Douwe Zwart – Bildtse Post, 28-9-2005
Baucke Broetix
We zwaaien het langhuis vaarwel, passeren de Langhuisterweg en belanden zo in wat ooit in 1506 de ‘Fransz Peters kabel’ werd genoemd. De gebruikers (zij waren familie en kennissen van de gebroeders Van Wijngaerden en Beuckelaer, die het land onderverhuurden aan boeren) waren Philips van der Does, de schout van Delft, Johan van Berendrecht, Thomas Beuckelaer en Hessel Martena. In 1509 stond de kavel te boek als de ‘Philips van der Does of mr. Marscelis cavel’. Deze bleek bij meting toen bijna 213 morgen groot en werd in het noorden begrensd door de Oudebildtdijk, in het oosten door de sloot die vanaf het midden van OBD 230-228, slechts onderbroken door de Middelweg-west en Súdhoekstermiddelweg, helemaal tot aan Beetgum loopt, in het zuiden door Beetgum en in het westen door de zojuist door ons gepasseerde Langhuisterweg. We hebben deze week een voordeelactie voor u in petto: drie halen, een betalen. We behandelen deze week Langhuisterweg 72, Oudebildtdijk 253 en 251. En omdat vele laatsten de eersten zullen zijn, beginnen we met de laatste.
Op de Bildtkaart van Jan Jansz Coster van 1570 (in het kader van het 500-jarig bestaan van het Bildt door het HPP en de Stichting ‘t Bildt 500 heruitgegeven en o.a. te koop bij Jetty’s hoeky – meer info bij Sytse Keizer, Oudebildtzijl) zien we aan de Oudebildtdijk, ten oosten van de Langhuisterweg een grote boerderij getekend. Lenert Jacobsz staat er als gebruikersnaam bij geschreven. Nu bladeren we terug in de Bildtrekeningen en vinden zo in 1527 onze eerste pachter: Jacob Gillisz pachtte hier 59 morgen Oudbildtland. Hij was getrouwd met ene Haes. In 1547 werd dit grote complex landerijen gepacht door Baucke Broetix en, zo meldt de Bildtrekening: ‘Haes Jacob Gillesz wedu voor haer en haer kinderen’. Het zou kunnen dat deze Baucke Broetix de tweede echtgenoot van Haes was. Hij was ook pachter van meer oostelijker gelegen land en was in 1570 gebruiker van OBD 201 (nu Jan C. Hoogland). In 1554 en in 1566 nog, stonden diverse personen als pachter te boek: Baucke Brioticxz met 29½ morgen, Jan Adriaensz van der Ghijssen met 6½ morgen en Lenert Jacobsz en Claes Pietersz elk met 11½ morgen. Kennelijk waren dit allen erfgenamen van Jacob en Haes. Claes Pietersz is waarschijnlijk getrouwd geweest met een dochter van genoemd echtpaar en was boer op de eerste boerderij vanaf de OBD ten oosten van de Langhuisterweg (Langhuisterweg 44, M. Elsma).
Lenert Jacobsz zal een zoon geweest zijn. Hem vonden we reeds aangetekend op de kaart van Jan Jansz als gebruiker van deze boerderij. In 1574 woonde hij hier nog en pachtte toen 22 morgen en 269 roede (hij had onderwijl pachtrecht gekocht van Baucke Brioticxz). Lenert Jacobsz pachtte ook veel buitendijks land. Hij was mede-pachter van kavel 14, 16 en 17. Opgeteld zo’n 37 morgen.
N.B. Kavel 14 wordt respectievelijk in het westen en in het oosten begrensd door OBD 266 en OBD 201. Kavel 16 ligt ten oosten en 17 ten westen van de in gedachten doorgetrokken Langhuisterweg.
“Op prima maij te aenvaerden”
Voor 1609 was vader Lenert Jacobsz reeds kassiewijlen en in dat jaar verkochten twee zonen (het pachtrecht van) deze plaats. We citeren een oude hypotheekakte: “18 Maij 1610 Reijner Leenaerts en Pietie Martensdr egteliden sampt Cornelis Lenaerts en Neeltie Damisdr egtelieden, beijde onder Anna gebuijrte hebben bij consent vande rentemeester Feijtama overgedragen aen Dirck Pieters en Neeltie Claesdr egtelieden aldaer, bij consent en adprobatie van Dirck Aerijens en Pieter Pieters, d’obgemelte Dirck Pieters curatoren alsmeede van Claes Stevens d’jonge die voorschreven Neelties vader, de bruijckwaere van onse gebruijckende stede Billandt, soe oude als niuwe landen, groet 41 morgen te samen, met sampt oock het aenwas buijten den nijuwen dijck gelegen; daerbij verkocht onse huijsinge, coorn ofte hoijbergen met het luttikehuijs etc, bij ons vercopers bewoond en gebruijckt, als dat onse suster als eijgen sal gebruijcken mogen eenich en erffelijck haer huijs op de voorschreven landen staende met haer recht van huijstede bij onse voorschreven suster Aeltie tegenwoordigh bewoont en gebruijckt werdende, groot 36 roeden mits betalende daeraf jaarlijx aen voorschreven copers 15 stuivers grondpacht. IJder morgen voor 425 caroligulden daeronder versmeltende de voorschreven huijsinge. Op prima maij eerst komende te aenvaerden.”
Dirck Pietersz was op jeugdige leeftijd getrouwd met Neeltie, een boerendochter van Claes Stevens de jonge en Antje Harrents Vogel. Een broer van Neeltie, Harrent Claesz, was boer op OBD 319 (nu Frans Palsma). Dirck Pietersz en Neeltie Claesdr hadden moeite de koopsom te voldoen, hetgeen blijkt uit een akte van 17 mei 1614: “Berent Albertsz wonende in Anna gebuijrte en Willem Cornelisz van der Meij te Jacobi gebuijrte, ‘t recht hebbende van Cornelis Lenaertsz en sijn hujsvrou, verclaren dat also Dirck Pijttersz en Neeltie Claesdr egtelieden onder Anna gebuijrte, copers van Reijner en Cornelis Lenartszonen plaetse enijge swaricheijt is maeckende om penningen over te geven voor en alleen hij verseeckert mochte zijn dat hem de betalinge dije hij ons mochte doen van wege Cornelis Lenaerts betalinge mochte verstrecken soo ist dat wij ons borg stellen voor Dirck Pijtters voor 1.000 carolijgulden.”
In 1638 van Staten gekocht
Dirck Pietersz lostte zijn schuld in. Hij was in 1615 volmacht van het Nieuw Bildt. In 1629 woonden Dirck en Neeltie met hun vier kinderen hier nog, maar drie jaar later werd de plaats gepacht door Jelle Dirck Willemsz. Nu hebben we geen akte van verkoop kunnen vinden, dus zal de plaats vererfd zijn. Beide heren zijn familie, aangetrouwd weliswaar. Dircks vrouw was een Wassenaar en Jelle Dirck Willemsz ook. Hij was een zoon van van Dirck Willems en Dirckie Jellesdr, boer en boerin op Valbrug (nu Piet Lont, Hemmemaweg 17). De plaats die we hier behandelen, behelsde tijdens de vererving 26 morgen en 224 roede Oudbildtland. Boer Jelle pachtte ook nog kavel 16 (bijna 26 morgen), kocht het pachtrecht van 7 morgen in kavel 12 onder Vrouwenparochie en ook nog acht morgen Oudbildtland, ook onder Vrouwenparochie. Voor de liefhebbers: kavel 12 wordt in het westen begrensd door de sloot ten oosten van OBD 126 en in het westen door de sloot ten oosten van OBD 112.
Jelle Dirck Willemsz trouwde eerst met Marichie Aertsdr. Haar vader Aert Claesz was boer aan de Oudebildtdijk onder Vrouwenparochie (nu Attesweg 29, IJ. van der Werff). In 1633 huwde hij Willemtie Barthoutsdr. Zoals we reeds weten verkochten de Staten van Friesland in 1638 zestien plaatsen gelegen aan de Oudebildtdijk. Deze was er een van. Jelle Dirck Willemsz betaalde 10.617 caroligulden, 17 stuivers en 13 penningen voor 32 morgen en 165 roede Oudbildtland waarvan 8 morgen onder Vrouwenparochie lag. Kavel 16 kocht hij niet. Deze werd eigendom van Barthold Tjaerda van Starkenborgh en hij liet op dit land weldra een huis en schuur bouwen (nu Nieuwebildtdijk 227).
Lang heeft boer Jelle niet van zijn eigendom kunnen genieten; hij stierf in 1638. In 1640 stonden zijn kinderen als stemhouders van deze plaats te boek en in 1655 was dat de weduwe van Jacob Pieters. Deze doopsgezinde mijnheer was koopman te Harlingen en hij liet de plaats bemeieren. In 1655 was dat ene Cornelis Cornelisz. De erven Jacob Pieters zouden tot 1796 eigenaar blijven.
In 1694 waren dat: 1. Grietje Jacobs, zij was getrouwd met Meinte Douwes (hun dochter Trijntje trouwde later met Andries Siercks Brouwer); 2. Freerk Jacobs, hij was secretaris van het waterschap Vijfdeelen Zeedijken, noemde zich Scheltinga, was getrouwd met Grietie Albarts Laquert en zijn dochter Grietje trouwde later met Gerlof IJmes; 3. Janke Jacobs die getrouwd was met Seerp Gratama en 4. Claes Jacobs. Allen woonden te Harlingen. Pachters in 1694 waren Pouwels Annes en zijn vrouw Grietie Gerbens. Vier jaar later was Lourens Abes de gebruiker. Hij was een zoon van Abe Lourens Wassenaar en deze vader kennen we nog; hij was de eigenaar van de in 1690 afgebrande boerderij in de Westhoek (zie 500 x 52, afleveringen 9 en 10). Lourens Abes en zijn vrouw Lijntje Jacobs Woutersdr kwamen in 1694 van Minnertsga. Zij kregen hier vier kinderen.
Nieuwe stijl
Tot 1701 hield men in Friesland de Juliaanse kalender aan. Volgens deze tijdrekening duurde een jaar 365¼ dag. Op drie jaren van 365 dagen volgde een schrikkeljaar van 366 dagen. Niks mis mee zou je denken. Nu duurt echter een zonnejaar 365 dagen, 5 uren, 48 minuten en 45 seconden. Elk jaar duurde dus ruim 11 minuten te lang. Dit moest op den duur fout lopen. Na verloop van eeuwen gebeurde dat dan ook en bleek dat de Juliaanse kalender de werkelijke tijd vooruit was. De dag- en nachtevening vindt altijd plaats op 21 maart maar in 1582 viel het begin van de lente reeds op 11 maart; tien dagen verschil. Om de kalender rond 1700 bij de tijd te helpen moesten er reeds 11 dagen worden overgeslagen en om hem bij de tijd te houden werd besloten de eeuwjaren voortaan alleen dan voor schrikkeljaren te rekenen, als het getal voor de twee nullen door 4 deelbaar is. Dus 2000 was wel een schrikkeljaar, maar 1700, 1800 en 1900 niet en 2100 zal dat ook niet zijn. Deze tijdrekening noemen we de Gregoriaanse kalender. Vroeger sprak men over oude en nieuwe stijl. Dus dinsdag 31 december 1700 werd gevolgd door woensdag 12 januari 1701! (Vandaar ook dat Stannemet op de derde dinsdag na 12 mei is en niet na 1 mei). Begiftigd met deze kennis, lezen we de volgende akte.
“Over ‘t geregte, den eerste proclamatie 15 Januarij 1701 nieuw stijl. Freerck Jacobs old secretaris van de vijfdelen zeedijcken wonende tot Harlingen als administrator overde goederen van sijn broeder Claas Jacobs en alsoo ten profijte van deselve, begeert bode en consent op de coop vande grond en eijgendom van een vijftiende part van een heerlijcke sathe lands mette huisinge, schuire, hovinge cum annexis pro quoto groot omtrent negen en dartig morgen, dog soo groot en klein als deselve sathe mag sijn sonder dat enige metinge plaats sal hebben, gelegen onder anna parochie opder Bildt aande oude dijk en wordende tegenwoordig bij Lourens Abes als meijer gebruickt en bewoont, bezwaard met zijn ordinaris floreen volgens des ontvangers registers ende soodane huirjaren als de meijer daaraan is competeerende, alsoo gecoft van sijn suster Grietie Jacobs insgelijx tot Harlingen voornoemd woonachtig voorde somma van een duisent een hondert en veertig caroligulden van twintig stuivers ‘t stuk, te betalen boven alle (…)”
Tot 1713 zou de weduwe van Lourens Abes de plaats huren.
In 1718 was de boedel van wijlen Jacob Pieters nog steeds niet gescheiden. De houders van de stem die op deze plaats rustte, waren Freerck Jacobs, Grietie Jacobs en Jancke Jacobs kinderen en kinds kinderen met namen Jacob Meijles en Tjeerd Tjeerdsen van der Form (beiden uit naam van hun kinderen), Gerloff IJmes (uit naam van zijn vrouw) tezamen voor 26/45 en Andries Siercks mede uit naam van zijn vrouw voor 15/45 en Tjeerd van der Form (ook uit naam van zijn kinderen) voor 4/45. Pachter was destijds ene Jacob Sijbrens.
Het is niet onze bedoeling om hier alle erfgenamen, ‘s kinds kinderen, aangetrouwde oud tantes en achterneven en -nichten aan u voor te stellen. En we zullen niet alle verkopingen van de helft van 1/3 van 26/45 deel van deze plaats citeren, maar we kunnen niet om de proclamatieakte van 20 september 1728 heen, want daaruit blijkt dat de “huisinge en schuijre onlangs grotelijx [is] vernieuwd en verbeterd.” Pachter was toen Dirk Johannes Kuik. Hij trouwde in de periode 1721 – 1738 drie keer met achtereenvolgens Willemtje Heins, Fike Clases en Rinske Bartels.
Professor Nieuwenhuis
In 1737 was Gerlof IJmes (26/45) en Aijse Arjens Mahui erven (19/45) eigenaars van huis en schuur en 25 morgen Oudbildtland dat zich vanaf de schuur zuidwaarts uitstrekte. Slechts drie morgen was weiland. Bij deze plaats behoorde ook nog 6 morgen Oudbildtland onder Vrouwenparochie. Ondertussen erfde Gillis Vermeersch het 26/45 deel en professor Tjerk Nieuwenhuis was de eigenaar van de rest. In 1758 was Jan Sijbes de pachter. Hij was van Hallum afkomstig en getrouwd met Antje Sjoerds. Voor 1778 werden zij opgevolgd door Okke Annes die getrouwd was met Swobkje Sijbes (beiden van St.-Annaparochie). Okke pachtte de plaats tot 1797. Jacob Roorda was koopman en lijnslager te Harlingen en erfde het aandeel van de professor, en de weduwe Vermeersch (zij heette M. Wolderingh) bezat de rest.
In 1796 kochten Johannes Meinderts en Antje Martens de plaats. Er is een koopbrief van bewaard gebleven: “Teunis Cornelis Crab huisman onder Jacobi Parochie verclaart in qualiteit als gelastigde van den burger Jacob Roorda en Geertruida Nieuwenhuijs egtelieden te Harlingen en zoo voor hun zelven en als last en procuraatie te hebbende van Gerard Gilles Woldering, coopman te Groningen verkogten alzoo in waren eigendom overgedragen hebben aan Johannes Meinderts en Antje Martens egtelieden, huislieden onder Anna Parochie, zeekere voortreffelijke zathe en landen met huizinge en schuure, hornleeger, hovinge, boomen en plantagie cum annexis groot na naam en faam drie en dertig morgen en twee hondert neegen twintig roeden, neegen voeten en vier ellen zoo bouw als greijdlanden geleegen op ‘t oude en op ‘t nieuwe bild onder Anna Parochie en Vrouwen Buurte bij Okke Annes cum uxore als huirders in gebruik, den 12 meij 1797 vrij van huuringe (…) Dus verkogt ieder morgen de roeden na rato voor vijfhonderd en vijftig carolijguldens dus in ‘t geheel voor agtien duizend drie honderd sestig carolij guldens en sestien stuivers (…)”
Kopers werden bewoners. In 1798 verkochten de bewoners een “zeekere plek grond” en hierop werd ook een boerderij(tje) gesticht (zie hieronder Langhuisterweg 72). Reeds in 1801 verkochten Johannes Meinderts en Antje Martens de plaats die we hier behandelen en wel aan Pieter Johannes Molenaar en Hiltje Wopkes Boersma. Dit echtpaar woonde destijds op het Nieuw Bildt onder Vrouwenparochie. Of kopers direct bewoners werden, is ons onbekend. Wel is bekend dat vader Pieter Johannes Molenbaar reeds voor 1811 overleden was. De weduwe bleef hier als “landbouwersche” met haar kinderen wonen, onder wie Wopke die later herbergier te Vrouwenparochie was. In 1824 verkocht deze Wopke Pieters Molenaar aan “Tjalling Lijkeles Lijklama voor zich en wegens zijne vrouw Baukje Johannes Molenaar, egtelieden te Beetgum, een heerlijke en welgelegen zathe en landen met sterke huizinge en schuur voor enige jaren nieuw gebouwd, no. 36 groot 24 bunders bouwlanden onder St. Annaparochie voor ƒ 11.800,=”. Huurder werd nu Lijkele Tjallings Lijklama, een zoon van de eigenaars die getrouwd was met Cornelia Hijlkes Visser. Boer Lijklama overleed op deze boerderij op 9 december 1828, nog maar 26 jaar oud. Zijn weduwe bleef hier eerst wonen, maar ze werd in april 1829 opgevolgd door Johannes Baukes Molenaar (geboren in 1808 te Conrjum). Hij woonde hier kinderloos met zijn vrouw Jetske Jans Bruinsma (geboren te Britsum). Zij werden opgevolgd door Lijkele Sijdzes Rodenhuis die in 1851 was getrouwd met Dirkje Klazes Stolte.
Nieuwbouw
Lijkele Sijdzes Rodenhuis kocht huis, erf, boomgaard, tuin en laan, met elkaar 83 are, in 1858. Hij was gardenier en vader van vier kinderen toen hij in 1860 hertrouwde met Lipje Everts Gelder. Zij werd geboren te Oude Leije en was een dochter van buurman Evert Gerrits Gelder die als gardenier oostelijker woonde (nu OBD 219 – volgende week meer daarover). Lijkele en Lipje kregen negen kinderen. Klaas en Sijds, zonen uit het eerste huwelijk, vertrokken op 30 december 1880 naar Noord-Amerika. Vader, stiefmoeder en de andere kinderen volgden in april 1881 dit spoor in de golven.
Dan dolen we even in ongewisse toestand, want het is niet zeker wie daarna de bewoner was. Wel weten we zeker dat Jan Beerts Lont deze boerderij in 1881 kocht en hem liet afbreken. Toen verrees het pand dat er nu nog staat. Op de kadastrale kaart van 1832 ontwaren wij de oude schuur. Deze was niet klein en stond haaks op de Oudebildtdijk en met het woongedeelte naar het noorden gericht. Het was een stelpboerderij. Er was geen brug over de Oudebildtdijkstervaart en die is er ook nooit geweest; men had met paard en wagen via een laan toegang tot de Langhuisterweg. Deze laan is op de Statenkaart van 1735 zichtbaar en het huidige asfaltpad ten zuiden van Langhuisterweg 72 herinnert hier nog aan. De lengte van de huidige schuur komt overeen met de breedte van de oude schuur. De plek van de noordermuur van de huidige schuur is exact gelijk aan de noordermuur van het voormalige woongedeelte.
In 1888 trouwde Jan Beerts Lont met Kinke Pieters Krottje en zij zijn hier toen komen wonen. Lont was gardenier. Of zijn zoon Reinder Jans Lont, schipper van beroep en getrouwd met Baukje Dirks Tulner, hier heeft gewoond is niet zeker, maar waarschijnlijk hebben ouders en dochter Baukje van woning geruild. Zeker is dat Baukjes ouders, Dirk Ritskes Tulner en Sjoukje Jans Bosje hier in april 1913 gingen wonen, tegelijk met Tjerk Jans Bosje en zijn vrouw Lijsbert Sijbes Grond. Beide mannen waren gardenier. Onderwijl had Reinder Jarigs Palsma, landbouwer onder St.-Anna (nu OBD 287, Sijbe Stapert) en later rentenier aan de Harlingerstraatweg te Leeuwarden, in 1913 “de boerehuizinge met erf, tuin en bouwgrond, groot 2,92 hectare, bij wijlen Jan B. Lont in eigen gebruik en liggende ten zuiden van de Oudenbildtdijk en vaart onder St. Anna-parochie, met reed naar de Langhuisterweg” gekocht. R.J. Palsma betaalde er ƒ 9.161,50 voor. Het huis werd verbouwd in twee woonunits en de beide gardeniers Dirk Ritskes Tulner en Tjerk Jans Bosje namen hun intrek. De bewoners werden in 1920 eigenaar. Toen Dirk Ritskes Tulner in 1925 ten westen van deze boerderij een huis met schuur liet bouwen (OBD 253 – zie hieronder), verhuisde hij in mei dat jaar en werd Tjerk Jans Bosje solo-eigenaar. Hij is twee keer getrouwd geweest. Eerst met Lijsbert Sijbes Grond met wie hij hier tot 1926 woonde (inclusief de kinderen Jan, Sijbe, Baukje en Fedde) en later met Aagje Johannes Dijkstra. Tjerk Jans Bosje overleed in 1964. De weduwe bleef hier tot juni 1973 wonen toen zij naar de Vlaswiek verhuisde. Zoon Fedde Tjerks Bosje woonde hier ook. Hij stond te boek als klein landgebruiker en was getrouwd met Willemtje Loonstra. Dit gezin verhuisde in maart 1974 naar de Stadhoudersweg. Officieel werden toen OBD 251 en OBD 249 herenigd en is het pand tot 1977 bewoond geweest door Johanna Frederika Smit (van Ouder-Amstel). Daarna stond de woning jaren leeg. Vanaf 1980 hebben hier nog gewoond: Wim van Vliet (van Utrecht), Cornelia Breij (van Maarssen; zij huwde in 1988 Jan Beimers van de Pruilhoek), Albert J. van der Linden (van Bussum). Sinds 1994 woont mevrouw T. van der Zee hier.
Langhuisterweg 72
Zoals we zopas vernomen, verkochten Johannes Meinderts en Antje Martens in januari 1798 “een zeekere plak grond, zijnde het westerse gedeelte van des verkopers hornleger zodanig als afgeperkt is groot ongeveer eenhondert en twaalf roeden aan Jan Jacobs snikschipper en Tjerkje Martens egtelieden onder Anna Parochie, op conditien dat de koopers eene heijning tot scheidinge zullen moeten planten op hun costen van ijperen en hagedoorn welke niet hoger dan vier voet zal mogen wassen en geen opgaande mantelbomen aan de binnenkant mogen planten.”
Jan Jacobs en Tjerkje Martens lieten hier toen een boerderijtje bouwen, dat parallel aan de Langhuisterweg stond met het huis naar het noorden gericht. De snikschipper werd gardenier maar tooide zich in 1811 met de familienaam Schipper. In 1825 overleed hij hier aan de Langhuisterweg. Zijn weduwe Tjerkje Martens en de twee kinderen Jacob en Sjoukje Jans Schipper (gehuwd aan Eelke Hendriks Bosje, de grootvader van hierboven genoemde Tjerk Jans Bosje) verkochten bij palmslag in september 1828 “eene huizinge nummer 37 en tuin, erve en aanbehooren te St. Annaparochie” alsmede ruim 10 hectare bouwland op het Oud en Nieuw Bildt. Koper van het meeste land werd Jarig Johannes Gorter. Huis, schuur, erf en twee stukjes bouwland werden ingehouden. Toch werd voor 1829 het onroerendgoed verkocht want eigenaar Marten Pieters Bokma woonde hier toen. Niet lang want in 1836 verhuisde gardenier Bokma. In de Leeuwarder Courant van 13 januari 1836 vonden we een advertentie: “Notaris Oeberius verkoopt in de herberg van Wassenaar te Sint Anna Parochie een voor weinige jaren nieuw gebouwde huizinge no. 37 met schuur en tuin, groot 34 roede en 60 el, op ‘t Oud Bildt ten oosten van den Langhuizerweg bij den Oude Bildtdijk onder Sint Anna Parochie, bij Marten Pieters Bokma als eigenaar bewoond. Te aanvaarden 12 mei 1836.” Hierop werd geboden ƒ 735,–. En in maart dat jaar verkocht dezelfde notaris nog 2,52 hectare bouwland op het Oud Bildt “bij Marten Pieters Bokma in eigen gebruik” voor ƒ 800,– per morgen. Koper van huis en land was Pieter Wijtzes van der Ploeg. Hij was getrouwd met Leentje Baukes Mug. Dit was nu een klein gardeniersbedrijfje geworden. Dat worden we ook gewaar uit de rundveebelastingkohieren. Pieter van der Ploeg had hier in 1853 vier runderen op stal staan.
Gardeniers
Zoon Bauke Pieters van der Ploeg volgde zijn vader op. Hij trouwde in 1870 met Jantje Sijtses Wijnberg (afkomstig van Hollum, Ameland) en zij kregen vier kinderen. Op 1 maart 1882 koos dit gezin het ruime sop en probeerde in de Verenigde Staten van Amerika een nieuw bestaan op te bouwen. Hoogstwaarschijnlijk woont het nageslacht van gardenier Van der Ploeg daar nu nog. Huis, erf, tuin en ruim drie hectare bouwland op het Oud Bildt werden in 1882 gekocht door Jan Reins van der Zee die zelf al vijf hectare land op het Nieuw Bildt bezat. Reeds drie jaar later was Taekele Wijberens Hoogterp eigenaar. Hij woonde hier ook. Zijn vader was boer geweest op OBD 771 (nu W. Hoogterp) waar destijds zijn halfbroer Andries Wijberens Hoogterp landbouwer was. Weer een andere halfbroer Meindert Wijberens Hoogterp woonde op OBD 1185 (nu A.G. de Vries). Taekele Wijberens Hoogterp was getrouwd met Klaasje Jans van der Zee. Na haar overlijden in 1888 trouwde de gardenier met Douwe Rintjes Dijkstra (van Beetgum). Het gezin Hoogterp verhuisde in april 1892 naar Hijum. Toen kwam Albert Jentjes Hoekstra hier wonen. Nieuwe eigenaar werd Sijbrand Hengst, fabrikant te Harlingen en later zonder beroep wonende te Den Haag. Hij had veel bezittingen (land en huizen) op het Bildt. In 1893 vond er een gedeeltelijke afbraak plaats en kwamen hier werklieden wonen. De net genoemde Albert Jentjes Hoekstra (geboren te Vrouwenparochie) met zijn vrouw Dieuwke Sierds Westra was de eerste, gevolgd door Jan Klazes Dijkstra met Lijsbert Alles Stapert, Pieter Hovinga met Albertje Benderts Hijma (van Hallum), Eelke Jans Bosje met Trijntje Beerts Kuiken.
In 1907 kocht Kornelis Hessels Bierma, landbouwer te Vrouwenparochie huis en erf die dit later verkocht aan landbouwer Rendert Jarigs Palsma, bewoner en eigenaar van OBD 287 (nu Sijbe Stapert). Hij en zijn kinderen verkochten in 1937 het huis en het erf aan gardenier Willem Hendriks Boterhoek. Hij liet een jaar later hier de hele zaak slopen en stichtte de woning met schuur die er thans nog staat.
Gardenier Eelke Jans Bosje en zijn vrouw Trijntje Beerts Kuiken woonden hier tot mei 1938. Toen kwam Willem Hendriks Boterhoek hier wonen. Hij was gardenier en getrouwd met Trijntje Kloostra (kwam van Oudwoude). Zij kregen vier kinderen: Klaaske, Trijntje, Hendrik Jan en Pieter. In juli 1961 verhuisde vader Willem en werd zoon Hendrik Jan hoofdbewoner. Hij en zijn vrouw Renske de Haan woonden hier tot november 2001. Toen betrokken de huidige eigenaars en bewoners Willem Boterhoek en Jantje Wouda deze woonboerderij.
Oudebildtdijk 253
En nog is de koek niet op, want tussen OBD 251 en het zojuist behandelde Langhuisterweg 72 verrees in 1925 nog een huis met schuurtje. Gardenier Dirk Ritskes Tulner bewoonde de oostelijker gelegen boerderij (OBD 251) zoals we net gelezen hebben en hij was degene die hier bouwactiviteiten ontplooide. Hij kwam in mei 1925 hier wonen met zijn vrouw Sjoukje Jans Bosje. Tulner overleed in 1946, zijn vrouw drie jaar later. Hun dochter Baukje Dirks Tulner erfde. Toen betrokken Pieter en Sjoukje Lont de woning. Zij waren kinderen van Reinder Jans Lont en genoemde Baukje Tulner. Sjoukje Lont woonde hier tot 2002. Toen kwamen de huidige eigenaars Sipke Plat en Anneke Roedeman hier wonen.