BILDTSE PLAATSEN – nr 33 – Ouwedyk 433

Douwe Zwart – Bildtse Post, 17-8-2005

 

Cuijckens

We hebben vorige week kunnen constateren dat OBD 435 (Ouwe Wassenaar) en de boerderij waarover we nu ons licht laten schijnen in 1527 en in 1547 nog een waren. Pachter van 42 morgen en 185 roede op het Oud Bildt was destijds eerst Aerrijaen Cuijcken en in 1547 zijn weeskinderen. Voor 1554 ging de oorspronkelijke plaats in tweeën: Gerrijt Adriaensz Cuijcken kwam op OBD 435 en hier op OBD 433 werd Jan Cornelis Willemsz pachter. Zeer waarschijnlijk was hij getrouwd met een dochter van Aerrijaen Cuijcken. Jan Cornelis Willemsz pachtte in 1554 21 morgen en 92 roede. Voorts was hij solopachter van kavel 27 (ruim 27 morgen) en van kavel 24 (bijna 38 morgen). Kavel 27 lag tegenover OBD 477, kavel 24 lag recht tegenover de boerderij die we hier behandelen: Oudebildtdijk 433.

Voor 1566 veranderde er het een en ander. Jan Tiercxz kocht het pachtrecht van de ruim 21 morgen Oudbildtland. Ook was Jan Tiercxz pachter van kavel 24 en met zijn buurman Gerrijt Adriaensz Cuijcken was hij pachter van kavel 26 (27 morgen). Jan Tiercxz was de meer dan vermoedelijke vader van Cornelis Jan Tiercxz en deze zeer vermoedelijke zoon trouwde later met Cuniera Johan Bontemansdr, de dochter van de pachter van de Bontemanplaats (nu Piet Lautenbag, Middelweg-west 174). Volgens de kaart van 1570 was Jan Tiercxz echter pachter van OBD 435 en zit ene Hendrick Philippus op de plaats die we hier nu beschrijven. We komen de afgaande pachter Gerrijt Adriaensz Cuijcken/’t Hoen, volgens de Bildtrekening van 1574 elders op het Bildt tegen als pachter. Jan Tiercxz heeft Gerrijt zijn plaats overgenomen en Hendrick Philippus werd hier pachter. Ook deze Hendrick gebruikte onbedijkt land (kavel 24 alleen en kavel 26 met Jan Tiercxz). Op de Gabbemakaart van 1584 prijkt de naam van Jan Gouvertsz bij deze plaats waaronder toen 19 morgen Oudbildtland behoorde. Hij zou een kleinzoon kunnen zijn van Jan Govvertsz die in 1537 pachter was van veel land ten westen van de Koudeweg (nu Van der Staag, Koudeweg 21).

De volgende pachter die we tegenkomen, is Claes Hendricksz. Er is veel voor te zeggen dat hij een zoon was van bovengenoemde Hendrick Philippus en dan zou Jan Gouvertsz een tussenpaus kunnen zijn, een meier die door de erven op de plaats is gezet in afwachting dat zoon Claes meerderjarig zou zijn. Aangezien Claes Hendricksz in 1612 al kerkvoogd van St.-Annaparochie was, mogen we veronderstellen dat hij hier toen al boer was. In de Bildtrekening van 1629 treffen we de gebroeders Willem Claesz en Cornelis Claesz hier aan als gezamenlijke pachters van 21 morgen en 92 roede. En dat morgental is exact gelijk aan wat Jan Willem Cornelisz hier reeds in 1554 pachtte. De beide broers pachtten in 1629 ook nog kavel 24 (bijna 38 morgen) en met Claes Hendricksz kavel 26.

Qua patroniem lijken Willem en Cornelis zonen van Claes Hendricksz te zijn, maar wij weten dat dat niet juist is. Het waren zonen van Claes Stevens d’olde (een Wassenaar) en Neeltje Willems, boer en boerin onder St.-Jacob.

Willem Claesz trouwde twee keer. Uit het eerste huwelijk met Trijn Hendricksdr werden vier kinderen geboren, waaronder twee zonen: Claes in 1611 en Hendrick omstreeks 1616. Zij waren hier in 1638 pachters van deze plaats. Zij kochten er 2½ morgen bij zodat destijds de plaats bijna 24 morgen Oudbildtland omvatte.

 

Engelenhoofd

In 1638 verkochten de Staten van Friesland het Nieuw Bildt en gaven zij ook de pachters aan de Oudebildtdijk de kans om hun Oudbildtplaats te kopen. De erven Willem Claesz deden dat. Voor 7.573 caroligulden werd de plaats (23 morgen en 467 roede) hun eigendom. Het gedeelte in kavel 24, dat voordien bij deze plaats werd gepacht (± 10 morgen), werd ook gekocht door de gebroeders Claes en Hendrick Willemsz. Van het restant van de kavel was ritmeester Willem van Haren (de vader van de latere grietman) de koper. Op het restant werd een boerderij gesticht.

Claes Willemsz was getrouwd met Marichie Walingsdr. Zij kregen twee kinderen. Wat de lotgevallen van dit gezin zijn, is onbekend. Broer Hendrick Willemsz is naar alle gedachten nooit gehuwd geweest. In het stemregister van 1640 vinden we Claes Claesz tot Harlingen en Hendrick Willemsz als eigenaars vermeld. De Harlinger was een oom van genoemde broers Claes en Hendrick. In 1655 was deze Claes Claesz doopsgezind maar bovendien in z’n eentje eigenaar van deze plaats en van eenderde gedeelte van kavel 25. Hij heeft hier nieuwbouw gepleegd, want in de oostmuur van het huis prijkt heden ten dage nog een gedenksteen met ‘anno 1651’ en daarboven een gevleugeld en guitig ogend engelenhoofd.

In 1670 waren Claes Claesz erven eigenaar. Door de vele verervingen en verkopingen van gedeelten van de eigendom dreigen we de draad kwijt te raken. Lang verhaal kort: Claes Claesz tot Harlingen had een dochter. Zij trouwde als Maike Clazes Bilckert te Harlingen met ene Pieter Jacobsz. Uit dit huwelijk werd onder meer een dochter geboren: Attie Pieters d’Adam en zij trouwde in augustus 1671 met Jurjen Clasen Fontein.

 

Jurjen Clasen Fontein

Hij  was als een zoon van Claas Jurjens Fontein en Antje Reijners Jeddema op 12 augustus 1649 in Harlingen ter wereld gekomen. Zijn vader was koopman en grondbezitter en schepen van Harlingen. Claas Jurjens Fontein was doopsgezind en ook koopman en grondbezitter. Voorts was hij collecteur van de wijnmaat te Harlingen. Hij troude dus met Attie Pieters d’Adam. Zij kregen geen kinderen. Hij overleed in maart 1716, zij in juli 1721, beiden te Harlingen.

Wij vonden in de proclamatieboeken het volgende. “Over’t geregte 1e proclamatie gedaan den 17 Januarij 1681 – Jurjen Clasen Fontein ende Attie Pieters d’Adam, echtelieden tot Harlingen begeren bode en consent op de coop van de grond en eigendom van ongeveer de vijff seste parten van vier en twintigh morgen opt olde Bildt en tien morgens opt nieuwe Bildt onder St. Anna gelegen, bij Daam Ariens Gelder cum uxore als huirders gebruijkt, te huir doende een duisent twintigh caroligulden mits dat de eigenaar de lasten moeten laten corten exempt het schoorsteengeldt, int geheel voor veertien duisent een hondert ses en sestigh caroligulden, dartien stuivers, ses penningen, ider gulden twintigh stuivers doende, op maij 1681 te betalen op conditie dat de vercopers drie vierde parten ende de echteluiden copers een vierde part vande consentgelden, ses en vijftigste penning en andere ongelden sullen hoeden, breder vermogens coopbrieff ter secretarie berustende waar na gereguleert sal worden.”

Daam Ariens Gelder en zijn vrouw Jannichie Beerts verklaarden in mei 1684 dat zij 2.247 caroligulden schuldig waren aan Jurjen Clasen Fontein en Attier Pieters d’Adam wegens achterstallige landhuur. Dus waren zij toen nog pachters. Maar in 1698 was Arjen Willemsz hier pachter. Hij was een Lont en en trouwde vier keer. Tussen 1686 en 1692 verhuisde hij van St.-Jacob naar St.-Anna, wellicht reeds naar deze boerderij. Hij was toen getrouwd met Rinnichie Hendrick Joris, een dochter van boer Hendrick Joris die we reeds eerder op onze reis zijn tegengekomen (zie 500 x 52, aflevering 6 – OBD 1171). In 1708 was Arjen Willemsz Lont nog pachter, in 1718 zijn kinderen.

 

IJbeltie Reiners Fontein

Na het kinderloos overlijden van Jurjen erfde zijn jongere broer Reiner Clasen Fontein de plaats. Hij was in 1655 te Harlingen geboren. Hij trouwde twee keer. Eerst met IJbeltie Pieters Hoogstra en in 1686 te Harlingen met Tettje Dircksdr. Uit dit tweede huwelijk werd een kind geboren. Zij heette, genoemd naar zijn eerste vrouw, IJbeltie Reiners Fontein. Ze trouwde in 1725 te Harlingen met de Harlinger koopman Hijlco Douwes Hanekuik. Hij overleed in 1731. Een jaar later trouwde IJbeltie met Sipke Jansen.

Uit het stemregister van 1728 staat de pachter omschreven als “Arjen Willems kinderen”. Daar zal naar alle gedachten toen reeds Dirk Arjens Lont ook bij hebben gehoord, want hij was in 1738 in z’n eentje pachter. Hij was een zoon uit vaders vierde huwelijk en in 1733 voor de kerk te St.-Anna getrouwd met Welmoed Jans. In de hypotheekakten vonden we een pachtcontract: “8 october 1738 – IJbeltje Fontein, weduwe wijlen Hijlke Hanekuik te Harlingen, verhuurt aan Dirk Arjens huisman onder St. Anna Parochie en Welmoed Jans echtelieden, een sathe en landen groot 34 morgen met huis en schuur gelegen onder St. Anna Parochie aan de Oude Dijk, reeds bij de huurders in gebruik, voor 5 jaar meij 1737-1742 voor 25 caroligulden het morgen.” Kennelijk hebben Dirk en Welmoed de plaats in 1742 verlaten, want we komen hen in 1748 tegen op Veldzicht, de boerderij aan en ten westen van de Stadhoudersweg (nu Willem Brouwer, Stadhoudersweg 75).

Voor 1748 heeft IJbeltie Reiners Fontein deze plaats verkocht aan Aart Arjens Wassenaar. De plaats is van 1681 tot ongeveer 1748 in het bezit geweest van de familie Fontein, vandaar dat de boerderij later ook zo werd genoemd: de Fonteinplaats. Mensen onderscheiden zich van dieren door namen aan dingen te geven. Wat daar groeit, noemen we een boom. Wanneer we hem in stukken zagen, spreken we van planken en het stukje hout waarmee je kunt schrijven is een potlood. We kunnen een pand Het Loo, Achter de Glazen of Het Wapen van het Bildt noemen, want we geven namen aan dingen. We kunnen een boerderij de Fonteinplaats noemen, maar dat de naam Fontein verbonden is aan OBD 435 stoelt niet op historische feiten. De familie Fontein heeft nooit geen voet grond van die plaats in bezit gehad (zie ook 500 x 52 van vorige week).

 

Sterfhuis

Voor 1748 werd Aart Arjens Wassenaar de nieuwe eigenaar. Hij was getrouwd met Brechtje Jans en zij woonden op de boerderij ten westen van de Holle Rijd (OBD 1059 – P.J. Swart) en dus lieten ze deze plaats bemeieren. Maar voor 1748 was Hendrick Philips hier nog pachter (het pachtcontract tussen hem en IJbeltie Fontein liep nog), in 1748 was zijn weduwe pachter. Voor 1758 gebruikte de eigenaar deze plaats zelf (lees: liet hem bemeieren). Aart Arjens Wassenaar was ondertussen overleden. De weduwe Brechtje Jans en haar twee kinderen Claas en Jan waren nu eigenaar. In 1768 waren de broers Claas Aarts en Jan Aarts Wassenaar eigenaar en spoedig daarna was Claas Aarts Wassenaar alleen eigenaar. Hij was in 1754 getrouwd met Maartje Bentes Proost, een dochter van Bente Walings, boer aan de Oudebildtijk ten oosten van de Langhuisterweg (nu OBD 219 – huis van Ebbing Sipma). Zij kregen vijf kinderen. Claas Aarts overleed in 1775. Toen erfden de kinderen Brechtje, Aart, Grijtje en Arjen de plaats. Met de boedelscheiding verwierf zoon Aart Clasen Wassenaar huis en schuur met 25¾ morgen Oudbildtland plus nog 9½ morgen in kavel 25. Hij was zelf gebruiker. Aart Clasen was een vurig patriot (pro-Frans, anti-Oranje) en stierf ongehuwd op 6 mei 1795. Toen erfde zijn broer Arjen Clasen Wassenaar deze plaats. Hij was landbouwer aan de Oudebildtdijk onder Vrouwenparochie (Attesweg 29 – IJ. van der Werff) en getrouwd met Aaltje Pieters Wassenaar. Zij kregen drie kinderen: Maartje, Klaas en Pieter. Vader Arjen overleed in 1802 onder Vrouwenparochie. Dochter Maartje trouwde in 1811 op jonge leeftijd met Jacob Aukes Bakker. Zij woonden hier.

Boerin Maartje Arjens Wassenaar overleed in 1820, haar man in 1824. De jongste zoon Pieter Arjens Wassenaar, geboren 1801 te Vrouwenparochie, werd daarna gebruiker. Hij trouwde in 1825 met Jannigje Hendriks de Vries, geboren te Wier. Zij kregen een dochter Aaltje en een zoon Arjen. Moeder Jannigje stierf hier in 1829, vader Pieter volgde haar in 1831 in de voetsporen. De kinderen werden bij familie te Vrouwenparochie ondergebracht en opgevoed. Na het “boereboelgoed ten sterfhuize van wijlen Pieter Arjens Wassenaar aan de Oude Bildtdijk bij de Zandweg onder St. Anna Parochie” werd de plaats te huur aangeboden.

 

Vijf jaar tuchthuis

In de Leeuwarder Courant van 4 januari 1832 stond de volgende advertentie: “Notaris O. Braunius Oeberius verhuurt in de herberg van D.M. Jongershuis te St. Jacobi Parochie  een zathe en landen met huis no. 62, groot 38-58-22 bunder bouw- en greidland. De huizinge en 33 bunder land gelegen aan en bijelkaar aan de Oude Bildtdijk nabij de Zandweg op het Oud en Nieuw Bildt o/d St.Ap; 4 bunder greide in de zuidhoek o/d Vrouwen Parochie, ± 2 bunder greide in de zuidhoek St. Anna Parochie. Laatst door Pieter Arjens Wassenaar bewoond en gebruikt geweest en 12 mei 1832 te aanvaarden.” De plaats werd voor zeven jaren verhuurd aan Beert Jans Lont. Hij was gehuwd aan boerendochter Trijntje Reinders Schat. Zij overleed hier op 22-jarige leeftijd. Haar man stierf op “den derden der maand Julij een duizend acht honderd en veertig des namiddags ten zes ure, in het huis nummer twee en zestig te Sint Annaparochie” (is OBD 433). Boer Lont was slechts 31 jaar geworden. Er heerste destijds pokken. Dus volgde er weer een boereboelgoed: “8 paarden, 10 koeien en ander vee, boerereeuw, huisgeraden enz”. Op 15 juli 1841 moest notaris Oebele Braunius Oeberius andermaal komen opdraven. Hij verkocht “op de zathe laatst bewoond door wijlen Beert Jans Lont (…) publiek de gerechte helft in de te veld staande gewassen.”

De volgende bewoner was Arjen Jacobs Bakker, in 1841 reeds. Hij was hier op 17 februari 1813 geboren. Immers zijn vader Jacob en moeder Maartje hadden hier ook al gewoond. Arjen trouwde in 1846 met Janke Tjeerds Kolk (geboren te Vrouwenparochie). Zij kregen twee kinderen en een kapotte brug op de koop toe. Andermaal slaan wij een oude jaargang van de Leeuwarder Courant open en citeren een curieus bericht van 11 februari 1850: “Het Provinciaal Gerechtshof van Friesland veroordeelde de schippers Jan en Douwe Alderts van der Schaaf geboortig te Tietjerk tot 5 jaar tuchthuis en 50 gulden boete benevens de proceskosten, omdat zij 31 augustus 1849 door moedwillige aanvaring gedeeltelijk hebben vernield een brug over de Oude Bildtdijkstervaart onder St. Anna-Parochie behoorende tot de zathe van Arjen Pieters Wassenaar, in gebruik bij Arjen Jacobs Bakker.” Geen milde veroordeling!

 

De familie Van der Schaaf

Boer Bakker had een gemengd bedrijf. Hij had in 1852 14 runderen op stal staan met een getaxeerde waarde van ƒ 685,=. In hetzelfde jaar vertrok het gezin Bakker. Nu was Arjen Pieters Wassenaar reeds enige tijd inwonend bij de Bakkers en hij trouwde dat jaar met Froukje Aukes Oostringa en zij werden toen de hoofdbewoners van deze boerderij. Een jaar later werd hun enig kind geboren: Pieter. Vader Arjen en moeder Froukje lieten voor 1876 de grote villa aan het Oosteinde te St.-Annaparochie bouwen (dat werd later verbouwd tot het huidige gemeentehuis) en konden naar hartelust riant rentenieren. Zoon Pieter Arjens Wassenaar werd nu landbouwer op de boerderij. Hij trouwde met Wijtske Jacobs Tiedema (kwam van Menaldum). Het gezin Wassenaar verhuisde in 1883 naar Marssum, maar Pieter bleef eigenaar. Na het boerenboelgoed in april dat jaar, werd de plaats verhuurd aan Johannes Pieters Hoogland (geboren in 1862 te Vrouwenparochie). Hij was getrouwd met Sjoukje Arjens Kuiken. De plaats behelsde rond de eeuwwisseling huis, schuur en erf met 32,41 hectare op Oud en Nieuw Bildt, alsmede twee arbeiderhuisjes aan de OBD. Het gezin Hoogland verhuisde op 12 mei 1923 naar Vrouwenparochie.

Toen kwamen landbouwer Hendrik Scheltes van der Schaaf en zijn vrouw Tjitske Samel hier als huurders wonen. Zij kregen vier kinderen. Op 12 augustus 1926 verkocht notaris R.Tj. Timmer finaal in het café van Siccama (thans Piet van Kooten) “de vruchtebare en in uitstekenden staat van cultuur verkeerende sate en landen op het Oud Bildt en Nieuw Bildt onder Sint Anna Parochie, bestaande in boerenhuizinge met wagenhuis en afzonderlijk staand hok, 27,316 hectare bouw- en 4,614 hectare weilanden, alsmede dubbele arbeiderswoning.”

De bebouwing werd nader omschreven als: “boerenhuizing, aan de Oudebildtdijkstervaart, op Het Oud Bildt met afzonderlijk staand wagenhuis, stookhut, erf, grond en brug. De huizing bevat: woonkamer, voorkamer, slaapkamer, gangen, keuken w.i. bedstede, galerij, kelders, groote graanzolder, schuur w.i. 3 hooivakken, dorschvloer met til en bergplaats; stalling voor 18 koeien en 10 paarden; merrie-hok, privaat, pomp en regenwaterbak.” Een perceel weiland ten zuiden van de schuur, werd De Kamp genoemd. De jaarlijkse huursom bedroeg ƒ 4.400,=.

Koper van Piet Arjens Wassenaars plaats werd Schelte Doekes van der Schaaf, landbouwer te Wijnaldum en vader van de bewoner Hendrik. In 1939 werd Hendrik Scheltes van der Schaaf de eigenaar. In juni 1947 nam zijn zoon Schelte Hendriks van der Schaaf het bedrijf over. Hij trouwde datzelfde jaar met Lena Osinga. In 1983 verhuisde Van der Schaaf met zijn vrouw naar St.-Annaparochie. Hij verkocht in 1986 de bebouwing aan Peter en Trees Stornebrink die toen Oudebildtdijk 433 gingen bewonen. De schuur wordt anno 2005 gebruikt als opslag van een bouwbedrijf.