BILDTSE PLAATSEN – nr 24 – Ouwedyk 723

Douwe Zwart – Bildtse Post, 15-6-2005

 

Eerst een, dan twee

We zijn gevorderd tot de tweede boerderij in de Jacob van Wijngaerdenkavel: Oudebildtdijk 723. Vorige week hebben we gezien dat in 1527 de plaats ten westen van deze en degene die we nu behandelen nog een waren. Pachter van 36 morgen en 478 roede was Claes Sijmonsz. Voor 1536 ging de hele handel in tweeën en onstonden er twee plaatsen, of beter gezegd: er verrees een nieuwe boerderij. En misschien wel twee, wie weet?

Dat splitsen van plaatsen komen we zo rond 1530 hier vaak tegen. Waarom ging een plaats in tweeën? We kunnen beter vragen: waarom kon een plaats in tweeën? Want de grootte van de schuur hing nauw samen met de opbrengst en dat hing weer af van het oppervlakte aan land wat bij de boerderij hoorde. En als we veronderstellen dat het land vruchtbaarder was dan de eerste bewoners hadden gedacht (en dat zal zeker waar zijn), met andere woorden: dat de opbrengsten groter waren, dan lijken we een verklaring in handen te hebben voor het splitsen van plaatsen aan de Oudebildtdijk dat zich in de eerste twintig, dertig jaar na de inpoldering vaak voordeed. Stel: vanaf de inpoldering is er een boerderij met 40 morgen, maar dan blijkt dat de opbrengsten zo groot zijn dat het land met gemak wel kan worden verdeeld over twee boerderijen. Het is dan economischer om (het pachtrecht van) de helft van het land te verkopen, in plaats van een grotere schuur te bouwen. De tweede generatie boerderijen zullen veel groter zijn geweest dan de oorspronkelijke.

In 1536 was Claes Sijmonsz nog steeds pachter. Hij pachtte toen bijna 19 morgen en daarvan

droeg hij het pachtrecht van 2½ morgen over aan Dominicus Hillebrantsz die rond deze tijd een boerderij ten oosten van en aan de Koudeweg stichtte. Trouwens deze Dominicus was een zoon van Hillebrant Meijlertsz, de buurman op OBD 699.

Voor 1547 was Gerrijt Maertensz pachter van het restant, 16 morgen en 126 roede, in 1566 zijn weduwe die ook nog ruim 40 morgen onbedijkt Bildtland in kavel 33 erbij gebruikte. Op de kaart van 1570 staat deze boerderij afgebeeld en de naam die er bij prijkt, is Cornelis Albertsz en dat kan kloppen want hem vinden we in de Bildtrekeningen van 1574 terug. Hij was destijds pachter van de 16 morgen en 126 roede en van ruim 40 morgen in kavel 33. Deze kavel lag recht tegenover het Zwart Kruis (OBD 699). In 1584 was alles nog eender.

 

Wilco van Holdinga

Dan staan we weer voor de brede sloot; van 1584 tot 1629 ontbreken bijna alle gegevens over de Bildtpachters. Maar we kunnen gissen, dus nemen we een polsstok ter hand en wagen de sprong. In 1629 was Boijen Dircks hier pachter. Hij was een zoon van Dirck Boijens en Tettie Thonisdr. Dirck en Tettie waren voor 1596 al een echtpaar en ze komen in de hypotheekakten en andere bronnen voor als huislieden (boer en boerin) aan de Oudebildtdijk onder St.-Jacob. Het is heel goed mogelijk en zelfs zeer aannemelijk dat Dirck Boijens en Tettie Thonisdr hier hebben gewoond. In 1629 was hun zoon Boijen Dircks hier dus boer. Hij pachtte 16 morgen en 136 roede en is twee keer getrouwd geweest. Eerst met Amerens Cornelisdr en laatst met Tzietske Piersdr. Uit het eerste huwelijk werden drie kinderen geboren: 1. Neeltie Boijens trouwde met Lenert Gerbens, brouwer te St.-Jacob; 2. Dirck Boijens werd bakker te St.-Jacob 3. Grietie Boijens trouwde met Job Simens. Geen een van deze kinderen trad in de voetsporen van de ouders.

Boijen Dircks pachtte in 1638 de helft van kavel 33. Toen de Staten van Friesland het Nieuw Bildt dat jaar verkochten, bood Boijen Dircks wel op ‘zijn’ kavel, maar de hoogste bieder was de ritmeester Schwartzenburch die er 79 goudguldens (is ruim 110 caroligulden) per pondemaat voor betaalde. (N.B. In Leeuwarden rekende men in pondematen, op het Bildt in morgens.) Boer Boijen bleef huurder van kavel 33 en een jaar later kon hij alsnog deze kavel kopen. Let op het prijsverschil!

“2 Februarij 1639 – Jr. Wilco van Holdinga vrijheer toe Schwartsenbergh en Hohelansberg, ritmeester over een compagnie curassiers vercoopt aen Boijen Dirx en Amerens Cornelisdr egteluijden te Jacobs gebuijrte 28 morgen 258 roede nieu bedijkt Billand, sijnde het suideind vande 33e cavel (71 pondematen en 18 roede) invoege ik d’selve onlangs hebbe gecoft van de Ed. Mog. heren Staten; ijder pondemaat voor 79 goudguldens; reeds bij de copers gebruikt; voor 100 goudguldens ijder pondemaat.” Tel uit je winst.

In 1674 was Boijen Dircks nog pachter van de ruim 16 morgen, maar in 1680 was Jacob Jansen Kuiken hier gebruiker. Zij waren verre familie van elkaar. Jacob Jansen Kuiken was een zoon van Jan Jacobs en Dieuwer Arrien Sijmons SLM, en een oom van Jacob (een broer van zijn vader), Arrien Jacobs, was getrouwd met een zuster van Boijen Dircks. De nazaten van Jan Jacobs (wel degelijk een Wassenaar) noemden zich Kuiken. Gebruiker Jacob Jansen Kuiken trouwde in 1688 met Neeltje Willem Dirck Arriens. En om de wirwar van familierelaties nog troebeler te maken nog even dit: een broer van Jacob, Arjen Jansen Kuiken, was getrouwd met een zuster van Neeltje, Claasie Willem Dirck Arriens. Voor 1698 was deze Claasie Willems al weduwe van Arjen Jansen en met haar vier kinderen pachter van deze plaats, waaruit we mogen concluderen dat de erven Willem Dirck Arriens het pachtrecht van deze plaats hebben gekocht. In 1698 waren dus de kinderen van Claasie Willems pachter van deze plaats (en ook van OBD 749; Piet Hoekstra). Dat waren Jan, Dieuwer, Barthout en Willem Arjens Kuiken. Zoon Jan stierf jong maar getrouwd en hij liet een docher na: Feijckjen. In 1708 en 1718 staan de stemhouders van deze plaats te boek als ‘Clasie Willems 3 kinderen en kintskint’. Dochter Dieuwer Arjens was in 1703 getrouwd met Waling Walings Wassenaar alias Breetje en zij woonden hier. Zij kochten in juni 1728 de overige ¾ van de plaats.

 

“Wintergarst en weit”

“Over ‘t gerechte den 1ste proclamatie gedaan den 7 Junij 1728 – Waling Walings en Dieuwer Arjens Kuiken echtelieden aan de oude dijk onder Jacobij parochie begeren bode en consent op de coop van ¾ parten in een heerlijcke sathe landts begeregtigt met een stem bestaande in de eigendom van een huisinge voorsien met twee kamers, gang, keernhoek en twee kelders, schuire, wagenhuis en stookhuis, put en bak, ruigte en ruigscherne, hovinge met boomen en plantagie met al ‘t geen daar in om en aan aard muir spijker en nagelvast is en toebehoort, met de ontruiminge en overdragte van sestien morgen een hondert en seven en dartig roeden State en twee en twintig morgen twee hondert ses en sestig roeden eigen Nieuw Billandt te samen agt en dartig morgen vier hondert drie roeden na welkers grote de coopschat sal worden betaalt sonder dat metinge sal plaats hebben, schoon namaals groter of kleiner mogte bevonden worden waar te nevens geen actie sal sijn geschapen, staande en gelegen onder meergedagte parochie hebbende ‘t hornleger en State landen de wedue wijlen de coopman Dirck Sickis ten oosten, de coopman Meille Ollema ten zuiden en westen en de oude dijk ten noorden, en de nieuwe Billanden leggende in de 34 en 35 cavels hebbende de bisitter Jan Jacobs Kuiken ten oosten, de oude dijk ten zuijden, wijlen dr. Popta gasthuisplaats cum soeiis ten westen en de nieuwe dijk ten noorden (…) bezaaid 7¾ morgen met wintergarst welke geheel in de coop der landen sal versmelten en 6¼ morgen met weit, waarvan de copers sullen genieten de lands costuim (…)”

Waling gebruikte 16 morgen Oudbildtland dat zich vanaf de boerderij zuidwaarts uitstrekte en er was in 1735 geen voet weiland te bespeuren. Twee jaar later waren Waling Walings en zijn kinderen eigenaar van de plaats. De jaarpacht bedroeg toen bijna 138 caroligulden.

Voor 1748 kocht dr. Cornelis Albarda (overleden 1742) met zijn vrouw Titia Beucker de plaats en hun oudtse zoon Jan erfde het onroerend goed nadat zijn moeder in 1751 overleed. Dr. Jan Albarda was secretaris van Ferwerderadeel. De ruim 38 morgen Oud- en Nieuwbildtland had de familie Albarda al een flinke duit centen gekost en de secretaris kon in 1752 de beurs nogmaals trekken; de Staten van Friesland verkochten toen het Oud Bildt. Hij betaalde ruim 2.847 caroligulden voor het eigendomsrecht van de 16 morgen Oudbildtland. Jan Albarda, getrouwd met zijn nicht Petronella Beucker, verkocht voor 1768 huis, schuur en land aan Arjen Boijens Wassenaar die wij reeds eerder tegenkwamen als mede-eigenaar van de boerderij ten westen van Hoekstra (nu Middelweg-west 230). Hij werd hier als eigenaar opgevolgd door zijn zoon Marten Arjens Wassenaar die hier woonde met zijn vrouw Arjaantje IJsbrands en hun drie kinderen, Arjen, Claasje en Geertje. Moeder Arjaantje overleed in mei 1810. Tussen 1818 en 1828 kocht Marten er zo’n vijf morgen land bij. Hij blies hier op 31 maart 1838, ‘s middags twee uur de laatste adem uit.

Een van de erfgenamen van Marten Arjens Wassenaar bleef hier tot 1840 wonen. Dat was niet zoon Arjen Martens Wassenaar, want hij woonde toen met zijn vrouw op OBD 1059 (we hebben reeds gelezen dat hij later geestesziek werd) en dat was ook niet dochter Geertje Martens Wassenaar want zij woonde met haar man op een boerderij op het Nieuw Bildt (straks meer daarover) en het was ook niet dochter Claasje Martens Wassenaar, want zij was al overleden. Wie dan wel? We weten het niet. Wat we wel weten is dat die geheimzinnige erfgenaam in 1840 werd opgevolgd door meier Gerrit Pieters Groen die hier met zijn pas verworven vrouw Sjuwke Jans Dijkstra kwam wonen en werken.

 

Sterfhuis

De nagelaten boedel van Marten Arjens Wassenaar werd verdeeld. Deze boerderij kwam toe aan dochter Geertje Martens Wassenaar. Zij was in 1828 getrouwd met Mijntje Roelofs Tjepkema (geboren in 1805 te Vrouwenparochie) en zij kwamen hier in 1841 wonen, toen zij hun Nieuwbildtplaats (OBD 1030) te huur aanboden. Dit echtpaar kreeg vijf kinderen waarvan vier zeer jong stierven. Ook moeder Geertje werd niet oud. Zij overleed hier in mei 1837. Direct in augustus dat jaar trouwde Tjepkema met de achttien lentes jonge Sjoukje Roelofs Fopma (geboren in Beetgum). Met haar kreeg Tjepkema zes kinderen, waarvan allen, herhaling: allen, jong stierven. De leeftijd varieerde van zeven uren tot twee jaren en dan tellen we de levensloos geboren kinderen niet mee. Hoeveel ellende kan een mens verdragen? De tweede vrouw Sjoukje Fopma overleed ook jong, in februari 1849. Boer Tjepkema trouwde reeds in augustus dat jaar voor de derde maal en wel met Jetske Wopkes de Jong. Zij was 21, hij was 44. Zij kregen twee kinderen: Jannetje en Roelof. Tussen deze twee geboortes in, stierf Mijntje Roelofs Tjepkema’s oudste zoon uit het eerste huwelijk: Marten, 22 jaar en ongehuwd.

Tijdens deze misère adverteerde Mijntje Roelofs Tjepkema: “Maandag 4 Januari 1841 zal M.R. Tjepkema te St. Jacobi-parochie aanbesteden het afbreken van een oude en het weder opbouwen van een nieuwe voorhuizinge en schuur op de zathe bewoond door G.P. Groen aan den Oude Bildtdijk onder St. Jacobi-parochie. De aanbesteding wordt gehouden in de herberg van S. Antonides te St. Jacobi-parochie, alwaar bestek en teekening ter inzage liggen. Inlichtingen bij A.W. Boorsma, timmerman te Vrouwenparochie.” De oude boerderij was van het type winkelhaak met de rechte hoek richting noordwesten, de schuur wees naar het zuiden en het huis naar het oosten. De nieuwe schuur heeft niet lang gestaan.

 

Brand en boelgoed

We hebben het noodweer op vrijdagavond 13 oktober 1843 reeds behandeld (zie 500 x 52, aflevering 13) toen een van de Franeker plaatsen afbrandde. In dezelfde nacht ging ook deze boerderij in vlammen op. De LC meldde: “(…) De andere ten noordoosten van het dorp, nabij de Oosthoek, was bewoond door de eigenaar Mientje Roelofs Tjepkema, in 1841 nieuw gebouwd en een der mooiste plaatsen van Het Bildt; ook hier bleef het woonhuis gespaard.” Hoeveel ellende kan een mens verdragen?

Er volgde op 31 oktober dat jaar boerenboelgoed: “Notaris O.B. Oeberius verkoopt bij boelgoed ten huize van Mientje Roelofs Tjepkema onder St. Jacobi-parochie, tengevolge van het verbranden van deszelfs schuur: 11 paarden, 10 koeien, 2 vette ossen, 5 schapen, boerereeuw en enig huisraad, voorts steen, hout en wrak, een klamp hooi en 150 mud aardappelen.” Nu was in 1844 Mijntje Roelofs Tjepkema ook nog steeds eigenaar van de plaats op het Nieuw Bildt (OBD 1030; nu Carel Swart) en daar woonde hij in 1844-1845, terwijl hij het boerenhuis op het Oud Bildt liet bewonen door werkman Jan Douwes Dankert. Na de herbouw van de schuur keerde het gezin van Mijntje Roelofs Tjepkema in 1845 weer terug. Hij woonde hier tot 1849, toen de “zathe en landen met royale nieuwe huizinge en schuur, groot 36-74-36 bunder aan de Oude Bildtdijk op het Oud- en Nieuw-Bildt onder St.Jacobi-parochie gelegen; benevens 4 stukken greide, groot 7-13-90 ten Oosten van Vrouwenparochie; alles in eigen gebruik bij M.R. Tjepkema te St. Jacobi-parochie” voor zeven jaar te huur werd aangeboden. Nieuwe bewoner werd Sijbe Cornelis Hoekstra. Op het boelgoed van Tjepkema werd te koop aangeboden: “10 paarden, 9 koeien, chais, boerereeuw o.a. winde, snijbank, karn, kaaspers etc. (posten boven ƒ 10 op 6 maanden crediet).”

Op 12 mei 1850 verhuisde Sijbe Cornelis Hoekstra (geboren te Stiens) met zijn vrouw Wikje Joukes Roede en kinderen van Hallum naar deze boerderij. Hij had in 1852 21 runderen met een getaxeerde waarde van ƒ 1.247,= op stal staan. Boer Hoekstra hertrouwde later met Neeltje Piebes Andringa. Hij was eigenaar van OBD 749 (nu Piet Hoekstra), maar woonde hier. Neeltje overleed hier in juli 1866  en Sijbe Hoekstra in mei 1872. Toen nam zoon Jouke Sijbes Hoekstra het bedrijf tijdelijk waar, maar hij vertrok al gauw naar OBD 749, waarschijnlijk in 1876. Voor we verder gaan met de eigenaars, willen we nog opmerken dat deze Jouke Sijbes Hoekstra op vier verschillende boerderijen aan de Oudebildtdijk heeft gewoond (OBD 835, 749, 723 en 627). Hij loopt als een rode draad door deze serie.

 

Familie Van derWerff

Na het overlijden van eigenaar Mijntje Roelofs Tjepkema werden zijn kinderen eigenaar. Nu weten we dat er slechts twee, uit het derde huwelijk, oud zijn geworden. Dat waren Jannetje en Roelof. Zij erfden in 1855 huis, schuur en erf met 35,443 hectare Oud- en Nieuwbildtland (waaronder één weilandje) en nog een arbeidershuis op de Oudebildtdijk. Jannetje trouwde met Gerardus Johannes van der Schroeff. Zij woonden te Leeuwarden. Toen Jannetje in 1875 overleed in “Neuenahn, gemeente Wadenheim, kreiz Ahrweiler, district Coblenz” aldus de kadastrale legger, was broer Roelof alleen eigenaar. Hij trouwde een jaar later met Sara Regina Koudeburg (geboren te Sexbierum) en zij kwamen toen, in 1876 hier wonen. Op de laatste dag van maart 1897 was er boerenboelgoed van Roelof Mijntjes Tjepkema. Hij verhuisde met vrouw en kinderen in mei dat jaar naar Minnertsga waar Tjepkema kastelein werd.

Reeds in augustus 1896 was de boel al verkocht. De Bildtsche Courant deed verslag: “De zathe en landen op ‘t Oud Bildt onder St. Jacobi-Parochie aan den Oude Bildtdijk, groot 40,7 pondemaat is gekocht door D.J. van der Werff te Leeuwarden en S. van der Werff te Huizum voor ƒ 12.291,40 (ƒ 775,= per morgen).”

De gebroeders Dirk en Sijds Joutes van der Werff waren respectievelijk veehouder te Leeuwarden en landbouwer onder Huizum. Hun neven en nichten (de kinderen van hun tante Gerlandtje Dirks van der Werff) waren, zoals we vorige week hebben gezien, eigenaar van de plaats ten westen hiervan, OBD 733.

Na het boelgoed van Roelof Mijntjes Tjepkema kwam hier het gezin van Frans Poppes Wassenaar wonen. Frans Wassenaar beheerde de plaats in naam van de eigenaars tot dat hij met de buurman van boerderij ruilde (zie ook 500 x 52, aflevering 23). Andries Reinders van der Laan kwam dus met vrouw Trijntje Binnes Hiemstra en dochter Wikje op deze plaats. In 1908 vertrok dit gezin naar sathe d’Avila te St.-Annaparochie (nu Middelweg-west 173). Dan verscheen in 1908 Johannes-Pieter Boelstra hier ten tonele. Hij was in 1883 te Leeuwarden geboren en was getrouwd met Antje Sijds van der Werff. Zij was een dochter van mede-eigenaar Sijds Joutes van der Werff en Trijntje Sjoerds Cuperus. Het echtpaar kreeg hier twee kinderen: Sijtske-Neeltje en Pieter-Johannes.

In 1922 was Sijds Joutes van der Werff solo-eigenaar van de boerderij die door zijn dochter Antje en schoonzoon Johannes-Pieter Boelstra werd bewoond. In 1924 erfden de kinderen Van der Werff huis, schuur en erf met 14,926 hectare Oudbildtland. In maart 1953 nam zoon Pieter-Johannes Boelstra het bedrijf van zijn vader over. Hij was getrouwd met Auckjen Beintema (geboren te Engwierum). Zij kregen drie kinderen. De plaats was ondertussen uitgebreid tot ongeveer 46 hectare Oud- en Nieuwbildtland. Boelstra overleed in 1964 waarna de weduwe hier bleef wonen tot juli 1982. Zij verhuisde naar de woonboerderij Koudeweg 24. Toen nam de huidige bewoner en eigenaar, Goffe Watse Jensma de plaats over. Hij is getrouwd met Neeltje Rondaan en is een zoon van Andries Goffes Jensma en Gelbrichje Tuinstra die we eerder in deze serie op OBD 1127 zijn tegengekomen. De plaats, eigendom van de maatschap Jensma, omvat thans 29 hectare op het Oud en 30 hectare op het Nieuw Bildt.

 

Nawoord

We moeten het hier nog even over het mysterieuze anker hebben. Op de zuidmuur van de schuur ontwaren we één anker die versierd is met een soort van ornament waarop het jaartal 1814 prijkt. Nu weten we dat deze boerderij in 1841 nieuw is gebouwd en dat de schuur in 1843 door brand verwoest is. We hebben zopas het boelgoed van steen, hout en wrak onder ogen gekregen. Is bij de heropbouw van de schuur gebruik gemaakt van de slechts twee jaar oude (niet verbrande en niet brandbare) materialen? Een ‘ja’ zou dan kunnen verklaren waarom de cijfers 1, 8, 4 en 1 opnieuw gebruikt zijn. Maar moeten wij wel met het hoofd knikken en niet schudden? Want mocht het ankerornament voor een tweede keer gebruikt zijn, dan heeft de smid bij de reparatie destijds wel een foutje gemaakt…