kunnen stellen dat Kornelis Piebes van Rozendal woonde op de boerderij die wij hier nu behandelen en die volgens de oudste kaart van het Kadaster in 1832 dezelfde vorm had als nu. Op 8 april 1843 was er boerenboelgoed bij K.P. van Rozendal. De advertentie in de LC rept van “7 paarden, 9 koeien, 9 schapen, boerereeuw en zo voorts.” Ook via een advertentie in de LC werd de “zathe en landen aan de Armdijk in de Westhoek, groot 38 bunder” door mevrouw Cats te huur aangeboden. Auke Piers van der Ploeg werd de nieuwe huurder. Hij kwam van Engwierum naar hier en was getrouwd met Frootske Jans Bennema (geboren in Eestrum). Van der Ploeg had een gemengd bedrijf; hij had veertien koeien. Na het overlijden van haar man in januari 1848, bleef boerin Bennema hier met haar kinderen wonen. Frootske stierf hier op 9 september 1855, “des namiddags tien uur”. De kinderen Pier, Jan en Jantje van der Ploeg verhuisden, allen ongehuwd, algauw naar Firdgum.

 

Kolonel der Huzaren

In 1850 waren de erfgenamen van mevrouw Cats massaal eigenaar. Na de boedelscheiding kwam deze boerderij toe aan Elise Christina van Boelens, een dochter van Jan Hendrik van Boelens en Christina Medendorp die weer een dochter was van Taedske Cats; kleindochter erfde van grootmoeder. Zij erfde in totaal 106 hectare en was getrouwd met Hendrik Bonifacius van der Haer en zij woonden te Pietersbierum en later te Leeuwarden. Hun dochter Christine van der Haer erfde huis, schuur en erf, en 38,253 hectare plus nog de woninkjes tussen OBD 1229 en 1225. Zij was in 1862 te Leeuwarden getrouwd met Fredrik Ypeij.

Ondertussen was op 14 mei 1857 Cornelis Annes Kuiken verhuisd van zijn geboortedorp Minnertsga naar deze boerderij. De akkerbouwer-veehouder en zijn vrouw Botje Klazes Schat (geboren in Wier) hadden en kregen geen kinderen. Wel woonden er boerenknechten en dienstmeiden bij hen in. Op 21 april 1886 verlieten ze deze boerderij en gingen weer in Minnertsga wonen. Veertien dagen later namen landbouwer Hijltje Jans Heeringa en Trijntje Alberts de Groot met een kind hun intrek. Zij kwamen van Holwerd waar Heeringa ook was geboren in 1859 (Trijntje was een St.-Annabuurtster). Het gezin Heeringa bleef niet lang. Al in 1891 verhuisde dit gezin van hier naar een boerderij tussen Kadal en Koudeweg (OBD 833, Sijtsma) en werd Tjeerd Harmens Andringa hier de nieuwe bewoner.

 

Verbouwing?

In de kadastrale leggers wordt wat deze boerderij betreft vanaf 1832 nooit geen gewag gemaakt van een verbouwing van huis en schuur. Gedenkstenen en muurankers helpen ons ook niet, want ze zijn er niet. Nu worden veranderingen betreffende onroerendgoed in de kadasterboeken in het kort beschreven en er is een opmerking die wij niet snappen: achter de omschrijving van deze boerderij, “huis en erf, sectie A, nummer 1” staat geschreven: “verkoop 1869”. En dat kan niet kloppen, want er is niks verkocht! En omdat het bewuste perceel een nieuw kadastraal nummer krijgt, mogen we bijna met stelligheid veronderstellen dat hier niet “verkoop 1869” maar “verbouw 1869” had moeten staan. Deze hypothese wordt bevestigd wanneer we de kadastrale kaart van 1832 vergelijken met die van 1887: de schuur is namelijk verlengd (of in zijn geheel vernieuwd) en dat zou dan in 1869 kunnen zijn gebeurd. De Bildtsche Courant verscheen destijds nog niet, dus zou een zoektocht naar de aanbesteding in de oude jaargangen van de Leeuwarder Courant duidelijkheid kunnen scheppen.

De al eerder genoemde Christine van der Haer was getrouwd met Frederick Ypeij, kolonel der Huzaren te Zutphen, daarna te Venlo en tenslotte te Amersfoort. Zij bleef tot haar dood eigenaar van huis, schuur en erf en 38,10 hectare land en nog een arbeidershuisje dat tussen OBD 1229 en 1225 in stond. Na het scheiden van de boedel in 1914 kwam de boerderij toe aan dochter Elisabeth Sophie Albertina Wilhelmina Ypeij (dat is trouwens een hele mondvol). Zij was getrouwd met Carl von Behr en ze woonden te Marburg in Oostenrijk, later te Keulen, nog later te Baden-Baden. Via vererving kwam het eigendom terecht bij Elise Christine Crommelin, getrouwd met Gustave Coup en wonende te Lanvalley in Bretagne, en bij Herman Arnoldus Crommelin, directeur Rotterdamsche Lloyd en wonende te Wassenaar en via hem kwam het in het bezit van Jacob Pieter Crommelin. Wij laten Baden-Baden en Bretagne achter ons en gaan terug naar de vertrouwde Oudebildtdijk.

 

Andringa

Tjeerd Harmens Andringa was geboren op 23 januari 1857 in Tzummarum en getrouwd met Grietje Jans Postma. Zij verhuisden met hun kinderen Harmen, Jitske, Jan en Nanning op 14 april 1891 van Tzummarum naar de Oudebildtdijk. In 1925 nam zoon Jan Tjeerds Andringa het bedrijf over, gevolgd in oktober 1954 door diens zoon Tjeerd Andringa (gehuwd met Sjoerdje Struiksma). Bij de huidige bewoners, Jan Andringa en Rinske Elsinga, zijn we aanbeland bij de vierde generatie van de familie Andringa die deze boerderij bewerkt en bewoond. De familie Andringa werd na J.P. Crommelin in 1969 zelf eigenaar en het bedrijf is danig uitgebreid, niet slechts in loodsen (vier) maar ook in hectares Oudbildtland (98).