BILDTSE PLAATSEN – nr 27 – Kouweweg 40

Douwe Zwart – Bildtse Post, 6-7-2005

 

Toutenburg

We passeren de Koudeweg (vroeger ook wel de Kruisweg genaamd; hij kruist immers de aloude Middelweg) en houden direct ten oosten van de Koudeweg halt. We hebben dan en passant de Jacob van Wijngaerdenkavel achter ons gelaten. We betreden nu de landerijen die in 1505 behoorden tot de Jan Pieterskavel en aanschouwen deze week Koudeweg 40.

Deze kavel was ruim 145 morgen groot. De ligging ervan is niet duidelijk. Ja, hij werd in het noorden begrensd door de Oudebildtdijk en in het westen door de Koudeweg, maar de oost- en zuidgrens zijn in nevelen gehuld. Wel is duidelijk dat de kavel gedeeltelijk onder St.-Jacob- en St.-Annaparochie lag. Deze hele kavel werd in 1527 – en we mogen aannemen vanaf de bedijking – gepacht door Georg Schenck van Toutenburg, de toenmalige “stadtholder van Vrieslandt”. Hij verpachtte dit land, in 1536 nog, natuurlijk weer aan boeren die hier hun hoeven hadden staan. Welke dat waren, weten we niet. Niet eerder dan in 1542 hebben we een pachtersnaam van deze boerderij te pakken: Baet Govertsz. Hij pachtte destijds 49 morgen en 483 roede. Dat was geen kleintje. In 1547 luisterde de pachter naar de naam van Lijsbeth en zij was weduwe van Jan Govertsz, zeer waarschijnlijk familie van Baet. Deze Lijsbeth pachtte ook buitendijks land: 34 morgen in kavel 30 en 36½ morgen in kavel 31. Deze kavels lagen aan weerszijden van de in gedachten doorgetrokken Koudeweg.

Dit was zeker geen kleine plaats. Maar daar kwam verandering in. In 1554 waren de erven Jan Govertsz nog pachter van bovengenoemde morgentallen, maar voor 1566 ging de plaats precies in tweeën. En zo ontstonden deze boerderij en de oostelijker gelegen (OBD 627, E.J. Rienks). De plaats die we hier nu behandelen behelsde toen 24 morgen en 542 roede Oudbildtland en Dirck Jansz was de pachter, ook nog van kavel 31 (36 morgen en 332 roede). Kavel 30 werd gepacht door de buurman ten oosten hiervan. Op de kaart van 1570 staat Dirck Jansz vermeld. Na de bedijking van het Nieuw Bildt verrees er een boerderij op kavel 31, dus dat land was niet meer in gebruik bij de boerderij die we hier nu bespreken. Maar kavel 30 was dat nog wel en pachters van dit land waren Jan Gerrijts ‘t Hoen en Arien Jans. Een van de twee brave borsten woonde dus op deze plaats. Waarschijnlijk was dat Arien Jans, want op de Gabbemakaart van 1584 staat hier ‘Jan Walincks wed’ als pachter vermeld en dan zou genoemde Arien Jans een zoon kunnen zijn.

 

Wie o wie?

Dan hebben we, groter dan ‘t Groat Gat, wederom onze leemte van zestig jaar. De Bildtrekeningen beginnen pas in 1629 weer te lopen, maar ook dan weten we niet wie hier woonde. Doordat de oude plaats van de erven Jan Govertsz in tweeën werd gedeeld en ze precies evengroot waren, in 1629 nog, kunnen we niet zeggen wie hier woonde. Maar we hebben wel kandidaten: of Willem Dirck Ariens of Steven Cornelis.

De volgende bron, het stemkohier van 1640 maakt ons ook niet veel wijzer. Of de weduwe Gerrijt Barthout Barthoutsz was hier pachter of Cornelis Daemsz. Beiden waren de vader van de boer en de boerin die we hier in 1655 aantreffen, wantr dan hebben we wel zekerheid. Volgens het stemkohier van 1655 was Riemer Cornelis Daemsz hier toen pachter. Zijn vader Cornelis Daemsz was bijzitter van het Nedergerecht (zeg maar ambtenaar van de grietenij het Bildt) en zij moeder heette Antie Riemers. Zoon Riemer Cornelis Daemsz was dus voor 1655 hier pachter. Hij trouwde met Grietje Gerrijts, dochter van Gerrijt Barthout Barthoutsz en Maertie Sijmensdr. Zij kregen twee kinderen, Maertie en Antie. Maertie trouwde met Waling Cornelis Willemsz. Hij was behalve boer ook ontvanger van het Oudbildtomslag, een belasting voor landeigenaren/landpachters op het Oud Bildt voor onderhoud van vaarten, sloten, bruggen, wegen, stukje zeedijk, schoolmeesters en armen. In een morgentallijst van 1674 wordt hij genoemd als pachter van 26 morgen en 33 roede Oudbildtland. Een dochter van Waling en Maertie, Trijntje Walings, trouwde in december 1660 met Jan Everts Kuijck. Zij waren ver voor 1698 pachter van deze plaats. Jan Everts Kuijck was geboren in Vrouwenparochie en was daar ook boer. Het schijnt dat hij later trouwde met Neeltie Hendricks die nog weer later als weduwe te Hallum woonde. Jan Everts Kuijck woonde net als zijn vader op Huis Kuyk in de zuidhoek van Vrouwenparochie (Hamerenweg 5) en dus verhuurde hij de plaats hier aan de Oudebildtdijk. Aan wie blijft onbekend. In 1698 waren de drie kinderen van Jan Everts Kuijck en Pijter Sjoukes namens zijn vrouw, respectievelijk voor twee- en eenderde eigenaar van het pachtrecht van deze plaats.

 

Bij de Kruisweg

In 1700 was die verdeling nog van kracht, maar waren er nog maar twee kinderen in leven: Neeltie en Trijntie Jans Kuik. Neeltie was in 1716 te Vrouwenparochie getrouwd met Eewert Foppes. Het eenderde part van de plaats van Pijter Sjoukes werd in januari 1710 verkocht. We citeren: “Jan, Dirk en Jacob Pijbes, Sibbel Pijbes, vrouw van Andries Douwes, samen lasthebbende van Aaltje Sioecks en haar man Hein Jacobs, elk voor 1/6 part erfgen van onse oom wijlen Pijtter Siouckes aan oude Bildt dijk onder Vrouwen parochie verkoopen aan Frans Pijtters en Maartje Jans, echteluiden, huisluiden in de zuidhoek Vrouwen parochie de ontruiminge en overdragte van 12 morgen en 398 roede old gepagte state billand met huis en schuur behorende in een zathe van 30 morgen 398 roede met huis en schuur, luttickhuijs etc. gelegen aan de Oude Dijk bij de Kruisweg onder Jacobi parochie, hebbende de Kruisweg ten westen, de Oude Dijk ten noorden, Willem Dircx ten oosten en de verkopers ten zuiden; in huur bij Eeltie Taekes; het mg voor 266 caroligulden en 15 stuivers.” Dit verkochte was in mei 1710 te aanvaarden.

Met het verstrijken der jaren nam het aantal eigenaars toe. Voor 1718 kocht Claas Reinders Wassenaar deze plaats. Hij was op 7 juli 1700 in de kerk van St.-Jacobiparochie getrouwd met Jannigje Cornelis Walings Wassenaar en zij kregen drie kinderen: Reinder, Aafje en Amerens. Vader Klaas overleed in 1722 waarna moeder Jannigje met haar drie kinderen eigenaar van het pachtrecht werden. Zelf waren ze wel gebruikers, maar onderhand weten we dat ze hier dan niet hoeven hebben gewoond. In 1737 behelsde de plaats 41½ morgen Oudbildtland. Dit morgental is ietwat misleidend want zes percelen lagen niet bij de boerderij, maar ten westen van de Zuiderweg onder St.-Jacobiparochie. Bij de plaats lag ongeveer 30 morgen en er hoorde ook nog 33½ morgen op het Nieuw Bildt bij, in kavel 30. En of dat nog niet genoeg was: voor 1748 kochten de weduwe en de kinderen van Claas Reinders ook nog het Weeskind, de oostelijker gelegen plaats. Zoon Reinder Clasen Wassenaar was de gebruiker van beide plaatsen. Hij was in 1739 getrouwd met Lijsbert Leendert Gerkes en zij kregen twee kinderen: Amerens en Jannigje. Dochter Amerens Reinders trouwde met Theunis Cornelis Crap, een vooraanstaand patriot en in 1795 volksrepresentant voor Friesland.

We hebben het hier al vaak kunnen lezen: in 1752 verkochten de Staten van Friesland het Oud Bildt. In bijna alle gevallen kocht dan de pachter het land. Ook bij deze plaats gebeurde dat. Kopers waren moeder Jannigje Cornelis voor de helft en zoon Reinder Clasen voor een kwart en twee kinderen van dochter Aafje Clasen ook voor een kwart. Ze betaalden voor de 41½ morgen 7.081 caroligulden. Zij waren destijds ook kopers van OBD 627 (volgende week meerdaarover) en mede-kopers van OBD 833 (nu Sijtsma).

 

Klaas Boijens Wassenaar

Reinder Clasen Wassenaar overleed in 1767 waarna dochter Jannigje van beide plaatsen eigenaar werd (kennelijk was dochter Amerens uitgekocht). Zij trouwde in 1769 met Boijen Clasen Wassenaar en in 1786, nadat haar eerste man in 1784 overleed, met Claas Aarts Aartsma. Beide mannen waren gebruikers van deze plaats. Het enige kind uit het eerste huwelijk dat de volwassen leeftijd bereikte, was Klaas Boijens Wassenaar en op leeftijd was hij de op een na rijkste boer van Nederland. Hij had veel bezittingen op het Bildt, waaronder veel boerenplaatsen. Klaas Boijens Wassenaar woonde hier, reeds in 1811, en liet in 1815 de boerderij vernieuwen. Er verrees een grote winkelhaakboerderij. De muurankers herinneren ons daaraan. De schuur stond in het verlengde met de Oudebildtdijk met het huis op het zuiden. De rechte hoek wees naar het noordoosten. Ten zuiden van de bebouwing liep een kolossale vaart haaks op de Koudeweg. Via een brug over deze vaart hadden de bewoners aansluiting op de Koudeweg. Maar… dat is niet de boerderij, zoals wij die anno 2005 kennen.

Klaas Boijens Wassenaar trouwde in 1812 in de herberg van St.-Jacobiparochie met Trijntje Hendriks Spekman, een dochter van een arme veerman op Ameland. Er was dus een groot standsverschil. Vleer schrijft in het boek De Friese Wassenaars dat beiden zeer gezien waren bij de arme lieden. Trijntje stond altijd klaar arme mensen te helpen en stond bekend als de “goede boerinne”.

Dan verscheen er op 8 januari 1841 in de Leeuwarder Courant de volgende advertentie, zwart omrand: “Heden behaagde het den Heere, mijnen dierbaren echtgenoot Klaas Boijens Wassenaar, in leven Assessor der Grietenij Het Bildt en Volmacht van het Nieuw-Bildt, na een langdurige ongesteldheid, in den ouderdom van 59 jaren en 7 mnd., het tijdelijke met het eeuwige te doen verwisselen. Ruim 28 jaren smaakten wij het geluk eener genoeglijke Echtverbintenis. Smartelijk valt mij en mijne kinderen dit verlies, doch wij zegenen de Hand der Heeren, die ons treft. St. Jacobi Parochie, 8 Januari 1841. (w.g.): Wed. K.B. Wassenaar, mede uit naam der kinderen.”

Klaas Boijens Wassenaar werd begraven in de noordwesthoek van het oude kerkhof te St.-Jacob, dicht bij het vroegere Poortjeshout. Onderwijzer W. de Jong Azn maakte het grafschrift: “Beweend door echtgenoot en telgen // Ligt hier zijn stof in d’aard ter neer// De dood kwam ‘t lichaam verdelgen // En ‘t keerde tot zijn oorsprong weer.”

 

De goede boerinne

In de Bildtsche Courant van 8 maart 1906 haalde St.-Jabuurtster Willem Jans Bosma jeugdherinneringen op aan Trijntje Spekman: “Het was te dien tijde nog gewoonte, als een rijke boer stierf, dat na de begrafenis aan armen en kinderen twee stukken bol met spek werden gegeven. Ik was er bij die begrafenis getuige van, dat er wel 200 menschen bij de schuur stonden om die tractatie te ontvangen. Ketelschrabben, noemde men dit. Ik kwam later als ploegdrijver bij de oude boerinne Trientje, Amelander van geboorte.

Er moesten 6 paarden voor den ploeg. De boerin had drie boereplaatsen in gebruik. Er zaten soms 20 man bij haar aan tafel, knechten, vaste en losse, jongens en meiden. De meid Lijsbet moest maar zien, het eten voor ‘s morgens 9 uur klaar te krijgen! In 1847 trouwde Jarig Ouwes Koning met de dochter Antje. Toen was er ook feest voor het volk bij de boerinne. Vaste bedelaars werd geregeld onderdak verleend; bij de oude boerin kregen ze ook vaak ‘s avonds eten en drinken en ‘s morgens bij ‘t vertrek nog iets mee.”

Met recht een goede boerinne.

Herenboer Wassenaar was de trotse bezitter van 242 hectare, alleen onder St.-Jacobiparochie! Zijn weduwe, Trijntje Spekman, bleef, zoals ploegdrijver Bosma al memoreerde, hier eerst wonen. Dochter Jannichie Klazes Wassenaar was onderwijl getrouwd met landbouwer Hartman Johannes van Aisma en hij woonde hier bij in en was in feite de gebruiker. De in Beetgum geboren boer had een gemengd bedrijf (eigenlijk twee, want het Weeskind gebruikte hij ook) en hij had in 1854 23 koeien die een waarde vertegenwoordigden van ƒ 1.850,-. Zijn vrouw overleed in 1863 en Van Aisma werd in juli 1864 benoemd tot burgemeester van het Bildt. Hij verhuisde met zijn tweede vrouw, Antje Douwes van der Meer in mei 1865 naar St.-Annaparochie. Burgemeester Van Aisma is niet oud geworden.

 

Brand?

Voor 1852 werden huis, schuur, erf en boomgaard ingrijpend veranderd. Er was sprake van sloop en herbouw. Als we de kadastrale kaarten van 1832 en 1887 met elkaar vergelijken, zien we de verschillen. De in 1815 gebouwde boerderij werd gesloopt en op dezelfde plek verrees toen de boerderij zoals we hem kennen: winkelhaaktype met een kort voorhuis en de rechte hoek wijzend naar het noordwesten. Waarom is er zo kort na de bouw van 1815 wederom nieuwbouw gepleegd? Het is ons volstrekt onduidelijk, maar oorzaak brand lijkt het meest logisch. We moeten in de oude jaargangen van de Leeuwarder Courant nog maar eens zoeken naar een nieuwsbericht waarin melding wordt gemaakt dat de kapitale boerderij van wijlen Klaas Boijens Wassenaar in vlammen opging.

De kinderen van Klaas Boijens Wassenaar en Trijntje Spekman bleven eerst massaal eigenaar. Bij boedelscheiding werd deze boerderij met 77,358 hectare toegewezen aan dochter Neeltje Klazes Wassenaar die getrouwd was met Waling Dirks Wassenaar en hun zoon Klaas Walings Wassenaar en schoondochter IJttje Jacobs Heeringa werden in 1865 de nieuwe bewoners. In 1878 vertrokken ze naar elders. De plaats werd toen gehuurd door de 24-jarige Gerrit Martens Koning. Hij woonde hier met Trijntje van der Zee en zeven kinderen. Volgens een bewaard gebleven huurcontract betaalde Gerrit voor “een zathe op het Oud- en Nieuwbildt aan en bij den Koudeweg onder St. Jacobiparochie, bestaande in een huis met schuur, wagenhuis, verdere getimmerten, hiem, hornleger, boomgaard, tuingrond en erf, beneven een partij bouw- en weiland tezamen gemeten op zes en twintig hectare, 26 are, 20 centiare, drie duizend twee honderd zeven en twintig gulden vijftig cent in het jaar.”

In 1874 werd de plaats eigendom van de twee kinderen van Jarig Ouwes Koning en Antje Klazes Wassenaar die een zuster was van eerder genoemde Neeltje. Die twee kinderen heetten Ouwe en Trijntje. Landbouwer Gerrit Martens Koning overleed plotseling op 23 september 1889. “Heden overleed, na een langdurig en geduldig lijden, mijn geliefde echtgenoot en der kinderen zorgdragende vader Gerrit M. Koning, in den ouderdom van 35 jaren en bijna 9 maanden, mij na eene echtvereeniging van ruim 10 jaren vijf jeugdige kinderen achterlatende,” aldus Trijntje van der Zee in een advertentie in de Bildtsche Courant.

 

Een flinke boerderij

  1. Mossel, notaris te St.-Jacobiparochie, verkocht op “donderdag 20 maart 1890, des voormiddags 9 uur precies ten huize van de wed. G.M. Koning aan den Koudeweg en den Oudenbildtdijk onder St. Jacobi-parochie, bij boelgoed à contant: een uitmuntend beslag vee bestaande in: 8 beste paarden als: zwarte merrie, mak en in alle tuig bereden; zwarte ruin, 7 jaar, mak en bereden; zwarte merrie, 6 jaar; zwarte ruin, 4 jaar; zwarte merrie, 2 jaar; zwarte merrie, 1 jaar; zwarte voolmerrie, 10 jaar en zwarte ruin, 11 jaar; – elf hoornbeesten als: 1 kalve koe, 2 vare koeien, 2 gelde rieren, 2 kalve hokkelingen en 4 hokkelingen; voorts 3 schapen met of zonder lammeren.

Boerereeuw en gereedschappen als: kapwagen, 2 kapchaisen, 4 hooiwagens met raamten, 4 aardkarren en klaverbak, 4 ploegen en 1 vorenploeg, 6 eggen, kettingeg, eggewagen, dorschmachine, dorschrol, landrol, kookpot, graanwinde, 3 holle, 1 platte en mestkruiwagen met planken, kruiplanken, 6 roepels met banken, melkvaten, ladders, trappen, graan- en aardappelzeven, graanzakken, houwers, harken en wat meer tot een flinke boerderij behoort.”

De weduwe Koning verhuisde met haar kinderen in 1890 naar de Oosthoek. Vanaf 1900 dreef ze een winkel aan de Langebuurt in Stiens.

Terug naar de Koudeweg. Vanaf 1890 nam werkman Reinder Slijt het bedrijf tijdelijk waar. In de loop van 1894 vestigde Klaas Simons Rienks zich hier. Hij was een zoon van Simon Klazes Rienks en Trijntje Jarigs Koning, de mede-eigenares van deze plaats die toen omschreven stond als huis, schuur, erf en water met 26,289 hectare land. Klaas Simons Rienks was in mei 1894 getrouwd met Antje Watzes Bierma en zij kregen drie kinderen waaronder de tweeling Simon en Hessel. Vader en moeder verhuisden in april 1925 naar Leeuwarden. Zoon Hessel Klazes Rienks erfde de plaats en woonde hier. Hij was eerst getrouwd met Grietje Hoogterp, daarna met Alida van der Krieke. Na zijn overlijden bleef de weduwe hier nog twee jaar wonen.

In juni 1977 nam onderwijzer Jan Boonstra hier zijn intrek; entree de woonboerderij. Hij vertrok naar Hallum. Sinds 1987 woont de familie Huidekoper-van der Kreek hier. De huidige bewoners hebben in het kader van het historisch erfproject van stichting Landschapsbeheer een deel van het erf in oude staat hersteld.

In de nacht van donderdag 2 januari 1992, om 5.25 uur, kwam bij de Bildtse brandweer de melding binnen van een binnenbrand in het pand Koudeweg 40. Met twee autospuiten werd de brand bestreden. Het woongedeelte brandde uit, maar is gelukkig in zijn oorsponkelijke vorm behouden gebleven.

 

d.zwart@hetbildt.nl