Douwe Zwart – Bildtse Post, 2-3-2005
Een vermogende vrouw
Ook de nu volgende boerderij stond eertijds in de Dirck van Wijngaerdenkavel. In 1527 was Aenwout Doenssen hier pachter van 14 morgen en 423 roede. Hij was schout (plaatsvervangend grietman, zeg maar loco-burgemeester) van het Bildt. Voor 1536 ging deze plaats door vererving in tweeën, maar niets wijst erop dat er een tweede boerderij werd gebouwd. Albert Claesz pachtte in 1536 7 morgen en 487 roede Oudbildtland en de gehele 49ste kavel op het destijds nog onbedijkte Nieuw Bildt (ten noorden van OBD 1088, nu Thijs Houtsma).
In 1554 verwierf Albert Claesz het pachtrecht van de meest westelijke kavel op het destijds nog onbedijkte Bildt en hij kocht ook nog het pachtrecht van 5 morgen land van de weduwe Frerick Maertsz. In 1566 vinden we Cornelis Albertsz op deze boerderij. Hij was zeer vermoedelijk een zoon van Albert Claesz. Op de kaart van 1570 treffen we Peter Stansz aan en dat kan kloppen want in de Bildtrekeningen van 1574 komt hij voor als pachter van 12 morgen en 487 roede Oudbildtland. Peter Stansz was getrouwd met Neeltie Adriaens. Zij was een dochter van Emmerentia Bonteman, en weduwe van Cornelis Fransz van der Meij, boer op Veldzorg (nu Middelweg oost 116, A.W. Anema). Waarschijnlijk – en meer ook niet – was Neeltgen Daemsdr in 1593 de pachter. Zij was, naar we veronderstellen, een dochter van Damus Fransz van der Meij en Aechie Hendricxdr, Bilkerts van geboorte maar echtelieden te Berlikum (Cornelis en Damus waren broers). Neeltgen Daemsdr trouwde tweemaal en wel met Harrent Cornelisz en Funger Jelgersz (in die volgorde). Zij was een vermogende vrouw.
Rond 1606 was Willem Stevensz hier pachter. Deze Willem was een zoon van Steven Claesz die een zoon was van Claes Willemsz die zich met zijn broers Steven, Barthout en Cornelis, allen van Sassenheim en stamvaders van de Wassenaars, na de bedijking hier op het Bildt vestigden. Hij trouwde eerst met Jannetie Harrentsdr en later met Houckie Jacob Jan Fincksdr. Als Jannetie een dochter was van de eerste man van Neeltgen Daemsdr, dan hebben we het gat tussen 1574 en 1629 geslecht. In de hypotheekboeken kwamen we gelukkigerwijs een overdracht tegen: “4 Maij 1610 – Willem Stevensz en Houckije Jacobsdr egtelieden onder Jacobs gebuijrte hebben bij consent vande Rentmeester overgedragen aen Adriaen Jacobsz en Trijntie Dirxdr egtelieden te Jacobs gebuijrte gesterkt met Jacob Stevensz de voormelde Adriaens vader, sampt Gerbrandt Toenis als oom van Trijntie voornoemd, de bruijckwaere van onse gebruickende stede Billandt soo nieu als oud, te samen groot ± 70 morgen, huis en schuir inbegrepen, ieder morgen voor 406 caroligulden. Dadelijk te aanvaarden.”
Willem Stevensz, die naar Franeker vertrok, was dus een oom van nieuwe pachter Adriaen Jacobsz. Deze Adriaen was een zoon van boer Jacob Stevensz en Corsie Arriensdr Scheijff die ook aan de Oudebildtdijk woonden (OBD 749, nu P. Hoekstra). Adriaen Jacobsz trouwde in 1610 met Trijntje Dircks, een dochter van de zeer vermogende koopman Dirck Boijens. Volgens de Bildtrekeningen van 1629 pachtte hij ruim 29 morgen Oudbildtland plus de gehele 50ste kavel, groot 25¼ morgen. Verder pachtte hij ook nog de helft van kavel 49 wat neerkomt op zo’n 16 morgen. Nazaten van hem noemden zich Rozendal.
De Staten verkopen
De Staten van Friesland zaten altijd om geld te springen. Een oorlog hier, een oorlog daar, de bodem van de schatkist was slechts bedekt met een dun laagje goudguldens. Daarom verkochten de Staten in 1638 het Nieuw Bildt. Alle kavels, van 1 tot en met 53, van Oudebildtzijl tot Westhoek werden te gelde gemaakt. Het Nieuwbildtland (1.757 morgen en 415 roede) bracht 541.952 caroligulden, 18 stuivers en 11 penningen in het laadje. Het merendeel van de kopers woonde niet op het Bildt en sommigen waren van adel. Jonkheren, schepenen, ritmeesters… illustere namen komen we tegen. Nu waren er veel boeren op het Oud Bildt aan de Oudebildtdijk die land op het Nieuw Bildt gebruikten. Verkocht nu zo’n boer zijn bedrijf, dan moesten de Staten de getaxeerde waarde van de gebouwen (huis en schuur) aan de afgaande pachter betalen. Immers, zo’n boer was dan maar pachter van het Oudbildtland, maar hij was wel eigenaar van de gebouwen. En de Staten wilden geen gedoe en gedonder met taxaties en onderhoud van onbewoonde boerderijen, dus kregen alle pachters van het Nieuwbildtland de kans om hun “old gepagte Billanden” te kopen. Zestien deden dat. Onder St.-Anna- en Vrouwenparochie werden elk zes plaatsen verkocht, onder St.-Jacobiparochie slechts vier, waaronder deze die we nu bespreken. Koper in 1638 van 29 morgen en 78 roede was de reeds genoemde Arjen (of Adriaen) Jacobs. Hij betaalde 9.889 caroligulden (de huur was trouwens ruim 247 caroligulden per jaar). Hier dienen wij nog op te merken dat Arjen Jacobs niet het Nieuwbildtland kocht dat hij voordien pachtte. Koper van kavel 49 was Jacob Jansen Losen en de kopers van kavel 50 waren Philips van Boshuizen en Anthoni Kurt. Op kavel 49 verrees spoedig een boerderij (OBD 1088, nu Houtsma). Kavel 50 zal nog wel door Arjen Jacobs gebruikt zijn. Hij betaalde nu niet langer pacht aan de Staten, maar voortaan aan de nieuwe eigenaars. Wel kocht Arjen Jacobs met Jan Daems en Gerrit Harmens kavel 53, het meest westelijke Nieuwbildtland, groot 47 morgen en 226 roede. In de stemkohieren van eigen plaatsen van 1640 en 1655 komen we Trijntje Dircks, de weduwe Arjen Jacobs tegen. Zij pachtte 29 morgen Oud- en 25 morgen Nieuwbildtland (kavel 53). In 1669 kocht Abe Lourens dit alles. Kennelijk liet hij de schuur (en wellicht ook het huis) afbreken en opnieuw opbouwen, omdat hij een nog al forse schuld had bij Claas Freerx Braam “holtcoper binnen de stadt Harlingen” wegens geleverd hout.
“Anno 1690 afgebrant”
Abe Lourens werd in 1613 te St.-Jacob geboren en was de eerste nazaat van Willem Stevens die zich op het Bildt Wassenaar noemde, alhoewel die achternaam niet altijd en overal werd gebruikt. Op een rode granieten grafzerk op de begraafplaats ten westen van de kerk in St.-Jacobiparochie prijkten ooit de woorden en cijfers “Ao [=anno] 1678 den 19 Desember is in den Heere gerust den eersaamen Abe Laurens out int 66 ste jaar ende leit hier begraven.”
Abe Lourens was rond 1650 grootschipper te Harlingen en trouwde in 1658 met Maartie Stevens die in 1682 als weduwe hertrouwde. De erven waren zijn acht kinderen. Doordat deze plaats nu geen gepachte maar een eigen plaats was, werd de verkoop ervan geproclameerd. Op de stoep van het rechthuis te St.-Annaparochie (nu Van Harenstraat 16) en in de kerken werd de verkoop drie keer geproclameerd. Daarom vinden we in de proclamatieboeken het volgende: “Over ‘t gerecht en over de kercke, den 9 Maart 1696: Henrick Willems voor twee dardeparten & Jan Willems voor een dardepart begeren boode en consent op de coop van de grond en eigendom van een voortreffelijcke sathe Lands bestaande in negen en twintigh morgen & 78 roeden eigen old Billand dog ‘t einde mate ‘t einde gelt, sijnde de groote huisinge & schuire ao 1690 afgebrant, sullende echter ‘t geene daar van noch staat & overgeblevene is & door de vercopers opgebouwt is, sampt hovinge, boomen & plantagie cum annexis in de coop der landen versmelten, des …ese…eren de vercopers de brouwketel in ‘t Luttichhuijs staande mitsgaders de Landscost…e van de wintervruchten op dese landen uitgezaeid, staande en gelegen op ‘t noordwest van Jacobi Parochie hebbende de wedue van de bijsitter Claas Aarts ten oosten, Freerk & Jan Willems ten westen, de rijdwegh ten zuiden & de olde dijk ten noorden mette gerechtigheit van een stem, vrij van huirjaren samt reed en drifte dog ijder morgen belast met een floreen & met gemeentsomslagen als andere olde Bildt landen, voorts met actien, servituten & geregtigheden daar toe en aanbehorende, alsoo gecoft van Abe Lourrens erven ijder morgen voor vijff hondert caroligulden te betalen op drie gelijke terminen des maij 1696 1697 & 1698 telkens des darde part vrijgelt (…)”
De gebroeders Henrick en Jan Willems lieten de afgebrande boerderij opknappen en er in 1699 nog een nieuwe bij bouwen. Jan Willems kwam op de boerderij die we hier behandelen en broer Henrick Willems kwam hiernaast te wonen (OBD 1115, volgende week meer daarover). Ook de landerijen werden verdeeld: Jan Willems kreeg eenderde (9 morgen en 427 roede) en zijn broer tweederde van het land. Ook het stemrecht dat op de oorspronkelijke, in 1638 door de Staten verkochte, eigen plaats rustte, ging in tweeën: Jan had 1/3 stem en Henrick 2/3! Tot in het laatste stemregister van 1788 bleef deze gedeelde stem gehandhaafd.
Jan Willems was een zoon van Willem Jan Daems en Cunira Jans Tzietsa en geboren in 1657 te St.-Jacobiparochie. Hij had een bijbaantje als bijzitter in het Nedergerecht (zeg maar een soort van wethouder) en trouwde op 6 maart 1681 in de kerk van St.-Jacob met Aefie Claes Aertsdr. Jan Willems was ook eigenaar van een boerderij op het Nieuw Bildt (tegenover OBD 1127 – bestaat niet meer) met 30 morgen waarop een zetboer woonde en nog 30 morgen los land die hij zelf gebruikte. Voor 1728 is hij gestorven want toen waren zijn weduwe en zoon eigenaar. In 1737 waren moeder en zoon nog eigenaar. De ruim 9 morgen Oudbildtland bestond in 1737 uit 1 morgen, 400 roede “greide”, de rest was “boulant”.
Patriot
In 1748 waren de kinderen van Cornelis Jacobs Kuiken eigenaar van deze plaats plus nog bijna 11 morgen Nieuwbildtland in kavel 52. We mogen aannemen dat genoemde Kuiken na zijn huwelijk op 30 januari 1735 met Grietje Johannes Kuijck, hier op de boerderij kwam wonen. Hoe de overdracht van Jan Willems naar Cornelis Jacobs Kuiken is geschied, blijft tot nog toe onbekend. Kennelijk via vererving want er is geen proclamatie te vinden en we weten dat beide opeenvolgende eigenaren familie waren: Grietje Johannes Kuijck haar moeder (Hendrikje) was een dochter van Freerck Willems en Arjaantie Barthouts en genoemde Freerck was een broer van de voor 1728 gestorven eigenaar Jan Willems.
Cornelis Jacobs Kuiken en zijn vrouw kregen vijf kinderen waaronder Dirk, geboren rond 1740. In 1768 was deze Dirk Cornelis Kuiken eigenaar en volgens de stem- en floreenkohieren van 1778, 1788 en 1798 veranderde hier niets aan. Dirck Cornelis Kuiken trouwde in 1767 met Maartje Pijbes en in 1783 met Loilkje Pieters Boonstra en hij werd vader van zeven kinderen (waaronder ten minste twee zonen). Dirk Cornelis Kuiken was een vurig patriot, een aanhanger van de Fransen. Hij was na de ineenstorting van de Republiek der Vereenigde Nederlanden lid van het Revolutionair Comité en trad op als “Representant des Frieschen Volks”. Verder was hij afgevaardigde naar de Nationale Vergadering in Den Haag. Het gedreven baasje overleed in maart 1811. In het Fries Museum te Leeuwarden is een portret van hem aanwezig.
Met de invoering van de huisnummers werd deze boerderij opgezadeld met nr. 125 en daar woonden volgens de ‘liste des habitants de la commune St. Jacobi Parochie’ in 1811 twee hoofdbewoners: “paysan Cornelis Dirks Kuiken et travailleur Pieter Dirks Kuiken.” Dat waren zonen van wijlen Dirck Cornelis Kuiken. Vrouwen deden er toen niet toe en werden in zulke lijsten niet genoemd, maar eigenlijk was moeder Loilkje (of Luikjen) Pieters Boonstra hoofdbewoonster en zij bleef dat totdat zij, “oud drie en zeventig jaren, boerinne te Sint Jacobi Parochie, weduwe van Dirk Cornelis Kuiken, dochter van Pieter Gerrits Boonstra en van Trijntje Abrahams, overleden, op den negen en twintigste der maand Januarij des voormiddags ten zes ure, in het huis no. 125 te Sint Jacobi Parochie” haar laatste adem uitblies.
Moeras en lijnebaan
Zoon Pieter Dirks Kuiken trouwde in mei 1812 met Neeltje Reins Kuiken die in 1825 in de gemeente Barradeel overleed. We mogen veronderstellen dat de jonggehuwden reeds in 1812 zijn verhuisd. Zoon Cornelis Dirks Kuiken, reeds 38 jaar, trouwde in juli 1822 met Grietje Aukes Kok en overleed in maart 1827. Hij was toen landbouwer en woonde op de westelijkste boerderij aan de Westerweg (nu Polstra, Westerweg 19). Hun moeder Loilkje Pieters Boonstra stond in 1837 nog als boerin te boek, dus weten we dat zij de boerderij die we hier behandelen, tot aan haar dood heeft bestierd.
In 1837 werd deze plaats in gedeelten verkocht. In de LC werd hij omschreven als: “zathe en landen met huis en schuur no. 125, stookhuis en wagenhuis, hornleger, hovinge etc., groot 40,41 bunder waarvan 5,83 bunder greidland en de rest bouwland.” Een van de kopers halen we eruit: Taetske Cats, de weduwe van Klaas Medendorp en hier in deze kolommen geen onbekende meer. Zij kocht ruim tien bunder met huis en erf. In april 1838 hielden de gezamelijke erfgenamen van de weduwe Dirck Cornelis Kuiken boerenboelgoed van vee, boerengereedschap en huisraad. Nieuwe bewoner van de winkelhaakboerderij, en huurder ditmaal, werd Auke Ruurds Donia. Hij was getrouwd met Sijbrigje Klazes Oostringa. Zij overleed hier op 12 oktober 1842, ‘s middags 12 uur. Auke Ruurds Donia verliet in 1845 de boerderij.
Een curieus feit uit de kadastrale leggers halen we even naar voren: ten tijde dat Taetske Cats eigenaar was van deze plaats, werd een perceel Nieuwbildtland omschreven als moeras! En tijdens de verkoop van de bezittingen van de weduwe Kuiken duikt een bijzondere naam van een perceel Nieuwbildtland op: de lijnebaan.
De familie Jensma
Nieuwe huurder werd Teunis Goffes Jensma, geboren in 1817 te Hallum. Hij trouwde in West-Dongeradeel met Trijntje Watzes Bierma (geboren te Holwerd) en zij kwamen hier op 12 mei 1845 wonen. We vinden hem terug in een advertentie in de LC van 10 december 1851: “(…) wordt aanbesteed de vertimmering en vergroting van een schuur en woonhuizinge onder St. Jacobi-Parochie bij Teunis Goffes Jensma in gebruik.”
Mevrouw Cats overleed en Anna Augusta van Boelens erfde en via haar erven kwam de plaats in bezit van Jan Hendrik van Boelens en na hem werd Reinoudine Christine van Haersma de With te Maarsseveen eigenaar. (Zie voor een uitvoeriger beschrijving van de erven van Taetkse Cats aflevering 3 van 500 x 52).
In 1878 was er sprake van een verbouwing en het perceel waar de winkelhaakboerderij stond, werd toen omschreven als huis, schuur, erf en tuin en water. In 1890 werd bij boedelscheiding de plaats toegewezen aan jonkheer mr. Daniël de Blocq van Haersma de With.
Teunis Goffes Jensma had een gemengd bedrijf. Hij bezat in 1853 zeventien runderen die een getaxeerde waarde vertegenwoordigden van ƒ 1.175,00. Teunis Jensma overleed in 1858. De weduwe Trijntje Bierma bleef er wonen en hertrouwde in 1865 met Dirk Jans van der Leij. Vanaf toen woonden de kinderen van Van der Leij er bij in. Later trouwde vrouws dochter Trijntje met mans zoon Jan. Tja… bij het schaken geldt ook de regel: aanraken is zetten.
Zoon Watze Teunis Jensma trouwde met Geertje Siedzes Miedema en zij waren de volgende bewoners en bovendien eigenaars want in 1904 kocht Watze Teunis Jensma de plaats van de bovengenoemde jonkheer. Jensma bezat in 1912 54,131 hectare Oud- en Nieuwbildtland (ook ten zuiden van de Middelweg). Dit gezin verhuisde op 12 mei 1910. Zoon Goffe Watzes Jensma trouwde twee dagen eerder met Aukje Andries Osinga (kwam van Menaldum) en nam de plaats over. Zij kregen vijf kinderen (Aaltje, Watze, Andries, Sieds en Anna Geertje) van wie Andries Jensma (gehuwd met Gelbrigje Tuinstra) de plaats in februari 1949 overnam van zijn vader. In december 1988 nam Gerlof Goffe Jensma de plaats van zíjn vader over, zoals voor hem drie generaties op rij ook al hadden gedaan.