BILDTSE PLAATSEN – nr 45 – Ouwedyk nr 93

Douwe Zwart – Bildtse Post, 9-11-2005

 

Puzzelen

We staan met beide benen in de Thomas Beuckelaerkavel. Ja, net als onder St.-Jacobiparochie en St.-Annaparochie had Thomas Beuckelaer, een van de vier geldschieters en organisatoren van de bedijking van het Bildt, in 1509 ook onder Vrouwenparochie een kavel. Hij was bijna 590 morgen groot. In het westen werd hij begrensd door de kaarsrechte sloot die ten westen van OBD 93 als een lineaal tot Hamerenweg 2 loopt, in het zuiden door de Zuidhoekstervaart, in het oosten door de Oude Rij en in het noorden door de Oudebildtdijkstervaart. Dat is een grote lap!

De eerste boerderij die wij in deze kavel aan de OBD tegenkomen, werd in 1527 gepacht door Pieter Jansz en Jacob Pietersz, wellicht vader en zoon. Zij pachtten 32 morgen en 539 roede. In 1536 vinden we Jacob Pietersz in de Bildtrekening opgetekend als pachter van slechts 16 morgen en 303 roede Oudbildtland. Van het restant was Pieter Jansz pachter. We weten echter niet bij welke boerderij dit land behoorde; ten oosten van de Attesweg, halverwege OBD en J.P. van der Bildtstraat stonden in 1570 drie boerderijen.

En nu moeten we hier eerst iets uitleggen. We zijn dit jaar op onze tocht wel vaker, maar niet vaak, boerderijen tegengekomen waarvan wij de bewoners in de beginperiode niet wisten. We konden nog zo ons best doen, maar er viel soms geen touw aan de pachters vast te knopen. Nu zijn die beginjaren maar al te vaak een jig saw puzzle, maar soms heb je stukjes die helemaal niet willen passen. Ook hier onder Vrouwenparochie doet zich dat voor. De pachters van de boerderijen tussen Attesweg en Roodpad laten zich in de periode 1527-1640 moeilijk vinden. De bronnen zijn schaars en spreken zich hier in het oosten ook nog tegen. Volgens de kaart van Jan Jansz van 1570 stonden er acht boerderijen tussen Attesweg en Roodpad. Volgens de Gabbemakaart waren dat er negen en volgens de Schotanusatlas waren er rond 1690 tien bouwsels te vinden. Op de Statenkaart van 1735 blijft de teller steken op zes boerderijen en een huis.

Ook het feit dat de Beuckelaerkavel onder Vrouwenparochie zo groot is, werkt niet mee. Als je een kavel hebt van 100 morgen en daarin hebben (volgens de kaart van Jan Jansz Coster) in 1570 vier boerderijen gestaan, dan hoef je maar drie uit te zoeken en de vierde valt op zijn plaats. Maar in de Beuckelaerkavel stonden 24 boerderijen en dat maakt deze puzzel lastig op te lossen. Dus wat wij hier de komende weken presenteren, en dan doelen wij op de pachters tot ongeveer 1640, is een benadering van de werkelijkheid. Zodra wij iets zeker weten, geven we dat aan. Waarom wij nu niet met zekerheid kunnen zeggen wie wat pachtte, heeft te maken met factor tijd. Een veel uitvoeriger studie naar de historie van de boerderijen onder Vrouwenparochie in de eerste 150 jaar, zal in de toekomst helderheid moeten verschaffen. Dus neme men de komende weken de pachters tot 1640 met een snufje zout.

 

Melis Harckesz

We gaan verder. Jacob Pietersz pachtte hier in 1536 ruim 16½ morgen land. In 1547 en in 1566 nog,  was Hercke Jacobsz pachter van hetzelfde land. Hij was naar alle gedachten een zoon van Jacob. Op de kaart van 1570 ontwaren we zijn naam (dus hebben we zekerheid!). In 1574 heette de pachter Melis Harckesz die zeer waarschijnlijk een zoon was van eerder genoemde Hercke. Maar Melis pachtte slechts vier morgen. De overige twaalf waren in pacht bij Dammas Fransz van der Meij. Melis pachtte er ook buitendijks land bij in kavel 8 (± 27 morgen). Voor de liefhebbers: de westelijke grens van kavel 8 loopt ter hoogte van OBD 98 en de oostelijke ter hoogte van OBD 92.

Is de boerderij van Hercke Jacobsz door de Allerheiligenvloed van 1570 danig toegetakeld? Feit is dat we Dammas Fransz kennen, want hij was pachter van de westelijker gelegen boerderij (Attesweg 30). Op de Gabbemakaart van 1584 treffen we Melis Harckesz slechts aan als pachter van buitendijks land, de onbedijkte aanwas. Hij was eerst getrouwd met Marijthen, een dochter van Cornelis Gerrijts Cuijck. Zij overleed volgens een grafsteen in de kerk van Vrouwenparochie op 7 oktober 1582. Melis hertrouwde daarna met de weduwe van Toenis Piersz.

Dan stuitten we op de blinde muur. Pas in 1629 beschikken we weer over een Bildtrekening. Minthie Wijgersz bezat het pachtrecht van in totaal 19 morgen Oudbildtland. Ook pachtte hij ruim 9 morgen elders op het Oud Bildt en tevens was hij pachter van de helft van kavel 8 en nog medepachter van kavel 6. Voor de liefhebbers: kavel 6 wordt in het westen begrensd door de eerste sloot ten westen van OBD 82-80 en in het oosten door de eerste sloot ten westen van OBD 76.

 

Zilveren beker als geschenk

In kavel 6 stond een boerderij en Minthie Wijgersz was eigenaar. Het is heel best mogelijk dat de boerderij die wij hier behandelen er toen helemaal niet meer was! Misschien gebruikte boer Minthie het Oudbildtland wel bij zijn plaats op het Nieuw Bildt.

In 1632 hebben we echter weer zekerheid; Melis Hendricksz pachtte hier met zijn vrouw 15 morgen en 125 roede Oudbildtland. Zij heette Willemtie Aertsdr, een dochter van Aert Claesz die we zijn tegengekomen als pachter van de westelijker gelegen boerderij (Attesweg 30). Boer Melis pachtte met zijn buurman Willem Dirck Willemsz ook land in kavel 8. In 1639 kocht Melis Hendricksz het Oudbildtland van de Staten. Kavel 8 werd gekocht door de schepen Hendrik van Marssum. Boer Melis huurde dit land voortaan dus niet meer van de Staten maar van Van Marssum.

In november 1646 verkochten Melis en zijn vrouw Willemtie de plaats. We citeren een proclamatie-akte: “Bruijn Gijsberts Geersma old Borgermeester tot Harlingen en Hillegunda du Gardijn egtelieden begeren bode en consent opde coop vande grond en eigendom van vijftien morgen 125 roede old Billant met de huijsinge, schuire, hecken, stecken, ruigh en ruigscherne, voorts alles wat daer toe en aen behoort, gelegen aen olde dijk onder L. vrouwe Parochie met lasten en profitien daer toe ende aenbehorende, hebbende Willem Dirck Willems ten westen, de olde dijk ten noorden, Anne Claes ten oosten, althans bij de vercopers gebruikt wordende, mede belast met negen jaren huiringe door de vercopers mits jaers te huir betalende voor deselfs lands ende noch 19 morgen 117 roede nieu bildt in de 8 cavel, tesamen 726 caroli gulden en 17 stuivers, alsoo gecoft van Melis Henrix cum uxore ieder morgen voor 625 caroligulden te betaelen in vrij geldt op drie terminen (…) en een zilveren beker tot geschenk.”

 

‘Groote huisinge’

Dus eigenaren werden huurders. Tussen haakjes: Bruijn Gijsbert Geersma kennen we; hij was eigenaar van de laatste boerderij onder St.-Annaparochie (OBD 201, Jan C. Hoogland). Voor 1670 is het bezit overgegaan naar Assuerus van Vierssen, hoogstwaarschijnlijk door vererving. Via de erven Van Vierssen belandde de plaats in bezit van de echtgenote van “d’heer Johan Schorer, raad en secretaris van Middelburgh”. Pachter was in 1698 Jacob Scheltes die in 1688 was getrouwd met Anck Ariens. Hij pachtte twee boerderijen want vorige week zijn we hem op Attesweg 30 ook al tegengekomen als pachter.

Volgens de kaart in de Schotanusatlas van 1694 stond ten oosten van de boerderij, direct aan de OBD-vaart gelegen een bouwsel. Omdat we zekerheid hebben dat de plaats die we hier behandelen vanaf 1527 altijd ± 16 morgen groot was en nooit gedeeld is geweest, kan dit gebouw geen boerderij zijn geweest. Het moet een woonhuisje zijn geweest, maar het wordt in de proclamatieakte van 1646 en die van 1721 niet genoemd en het komt op de Statenkaart van 1735 niet voor. Derhalve een huisje dat na 1646 is gebouwd en in 1721 al weer foetsie was.

In 1700 was Anck Ariens de pachter. Haar zoon Schelte Jacobsz was nog te jong om het bedrijf te runnen, maar in 1718 verhuisde moeder Anck naar de Koningsbuurt (nu Keuningsstreek) in Oudebildtzijl en toen werd Schelte Jacobs de gebruiker. Vrouw Schorer te Middelburg verkocht de plaats in 1721. Er werd dus weer op de trommel geroffeld en het volgende geproclameerd: “Steven Gerrits en Lijsbet Arjens, echtelieden aan St. Anna par begeren bode en consent op de coop van een schone, heerlijcke en zeer voortreffelijke stemdragende eigen gronds Bildt plaets, gelegen onder Vrouwe Parochie groot 15 morgen op ‘t oude Bildt, veertien morgen twe hondert twe en twintigh roeden drie voet op ‘t nieuw Bildt, staende op ‘t cohier met no. 6, wordende tegenwoordigh bij de wedue wijlen Jacob Scheltes off nu bij desselfs zoon Schelte Jacobs gebruijkt die daar noch aan heeft ‘t regt van drie jaren huiring reeds aanvangh genomen hebbende meij 1720 en op gelijke tijt expirerende 1723, gevende jaars tot huir vijff hondert en zestigh caroligulden, boven de florreen, zampt alle andere lands en grietenie lasten (…) Sullende de groote huisinge, schuur, hovinge, boomen en plantagie cum annexis in de coop der landen verzmelten (…) alsoo gecoft van de heer Johan Asserius Schorer raad en schepen der stat Middelburgh en advocaat fiscaal generaal van den heer van Vlaanderen (…) op ‘t geheel voor twalef duisent negen hondert en drie caroligulden en sestien stuivers en twalef penningen in 3 gelijcke terminen, meij 1721, 1722 & 1723.”

Medekoper Steven Gerrits was doopsgezind en zeker tot 1738 eigenaar van de plaats. Volgens de Statenkaart van 1735 strekte het land zich ten zuiden van de boerderij uit in een rechte kavel, begrensd door twee evenwijdige sloten. Het besloeg negen percelen: hornleger, 1½ morgen weiland en zeven percelen bouwland van 1½, 2¼, 3, 2¼, 1¾, 3 en 2 morgen.

 

Neeltje Sijberens Brolsma

Daar er enkele jaartallen van de proclamatieakten ontbreken, weten we niets omtrent de overgang, maar in 1748 was jonker Onno Zwier van Haren de eigenaar. Hij was grietman van het Bildt en daarom gek op stemgerechtigde, eigen plaatsen. Hij verhuurde de plaats. In 1748 was Jan Boijens de huurder, in 1758 Bouwe Jans die vijf jaar daarvoor nog te St.-Anna woonde. In 1768 was Trijntje Mouter eigenaar en twintig jaar later was dat ds. Pieter Stinstra. Hij was een zoon van dr. Goethius Stinstra, arts te Harlingen en Anna Willems Mouter. Op een of andere manier was de dominee familie van Trijntje Mouter, de vorige eigenaar.

In 1798 was Bouwe Jans nog steeds de gebruiker. De eigendom was voor dat jaar overgegaan van de familie Stinstra naar de vrouw van Sijbe Arjens. Hij noemde zich in 1811 Sijbesma. De vrouw in kwestie heette Neeltje Sijberens Brolsma. Zij zal vanaf nu een grote rol spelen omdat zij van 1800 tot 1840 drie boerderijen op rij bezat: deze die we hier nu bespreken, OBD 85 en OBD 81. We zullen haar in de volgende aflevering van 500 x 52 nader onder de loep houden, maar we moeten hier omwille van de voortgang van het verhaal al het volgende kwijt: Neeltje Sijberens Brolsma trouwde met Sijbe Arjens Sijbesma en zij kregen drie dochters: Jitske, Sijtske en Trijntje. Volgens de ‘liste des habitants de la commune de Vrouwenparochie’ van 1811 kreeg deze boerderij huisnummer 117 en waren Minne Tjepkes Tjepkema (46 jaar) en Pieter Tjepkes Boersma (36 jaar) destijds de hoofdbewoners. Zij stonden te boek als ‘travailleur’, in goed Nederlands werkman en zullen de plaats hebben bemeierd. Hoelang dat heeft geduurd, weten we niet, maar in mei 1820 trouwde Bente Willems Wassenaar met Jitske Sijbes Sijbesma en betrok de boerderij. Zijn schoonmoeder was dus de trotse bezitter van drie boerderijen.

 

De Dageraad

Ofschoon zijn vader Willem Gerrits Wielinga heette, noemde Bente Willems zich in 1811 naar zijn moeder die een Wassenaar was. Hij werd geboren op een boerderij op het oudland, ten oosten van Vrouwbuurtstermolen. Bente Willems Wassenaar trouwde in 1820 dus met dochter nummer een, Jitske Sijbes Sijbesma en zij kwamen hier wonen. De vrouw des huizes stierf hier op 2 november 1828 “nademiddags ten vijf uren in het huis no. 117 te Vrouwenparochie”.

Boer Bente was kerkvoogd maar brak in 1829 met de Nederlands hervormde kerk en was vanaf de oprichting (waarschijnlijk was hij een van de oprichters) lid van De Dageraad. Dit was een vrijdenkersvereniging. Vrijdenkers waren atheïsten en streden tegen bevoogding en dogmatiek. Ze behoorden ook tot de eersten die een vooruitstrevend standpunt innamen over onderwerpen als geboortebeperking, homofilie, crematie en euthanasie. Hun veelomvattend gedachtegoed was gericht op vooruitgang; van Bente Willems Wassenaar is bekend dat hij zich op de Oudebildtdijk van een loopfiets bediende en hij ontwierp als eerste in Friesland (en misschien wel in Nederland) zaaimachines toen de Bilkerts het woord zaaimachine nog niet eens konden spellen. Natuurlijk was hij lid van het leesgenootschap Ledige Uren Nuttig Besteed.

In 1837 werd “namens Neeltje Sijberens Brolsma te Oude Bildtzijl aanbesteed aan den minst eischende: het afbreken van een oude en weer opbouwen van een nieuwe schuur, alsmede een aanmerkelijke vertimmering aan een andere schuur met bijlevering van materialen. Teekening en bestek ter inzage bij Abraham J. Borger, kastelein te Oude Bildtzijl. Inlichtingen bij Bente Willems Wassenaar, op de plaats zelve.” N.B. Die andere schuur is de oostelijker gelegen. Volgende week meer daarover.

De oude boerderij was geen stelp, geen kop-hals-romp en geen winkelhaak. Het was meer een T-balkboerderij. De schuur stond noord-zuid gericht met de schuurdeuren op het zuiden. De noordkant van de schuur grensde aan de wal van de Oudebildtdijkstervaart. In het midden van de oostelijke muur was de toegang tot het woonhuis gesitueerd. Wat er in 1837 werd gebouwd, was van het kop-hals-romp-type. Het lange voorhuis had in het midden een omlijste ingang. Er waren vensters met roedenverdeling. Het is heel goed denkbaar dat de naam Schoonoord destijds in het brein van de vrijdenkende Bente is opgeborreld.

Neeltje Sijberens Brolsma was ondertussen nog eigenaar. Zij overleed in december 1838. De plaats (huis, schuur, erf en 29,071 hectare Oudbildtland – ook ten zuiden van de Middelweg) werd geërfd door de vier kinderen uit Bente Wassenaars eerste huwelijk. Later werd de eigendom hiervan overgebracht bij vader Bente die zelf ook nog land bezat. De plaats behelsde toen ruim 46 hectare.

 

‘Boereboelgoed’

Bente Willems Wassenaar hertrouwde in 1839 met met Menke Goffes Jensma (geboren te Holwerd). Zij was weduwe van Klaas Rienks Rienks. Hij werd nog zeven keer vader. Wassenaar overleed in maart 1888 op de boerderij. In de LC vonden we een advertentie: “Heden avond omstreeks acht uur overleed, na een korte ongesteldheid, zacht en kalm, de heer Bente Willems Wassenaar, in den ouderdom van 92 jaren en ruim 4 maanden. Lieve Vrouwenparochie, 19 maart 1888. M. Wassenaar-Jensma. Mede namens kinderen en behuwdkinderen. Volstrekt eenige algemeene kennisgeving.” Hij werd begraven op de nieuwe begraafplaats te Vrouwenparochie.

Zijn tweede vrouw Menke Goffes Jensma en zoon Jan Bentes Wassenaar bleven hier eerst wonen. Moeder Menke stierf in maart 1893 waarna zoon Jan hier alleen woonde. Ondertussen verscheen de volgende advertentie in de Leeuwarder Courant: “Boereboelgoed bij Oudebildtzijl. De notaris Potter van Loon zal, mede op verzoeke van zijn ambtgenoot Schmidt, op dinsdag den 16 mei 1893, ‘s voormiddags 10 uur precies, ten sterfhuize van de wed. B.W. Wassenaar, op de zathe Schoonoord, aan den Oudenbildtdijk onder Vrouwenparochie nabij Oudebildtzijl, bij boelgoed, à contant, verkoopen een beste boere-inboedel met werktuigen, bestaande in: levende have, als: 6 beste paarden, waaronder 1 voolmerrie en 1 enter; voorts 1 melkrier, 4 weidossen, 4 hokkelingen, een jong kalf, 3 schapen, een lam, 8 kippen met een haan en een hond.

Boerereeuw, als: kapchais, 3 hooiwagens met toebehooren, 3 aardkarren, 7 verschillende ploegen, 2 landrollen, 7 eggen waaronder een beitelegge, 2 zaaimachines, knopbreker, gierbak, slijpsteen, kret met planken, roepelkleed, graanzakken, schaafbank met timmergereedschap, 2 graanwinden, voerkist, bascule, klaverbak, 15 graan- en aardappelzeven, karn, molkenvaten, paardetuig, touwen, persen, troggen, harken, ladders, vorken, grijpen, schuppen, strijkdam, slatroede, kruiwagens, kneppels, klauwen, wannen, jukken, graanmaten, zetstokken, zethekken, kisten, een partijtje nieuw touw; en voorts een partij gedroogd spek, een partij turf en brandhout, benevens takschoven.

Meubelen en huisraad, als: kabinet, secretaire, 3 spiegels, lessenaar, kastje, kleerkast, 3 mahoniehouten en 3 andere tafels, stoelen waaronder 8 met trijpen zittingen, 5 bedden met toebehoren, weerglas, banken, 2 pendules met vazen, theestoven met ketels, vloerkleed, karpetten, loopers enz., stoven, klok, lampen, porcelein, glas- en aardewerk, emmers, tobben, koperwerk en hetgeen meer zal worden aangeboden.

Op de zathe is geen gelegenheid tot stalling en voor de plaatsing van koekdisschen en hakblokken wordt geene vergunning gegeven.”

Zoals gezegd bleef zoon Jan hier eerst nog wonen. Hij werd echter spoedig onder curatele gesteld en verliet de boerderij.

 

De familie Van der Meer

In maart 1894 verhuisde Evert Annes van der Meer van Pietersbierum naar de Oudebildtdijk en kwam hier wonen. Hij werd geboren in 1861 te Marssum en was getrouwd met Cornelia Wiebes Anema (kwam van Achlum). Zij kregen drie kinderen: Anne, Wiebe-Cornelis en Minne. Een voor een: Anne Everts van der Meer huwde Trijntje Johannes Hoogland en vertrok in 1915 naar Tzummarum waar hij landbouwer was; Wiebe-Cornelis Everts van der Meer studeerde te Wageningen voor landbouwkundige en vertrok definitief in 1918 naar Goes en Minne Everts van der Meer volgde zijn vader hier in juli 1919 op. Hij woonde hier eerst met huishoudster Lolkje Bakker (geboren te Longerhouw), maar in september 1921 trouwde hij met Antje Swart. Zij was een dochter van Johannes Swart, de directeur van de zuivelfabriek onder St.-Annaparochie nabij Berlikum.

Nadat vrijdenker Bente Willems Wassenaar overleed, werd Gerrit Arjens Wassenaar, landbouwer te Hantum koper van huis, schuur, tuin, water, erf en bijna 29 hectare Oudbildtland. (We zijn hem in deze serie al vaker tegengekomen als eigenaar van OBD-boerderijen.) Hij betaalde ƒ 40.145,–. Ook werd de Hantumer eigenaar van twee arbeiderswoningen voor ƒ 1.001,–. Een dochter van de eigenaar, Janke Gerrits Wassenaar, erfde de plaats in 1907. Zij was getrouwd met dr. Herman Offerhaus Edozoon. Dit echtpaar woonde achtereenvolgens in Sneek, Zutphen, Scheveningen, Leeuwarden en Groningen. Een zoon uit dit huwelijk, Gerrit Jan Leonard Offerhaus, arts te Haarlem, erfde de plaats. Hij besloot in 1975 tot verkoop over te gaan.

 

Brand en herbouw

Het huwelijk tussen Minne Everts van der Meer en Antje Johannes Swart bleef kinderloos. In 1955 gingen ze van de plaats. Ze werden nu opgevolgd door Piet Arjen van der Meer, een zoon van Anne Everts van der Meer die in 1915 landbouwer te Tzummarum was geworden, en Trijntje Johannes Hoogland. De nieuwe bewoner trouwde met Romkje Oostenbrug (kwam van Tietjerksteradeel). Het echtpaar kreeg twee kinderen: Anne Piet en Hendrik.

Pieter Annes van der Meer kocht in 1975 de plaats die in het Kadaster toen werd omschreven als huis, schuren, erf, gierput en 30,373 hectare Oudbildtland. Vader Van der Meer overleed in 1984 waarna het woonhuis van de kop-hals-romp-boerderij werd verhuurd. Achtereenvolgens waren Arnolda M. Boonstra-Struijs, Jan Willem Verhagen en Cornelis H. Hage de bewoners. Deze laatste heeft er niet lang gewoond. We bladeren in de jaargang 1988 van De Bildtse Post en vinden: “Door nog onbekende oorzaak is vrijdag 4 november, ‘s middags omstreeks 15.00 uur de schuur van de boerderij onder Oudebildtzijl en eigen aan A. van der Meer te St.-Annaparochie in vlammen opgegaan. Alleen het woonhuis bleef behouden. De tussen het woonhuis en de schuur aanwezige brandmuur heeft hier de vlammen lang genoeg tegen gehouden om de brandweer in staat te stellen het huis te bewaren. De schuur brandde evenwel tot aan de grond toe af.”

Het huis werd later afgebroken en daarmee was Schoonoord definitief van de Bildtse kaart geveegd. Eigenaar Anne Piet van der Meer liet hier in 1990 een nieuwe schuur verrijzen. Pas in 1996 werd er een losstaand huis bijgebouwd. Thans bestaat de plaats uit elf hectare Nieuwbildtland.