BILDTSE PLAATSEN – nr 29 – Ouwedyk 487

Douwe Zwart – Bildtse Post, 20-7-2005

 

“Sent Annen prochije”

We zijn de oude dorpsgrens tussen ‘Sent Iacobs prochije en Sent Annen prochije’ gepasseerd. We hebben in 500 x 52 al eens gememoreerd dat het Oud Bildt vanaf het begin was verdeeld in drie gedeelten van gelijke oppervlakten (de oude kadastrale gemeentes Sint Anna, Sint Jacob en Lieve Vrouwen Parochie). Vanaf het allereerste begin van het Bildt waren de gepachte landen keurig in drieën verdeeld over Wijngaerden, Altoenae en Kijfhoeck (respectievelijk 1.719, 1.775 en 1.708 morgen). Dus de eigen weggeschonken landen telden niet mee. Onder Wijngaerden waren dat de Franeker landen (200 morgen) en het Hemmemaleen nabij Berlikum (50 morgen). Deels onder Altoenae en Kijfhoeck was dat het Grombachland ten noorden van Beetgum (58 morgen) en ten noordoosten van Kijfhoeck het Oud-Monnikenbildt (116 morgen). Rekeninghoudend met de bovengenoemde verdeling werden de latere parochiegrenzen getrokken en aan de “Middelwech” die vanaf tijdstip nul het Bildt in het noorder- en het zuiderkwartier verdeelde en die liep vanaf de boerderij van Andringa in de Westhoek tot voorbij de Vrouwbuurtster molen, werden drie dorpen geprojecteerd. Ze zijn niet willekeurig onstaan, ze zijn gepland. Elk dorp, mooi centraal gelegen in het gebied dat het omringt. De drie gebieden waren min of meer van gelijke grootte (zie hierboven) zodat de ontvangsten uit het Oudbildtomslag, een grondbelasting die geheven werd voor het onderhoud van wegen, vaarten, kerk enzovoort en ondersteuning van armen en ouden van dagen, voor elk dorpgebied gelijk was.

In tegenstelling tot de ‘Middelwech’ en de ‘Kruiswechen’ (Koudeweg, Stadhoudersweg/Warmoesstraat/Hemmemaweg, Langhuisterweg en Attesweg/Hamerenweg) die kaarsrecht door het Bildtse landschap sneden en snijden, liep de grens tussen het gebied van Wijngaerden en dat van Altoenae grillig. Even uitleggen: de noord-zuidlopende sloten die de kavels afbakenden, zijn uitgezet door gekwalificeerde landmeters. Ze lopen in bijna alle gevallen loodrecht op de Middelweg en kaarsrecht vanaf de OBD richting de oude zeewering (Groenedijk, Bitgumer Dyk enzovoort). De kavels zijn op hun beurt verdeeld in percelen en de sloten die deze percelen begrensden, zijn – naar onze mening – aangelegd door de pachters, de eerste Bildtboeren en lopen min of meer lukraak, kriskras. De grens tussen St.-Jacob en St.-Anna liep ondermeer dwars door de Jan Pieterskavel en volgde daar de loop van de door die boeren aangelegde sloten en dus grillig.

Voor we aanvangen met de eerste boerderij onder St.-Anna, moeten we even stilstaan bij een tweetal publicaties in de Bildts(ch)e Courant. Dominee Gideon Boekenoogen heeft in de jaren 1925-1928 voor de Bildtsche Courant historische artikelen geschreven over de boerderijen op de Bildtpollen onder St.-Annaparochie. Amateurhistoricus Hartman Sannes trad in dominees voetsporen en beschreef vanaf september 1948 alle boerderijen onder St.-Annaparochie, ook in de Bildtse Courant, in een ellenlange serie die, met horten en stoten, liep tot december 1951. Wij hebben voor de serie 500 x 52 niet de kopij van Sannes als uitgangspunt genomen noch als leidraad gebruikt. Wij zijn vorig jaar met een schone lei begonnen en gezegd moet worden dat wij bijna op dezelfde pachters en eigenaars uitkwamen, als die Sannes voor ons op papier heeft gebracht. Bijna, zeggen we, want hier en daar zijn er toch verschillen. Is het normaal dat de uitkomsten uiteenlopen wanneer twee keer hetzelfde wordt onderzocht? Ja. Vooral in de beginperiode tot ongeveer 1650 is het niet altijd zeker wie op welke boerderij woonde en waar die heeft gestaan. Het komt tot halverwege de zeventiende eeuw meer op redeneren aan. Het blijft met andere woorden, zoals wij in aflevering 0 reeds hebben geschreven, puzzelen. Desalniettemin stonden wij op de schouders van giganten.

 

“Wech gedreven”

De Jan Pieterskavel lag voor een deel onder St.-Jacobi- en St.-Annaparochie. De kavel werd in het noorden begrensd door de Oudebildtdijk, in het westen door de Koudeweg en in het zuiden door de Gerrijt Verlaenskavel die ten noorden van de Middelweg lag. In het oosten grensde de Jan Pieterskavel aan de kaarsrechte sloot die van de OBD tot aan de Luinsterweg liep. De sloot volgde de lijn die tegenover OBD 458 begint, ten westen van Netarisappel loopt en uitkomt tussen Middelweg-west 162 en de voormalige Vlaswiek. De kavel mat 145 morgen.

Volgens de kaart van 1570 stonden er vier boerderijen aan de Oudebildtdijk tussen de zojuist gepasseerde dorpsgrens en Stadhoudersweg (vroeger: Noorderweg). Op de kaart van 1735 prijken er vijf. Op de eerste kadastrale kaart van 1832 ontwaren we er wederom vier en anno 2005 passeren we er slechts drie (De Jong, Wassenaar en Stornebrink). Aan ons om uit te zoeken welke waar stond en wie waar woonde. We vangen aan met die van Teun de Jong, Oudebildtdijk 487.

Volgens de rentmeesterrekening van 1527 was Georg Schenk van Toutenburgh de pachter van maar liefst bijna 146 morgen, dus de gehele Jan Pieterskavel. Hij was destijds de “Stadtholder van Vrieslandt” en heeft dit land natuurlijk weer onderverhuurd. Aan wie blijft onbekend. In 1547 was echter Philips Jacobsz hier pachter van 46 morgen en 397 roede land, zonder tussenpersonen. Wellicht dat hij of zijn vader Jacob hier ook al eerder land van de Stadhouder pachtte. In 1547 was de plaats die we hier behandelen een met de oostelijker gelegen en verdwenen plaats (nu huis van M. Stapert). Waar de boerderij exact heeft gestaan, hier of op de plek van Stapert, blijft giswerk. Ook pachtte Philips Jacobsz destijds de nog onbedijkte graslanden in kavel 29, gelegen tegenover Het Weeskind. Hij was (voor de tweede keer?) getrouwd met Neeltien Frans van der Meij, een dochter van Frans Jansz van der Meij en Claesge Daem Claesdr, boer en boerin op de boerderij in de hoek Stadhoudersweg/Oudebildtdijk (nu Schuiling, Stadhoudersweg 80). We hebben redenen om aan te nemen dat zijn familienaam Scheijff was, een naam die meer voorkwam onder de Bildtpachters van toen.

In 1566 stond Philips Jacobsz weduwe te boek als pachter en in 1574 nog. Op de kaart van 1570 staat echter bij deze boerderij de naam Iantgen Philippus vermeld. Zij (hij?) was natuurlijk een kind van Philips, terwijl zijn moeder toen nog als pachter van de landen te boek stond. Er staat op genoemde kaart nog iets bij deze boerderij geschreven: “wech gedreven.” We hebben in deze serie eerder meegemaakt (500 x 52, aflevering 11 – OBD 1059, P.J. Swart) dat met de Allerheiligenvloed van november 1570 een boerderij aan de destijds nog jonge zeedijk door de woeste overstroming het loodje legde. Nadat het Bildt weer was opgedroogd, veranderde de situatie in de Jan Pieterskavel drastisch. Volgens een recent boven water gekomen kaart van 1584, was Jan Fransz van der Meij hier pachter van 67 morgen. Van der Meij was in 1574 reeds pachter van een niet meer bestaande boerderij aan de OBD (tussen OBD 447, huis van Stapert en OBD 435, Wassenaar). Hij pachtte zijn eigen plaats (± 21 morgen) plus de grote plaats van Philips Jacobsz weduwe (± 46 morgen). Ook hij zal kavel 29 er wel bij gebruikt hebben. Jan Fransz was een broer van Neeltien Frans van der Meij. Tussen 1585 en 1628 is de oorspronkelijke plaats van de weggedreven boerderij weer een eigen leven gaan leiden, maar wel gesplitst; er werden twee nieuwe boerderijen gebouwd. Waarschijnlijk heeft dit plaatsgevonden kort na 1600 toen het Nieuw Bildt werd bedijkt en de eens onbedijkte graslanden tot bouwland werden verheven.

De volgende pachter die we tegenkomen, heette Gijsbert Claesz en was een zoon van Claes Stevens de olde uit het Wassenaarsgeslacht en Neeltje Willemsdr. Hij trouwde op 6 februari 1603 in de kerk van St.-Annaparochie met Antie Pijters, die toen weduwe was van Waling Heeresz. Het is best wel mogelijk dat deze Waling Heeresz hier eerder ook als pachter heeft gewoond. Gijsbert en Antie kregen twee zonen: in 1606 werd Claes geboren en in 1613 kwam aan de Oudebildtdijk Pijter ter wereld. Moeder Antie overleed rond 1616 waarna boer Gijsbert Claesz opnieuw trouwde; hij werd nog driemaal vader.

 

De familie Oldaens

In de Bildtrekening van 1629 treffen we hier zoon Claes Gijsbertsz aan. Hij was in 1628 in het rechthuis te St.-Annaparochie getrouwd met Elisabeth Hendrick Claesdr en zij kregen vier kinderen. Dit gezin was doopsgezind. Claes Gijsbertsz pachtte 29 morgen en 62 roede op het Oud Bildt en de 29ste kavel in z’n geheel (31 morgen en 56 roede). Meteen zien we dat de oorspronkelijke boerenplaats (in 1584 nog met 67 morgen) was opgedeeld in drieën: OBD 487 (nu Teun de Jong), OBD 477 (nu huis M. Stapert) en de verdwenen boerderij die heeft gestaan tegenover OBD 458-454.

Deze plaats bleef in de familie; in 1638 vinden we ene Gijsbert Claesz op deze boerderij, maar dat kan toch echt niet een zoon van eerder genoemde pachter Claes Gijsbertsz zijn geweest. Wellicht dat de vader weer terug is op z’n oude stek, want we hebben redenen om aan te nemen dat Claes Gijsbertsz naar Vrouwenparochie verhuisde; hij is daar rond 1665 overleden.

Gijsbert Claesz was in 1640 stemhouder van deze boerderij. Hij pachtte ongeveer 25 morgen Oud- en 18 morgen Nieuwbildtland, in 1655 nog. In het stemkohier van 1670 treffen we Cornelis Gijsbertsz hier aan. Hij was een meer dan vermoedelijke zoon van Gijsbert Claesz. Hij trouwde op 20 juni 1658 in de kerk te St.-Annaparochie met Claesie Pietersdr. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. In 1674 pachtte hij hier 21 morgen en 492 roede Oudbildtland. Op 7 maart 1675 verkochten Cornelis Gijsbertsz en Claesie Pijtersdr, “egtelieden te Anna gebuijrte aen Jan Pieters Oldaens en Trijntie Cornelisdr, egtelieden te Harlingen, de eigendom van huis en schuur cum annexis en de ontruiminge van ± 22 morgen old gepagte state Billanden op ‘t noord van Anna gebruijrte; hebbende Hessel Zelis erven en Schelte Jacobs ten oosten, Henrik Ariens erven ten suijden, Doetje Jan Jaspers ten westen en de Oude Dijk ten noorden. Ijder morgen voor 325 caroligulden.”

Jan Pieters Oldaens en Trijntie Cornelisdr kochten ook de boerderij aan de OBD, ten oosten van de Stadhoudersweg. Hij werd geboren te Harlingen, trouwde daar in oktober 1652 voor het gerecht met de Terschellingse Trijntie Pieters de Boer en stierf als koopman te Harlingen. Voor 1698 was het eigendom overgegaan naar de echtelieden Cornelis Arien Jorisz en IJtie Andeles.

In 1698 waren de kinderen van Cornelis en IJtie de stemhouders van deze plaats (elk eenderde stem). Zij heetten Arjen, Andele en Antie. Zij waren ook eigenaar van het pachtrecht van Stadhoudersweg 80. In 1710 verkochten broer Andele en zuster Antie hun aandeel in deze plaats: “(…) in een sathe waar onder behoordt vier en twintigh morgen 492 roeden old gepacht State Billand ofte de ontruiminge van dien, mette eigendom vande huisinge etc daar op staande, mede ten meestendele aan de oude dijk staande en gelegen, bij Cornelis Arjens bewoond en in huire gebruickt wordende, hebbende de oude dijkster landen Claas Reiners ten oosten en Willem Dirx ten westen en de oude dijk ten noorden, sijnde hier onder mede (…) een stuk in de suijdhoeck gelegen alsmede de grond en eigendom van drie morgen 137 roede nieuw Billand, gelegen in de 29 cavel.”

Broer Arjen Cornelis behield zijn derde part. Koper van 2/3 van deze plaats was Rein Sickes Menalda. Deze burgemeester van Harlingen kocht ook 2/3 van Stadhoudersweg 80. Na verloop van tijd werd hij solo-eigenaar van de plaats aan de Stadhoudersweg en het 2/3 deel van de boerderij die we hier nu behandelen, verwierf Arjen Cornelis die we in 1718 hier aantreffen als houder van een hele stem. Voor 1725 verkocht de stemhouder deze plaats van 21 morgen en 492 roede Oudbildtland aan Cornelis Barthouts Wassenaar. Hij was familie. Zijn moeder was de zopas genoemde Antje Cornelis, in 1698 nog eigenaresse van eenderde. Wassenaar was notaris en in 1710 gehuwd met Sijke Hoites van Buren. Notaris Wassenaar stierf op 4 januari 1726. De weduwe Wassenaar bleef eigenaar en betaalde elk jaar 185 caroligulden pacht aan de Staten van Friesland. Na het overlijden van moeder Sijke in 1742, werd de boedel verdeeld. De zonen Hoijte en Barthout (Beert mag ook) erfden deze plaats. Toen de Staten van Friesland in 1753 het Oud Bildt verkochten, werden de beide broers eigenaar voor 4.175 caroligulden en 5 stuivers eigenaar van 23½ morgen land.

Hoijte was klerk ter secretarie (in het rechthuis) en dijksontvanger van het Nieuw Bildt tot hij ongehuwd overleed in 1760. Beert trouwde met Antje Jans Kuiken en zij kregen drie kinderen: Cornelis, Sijke en Antje. Beert Wassenaar was koopman en winkelier te St.-Anna. De gebroeders waren tot 1760 gezamenlijk gebruiker, dus lieten zij deze plaats bemeieren. Door wie is onbekend. Beert erfde zijn broers deel. Hij stierf in februari 1777. Een zoon van Beert en Antje, dr. Cornelis Wassenaar was in mei 1767 door het Hof van Friesland tot advocaat aangesteld en hij erfde de plaats.

 

De geabandoneerde boedel

Hij trouwde in datzelfde jaar met Grietje Bentes Proost en zij kregen acht kinderen. In het begin van de negentiger jaren van de achttiende eeuw stond dr. Wassenaar bekend als een vurig patriot, dus anti-oranjegezind. Hij moest in 1794 vluchten. Toen zijn zoon Johannes in 1818 wilde trouwen verklaarde die dat “dat dr. Cornelis Wassenaar substituut ontvanger-generaal van het Bildt, gewoond hebbende te St. Anna Parochie, in den jare 1794 van daarnaar Demerario in de West-Indiën is vertrokken, dat wij als aan dezelve geparenteerd zijnde ook niet weten of dezelve in leven dan dood zij, uit hoofde daarvan geene berigten, die ten desen voldoende zijn, bij de familie zijn ingekomen.” Reeds eerder ging het dr. Wassenaar ook niet voor de wind. Kennelijk leefde hij op te grote voet, want voor 1788 waren de crediteuren van de geabandoneerde boedel van dr. Cornelis Wassenaar stemhouder van deze plaats. De schuldeisers verhuurden de plaats aan Pieter Harmens en verkochten huis en schuur met 21 morgen en 492 roede Oudbildtland en 4 morgen op het Nieuw Bildt aan dezelfde Pieter Harmens, getrouwd met Atje Johannes en wonende op het Noorderleeg onder Hallum voor 14.717 caroligulden en 14 stuivers. Maar Jan Aarts Wassenaar liet het niaarrecht gelden; hij werd dus koper! (In 500 x 52 van 3 augustus a.s. leggen we dit recht nader uit.)

De koper liet de boerderij verbouwen. De met het familiewapen van de Wassenaars versierde muursteen in de zuidgevel van het huis getuigt hier nog van: “Jan Aarts Wassenaar heeft dit huis verbouwd en de plaats gekogt in den jare 1789 en Bregtje Jans Wassenaar zijn dogter, 1789.” Deze dochter was getrouwd met Klaas Arjens Wassenaar en hem kennen we. Hij was in 1811 de rijkste boer van Nederland en woonde in 1814 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de vergadering bij van notabelen ter goedkeuring van de grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden. Klaas en Bregtje woonden aan de OBD onder St.-Jacob (OBD 1059, P.J. Swart – zie 500 x 52, aflevering 11). Het echtpaar kreeg geen kinderen. Bregtje overleed in 1807. Haar rijke man in 1833. Erfgenaam van Bregtje Jans Wassenaar was onder meer Arjen Boijens Wassenaar. Hij was een zoon van Boijen Arjens Wassenaar die weer een broer was van genoemde Klaas Arjens Wassenaar.

 

Huurders

Voor 1811 was huurder Pieter Harmens Donia met zijn vrouw Atje Johannes Stellengwerf reeds verhuisd. Wie hem opvolgde, is onbekend, maar in 1811 was de boerderij onbewoond. In 1829 woonde hier Jacob Franzes Andringa die in 1813 was getrouwd met Grietje Pieters de Groot (hij was 24, zij was 41). In 1833 hield Andringa boelgoed (“boerereeuw, vee, hooiwagens, bolderwagen, et cetera”) en toen werd de eigenaar Arjen Boijens Wassenaar hier akkerbouwer en veehouder (in 1852 stonden er 18 runderen op stal met een getaxeerde waarde van ƒ 1.041,=). Onder zijn bewind werd de oostkant van de schuur verbouwd en een wagenhuis gesticht en als we de kadastrale kaarten van 1832 en 1887 met elkaar vergelijken, valt het ons op dat de brug over de Oudebildtdijkstervaart ietwat naar het oosten is verplaatst.

Arjen Boijens Wassenaar was in 1834 getrouwd met Janke Gerrits de Boer (geboren in Cornjum) en zij kregen acht kinderen waarvan vijf volwassen werden. Dochter Aaltje Arjens Wassenaar trouwde in 1873 met Ouwe Jarigs Koning en toen haar vader in 1879 overleed, erfde Aaltje huis, schuur, wagenhuis en erf alsmede 44,768 hectare Oud- en Nieuwbildtland. Aaltje Arjens Wassenaar en Ouwe Jarigs Koning werden nu ook de nieuwe bewoners van deze boerderij. Nadat drie kinderen reeds het ouderijk huis hadden verlaten, verhuisden vader en moeder met hun jongste dochter in 1890 naar Franeker (later zouden zij te Leeuwarden wonen). In september 1890 verhuisde neef Jelle Gerrits Wassenaar van Hantum naar hier. Hij overleed echter zeer spoedig, op 21 november 1890. Hij was nog maar 24 jaar.

Omstreeks 1922 werd dochter Klaasje Ouwes Koning eigenaar. Zij huwde Johannes R. Osinga, wonende te Bussum. Later erfde ir. Ruurd Doekle Osinga te Aerdenhout deze plaats. Thans is J. Osinga te Haarlem eigenaar.

Vanaf 12 mei 1891 werd de boerderij bewoond door de St.-Jabuurster landbouwer Gjalt Reinders de Wit. Hij woonde hier met zijn vrouw Amareins Jans Crap en de tienjarige zoon Reinder. Het gezin vertrok in mei 1895 toen Roelof Jentjes de Jong hier landbouwer werd. De geboren St.-Annabuurtster was getrouwd met Maria Wilhelmina Mulder (geboren te Franeker). Zij kregen vijf kinderen waarvan zoon Jentje (geboren in 1897) in 1922 het bedrijf overnam, toen zijn ouders naar Leeuwarden verhuisden. Jentje Roelofs de Jong trouwde dat jaar te Barradeel met Pietje Janzen. Zij kregen twee kinderen. In 1952 verhuisde vader Jentje met zijn vrouw naar de Schuringaweg, trouwde zoon

Roelof met Antje Sjoukje van der Meij en betrok genoemde zoon deze boerderij. Op 1 februari 2001 nam zoon Teun de Jong (getrouwd met Froukje Krap) het bedrijf van zijn vader over. De plaats bestaat anno 2005 uit ruim 20 hectare op het Oud en ruim 23 hectare op het Nieuw Bildt.