Douwe Zwart – Bildtse Post, 19-1-2005
Oudebildtdijk 1223
Omdat we nog steeds in de oude Sijmon Claaszkavel zitten, geldt ook voor de boerderij die wij nu behandelen (OBD 1223) dat de landerijen in 1527 werden gepacht door Sem IJsbrants en in 1536 en door zijn erven. In 1547 vinden we de erven nog terug in de Bildtrekeningen. Zij pachtten destijds 87 morgen en 236 roeden. Wie waren die erven? Dat waren Sijmon van der Does en IJsbrant Semsz, respectievelijk een waarschijnlijke schoonzoon en een zoon van genoemde Sem. IJsbrant Semsz trouwde met Barbara Jans Cuijcken, een dochter van Jan Gerrijts Cuijcken en Cunnegondt Corstiaensdr en hun dochter Vincentia huwde drie maal: Tijalling Poppes Andringa, Oene van Grovestins en Sem van der Does (waarschijnlijk een zoon van genoemde pachter) deelden lief en leed met haar. Trouwens Tijalling Poppes Andringa werd in 1578 te St.-Jacobiparochie aangeslagen voor twaalf goudguldens wegens personele impositie en dat was destijds een fors bedrag. Of deze boerderij in 1547 al bestond, is niet met zekerheid te zeggen, maar in 1554 hebben we voor het eerst beet. Fem Pietersz was pachter van 21 morgen en 565 roeden. Hij trouwde als weduwnaar met Reijnsk Lolckedr. Op de kaart van Jan Jansz Coster uit 1570 staat bij deze boerderij de pachtersnaam Cornelis Femmesz te lezen, een zoon van Fem en Reijnsk. Bij de tweede boerderij ten westen van St.-Jacobiparochie, ten zuiden van de Middelweg, een fors eind het land in (nu Noordzigt), staat Jan Femmesz te lezen en dat zou best een broer kunnen zijn van genoemde Cornelis. Cornelis Femmesz trouwde met Aeltie Michielsdr die een dochter was van Michiel Cornelisz en Maritie Arisdr, boer en boerin op de plaats die we vorige week behandelden (OBD 1225).
Huur opgezegd
In 1602 weigerden enkele Bildtpachters een jaar huur tot geschenk aan de Staten van Friesland af te staan. Na allerlei verwikkelingen met soldaten die het vee hier in beslag namen werd “den 21 Dec. 1602 de Rentmeester nog gelast om de Bildtlanden bij Cornelis Femmes en enige anderen in gebruik op het Westerbildt, voor Nieuwjaar op te zeggen en in vrijdom te stellen,” aldus geschiedschrijver Sannes. Op 25 februari 1605 maakte de weduwe Cornelis Femmes met haar kinderen “liquidatie ende rekening”. Uit die akte blijkt dat een zoon en twee dochters onder St.-Jacobiparochie woonden: Daem Cornelis Femmesz (getrouwd met Marijtie Jorisdr), Marijtie Cornelis Femmesdr (getrouwd met Hotze Douwesz) en Hiltie Cornelis Femmesdr (getrouwd met Hendrick Joris). Omdat Daam Cornelis Femmesz op de boerderij ten westen (OBD 1225) woonde en Hotze Douwesz op OBD 1177 (nu Hoogland), zou kunnen betekenen dat Hendrick Jorisz en Hiltje Cornelis Femmesdr hier woonden. Trouwens er was nog een zoon, Jan Cornelis Femmesz en hij liet zich in juni 1610 door een schipper op de Bosplaat tussen Ameland en Terschelling afzetten alwaar deze Westhoekse avonturier een jaar verbleef. Het ging om een weddenschap.
In 1629 hebben we door de Bildtrekeningen weer zekerheid. Dirck Steven Willemsz was hier boer en pachtte 20 morgen en 180 roeden land. Hij was een zoon van Steven Willemsz die een zoon was van Willem Stevensz die een zoon was van Steven Willemsz die met zijn broers Barthout, Cornelis en Claes – allen geboren te Sassenheim – na de bedijking hier op het Bildt zijn komen wonen en werken. Hij trouwde in 1602 met Dieuw Dircksdr, in 1620 met Aechie Gerbensdr en daarna met Frouckie Johannes Popma. In 1632 kocht Dirck Steven Willemsz (het pachtrecht van) bijna 5 morgen van Arien Gerbrants die boer was op wat nu OBD 1177 is.
Een hypotheekakte van 26 april 1637 maakt ook gewag van een verkoop: “Dirck Stevensz en Frouckien Johannes Papma egtelieden te Jacobs paroghie hebben vercoft en overgedragen aen Liuwe Gerbens en Willemtje Cornelisdr egtelieden te Jacobs parochie ons huurrecht van ± 25 morgen 105 roede olde bedijckte Billanden met seecker aenwas en d’eijgendom van huijs en schuijre op’t Westerbildt hebbende Jan Daems, Pieter Pieters en Tijs Harrents ten oosten, Tiets Sijbes ten suiden en westen, de Sedijck ten noorden, ieder morgen voor 460 caroligulden en 5 stuivers.”
Dirck Steven Willemsz verhuisde. In 1655 komen we zijn weduwe tegen als pachter van de zogenaamde oude plaats onder St.-Annaparochie (stond waar nu de Burgemeester Klokstraat is).
“Daer de dijcken vergaert sijn”
Wanneer Lieuwe Gerbens werd opgevolgd, is onzeker, maar in 1655 was Harrent Pieters d’Jonge hier boer. Hij was ook nog eigenaar van de boerderij staande ten westen van de Koudeweg en ten zuiden van de Middelweg (t/o Kronenburg; reeds lang geleden afgebroken) en hij verbouwde rogge! Dat weten we uit een gerechtelijk stuk van februari 1653 waaruit blijkt dat Jan Ariens, bakker te St.-Jacob 86 caroligulden en 2 stuivers schuldig is aan Harrent Pieters d’Jonge “ter causa van leverantie van 14 lopen rogge.” Noot: een lopen is een oude inhoudsmaat (0,83 hectoliter).
In mei 1661 woonde hij hier nog want toen besteedden de Volmachten van het Oud Bildt “enige lap-dijck- en aerdewercken aan, aan de Westerdijck neven ‘t Olde Bildt, beginnende van Dijcxhoek ende streckende tot aen Harrent Pijtters plaets ofte daer de dijcken vergaert sijn.” Dat is mooi gezegd: waar de dijken vergaard zijn.
In 1674 komen we hem hier nog tegen, maar in 1698 was Trijntje Feikes eigenaar. Zij was getrouwd geweest met Dirck Arjens Mercator en moeder van drie kinderen toen zij op 21 april 1695 de derde vrouw van Reiner Clasen werd. Deze Reinder Clasen was de ontvanger van het Oudbildtomslag (belasting). Zij woonden op de boerderij De Kas (Middelweg-west 243). In januari 1701 werd de boedel van Reinder Clasen geïnventariseerd. Hij en zijn vrouw bezaten vier boerderijen op het Bildt, een brouwerij te St.-Jacobiparochie en heel veel los land (in totaal 126 morgen). We citeren uit de boedelbeschrijving van de boerderij die we hier nu behandelen: “Goederen bevonden inde huisinge en de schuijre op de west aen de oude dijck. Levendige have: ses treckpaerden, drie enters, vier koeijen, een kalf, een varcken, ellef schaepen, drie hennen met een haen.
Huijsmanne reeuw: vijff seven, een huijbanck, drie ladders, twee schepels, twee schoppen, een rasp, een wan, vier vorcken, twee leppen, beslaegen schop, een greep, een misschoop, eenig rom…, sleeptrogh, kroodwagens, vier misplancken, leijen en cae…en en bijnen nae behooren, een ploech, twee groote waegens, twee ploechparsen, twee eggeparsen, vier eggen, een roll, touwen behoorende tot de ploech, waegens en eggen, een molbord.
In de middel camer
Vleesvat, een spinwiel, een eicken kist, een wastob, molkenvat, meelvat, een tafel, vier stoelen, een spiegel, een stooft, uijrwerck, veertien roven gaern, een schilderij, tang en asschep, hengeltouw, koeckmes, hanghijser, vier zijden speck, twee halve varckenskoppen, een idem rug, twee idem ribben, een vattie met idem kort, elliff pannen, twee paer groene gardins, een idem schorsteenkleed, twee laeckens, ses sloopen, vier peuldoecken, noch negen laeckens, twee bedden met peulen, vier oorkussens, vier deeckens.
In de keucken: een schuttelbanck, een spijn, een tafel, drie molckenvatten, een keern met sijn toebehooren, een hout tafel, een oud vat, een kooperen emmer, eenige vatten met ro…, drie kuijpen, twee gootlingen, een kooperen pottie, eenigh daeghs schuttelgoed, een tinnen kan, elleff idem lepels, vier emmers.
Graenen soo gedorsen als ongedorsen op voorschreven plaets: drie en twintigh en een half loopen grauwe orten, acht ent veertigh loopen wintergarst, 2½ loopen krod, ongeveer hondert loopen haever, 1¾ morgen wintergarst int stroo, 1¼ morgen witte orten, 6 morgen weijt int stroo, 2¼ morgen boonen als voornoemd.” Tot zover het citaat.
Reinder Clasen en Trijntje Feikes kregen een zoon, Sjoerd Reinders. Ook was Trijntje Feikes nog eigenaar van negen morgen in kavel 53 op het Nieuw Bildt. Wie deze plaats toen gebruikte is onbekend. Volgens de Statenkaart van 1735 is zoon Sjoerd Reinders de gebruiker. De eigenaars (van het pachtrecht) waren in 1738 Sjoerd Reinders, Trijntje Feikes en de drie kinderen uit haar eerste huwelijk: Trijntje Dirx, Antje Dirx en Tettje Dirx. Gebruiker was Reiner Rinses. Er was toen bijna 29 morgen land bij. Voor 1748 kocht Dirk Rinses “huis en schuir met 26 morgen.” Dirk Rinses was getrouwd met Korsje Willems (een dochter van Willem Dircks Rozendal die rond 1700 op het Weeskind woonde) en voor maart 1755 had de secretaris van Menaldumadeel Hendrik van Theeken de plaats in handen. Hij verkocht hem op 1 maart 1756.
De kerk van Midlum
“Hendrik van Theeken en Trijntje Renici egtelieden te Berlikum verkopen aan Lammert Haukema en Dieuwke Tolsma egtelieden te Harlingen, benevens aan Sijtze en Ruurd Dirks Houtjer te Midlum de eigendom van 2 huisingen, schuren cum annexis met de ontruiminge en overdragte van 46 morgen old gepagte state billanden en een buitenpolle groot 2 morgen, dus samen 48 morgen, staande en gelegen aan de Groene en Oude Dijk op ‘t West van St. Jacobi Parochie, hebbende Jan Martens erven ten Oosten, Aarjen Jansen ten Westen en de Oude Dijk ten Noorden, begeregtigd met 30-10 [dertig gulden en tien stuivers] jaarlijxe grondpacht, bezwaard met 8 jaar huur Willem Arjens Kramer cum uxore [= met de echtgenoot], daaraan competerende voor 1.000 caroligulden ‘s jaars.”
Willem Arjens Kramer pachtte dus twee boerderijen. Hendrik van Theeken bezat behalve de twee hierboven genoemde boerderijen ook nog eentje in de hoek van de Koudeweg en Wiersterdijk (nu Wiersterdijk 10).
Lammert Haukema en zijn vrouw werden eigenaar van de tweede boerderij vanaf Dijkshoek aan de Griene Dyk, de gebroeders Houtjer van degene die we hier nu behandelen. Vanaf 1755 waren Sijtze en Ruurd ook echt eigenaar doordat ze het land (24 morgen en 594 roede) van de Staten van Friesland hadden gekocht. Ze zullen echter wel in Midlum hebben gewoond, want de pachter van deze plaats was toen, en in 1778 nog, Willem Arjens Kramer. In 1788 was Tjeerd Gerbens pachter en in 1798 nog, maar toen was de boerderij reeds in andere handen overgegaan. De gebroeders hadden hun spulletjes aan de kerk geschonken. Tjeerd Jarigs en Paulus Sijbrens, “diaconen van Midlum” verkochten in maart 1797 aan “Herke Dirks en Dirkje Ebes echtelieden te Minnertsga voor de eene helft, en Rutger Tjeerds en Dirkje Atzes echtelieden onder St. Jacobi Parochie voor de weederhelft en alsoo voor hun tezaamen voor ‘t geheel zeekere zathe en landen met huizinge en schuure cum annexis daar op staande en geleegen onder St. Jacobi Parochie op het Bild, groot na naam en faam agt en veertig morgens bestaande in bouw en greidlanden belast met Floreen en gemeents omslagen, als van ouds bij Tjeerd Gerbens cum uxore [met echtgenote] in gebruik, welke daar aan huuringe hebben tot den 12 Maij 1801 voor een jaarlijksche huur van ƒ 22-5-8 per morgen, dus geheel voor ƒ 1.069-4-0 (…)”
De koopsom was 6.048 goudguldens of 8.467 caroliguldens.
Cats
We hebben hier dus telkens te maken met verkopingen van twee boerderijen tegelijk: eentje aan de Griene Dyk en een aan de Oudebildtdijk. Rutger Tjeerds noemde zich Fopma en was volgens de “liste des habitants de la commune de St. Jacobi Parochie paysan”, oftewel boer. Hij was ook eigenaar van het Zwart Kruis (OBD 699) en verhuisde voor 1811 naar de plaats die we hier beschrijven en hij is hier op 9 oktober 1824, elf uur ‘s avonds overleden. De erven van Herke Dirks Tilstra en van Rutger Tjeerds Fopma bezaten in 1826 massaal 24 morgen en 594 roeden en 19 morgen en 485 roeden en zij verkochten toen de hele handel aan… Taetske Cats, de weduwe Klaas Medendorp die hier al eerder is voorbij gekomen. Huurder was Jan Jogchems Lettinga, geboren in 1779 te Boksum. Hij trouwde als weduwnaar met de dienstmeid Aafke Ales Jorna en zij bleven hier wonen tot 12 mei 1849. Mevrouw Cats liet de boerderij aan de Griene Dyk afbreken. Deze hier aan de Oudebildtdijk werd ook gesloopt, maar ook weer herbouwd. Een gedenksteen in het voorhuis herinnert hieraan: “Mefrouw Teatske Cats heeft den huizen gelaten bouwen in den Jahre 1835.” Dus hebben we vanaf dan de zekerheid dat Jan Lettinga hier woonde en in z’n eentje pachter was van 45 morgen en 56 roeden land. Taetske Cats overleed in mei 1848 en haar dochter Christina Medendorp (roepnaam: Stijntje) erfde deze boerderij. Zij was in 1812 getrouwd met Jan Hendrik van Boelens, burgemeester te Leeuwarden. Van haar erfden twee dochters: Anna Augusta en Elise Christina van Boelens.
De erven Taetske Cats gooiden “een vruchtbare zathe en landen met nieuwe huizinge en schuur, groot 43 bunder bouw- en greidland in de Westhoek” in de verhuur. Nieuwe pachter werd Pier Watzes Hoogland, maar niet voordat er boerenboelgoed ten huize van J. Lettinga was geweest. Te koop waren ondermeer vijftien koeien, acht paarden, tien schapen, een overdekte wagen, een chais en huisraad. Levende have, boerengereedschap en huisraad werden verkocht voor ƒ 2.408,70.
Pier Watzes Hoogland was geboren in 1824 te Ferwerd. Hij trouwde in 1847 met Sijtske Franses Kienstra en zij kwamen met zoon Frans hier in mei 1849 wonen en kregen nog vier kinderen: Watze, Liewina, Antje en Pieter. Verder woonden hier bij in talloze werkbodes, dienstbodes, boereknechten en dienstmeiden.
Bliksem!
In de middag van 20 juni 1880 “ontlastte zich ‘s middags een hevig onweder boven St. Jacobi-parochie, waardoor twee arbeidertswoningen achter de Krim in brand geraakten, ook een schuurtje van G.B. van der Meulen daar sloeg de bliksem in en een paard van P.W. Hoogland werd gedood.”
Door boedelscheiding werd Reinardine Christine van Haersma de With, wonende te Maarsseveen in 1870 de nieuwe eigenaar. In 1890 was dat Anna Cicilia Haersma de With, echtgenoot van jonkheer mr. Abraham Daniël Theodoor Gevers, burgemeester van de gemeente Hethel en Spalanden, wonende te Noordwijkerhout.
Pier Watzes Hoogland en Sijtske Franses Kienstra verhuisden in mei 1889 naar Tzummarum. Zoon Pieter Piers Hoogland nam de plaats over. Hij was geboren in 1866 en getrouwd met Trijntje Nauta (geboren te Pietersbierum). Dit gezin vertrok in februari 1914 naar Huizum, destijds Leeuwarderadeel. Arjen Wassenaar, geboren in 1893 te Vrouwenparochie en een zoon van de nieuwe eigenaar, heeft hier tijdelijk gewoond. Hij en zijn vrouw Wijbrigje Schaap vertrokken in mei 1920 naar Noord-Brabant en werden toen opgevolgd door Jan Louws Hoogland, zoon van Louw Jans Hoogland, boer te Vrouwenparochie. Zijn verblijf hier was ook van korte duur, want hij verhuisde met zijn vrouw Liebrig Piersma in mei 1921 naar boerderij De Vogel (nu Langhuisterweg 17).
Brand
Nadat er in 1907 sprake was van herbouw van het huis, verkocht Anna Civilia Haersma de With in 1917 de plaats, groot 44,453 hectare aan Rienk Arjens Wassenaar, landbouwer te Vrouwenparochie en vanaf 1926 zonder beroep te Huizum. Na hem was zijn zoon Arjen Wassenaar eigenaar (die er dus reeds een tijdje had gewoond met zijn vrouw Wijbrigje Schaap) en na hen hun kinderen Riemke en Anna Wassenaar. Nu zijn de erven Lindenberg-Wassenaar eigenaar.
Na Jan L. Hoogland hebben er nog gewoond: Ulbe Anema, Taekele Swart en Arjen Wassenaar. Ulbe Anema was bedrijfsleider en woonde hier in de jaren 1921 tot 1928. Hij werd opgevolgd door veehouder Taekele Swart die er met zijn vrouw Wijtske Postma en hun vier kinderen tot februari 1930 woonde. Dit gezin vertrok toen naar Bizy par Vernon in Frankrijk. (N.B. Dit is niet de Taekele Swart die op OBD 1059 heeft gewoond.) Swart werd in mei 1930 opgevolgd door landbouwer Arjen Wassenaar die er met zijn gezin dus twee keer heeft gewoond en gedurende zijn tweede verblijf ook nog tijdelijk elders moest wonen, omdat in de nacht van 3 op 4 juni 1947 de boerderij afbrandde. De Bildtsche Post meldde: “In de boerenschuur van de heer Th. Schuiling aan de O.B.Dijk onder St. Jacob ontstond Dinsdagmiddag als gevolg van kortsluiting een begin van brand. Toen de brandweer uit St. Anna aankwam, was deze gelukkig niet meer nodig, daar het vuur reeds was geblust.
Dinsdagavond tegen 12 uur werd de brandweer opnieuw gealarmeerd. De boerenschuur in gebruik bij landbouwer A. Wassenaar (Westhoek) stond in lichte laaie, en brandde geheel plat. Ook de voorhuizinge is zwaar getroffen. Omtrent de oorzaak bestaat nog geen zekertheid. De heer Wassenaar was om een uur of tien thuis gekomen. Tegen elf uur had hij z’n hond nog wat te drinken gebracht, en was hem niets opgevallen. Even later werden de bewoners gewekt door een zoon van buurman Andringa die de brand meldde. Een en ander was verzekerd bij Kanton Hallum.”
Na de herbouw in 1948 woonde Arjen Wassenaar er nog tot mei 1956. Toen kwam Wietse Oosterhof op de plaats wonen met zijn vrouw Anna Fokkema. In 1994 is het bedrijf overgenomen door zoon Ate Jo Oosterhof die er nu nog woont. De plaats behelst anno 2005 ruim 45 hectare Oudbildtland.