BILDTSE PLAATSEN – nr 5 – Ouwedyk 1177

Douwe Zwart – Bildtse Post, 2-2-2005

1520-1620

Zoals we afgelopen week hebben gezien, was deze boerderij tot 1566 een met de vorige. Waar huis en schuur oorspronkelijk stonden, valt niet meer na te gaan. Het doet er eigenlijk niet zoveel toe. We weten ondertussen dat de gehele Sijmon Claaszkavel in 1527 gepacht werd door Sem IJsbrants, in 1536 door zijn erven en in 1547 door Sijmon van der Does en IJsbrant Sems. In 1566 vinden we hier en op de plek van OBD 1185 dan Albert Claesz. Voor 1566 ging die plaats in tweeën. We maakten vorige week kennis met Pieter Albertsz, hier nu treffen we Claes Albertsz aan. Hij pachtte net als zijn broer 11 morgen en 572 roede op het toen 61 jaar oude Bildt. Met Pieter pachtte hij ook nog kavel 53 en 52. Al met al kunnen we stellen dat Claes Albertsz ± 45 morgen land had (11 bouw op het Binnen- en ± 34 op het Buitenbildt). Dit alles was in 1574 nog zo.

Zoals we in deze kolommen al vaker hebben geconstateerd, is de onderbreking in de Bildtrekeningen van 1574 tot 1629 moeilijk te overbruggen. Laten we deze keer toch een poging doen. Uit een hypotheekakte blijk dat er in mei 1596 ene Hotze Douwesz was, boer in de Westhoek, die schuld had. Hij was toen getrouwd met Marichie, een dochter van Cornelis Femmes en Aeltie Michielsdr, boer en boerin op OBD 1223 – nu Oosterhof. Uit die akte blijkt dat Marichie eerder gehuwd was aan ene Albart Claesz. Stel nu dat deze Albart Claesz zijn vader Claes Albertsz hier als pachter opvolgde. Zijn weduwe Marichie Cornelisdr (ook wel aangeduid met Marij) bleef er wonen en huwde later Hotze Douwesz die daarna als pachter te boek kwam te staan (ook al was de vrouw eigenlijk pachtrechthoudster, dan nog kwam haar mans naam in de boeken). Voor 1617 was Hotze Douwesz reeds dood en liet zes kinderen na, die nu automatisch eigenaar (van het pachtrecht) werden. Marij Cornelis Femmesdr trouwde ondertussen voor de derde keer. Nu met Sijbrant Dirxz en dit echtpaar beloofde nu aan de zes weeskinderen uit het huwelijk van Hotze Douwesz “te sullen betalen 550 caroligulden voor haer vaders erfenisse en ze tot hun meerderjarigheid zullen onderhouden in cost en kleeding. Joucke Sijbrantsz, coopman te Franequer als bloedverwant en in qualiteit van curator over de 6 weeskinderen staat af tot profijte van Sijbrant en Marijchie de bruijckma van de gehele stede nije ende olde bedijckte Billanden bij Hotze Douwes metterdood ontruimd in voegen die althans bij de egtelieden gebruijckt worden, met d’eijgendom vande huijsinge en schuijre, luttickhuijs, coornbergen en d’halve huisinge staende in Sent Jacobs buijren.” Lang verhaal kort: we krijgen dan het volgende pachtersrijtje: Claes Albertsz, zoon Albert Claesz (eerste man van Marichie Cornelisdr), Hotze Douwesz (tweede man), Sijbrant Dirxz (derde man).

1620-1720

In april 1620 Hebben Arien Gerbrants en Elisabeth Cornelisdr schuld wegens “verschoten geldt tot betalinge van het eerste termijn van onse gecofte stede billants opt Westerbildt.” Kennelijk had dit echtpaar kort daarvoor de plaats overgenomen, want in de Bildtrekeningen van 1629 komen we dit zelfde stel tegen als huurder van deze boerderij. Arien Gerbrants pachtte bijna dertien morgen land. In 1632 is het pachtrecht overgegaan in handen van Cornelis Gerbrants, zeer waarschijnlijk een broer van de overleden Arien.

Cornelis Gerbrants was getrouwd met Maritie Hendriksdr en zij komen voor in het oudste stemkohier met elf morgen binnendijks en zeventien morgen buitendijks land in de meest westelijke kavel. In 1649 verkochten zij de plaats aan Tonis Jansen Roker, wonende in Twisk, met de bepaling dat zij het huurrecht zouden behouden. Vreemdgenoeg vinden we Cornelis en Maritie ook terug in het stemkohier van 1655, terwijl onze Roker te Twisk toch wel degelijk eigenaar was van het pachtrecht en daarmee stemhouder. Hoe het ook zij, Tonis Jan Roker was in 1670 wel stemhouder en in 1698 en 1708 waren dat zijn erven: Claas Maarts en Cornelis Marten Everts. Gebruiker in die jaren was Leenaert Theuwes die die op 3 november 1695 in de kerk van St.-Jacobiparochie was getrouwd met Atje Pieters. In 1728 waren “Lenert Taevis erven” de gebruikers van deze plaats.

Groot Mahu

De boerderij bleef tot 1748 in handen van deze Noord-Hollandse familie; in 1718 Claas Maarts en Cornelis Marten Everts en in 1728 en 1738 Sijmon Maarts en Jan Fransen Bregger.

Volgens de Statenkaart van 1735 behoorde er bij deze boerderij toen elf morgen Oudbildtland en een “quota polle”. Tot 1728 was Lenert Taevis de gebruiker, daarna zijn zoon, Taevis Lenerts. Voor 1748 veranderde er het een en ander. Claas Reinders Mahui, koopman te Harlingen, kocht de plaats: 11 morgen Oudbildtland en ook nog bijna 39 morgen in kavel 53. Dat Nieuwbildtland was dus eigen land, daar de Staten van Friesland dat in 1638 al hadden verkocht. De gebruiker van de plaats was Ouwe Gerrits.

In 1752, het jaar dat de Staten van Friesland ook het Oud Bildt in de verkoop gooiden, kocht Feddrik Aijses Mahui te Harlingen de resterende elf morgen Oudbildtland plus nog een boerderij onder St.-Annaparochie (Haanburg, OBD 331). Deze Feddrik was een zoon van Aiso Ariaens Mahiu (of Mahui of Mahu) en Meintje Feddriks en moet op een of andere manier familie zijn van Claas Reinders Mahui want de achternaam is exclusief. In de trouwboeken van de Friese kerken komt de naam door de eeuwen heen slechts vijf keer voor, drie keer in die van Harlingen en wel als Mahiu en Mahieuw (wat – denken wij – nog het dichtst bij de juiste uitspraak komt). In 1673 trouwde de soldaat François Mahuy te Leeuwarden en nog eerder, in 1641, stapte ene Joannes Mahuies in het huwelijksbootje, ook te Leeuwarden. Deze Mahuies was overigens afkomstig van Middelburg.

De erven van de rijke koopman Feddrik Aijses Mahiu (dat waren de kinderen van neef Feddrik Tjerks Nieuwenhuis) verkochten rond 1755 deze plaats die, ondanks dat hij maar even in het bezit is geweest van de familie Mahiu, daarna al gauw de naam Groot Mahu droeg.

Waarom ‘Groot’? De plaats bestond uit ongeveer 65 morgen land en dat was niet niks. De kwalificatie ‘Groot’ treffen we vaker aan bij topografische namen: Groot Terhorne, Groot Lankum, Groot Brittanië… en Groot Mahu. Het mag met recht een grote plaats worden genoemd en bovendien is het een wonderlijke naam die nooit verloren mag gaan.

Buikstra’s

Sijbrand Pieters Feitama kocht deze plaats uit naam van zijn kinderen die hij had bij Martjen Jelles Nauta, van de kinderen van Feddrik Tjerks Nieuwenhuis. Feitama was geldschieter, koopman en plateelbakker te Harlingen. Hij trouwde als weduwnaar van Nienke Willems Mouter in oktober 1753 voor het gerecht met Martjen Jeltes Nauta. Hendrik Jeltes (een mogelijke broer van Martjen) was in 1758 de huurder, in 1778 nog, en in 1788 zijn weduwe Jannigje Pijbes. Ook zij huurden bij de elf morgen die bij de schuur lag, Nieuwbildtland, in totaal bijna 54 morgen. Een dochter uit het eerste huwelijk van Sijbrand Pieters, Baukje Feitama erfde de plaats. Zij was in 1764 voor het gerecht te Harlingen getrouwd met Feddrik Fontein van Andla (kwam van Ried). De Feitama’s waren doopsgezind en doopsgezinden trouwden niet in de Nederlands hervormde kerk, maar voor het nedergerecht, het grietenij- of stadsbestuur. Dr. Feddrik Fontein, arts te Harlingen, overleed weldra en toen trouwde Baukje in juni 1770 met Schelte Andries Wijbenga en zo vinden we hem uit naam van zijn vrouw als eigenaar terug in de bronnen tot en met 1800. In 1798 was Stendert Hendriks huurder. Hij was een zoon van Hendrik Jeltes en Jannigje Pijbes, de vorige huurders, en getrouwd met Doutje Martens Kramer. Hij kocht de plaats in 1801. We hebben een koopbrief gevonden: “Sibrant Hingst, Jan Hannema en dr. H.J. Westra alle wonende te Harlingen verklaren in qualiteit als administratoren over de boedel en nalatenschap van wijlen Baukje Feijtama, laatst weduwe van wijlen Schelte Wijbenga uit de hand verkogt en in waren eigendom overgedragen te hebben aan Stendert Hendriks en Doutje Martens, echtelieden, huislieden onder St. Jacobi Parochie, zekere zathe en landen met deszelve huis, schuire, hovinge, bomen en plantagie cum annexis, staande en gelegen aan de zuidzijde van de Oude Dijk onder St. Jacobi Parochie, groot naar naam en faam, na aftrek van de aan copers zelve verkogte stukken, vijf en veertig morgens en tien roeden lands (…) 35½ morgen op het nieuwe Bildt en 9½ morgen en 10 roeden op het oude Bildt leggende, wordende thans bij de echtelieden kopers gebruikt, begerechtigd met een vrije opvaart (…), van ouds genaamd Mahu (…), aldus verkogt in ‘t geheel voor zeven en twintig duisent en tien caroligulden van 20 stuivers ieder (…)”

In 1811 nam Stendert Hendriks de familienaam Buikstra aan. Volgens de huisnummergids van 1811 was de boerderij met huisnummer 129 niet bewoond en dat kan kloppen; moeder Doutje overleed in het kraambed in mei 1810 en vader Stendert in februari 1811. Waar de wezen werden ondergebracht, blijft onbekend.

Verkopingen

Maar die wezen waren wel eigenaar. Op 4 oktober 1826 werd Groot Mahu finaal verkocht. Uit de akten van de St.-Annabuurtster notaris Jan Everhardus van Loon leren we: “Hendrik Willems Koning te St. Jacobi Parochie als gevolmagtigde van Hendrik Stenderts Buikstra aldaar cum soeiis, verkoper, en Antoon van Assen te Leeuwarden in kwaliteit voor Cornelis Jorrits Posthumus te Ferwerd, koper, van een zathe en landen Mahu no. 129, groot 41 bunders en ruim 33 roeden onder St. Jacobi Parochie.” De koopsom bedroeg ƒ 15.345,=.

In 1827 kwam het gezin van eigenaar Kornelis Jorrits Posthumus hier wonen. Hij was in 1816 op 35-jarige leeftijd te Ferwerd getrouwd met de zestien jaar jongere Dieuwke Rienks van der Leij. Posthumus hield hier reeds in augustus 1834 boelgoed van boerengereedschap, zeven paarden, zeven koeien et cetera. Het gezin verhuisde toen weer naar Ferwerderadeel. Volgens advertenties in de LC van 24 juni en 8 en 15 juli 1834 verkochten de notarissen Jan Albarda Horatiuszoon te Leeuwarden en Oebele Braunius Oeberius te St.-Annaparochie in de herberg van L.M. Kramer te St.-Jacobiparochie “een vruchtbare zathe en landen vanouds genaamd Mahu, met huis en schuur gequoteerd no. 129, met hornleger, hovinge etc, groot 41-33-66 bunder, waaronder ongeveer 6 bunder weiland, gelegen aan de Oude Bildtdijk op het Oud en Nieuw Bildt o/d St. Jacobi-parochie, geheel vrij van reed en drift, van voet- en gangpaden, met daarbij behorende watermolen c.a. bij den eigenaar Kornelis Jorrits Posthumus bewoond en in gebruik. Te aanvaarden 12 mei 1835, de landen na ‘t rispen der vrucht 1834.”

Voor ƒ 22.850,00 werd Jan Albarda Horatiuszoon eigenaar die de plaats meteen onderhands doorverkocht aan Jan Valckenier, koopman te Amsterdam. Ook werd er “eenige op steel staande granen” verkocht voor ƒ 2.299,00. Koopman Valckenier bood per direct de zathe te huur aan. Huurder werd Pieter Pieters Koning, gehuwd aan Tjerkje Hendriks Koning. Zij kwamen trouwens in een gespreid bed want in 1835 werd het huis danig opgeknapt en de schuur afgebroken en geheel nieuw gebouwd. P.P. Koning stierf hier in december 1836. Hij was nog maar 41 jaar. De weduwe ging en landbouwer Dirk Klazes Meekma kwam, als pachter. Hij betaalde voor 41,216 hectare land plus huis en schuur ƒ 1.563,75 pacht per jaar. In 1839 verkocht Jan Valckenier de plaats aan Age Tjepke Ruurd Sixma baron van Heemstra, grietman wonende te Pietersbierum. De baron legde ƒ 22.725,00 op het kleedje.

Dirk Klazes Meekma was geboren in 1813 te Ferwerd. Hij kwam met zijn vrouw Sjoeke Hendriks de Walle en een kind op 12 mei 1838 van Ferwerd naar hier, waar nog drie kinderen werden geboren. De schuur gaf in 1852 ruimte aan negen runderen met een getaxeerde waarde van ƒ 710,=. Een jaar later stonden er 13 runderen op stal. Boer Meekma stierf op Groot Mahu op 1 februari 1854, ‘s middags twaalf uur. Moeder Sjoeke bleef met haar kinderen Sijtske en Jacob tot 1866 op de boerderij wonen. Zoon Jacob zou tenslotte in 1869 zijn heil in Noord-Amerika zoeken.

“Eijerzoeken verboden”

In maart 1866 betrok Willem Johannes Swart de boerderij. Hij kwam van Minnertsga, maar was in maart 1839 geboren in Klooster Anjum (destijds nog een dorp, nu Berlikum). Hij was getrouwd met Lijsbeth Jans Haima, geboren in 1839 te Minnertsga. Dit echtpaar bleef kinderloos. Wel woonde er een nicht, IJtske Jans Haima, en een dienstmeid bij in. Genoemde Willem was een broer van Dirk Johannes Swart die in 1876 kwam te wonen op Haanburg, Oudebildtdijk 331 (daar eind augustus dit jaar meer over).

In de Bildtsche Courant van 20 maart 1879 adverteerde landbouwer en kerkvoogd Willem Johannes Swart het volgende: “Het eijerzoeken wordt op de landen der zathe Groot Mahu verboden; – zullende bij overtreding, de rechten hierop ten strengste worden gehandhaafd. St. Jacobi Par. Westhoek; W.J. Swart.” Het was de eerste keer dat er een dergelijke advertentie in het Bildtse nieuwsblad verscheen.

In 1875 was door boedelscheiding deze boerderij toegewezen aan jonkvrouw Pompeja Anna Fredrika Sixma barones van Heemstra. Zij woonde te Groningen. Er behoorden toen ook twee arbeiderswoningen bij. In 1900 deed zij de boerderij van de hand. Koper werd Roelof Roelofs Schuiling, landbouwer te Minnertsga (op Groot Lammema) en getrouwd met Luwina Piers Hoogland. Schuiling betaalde ƒ 49.451,00. Na het overlijden van de vader in 1908, erfde dochter Sietske Roelofs Schuiling deze plaats, die in 1910 trouwde met Sake van der Meer. Zij overleed op zeer jonge leeftijd. Eigenaar werd in 1911 Sake van der Meer en in 1928 Sake van der Meer en mede-eigenaars (twee dochters uit het tweede huwelijk). Van der Meer overleed in 1964 waarna dochter Antje deze boerderij erfde.

Het pachtcontract van Swart liep af en hij hield hier op 21 maart 1901 een groot boerenboelgoed. (Vanwege de ruimte gaan we nu niet in op dit boelgoed, maar we komen er in aflevering 8 op terug.) Nu kwam Wadze Piers Hoogland op deze plaats, een zwager van de eigenaar. Hij was geboren in 1851 te St.-Jacobiparochie en verhuisde in 1900 met vrouw Aafke Taekeles Swart en acht kinderen van De Mars, de boerderij ten zuidwesten van St.-Jacob, naar hier. “Van de hel in de hemel,” zo wordt binnen de familie Hoogland nog altijd gebezigd. Had Wadze Piers Hoogland hier twintig jaar eerder gewoond, dan had hij buurman van zijn broer Frans geweest. Hoogland senior werd in mei 1922 opgevolgd door zoon Johannes Wadzes Hoogland die hier woonde met zijn vrouw Sietske de Groot. Johannes Wadzes overleed reeds in december 1946. De weduwe bleef hier tot in 1956 wonen met haar twee zonen Hans en Wadze. Na 1956 woonden de beide broers hier, van wie Wadze Hoogland na 1961 hoofdbewoner werd. Hij kocht in 1977 de plaats van Antje van der Meer, een van de twee dochters van Sake van der Meer. In augustus 1989 verliet het echtpaar Hoogland de plaats en werden zoon Johannes Wadze Hoogland en echtgenote Alice Hiemstra hun opvolgers.

De plaats Groot Mahu bestaat anno 2005 uit 23 hectare Oud- en 47 hectare Nieuwbildtland.