Douwe Zwart – Bildtse Post, 21-9-2005
Claes Cornelisz aen Dijck
In de hoek Oudebildtdijk-Langhuisterweg staat heden ten dage een huis en we weten inmiddels dat huidige bebouwing aan en ten zuiden van de Oudebildtdijk er op duidt dat er ooit een boerderij heeft gestaan; denk aan de bebouwing op het Franeker land, het huis van Robert Vermeulen (Kadal 66) en het huis van Meile Stapert (OBD 477). Hier aan de Langhuisterweg is dat ook weer zo; op de kaart van Jan Jansz Coster van 1570 staat ten westen van de Langhuisterweg een grote boerderij en daarom presenteren we deze week: Langhuisterweg 45.
In de oudste Bildtrekening van 1527 was Pieter Aelbartsz hier pachter van 13 morgen en 217 roede land en dat was hij in 1554 nog. Hij pachtte er geen onbedijkt land bij. In 1566 zat Cornelis Sijbrantsz op deze boerderij en hij pachtte wel onbedijkt Billdtland: hij gebruikte kavel 18 (tussen OBD 284 en OBD 266), bijna 21½ morgen groot. Op de kaart van Jan Jansz Coster uit 1570 staat zijn naam bij deze boerderij aangetekend en op de Gabbemakaart van 1584 staat zijn weduwe als gebruiker van 13 morgen Oudbildtland genoteerd.
In de periode 1574 tot 1629 onbreken de Bildtrekeningen ontbreken en weten we niets omtrent de pachters, maarwe kunnen gissen. Het is aannemelijk dat in 1629 Claas Cornelisz hier pachter was. Hij stond destijds te boek als gebruiker van ruim 16½ morgen Oudbildtland. Kavel 18 werd toen gepacht door genoemde Claas Cornelisz en ene Ate Freercksz, die brouwer te St.-Anna was. We mogen aannemen dat Claes Cornelisz deze Nieuwbildtlanden gebruikte. Het is heel goed mogelijk dat deze Claes een zoon was van bovengenoemde Cornelis Sijbrantsz want Ate Freercksz was getrouwd met Trijntje Cornelis, dus zou brouwer Ate een schoonzoon kunnen zijn.
In het oudste stemkohier van 1640 komt voor ene ‘Claes Cornelisz aen Dijck’. Dat is onze pachter. Hij stond toen te boeken als stemhouder van een boerderij waarbij 27 morgen Oudbildtland bij gebruikt werd. Waar de extra tien morgen vandaan is gekomen, is ons niet bekend. In 1655 was Claes Cornelisz hier nog pachter en in 1670 Cornelis Claesz, zeer waarschijnlijk een zoon van. In een morgentalboek van 1674 komt hij voor als Cornelius Claesen en hij pachtte destijds 8 morgen en 244 roede Oudbildtland. Wederom rijst een vraag. Waar zijn de overige morgens gebleven? Een deel daarvan was toen in gebruik bij de boerderij ten oosten van de Langhuisterweg (nu Langhuisterweg 44, M. Elsma).
‘Caduc’
Voor 1698 werden de oude stemkohieren door de Staten van Friesland opgeschoond. Dat wil zeggen dat zij de boerderijen met stemrecht onder de loep hielden. Dit moest gebeuren omdat er in de loop der tijden plaatsen waren samengesmolten. Een voorwaarde voor het toekennen van stemrecht was dat er een huis op het stemgerechtigde land moest staan. Een ander criterium was dat er ten minste vier morgen land bij het huis (lees: de boerderij) moest behoren. Het aantal morgen land dat bij de boerderij die we hier behandelen, behoorde, was kennelijk te klein want de stem was anno 1698 ‘caduc’. Op de vier jaar oudere Bildtkaart van Schotanus zien we dat de boerderij nog steeds stond waar hij stond. Doordat het niet langer een stemgerechtigde plaats was, hebben we over de jaren 1700-1735 geen informatie uit de eerste hand. De floreenkohieren van die jaren zouden ons meer kunnen vertellen, maar die hebben wij (nog) niet kunnen raadaplegen. Wij vermoeden echter dat het kleine beetje Oudbildtland en het huis behoorden bij de Nieuwbildtplaats in de 18de kavel. De boerderij stond direct ten zuiden van de Nieuwebildtdijk waar nu de huizen NBD 247, 245 en 243 te vinden zijn. Kavel 18 was vanaf 1638 eigen aan buiten het Bildt wonende personen. De pachters van die verdwenen boerderij zullen het beetje Oudbildtland gebruikt hebben en wellicht was het voormalige boerenhuis in kamers voor arbeiders verdeeld. Pachters van de Nieuwbildtplaats in kwestie waren: in 1683 Joucke Cornelis (waarschijnlijk een zoon van bovengenoemde Cornelis Claesz); in 1708-1728 Douwe Pijtters; in 1738 Arien Philips; in 1748 Hendrik Philips weduwe en in 1758 Sijds Johannes, maar toen was de grond waarop het huis stond, al verkocht.
Een nader onderzoek zal in de toekomst moeten uitwijzen wie hier destijds hebben gewoond.
‘t Langhuis genaamd
Ondertussen hebben we met de Statenkaart van 1735 weer even beet. Toen was de weduwe van Jan Reinders hier gebruiker. Op de kaart staat alleen een boerenhuis getekend. De schuur was dus reeds eerder afgebroken. Volgens het Statenregister van 1737 was ene Arjen Philips hier pachter van een hornleger, groot een half morgen. Hij betaalde destijds 8 caroligulden en 12 stuivers aan de eigenaar en dat was nog steeds de Staten van Friesland. Hij woonde hier dus niet, want we hebben net gelezen dat hij huisman (boer) op het Nieuw Bildt was, waar hij kavel 18 pachtte, waarop een boerderij stond (nu onder meer NBD 243). Arjen Philips stierf in 1742 en uit de inventarisatie blijkt dat hij onder meer het volgende bezat: “Vastigheden. Ten eersten een huisinge bestaande in verscheiden woningen en de ontruiminge en overdragte (= pachtrecht) van ongeveer een morgen old gepagt State Billandt, staande en gelegen aan de Oude Dijk onder ‘t behoor van Anna Parochie.” Dat is het huis in de westelijke hoek OBD-Langhuisterweg. Verder blijkt uit de “profijtelijke staat” dat de erven Arjen Philips nog recht hadden op huur (“ter sake huis huir”) van Jurjen Lubbertsz, Trijntie Cornelis en Douwe Ariens. Zij waren dan de bewoners van dit pand dat uit diverse wooneenheden bestond.
Toen de Staten van Friesland in 1752 overging tot de verkoop van het Oud Bildt, werd dr. Jan Albarda, secretaris van de grietenij Ferwerderadeel, eigenaar. Hij was anno 1753 naastligger ten westen van OBD 287 (zie vorige week). Later werd de diaconie van de hervormde gemeente te St.-Annaparochie eigenaar van de grond. Zeer waarschijnlijk waren zij dus al eerder eigenaar van het huis geworden. Tot in 1795 bleef de diaconie eigenaar. We hebben een koopbrief gevonden: “Piebe Stinnerts, Sipke Sjoerds, Willem de Jong en Jan Dirks Kuik, alle woonende in St. Anna Parochie, in qualiteit als diaconen van de gereformeerde gemeente aldaar (…) bij strijkgeld verkogt te hebben en alzoo bij deezen in eigendom over te dragen aan Hendrik Hendriks Post, coopman woonende onder gemelde parochie, zeekere huizinge ‘t Langhuis gernaamd, bestaande in vier kamers en een schuurtje met alles wat daar om en aan aard, muur, band, spijker en nagel vast is en toebehoord, mitsgaders ‘t hornleger en grond, staande en gelegen op ‘t oude Bildt onder St. Anna Parochie, bij de coper cum sociis in huur tot 12 maij 1798, hebbende de kruisweg ten oosten, Johannes Leenderts weduwe ten zuiden, M.C. Blok ten westen en de vaart ten noorden (…)” Huurder werd dus koper.
N.B. De kruisweg werd in een eerder stuk uit 1790 al Langhuizerweg genoemd en die naam is dus ontleend aan het langhuis dat wij hier nu behandelen. In de volksmond wordt de lange straatnaam ingekort tot Langeweg, waarin de eerste lettergreep van langhuis nog te vinden. Langeweg heeft echter meer te maken met het feit dat de Langhuisterweg de langste straalrechte weg op het Bildt is.
Het langhuis is de oervorm van een boerderij: een langwerpig gebouw, verdeeld in een woon- en een werkgedeelte. Het was eeuwenlang, wellicht tot de inpoldering van het Bildt, het enige type boerderij dat in Friesland, Groningen en het naburige Ost-Friesland voorkwam.
De familie Boersma
Koopman Post (ook wel aangeduid met Posthumus) werd voor 1.268 caroligulden eigenaar. Hij verkocht het huis met nog twee stukken bouwland op het Nieuw Bildt in 1805 aan Reinder Rinzes. Deze Reinder was in 1795 op vijftienjarige leeftijd wees geworden. Zijn ouders hadden een boerderij op de Bildtpollen onder Vrouwenparochie bewoond. Welke is ons (nog) onbekend. Hij had twee broers, de tweeling Teunis en Sjoerd. Met de verplichte naamsaanneming in 1811 liet Reinder Rinzes zich als De Vries inschrijven en hij woonde hier met zijn vrouw Trijntje Jans. Ook zijn broer Teunis Rinzes de Vries woonde hier bij in. Zij stonden toen te boek als gardeniers. Broer Teunis trouwde in mei 1818 met Akke Sijds Crap (destijds ook nog geschreven als Crab, Krab en Krap). De oudste broer Reinder werd later “vleeschhouwer” in Vrouwenparochie. Hoelang de De Vriesen hier gewoond hebben, weten we niet, maar in 1829 woonde hier gardenier Sipke Jans Boersma. Hij was in mei 1821 getrouwd met IJmkje Sijds Crab, een zuster van bovengenoemde Akke. Zo bleef het langhuis in de familie. Sipke Jans Boersma werd in 1792 geboren te Ferwerd. Hij en IJmkje kregen drie zonen.
Met de instelling van het kadaster in 1832 beschikken wij over redelijk gedetailleerde kaarten. Op de kaart vinden we een huis en schuur, staande in de hoek van de Oudebildtdijk en de Langhuisterweg, ten westen van en parallel aan de Langhuisterweg. Het huis wees naar het zuiden. De bebouwing stond niet direct aan, maar op een steenworp van de Langhuisterweg.
Op 11 januari 1849 overleed Sipke Jans Boersma hier. De buren Pieter Wijtzes van der Ploeg, gardenier en Douwe Arjens Kuiken, schoenmaker deden aangifte: “(…) welke ons verklaard hebben, dat Sipke Jans Boersma oud zevenenvijftig jaren, gardenier, geboren te Ferwerd, wonende te Sint Anna Parochie, gehuwd aan Ijmkje Sijdses Crap, zoon van Jan Sijdses Boersma en Antje Jacobs Tuinstra, op den elfden der maand januarij in het jaar een duizend acht honderd negenenveertig des voormiddags ten drie ure in het huis nummer achtendertig te Sint Anna Parochie is overleden.”
De kinderen erfden huis en erf met een oppervlakte van 10,3 are en verder nog 2½ hectare Nieuwbildtland. De weduwe Boersma bleef hier echter wonen, weliswaar met haar zoon Jacob en dienstmeid Antje Aarts de Groot. De doopsgezinde ‘guardeniersche’ overleed op hoge leeftijd in het dorp St.-Annaparochie.
‘Slooping’
Ondertussen was zoon Jacob Sipkes Boersma hoofdbewoner. Hij was in mei 1851 getrouwd met Joukje Gerbens Bosje (geboren te St.-Anna). Zij kregen vijf kinderen: Sipke, Gerben, IJmkje, Trijntje en nog een Trijntje. Twee kinderen zijn relatief jong overleden. Gardenier Jacob Sipkes Boersma had hier in de jaren 1852-1854 twee runderen op stal staan. In 1877 verkocht hij het Nieuwbildtland dat hij al die jaren bewerkt had. In september 1889 blies hij de laatste adem uit. Zijn weduwe die op hoge leeftijd nog weer dienstbode werd, bleef hier eerst nog wonen met haar zoon Sipke. Er behoorde nu nog slechts 59 are Oudbildtland bij het boerderijtje. Zoon Sipke Jacobs Boersma was hier gardenier en getrouwd met Aafke Johannes Kas. Zij kregen zeven kinderen. In 1890 verkochten de erven Jacob Sipkes Boersma huis, erf en land aan Jarig Arjens Palsma, landbouwer op de westelijker gelegen boerderij (zie vorige week), maar zoon Sipke Jacobs Boersma bleef hier met zijn gezin wonen. Voor 1910 is dit gezin reeds verhuisd en dat kan kloppen met de gegevens in de kadastrale leggers waarin gewag wordt gemaakt van “1904, gedeeltelijke slooping” en van “1905, slooping” en van “1906, slooping” en van “1908, slooping”. Beetje bij beetje werd het langhuis afgebroken! In 1909 werd het perceel met de omringende tot een gesmeed. Het was voortaan bouwland.
Tot slot
Hier zou deze week ons verhaal moeten eindigen, ware het niet dat er in 1949 een huis werd gebouwd. Lang verhaal kort: in 1948 kocht de gemeente het Bildt een gedeelte van het perceel bouwland in de hoek OBD-Langhuisterweg van Arjen Jarigs Palsma. Kennelijk met het oog op wegverbreding en wat dies meer zij. Jan Lieuwes Terpstra kocht hiervan ongeveer 7 are en liet hier in 1949 een huis, hok en erf bouwen, bouwen en aanleggen. Hij was in mei 1935 getrouwd met Trijntje Wassenaar en zij kregen twee zonen, Lieuwe en Willem. Jan Lieuwes Terpstra was wethouder van het Bildt in de jaren 1967-1978. Vader en moeder verhuisden eind 1976 naar de Grietmansstraat, waarna zoon Lieuwe Terpstra hoofdbewoner werd. Hendrikje Terpstra-Postma woont er thans.